Inleiding van het boek The American Beast, van de Amerikaanse historica Jill Lepore, dat in 2024 ook in het Nederlands is verschenen.
‘Het wordt dit jaar stemmen of schieten.’ Malcolm X, 1964. In de inleiding stelt zij:
‘Wat als het probleem van de Verenigde Staten in de eenentwintigste eeuw niet het verval van de democratie is maar het hardnekkig voortbestaan van geweld? De twee zijn nauwelijks van elkaar te scheiden — het recht van de sterkste verdringt het recht van de wet — maar Amerikaanse politici spreken zich van oudsher, vooral in verkiezingstijd, met graagte en met veel misbaar uit tegen aanvallen op de democratie, terwijl ze niet meer dan vagelijk en vruchteloos tobben over het geweld in de samenleving, over massale schietpartijen en politiegeweld, over binnenlands terrorisme en wapenbezit onder burgers, over moord en oproer. Komt er in de geschiedenis een moment waarop een natie die is gegrondvest op het recht op revolutie simpelweg uit de koers raakt en afglijdt in chaos, in een eindeloos gevecht om het recht om te vechten?
“Democratie is nooit blijvend,” schreef de heetgebakerde John Adams eens (tweede president van de VS. svh.). “Het duurt niet lang voor ze zich verkwanselt, uitput en zichzelf vermoordt.” Adams was bijna tachtig jaar oud toen hij dat schreef — hij had zelf niet lang meer te gaan — en ik had die opmerking altijd afgedaan als het recalcitrante gemopper van een gefrustreerde oude man die met zijn vuist schudde naar de jongere generatie, n. Maar de laatste tijd laten zijn woorden me niet meer los. ‘Er is nog nooit een democratie geweest die geen zelfmoord heeft gepleegd,’ ging Adams verder, en hij voorspelde op grond van zijn lezing van de geschiedenis dat de democratie een gewelddadige dood zou sterven. Als een democratie zich begint te verkwanselen, uit te putten en zich te vermoorden, wat zouden daarvan dan de voortekenen zijn? Wie zou zo’n schijnbaar onvermijdelijke zelfmoord kunnen voorkomen, en hoe? Wie kan het corrumperen van de macht tegenhouden? “Individuen hebben zichzelf overwonnen, naties en grote groepen mensen nooit,” aldus Adams. Net als elk individu dat zichzelf niet in de hand heeft, zou elke democratie volgens hem vervallen tot “bedrog, geweld en wreedheid.” Welke kracht, welk tegenwicht kan als rem daarop fungeren?
Hoewel ik het me destijds niet echt realiseerde, waren het deze vragen die ik in mijn achterhoofd had bij het schrijven van een serie essays voor The New Yorker gedurende tien tumultueuze jaren in de Amerikaanse geschiedenis, van de moord op Trayvon Martin en de opkomst van de Black Lives Matter-beweging in 2012 tot het rapport van de Congrescommissie over de bewapende bezetting van het Capitool in 2022.
Ter verduidelijking:
‘Trayvon Benjamin Martin (5 februari 1995 – 26 februari 2012) was een 17-jarige Afro-Amerikaan uit Miami Gardens, Florida, die werd doodgeschoten in Sanford, Florida, door George Zimmerman, een 28-jarige Spaans-Amerikaan. Martin vergezelde zijn vader om de verloofde van zijn vader te bezoeken in diens huis in The Retreat at Twin Lakes in Sanford.
Op de avond van 26 februari liep Martin terug naar het huis van zijn verloofde, nadat hij een nabijgelegen supermarkt had bezocht. Zimmerman, een lid van de buurtwacht, zag Martin en meldde hem bij de politie van Sanford omdat hij verdacht was. Enkele minuten later ontstond er een schermutseling en Zimmerman schoot Martin dodelijk in de borst…
De ouders van Martin en leden van de Second Chance on Shoot First-campagne overhandigden een petitie met 340.000 handtekeningen aan de taskforce Citizen Safety and Protection, waarin ze vroegen om wijzigingen in de 'stand-your-ground'-wet in Florida. Gouverneur Rick Scott had na de dood van Martin een taskforce opgericht om de wet te evalueren en aanbevelingen te doen. Florida was de eerste staat die een wet aannam die het mogelijk maakte dat iemand die zich bedreigd voelde, zijn standpunt kon verdedigen. Joëlle Anne Moreno, voormalig federaal officier van justitie die deel uitmaakte van de taskforce, zei dat het "duidelijk was dat er veel verwarring bestond over de wet." Marion Hammer, lobbyist bij de National Rifle Association of America (NRA) en voormalig voorzitter van de NRA die meewerkte aan het opstellen van de wet in Florida, zei dat de wet niet over één incident ging en dat er niets mis was met de wet. Uiteindelijk adviseerde de taskforce om geen tegenmaatregelen tegen de wet te nemen. Volgens hen hebben inwoners van Florida het recht om zichzelf met dodelijk geweld te verdedigen, maar zijn ze niet verplicht zich terug te trekken als ze zich bedreigd voelen.
Stand-your-ground-wetten werden niet gebruikt als juridisch verweer in het proces tegen George Zimmerman en speelden geen juridische rol bij zijn uiteindelijke vrijspraak.
https://en.wikipedia.org/wiki/Trayvon_Martin
Omdat in de VS de naam Zimmerman doorgaans joods is meldde het conservatieve online tijdschrift Tablet, gefocust op joods nieuws op 21 maart 2012: ‘Zimmerman, Trayvon Martins moordenaar, is geen jood. In nieuwsberichten wordt hij stelselmatig aangeduid als “Latino” of “Hispanic.”
![]() |
Ik heb de vraag zo vaak gehoord en gezien op Facebook en dergelijke, dat ik hem de moeite waard vind om te beantwoorden: nee, George Zimmerman, de man die Trayvon Martin eind vorige maand in Sanford, Florida, vlak bij Orlando, doodschoot, is kennelijk niet Joods. De zaak is een nationale sensatie geworden omdat Martin een ongewapende 17-jarige was die geen enkele bedreiging vormde, terwijl Zimmerman nog steeds niet is aangeklaagd voor een misdaad, naar verluidt omdat hij wordt beschermd door de wetten in Florida die het dragen van een verborgen wapen en de 'stand your ground'-zelfverdediging verbieden; Er zijn veel aanwijzingen dat Zimmerman, een buurtwachtkapitein, buitengewoon bang en agressief was tegenover Martin vanwege Martins ras.
Over Robert Zimmerman gesproken: er is een griezelige resonantie tussen de namen (en meer) “George Zimmerman” en “William Zantzinger.”
https://www.tabletmag.com/sections/news/articles/zimmerman-trayvon-martins-killer-is-not-jewish
https://www.youtube.com/watch?v=A-NzGiAcqx8
Bob Dylan’s ware naam is Robert Zimmerman, en deze Nobelprijswinnaar is de tekstschrijver en zanger van het lied ‘The Lonesome Death of Hattie Carroll,’ een actueel lied, opgenomen op 23 oktober 1963, en geeft een grotendeels feitelijk verslag van de moord op een 51-jarige Afro-Amerikaanse barvrouw, Hattie Carroll (3 maart 1911 – 9 februari 1963), door de toen 24-jarige William Devereux "Billy" Zantzinger (7 februari 1939 – 3 januari 2009), een jongeman uit een rijke witte tabaksfamilie in Charles County, Maryland, en van zijn daaropvolgende veroordeling tot zes maanden in een districtsgevangenis, na te zijn veroordeeld voor mishandeling. De tekst is een commentaar op racisme. Toen Carroll in 1963 werd vermoord, gold er in Charles County nog steeds een strikte rassenscheiding in openbare gebouwen zoals restaurants, kerken, theaters, dokterspraktijken, bussen en de jaarmarkt. De scholen van Charles County werden pas in 1967 samengevoegd. Het belangrijkste incident dat in het lied wordt beschreven, vond plaats in de vroege ochtend van 9 februari 1963, tijdens het white tie Spinsters' Ball in het Emerson Hotel in Baltimore. Met behulp van een speelgoedstok viel Zantzinger dronken minstens drie medewerkers van het Emerson Hotel aan: een piccolo, een serveerster en – rond 1:30 uur in de ochtend van de 9e – Carroll, een 51-jarige barvrouw. Volgens het lied had Carroll "10 kinderen gebaard." Hoewel andere verhalen uiteenlopen van 8 tot 11. Ze was voorzitter van een zwarte maatschappelijke club.
De 1,88 meter lange Zantzinger, die al dronken was voordat hij die avond in het Emerson Hotel aankwam, had met dezelfde stok werknemers van Eager House, een prestigieus restaurant in Baltimore, aangevallen. De stok was een speeltje van 25 cent. Op het Spinsters' Ball noemde hij een 30-jarige serveerster een "nikker" en sloeg haar met de stok; ze vluchtte in tranen de kamer uit. Even later, nadat hij een bourbon had besteld die Carroll niet had meegebracht, vervloekte Zantzinger haar, noemde haar een “nikker," vervolgens "jij zwarte kuttenkop” en sloeg haar met de stok op haar schouder en hoofd. In de aantekeningen van de rechtbank: "Hij vroeg om een drankje en noemde haar 'een zwarte teef.’ Ze antwoordde: 'Een momentje' en begon zijn drankje klaar te maken. Na een vertraging van misschien een minuut klaagde hij dat ze traag was en sloeg haar hard op haar schouder, ongeveer halverwege haar schouderpunt en haar nek. Ze gaf hem zijn drankje. Nadat hij Carroll had geslagen, viel hij zijn eigen vrouw aan, sloeg haar tegen de grond en sloeg haar met zijn schoen.
Binnen vijf minuten na de klap leunde Carroll zwaar tegen de barvrouw naast haar en klaagde dat ze zich onwel voelde. Carroll zei tegen zijn collega's: "Ik voel me doodziek, die man heeft me zo overstuur gemaakt." De barvrouw en een andere werknemer hielpen Carroll naar de keuken. Haar arm werd gevoelloos en haar spraak werd stroef. Ze raakte bewusteloos en werd in het ziekenhuis opgenomen. Carroll stierf acht uur na de aanval. Uit de autopsie bleek dat haar slagaders verhard waren, dat haar hart vergroot was en dat haar bloeddruk hoog was. Een ruggenprik bevestigde dat een hersenbloeding de doodsoorzaak was. Ze stierf op 9 februari 1963 om 9.00 uur in het Mercy Hospital.
Zantzinger werd aanvankelijk beschuldigd van moord. Hij verdedigde zichzelf door te stellen dat hij ontzettend dronken was geweest en dat hij zich de aanval niet kon herinneren. De aanklacht werd teruggebracht tot doodslag en mishandeling, omdat het waarschijnlijk was dat haar stressreactie op zijn verbale en fysieke mishandeling de oorzaak was van de hersenbloeding, en niet het stomp trauma door de klap dat geen blijvende sporen achterliet. Op 28 augustus werd Zantzinger voor beide aanklachten schuldig bevonden en tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. Het tijdschrift Time berichtte over de veroordeling:
“In juni, nadat Zantzingers leger van vijf topadvocaten een overplaatsing naar een rechtbank in Hagerstown had bewerkstelligd, verlaagde een panel van drie rechters de aanklacht wegens moord tot doodslag. Na een proces van drie dagen werd Zantzinger schuldig bevonden. Voor de mishandeling van het hotelpersoneel: een boete van $ 125. Voor de dood van Hattie Carroll: zes maanden gevangenisstraf en een boete van $ 500. De rechters overwogen om de aanvang van de gevangenisstraf uit te stellen tot 15 september, om Zantzinger de tijd te geven zijn tabaksoogst te oogsten.
— Time ‘Uitgestelde straf’ 6 september 1963.”
Nadat de straf was aangekondigd, vermoedde de New York Herald Tribune dat hij een korte straf had gekregen om hem uit de overwegend zwarte staatsgevangenis te houden. De redenering van de Tribune was dat zijn beruchtheid hem daar een doelwit zou maken van mishandeling. Zantzinger bracht zijn straf uit in de relatief veilige gevangenis van Washington County, zo'n 110 kilometer van de plaats delict. In september citeerde de Herald Tribune Zantzinger in zijn vonnis: "Ik ga gewoon een hoop sneeuw missen." Zijn toenmalige vrouw, Jane, zei ooit: "Niemand behandelt zijn nikkers hier zo goed als Billy."
Zantzinger werd op 28 augustus 1963 veroordeeld voor doodslag. Hij werd niet berecht door een jury van gelijken, maar door een panel van drie rechters. Het vonnis werd uitgesproken op dezelfde dag dat Martin Luther King Jr. zijn toespraak "I Have a Dream" hield tijdens de Mars op Washington voor banen en vrijheid. Bob Dylan, destijds 22 jaar oud, was een van de beroemdheden die aan de mars deelnamen. Op weg terug naar New York City las hij over de veroordeling van Zantzinger en besloot een protestlied over de zaak te schrijven.
https://en.wikipedia.org/wiki/The_Lonesome_Death_of_Hattie_Carroll
Als 15-jarige HBS-er uit een sociaal-democratische middenklasse gezin was dit het begin van mijn interesse in de Verenigde Staten, een imperium dat claimde een democratie te zijn, gebaseerd op mensenrechten, terwijl de samenleving er intens racistisch was en nog steeds is, zodra men het vernis er van afschraapt. Vandaar dat Washington de Israëlische genocide in Gaza met wapens, logistiek en politiek steunt. Eind jaren zestig demonstreerde ik tegen de massale Amerikaanse oorlogsmisdaden, en misdaden tegen de menselijkheid in Vietnam. Er is niets wezenlijks veranderd. Desondanks steunt het witte Westerse bewind de Joods Zionistische terreur. Auschwitz en Hiroshima behoren nog steeds niet tot het verleden. Van de neoliberale D'66 tot de extreem rechtse Wilders, en van de fundamentalistische Christenen tot de Zionistische joden in Nederland steunen de Israëlische massamoord van Palestijnen.
Terug naar Jill Lepore’s boek Het Beest Amerika, door The New York Times geclassificeerd als een ‘Meesterlijke anatomie van het Amerika van nu.’‘Het waren jaren van toenemende politieke polarisatie en oplopend politiek geweld, gepaard met een groeiende angst dat ons land opnieuw zou kunnen vervallen in een burgeroorlog. Als wetenschapper die zich heeft gespecialiseerd in de politieke geschiedenis van de Verenigde Staten vond ik dat onheilsgevoel dat jaar na jaar hardnekkig aanhield sterk overtrokken, eerder een product van de polarisatie dan een oordeel erover. Ik vind het nog altijd overtrokken en over het geheel genomen reactionair. Maar ik ben ook gaan geloven dat een analyse van de democratie in Amerika niet mogelijk is zonder een analyse van het geweld in Amerika.
Geen land ter wereld telt zo’n hoog percentage wapenbezitters onder zijn burgers als de Verenigde Staten. Bij vier van de vijf moorden in ons land zijn vuurwapens in het spel (in het Verenigd Koninkrijk bij een op de vijfentwintig). De Verenigde Staten hebben ook het hoogste moordcijfer van alle welvarende naties. In Europa is het moordcijfer al eeuwen aan het dalen, een daling die door historici hoofdzakelijk wordt toegeschreven aan de toenemende macht van een steeds sterkere centrale staat om burgers te ontwapenen, geweld in te tomen en orde en recht te handhaven, kortom een monopolie op het gebruik van geweld af te dwingen. In de middeleeuwen vonden in Europa volgens de beste berekeningen per jaar rond de 35 moorden plaats per honderdduizend inwoners. In 1500 was dat cijfer gedaald tot twintig, in 1700 tot vijf en in 1900 tot circa twee. In het Verenigd Koninkrijk en het grootste deel van Europa lag het moordcijfer in 2020 rond de één per honderdduizend. In Amerika ziet het beeld er heel anders uit. Terwijl het moordcijfer in Europa gedurende de negentiende eeuw snel daalde, bleef het in de Verenigde Staten stijgen. Na de Tweede Wereldoorlog zakte het even terug naar ongeveer vijf per honderdduizend, maar begon toen weer te stijgen en schommelde in 1990 rond de elf. In 2020 lag het op zeven. Of kijk eens naar de politie. De politie in Finland vuurde in heel 2013 zes kogels af; bij één incident op één dag van dat jaar in één Amerikaanse stad vuurden drie politiemensen zeventien kogels af, waarmee ze een ongewapende 35-jarige fruitplukker uit Mexico doodschoten. The Guardian meldde eens dat politiemensen in de Verenigde Staten “in de eerste 24 dagen van 2015 meer mensen met fataal gevolg hebben beschoten dan de politie van Engeland en Wales samen in de afgelopen 24 jaar.” Of neem het gevangeniswezen. “Gemeten naar inwonertal, naar opsluitingspercentages per hoofd van de bevolking en naar uitgaven overtreffen de Verenigde Staten alle andere landen in het aantal burgers, asielzoekers en immigranten zonder papieren dat onder een of andere vorm van strafrechtelijk toezicht is geplaatst,” schrijft de historicus Khalil Gibran Muhammad. “Het aantal Afro-Amerikanen en latino’s in Amerikaanse gevangenissen overtreft vandaag de dag de hele bevolking van sommige Afrikaanse, Oost-Europese en Caribische landen.”
Deze discrepanties scheppen een beeld van een wel heel gruwelijke vorm van Amerikaans exceptionalisme, een duister soort achtergeblevenheid.
Professor Lepore wijst hier op het gangbare begrip in de Verenigde Staten dat er vanuit gaat dat de VS een superieure natie is, onvergelijkbaar met welk land in de geschiedenis dan ook.
Maar ‘wat is het "Amerikaans exceptionalisme"? Het concept kan in feite naar twee verschillende ideeën verwijzen. De chauvinistische definitie van exceptionalisme is gemeengoed geworden in de retoriek van politici. Het stelt het Amerikaanse exceptionalisme gelijk aan de Amerikaanse superioriteit. In deze visie betekent het 'uitzonderlijk' 'beter' of ‘uitstekend.' Dit idee wordt vaak in verband gebracht met de gedachte dat Amerika een speciaal lot vervult dat door God is gekozen. Toch kent “Amerikaans exceptionalisme” al lang een objectieve definitie, waarbij 'exceptioneel' simpelweg “anders” of “ongebruikelijk” betekent. Vanuit dit perspectief is Amerika uitzonderlijk omdat het verschilt van vergelijkbare geïndustrialiseerde landen, ongeacht of men deze verschillen in een positief of negatief daglicht stelt. Het kan bijvoorbeeld goed of slecht zijn, afhankelijk van je perspectief, dat Amerika in principe het enige westerse land is met zeer beperkte wapenbeheersing,’ aldus de Franse geleerde Mugambi Jouet universitair hoofddocent aan de USC Gould School of Law. Hij is auteur en mensenrechtenadvocaat en schrijft in het Engels en Frans over juridische, politieke en sociale kwesties, met een focus op het Amerikaanse exceptionalisme en het strafrecht. Jouet is op de radio en televisie geïnterviewd over hoe de Amerikaanse samenleving zich verhoudt tot Frankrijk, Canada en andere landen.
https://en.wikipedia.org/wiki/Mugambi_Jouet
Jill Lepore: ‘Ondanks de vermenging van "Amerikaans exceptionalisme" en chauvinisme, riepen de verkiezingen van 2012 fundamentele vragen op over het unieke karakter van de natie. De economische dominantie van Amerika neemt af. Bovendien is het een 'winner-takes-all'-economie geworden, waarin de ongelijkheid in welvaart, naar westerse maatstaven, groot is. De Verenigde Staten zouden uiteindelijk hun status als enige supermacht ter wereld kunnen verliezen door de opkomst van China. Toch is Amerika er op dit moment niet in geslaagd de hervormingen door te voeren die nodig zijn om grote stappen voor de toekomst te maken, het sociale en economische model te moderniseren en de levens van haar burgers te verbeteren.
In dit boek verken ik tal van mogelijke verklaringen voor dat exceptionalisme. Maar hier is er nog een.
De artikelen in dit boek gaan over de geschiedenis van de Amerikaanse politiek, journalistiek en technologie. Ik heb ze geschreven als vaste medewerker van The New Yorker, maar ook in de context van mijn dagelijks werk als hoogleraar Amerikaanse geschiedenis aan Harvard University. Ze zijn ontstaan gedurende een periode van vreselijk en tragisch verval in de Verenigde Staten: onstuimige, schrijnende jaren gekenmerkt door toenemend politiek geweld, een eindeloze en venijnige cultuuroorlog, een reeks constitutionele crises, rampzalige klimaatverandering en een wereldwijde pandemie. Ik benader de onderwerpen van deze essays vooral vanuit de kennis en het onderzoeksmateriaal waarover ik als historicus beschik — zo heb ik mezelf als regel gesteld dat ik in elk stuk een mooie vondst uit het archief moet verstoppen als een paasei — maar daarnaast heb ik mijn best gedaan om buiten mijn milieu van collegezaal en bibliotheek te gaan rondkijken, in de hoop een beeld te kunnen schetsen van hoe het heden eruitziet als je het bekijkt door de bril van het verleden. Ik ben meermaals zelf op reportage gegaan: op bezoek bij het hoofd van de National Rifle Association en de lokale afdeling van de Tea Party in Boston, in het publiek bij de verkiezingsbijeenkomsten in New Hampshire, op het podium bij debatten tussen presidentskandidaten of in de zaal bij partijconventies. Ten slotte moet gezegd worden dat ik deze essays heb geschreven in een tijd waarin ik ook bezig was met het schrijven en later redigeren van een omvattende geschiedenis van de Verenigde Staten, Deze waarheden, die in 2018 is verschenen. In feite ben ik aan Deze waarheden begonnen toen ik me begon te realiseren dat ik met deze essays en een heleboel andere die hier niet zijn opgenomen, zonder dat van plan te zijn geweest, woord voor woord een lange geschiedenis van de Verenigde Staten aan het schrijven was. Zo komt het dat lezers van Deze waarheden in deze bundel passages kunnen aantreffen die hun bekend voorkomen, want ik heb bij het schrijven van dat boek elk stukje over politieke geschiedenis geplunderd dat ik ooit heb geschreven.
Er loopt een rode draad door bijna al deze stukken, een klos die zich afwindt, een zeker soort bezorgdheid om het bestuur, elk soort bestuur, op elke schaal. Wie bestuurt ons? Besturen ze ons goed? Is het een vorm van bestuur waarin, of het nu op het niveau is van een gezin, een samenleving of een natiestaat, de macht eerlijk wordt gedeeld? Is het rechtvaardig? Kan het rechtvaardig zijn? En hoe zit het met een geschreven grondwet, waarmee de levenden worden geregeerd door de doden? En ten slotte, kan een bevolking waarin een op de drie burgers minstens één vuurwapen bezit eigenlijk wel een democratie worden genoemd?
Lepore, Jill. Het beest Amerika (Dutch Edition) (pp. 12-13).
Lepore roept complexe vragen op die nooit door mijn Nederlandse collega’s gesteld worden, en staan lijnrecht tegen de beweringen van mijn oude vriend Geert Mak, die geen historicus is, maar een oppervlakkige jurist, die zich nooit werkelijk verdiept heeft in de geschiedenis van de de VS. Volgende keer meer.
Leesfragment: Deze waarheden
28 juni 2020, door Jill Lepore
30 juni verschijnt Deze waarheden. Een geschiedenis van de Verenigde Staten van Jill Lepore (These Truths: A History of the United States, vertaald door Piet Dal, Ineke van den Elskamp, Sjaak de Jong, Rob Kuitenbrouwer, Arjanne van Luipen, Nannie de Nijs Bik en Pon Ruiter). Lees bij ons alvast een fragment!
Deze waarheden is de briljante weerslag van de bewogen geschiedenis van de Verenigde Staten. In fonkelend proza beschrijft Jill Lepore de worsteling van Amerika met haar eigen historie en met de fundamentele waarheden waarop zij als natie is gebouwd: gelijkheid van alle mensen, soevereiniteit, en het recht op leven, vrijheid en het streven naar geluk.
Dit boek voorziet die worsteling van historische context. Een erudiete, messcherpe analyse van de Amerikaanse politiek, het recht, de journalistiek, de technologie, de erfenis van de slavernij, de blijvende ongelijkheid. Bekende en onbekende Amerikanen bevolken het relaas: presidenten en schurken, rijken en armoedzaaiers, wetenschappers en kunstenaars – en dragen bij aan Lepore’s meeslepende verhaal.
Inleiding
De vraag gesteld
De loop van de geschiedenis is onvoorspelbaar, zo grillig als het weer, zo zwalkend als affectie, naties komen op en gaan onder door willekeur en toeval, geteisterd door geweld, aangetast door hebzucht, in bezit genomen door tirannen, geplunderd door schurken, misleid door demagogen. Zo was het tot lezers van de New-York Packet op dinsdag 30 oktober 1787 op de voorpagina van de krant een advertentie aantroffen voor een almanak met tabellen die de ‘zonsopkomst en zonsondergang’, ‘schatting van het weer’ en de ‘lengte van de dagen en nachten’ voorspelden, en als extraatje iets volkomen nieuws: de grondwet van de Verenigde Staten, een poging om de bewegingen van de overheidsgeledingen en de scheiding van hun macht in vierenveertighonderd woorden in kaart te brengen alsof het om natuurkunde ging, zoals de passage van de zon en de maan en het opkomen en afgaan van het getij. Dit moest een nieuw tijdperk inluiden waarin de loop van de geschiedenis misschien wel voorspelbaar gemaakt kon worden en een bestuur ingesteld kon worden dat zich niet liet leiden door toeval en dwang, maar door reflectie en keuzevrijheid. De oorsprong van dat idee, en het lot ervan, vormen het verhaal van de Amerikaanse geschiedenis.
De grondwet vergde veel werk en discussie. De afgevaardigden op de grondwetsconventie, gekleed in kniebroek, nat van het zweet, hadden de hele zomer in het diepste geheim vergaderd in Philadelphia. De ramen van de snikhete zaal waarin ze beraadslaagden waren dichtgespijkerd tegen luistervinken. Midden september hadden ze een voorstel opgesteld, geschreven op vier perkamentvellen. Dat concept stuurden ze naar de drukker, die een gigantische W, zo scherp als de klauwen van een vogel, gebruikte in het zetsel van de preambule die erboven prijkte:
Wij, de bevolking van de Verenigde Staten, verordenen en vestigen deze grondwet voor de Verenigde Staten van Amerika, met als doel een perfectere Unie te vormen, gerechtigheid te vestigen, de binnenlandse rust te verzekeren, in de gemeenschappelijke verdediging te voorzien, het algemeen welzijn te bevorderen en de zegeningen van de vrijheid voor onszelf en ons nageslacht veilig te stellen.
Toen de zomer overging in de herfst trof de vrije bevolking van de Verenigde Staten in kranten en almanakken de grondwet aan, met de vraag die al dan niet goed te keuren. Ondertussen gingen het hooien, het malen van koren, het leerlooien, het zingen van hymnes, het uitleggen van naden van de winterjassen van vorig jaar (want de vaders en moeders waren dikker geworden) en het losmaken van de zomen (want de kinderen waren gegroeid) gewoon door.
Ze lazen dit vreemde, ingewikkelde document en bespraken de opzet. Sommigen vreesden dat het nieuwe systeem te veel macht gaf aan de federale overheid: aan de president, aan het Congres of aan het Hooggerechtshof, of aan alle drie. Evenals de eenenzestigjarige George Mason uit Virginia, een afgevaardigde die had geweigerd zijn handtekening eronder te zetten, wilden velen dat er in de grondwet een lijst met rechten werd opgenomen. (‘Een lijst zou in een paar uur opgesteld kunnen worden,’ had Mason op de conventie tevergeefs gesmeekt.) Anderen klaagden over deze of gene bepaling, tot op de komma. Het was geen gemakkelijk stuk om te lezen. Enkelen stelden voor het in de prullenmand te gooien en opnieuw te beginnen. ‘Kan de macht die deze conventie bijeen heeft geroepen er niet nog een bijeenroepen?’ vroeg een burger zich af. ‘De mensen zijn toch nog steeds baas over zichzelf?’
Veel van wat de mensen zeiden is vastgelegd. ‘De beginjaren van de meeste naties zijn gehuld in stilte of omgeven door fabels,’ merkte James Madison ooit op. Voor de Verenigde Staten ligt dat anders. Net als melktandjes in een glazen potje, zijn hun eerste jaren bewaard gebleven in de vier perkamentvellen van de grondwet, op de bladzijden van almanakken met tabellen van het weer van lang geleden, en in honder- den kranten, waar stukken voor en tegen het nieuwe bestuurssysteem stonden tussen het scheepvaartnieuws, veilingaankondigingen en advertenties voor het terugbezorgen van mensen die nooit baas over zichzelf waren geweest – vrouwen en kinderen, slaven en bedienden –, die waren weggelopen in de hoop voor henzelf en voor hun nageslacht de zegeningen van de vrijheid te verordenen en te vestigen.
In de herfst van de ratificatie reilde en zeilde alles zoals gebruikelijk. Een schoolmeester liet in de New-York Packet van 30 oktober 1787 weten dat hij in lokalen vlak bij het stadhuis lessen aanbood in ‘lezen, schrijven, rekenen en boekhouden’. De boedel van Gearey, Champion, and Co., die hoofdzakelijk bestond uit ‘een groot en algemeen assortiment geneesmiddelen en medicamenten’, ging onder de hamer. Veelmastige zeilschepen uit Londen en Liverpool en schoeners uit St. Croix, Baltimore en Norfolk waren in de haven voor anker gegaan, sloepen uit Charleston en Savannah lagen met een vanglijn aan de steiger. Een Schot loofde een beloning uit aan degene die zijn gestolen kastanjebruine merrie van veertien handbreedtes hoog terugbracht, ‘trotse gang, zeer schone draf en handgalop’. Een koopman met een pakhuis aan de Peck Slip wilde de lezers laten weten dat hij gedroogde kabeljauw, een partij melasse, gemalen gember in vaten, Yorkrum, gepekelde kabeljauw, schrijfpapier en herenschoenen te koop had. Ook de Columbian Almanack, met of zonder de grondwet als bijvoegsel, was te koop bij de drukkerij, waar New Yorkers tegen betaling ook informatie konden krijgen over twee personen:
TE KOOP. EEN VEELBELOVENDE jonge NEGERDIENSTMEID, 20 jaar, ze is gezond en heeft de pokken gehad, ze heeft een jong kind van mannelijke kunne.
De moeder zou ‘opmerkelijk handig zijn met huishoudelijk werk’, haar baby was ‘ongeveer 6 maanden oud’ en werd nog gezoogd. Hun namen werden niet vermeld. Zij werden niet geregeerd door rede en keuze. Zij werden geregeerd door geweld en dwang.
Tussen de alledaagse gruwelijkheid van de slavernij en het laatste nieuws van de apotheek stond op pagina 2 van de New-York Packet van die dag een stuk met de titel ‘The Federalist No. 1’. Het was, anoniem, geschreven door een voortvarende dertigjarige advocaat, Alexander Hamilton. ‘U wordt opgeroepen zich te beraden over een nieuwe grondwet voor de Verenigde Staten van Amerika,’ zei hij tegen zijn lezers. Maar er stond volgens hem meer op het spel: een verkeerd besluit zou leiden tot ‘algehele rampspoed voor de mensheid’. Hij betoogde dat de Verenigde Staten een staatkundig experiment waren dat een nieuw tijdperk inluidde in de geschiedenis van het staatsbestuur:
Op grond van hun gedrag en het voorbeeld dat ze geven lijkt het te zijn voorbehouden aan de mensen in dit land om te beslissen over de belangrijke vraag of een mensenmaatschappij werkelijk in staat is op basis van reflectie en keuzevrijheid een goed bestuur te vestigen of dat het haar lotsbestemming is voor haar politieke constitutie altijd afhankelijk te zijn van toeval en dwang.
Dit was die herfst de vraag. In zekere zin is het sindsdien elk jaargetijde de vraag geweest, bij elke zonsopgang en zonsondergang, op dagen met regen en dagen met sneeuw, op heldere dagen en bewolkte dagen, bij elke klap onweer. Kan een politieke samenleving werkelijk bestuurd worden op basis van reflectie en verkiezing, van rede en waarheid, in plaats van op basis van toeval en geweld, van vooringenomenheid en bedrog? Kan het bestuur zo ingericht worden, zo gegrondvest, dat een volk zichzelf kan regeren, eerlijk en rechtvaardig, als gelijken, door middel van oordeelsvorming en het betrachten van zorgvuldigheid? Of zijn de inspanningen van een volk ongeacht de staatsinrichting gedoemd om gecorrumpeerd te raken, wordt het oordeel van een volk vertroebeld door volksverlakkerij, wordt de rede opgegeven voor razernij?
Onder alle omstandigheden is deze vraag de vraag van de Amerikaanse geschiedenis. Het is ook de vraag van dit boek, een uiteenzetting over de oorsprong, het verloop en de gevolgen van het Amerikaanse experiment gedurende meer dan vier eeuwen. Het is geen eenvoudige vraag. Ik ben ooit een boek tegengekomen dat The Constitution Made Easy heette. De grondwet kan niet makkelijk gemaakt worden. Het is nooit de bedoeling geweest dat die makkelijk was.
https://athenaeumscheltema.nl/leesfragmenten/2020/deze-waarheden











