Als de Tilburgse hoogleraar Frissen stelt de overtuiging te zijn toegedaan
'dat politiek en samenleving [niet] een een-op-een afspiegeling van elkaar moeten zijn. De representatie zoals die georganiseerd is moet wel als een zinvolle representatie worden ervaren', dan is de vraag wat democraten hier tegenover kunnen stellen.
C. Wright Mills stelt dit: 'Seldom aware of the intricate connection between the patterns of their own lives and the course of world history, ordinary men do not usually know what this connection means for the kinds of men they are becoming and for the kinds of history-making in which they might take part. They do not possess the quality of mind essential to grasp the interplay of man and society, of biography and history, of self and world. They cannot cope with their personal troubles in such ways as to control the structural transformations that usually lie behind them… What they need… is a quality of mind that will help them to use information and to develop reason in order to achieve lucid summations of what is going on in the world and of what may be happening within themselves.'
Het probleem is, in de woorden van de Britse auteur John Berger, dat 'als gevolg van de grootscheepse culturele deprivatie... er grote delen van de… arbeiders en middenklasse bestaan die zich niet helder kunnen uitdrukken. De middelen om datgene wat ze weten te vertalen in gedachten is hen ontnomen… Ze bezitten geen voorbeelden die ze kunnen volgen, waarbij woorden ervaringen duidelijk maken.’
In Ways of Seeing schrijft hij: 'The art of the past no longer exists as it once did. Its authority is lost. In its place there is a language of images. What matters now is who uses that language for what purpose.' Door wie wordt de massa der mensen bestookt met beelden en woorden? Berger: 'the dealers of the Free Market and their corollary, the Mafia... they now have the world in their pocket. They have. But to maintain their confidence they have to change the meaning of all the words used in languages to explain or praise or give value to life: every word, according to them now, is the servant of profit. And so they have become dumb. Or, rather, they can no longer speak any truth. Their language is too withered for that. As a consequence they have also lost the faculty of memory. A loss which one day will be fatal.'
Wat heeft dit allemaal met professor Frissen's gedachtewereld te maken? Wel, de Tilburgse hoogleraar brengt een veel complexer en dieper cultureel probleem terug tot een simpel bestuursvraagstuk, waarbij de 'democratie' gered wordt als de politici er maar voor zorgen dat de kiezers de indruk hebben dat er sprake is van een 'zinvolle representatie.' Zodra de kiezers de schijn als werkelijkheid 'ervaren' is er geen sprake meer van een legitimiteitscrisis van het soort 'democratie' dat hij voor ogen heeft. Paul Frissen heeft nog gelijk ook, behalve dan dat zijn 'democratie' geen democratie is. Tenminste niet in de betekenis die zinvol is, niet in de betekenis zoals die door de opiniemakers verkocht wordt, dus niet in de betekenis zoals C. Wright Mills die verwoordt: 'in essence democracy implies that those vitally affected by any decision men make have an effective voice in that decision.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten