Tegenover het voormalig protestants-christelijke dagblad Trouw verklaarde de nationale 'EU-deskundige' Geert Mak eind juni 2015 in onvervalst bureaucratisch jargon:
Een Grexit lijkt me niet alleen onvermijdelijk, maar ook wenselijk, hoe groot en onvoorspelbaar de geopolitieke gevolgen ook kunnen zijn. Griekenland kan domweg niet meedoen met de toppers. De eurozone moet sterk en stabiel zijn.
En aangezien volgens hem Griekenland 'een premodern land is' moet de Griekse bevolking uit de 'eurozone' worden gestoten. Criteria voor deze kwalificatie geeft Mak niet. Hij komt niet veel verder dan dat het land 'redelijk corrupt' is, maar hetzelfde geldt voor Nederland, waar bijna 11 miljard aan belastinggeld voor 'de aanleg van de Hogesnelheidslijn van Amsterdam naar Brussel op een mislukking' is 'uitgelopen,' aldus het gangbare politieke eufemisme voor omvangrijke kennelijk 'premoderne' corruptie. Mak merkt voorts op dat Griekenland 'een nauwelijks functionerend belastingssysteem' heeft, maar ook dat is geenszins uniek aangezien volgens de Wall Street Journal de 'Top U.S. Firms Are Cash-Rich Abroad, Cash-Poor at Home,' en wel omdat ze anders belasting moeten betalen. Bovendien werd in januari 2015 bekend dat volgens een rapport van het Amerikaanse Congres
Tax Evasion, Avoidance Costs United States $100 Billion A Year. Companies and U.S. citizens shifting profits and income offshore are bilking the U.S. government out of $100 billion in tax revenue a year, according to a new analysis by a congressional research group.
Desondanks zal Mak het niet in zijn hoofd halen om de VS 'een premodern land' te noemen. Met andere woorden: welke criteria hanteert opiniemaker Mak om te beweren dat 'Griekenland' een 'premodern land' is? Er is er maar één, te weten: de Griekse bevolking heeft in overgrote meerderheid laten weten dat het niet wil opdraaien voor het failliet van het neoliberale bestel, waarover het geen enkele serieuze zeggenschap heeft, net als elders in het 'democratische' Westen. Maar omdat Geert Mak even weinig geloof hecht aan de democratie als zijn vader in de jaren dertig aan het christendom dat hij predikte, weigert hij zoveel Grieks vertoon van democratie te accepteren, en verklaart hij dat '[e]en Grexit... wenselijk,' is want 'Griekenland kan domweg niet meedoen met de toppers,' net zomin als de joden konden meedoen aan de 'Europese beschaving,' aldus in 1936 het oordeel van zijn vader, de evangelisatie-predikant Catrinus Mak, vanuit het koloniale Sumatra. Het uitstoten van de joodse burgers uit het openbare leven in Duitsland vond Catrinus 'tolerabel.' Zijn zoon Geert gaat nog een stapje verder door ruim zeven decennia later het zelfs 'wenselijk' te achten dat de vele honderdduizenden armen in Griekenland uit 'de eurozone' worden gestoten, ondanks alle rampzalige gevolgen die dit voor de bevolking zal hebben. Ziedaar de barbaarse onverschilligheid waaraan ook zijn vader leed, en waarover zijn zoon Geert meer dan een halve eeuw later schreef: 'Achteraf schaamde hij zich diep over deze periode.' Pa Mak mag zich er dan wel te laat voor hebben geschaamd, zijn zoon Geert heeft hier niets van geleerd, en herhaalt de onbeschaamdheden van zijn vader, terwijl de bestseller-auteur toch een heel boek van maar liefst 523 pagina's over de 'eeuw' van Catrinus heeft geschreven.
Omdat de armen in Griekenland weigeren zich neer te leggen bij de dictaten van de Brusselse bureaucratische elite, onder aanvoering van Duitsland én de financiële elite van de Europese Centrale Bank in Frankfurt, die volgens eigen zeggen 'het monetair beleid voor het eurogebied' niet alleen 'implementeert,' maar ook nog eens 'bepaalt,' moeten ze van Mak uit de gemeenschap van 'moderne' landen worden gestoten. Een modern land is, zoveel is duidelijk, een staat waarvan de elite de neoliberale ideologie volledig omarmt, ook al blijkt daardoor de kloof tussen arm en rijk almaar toe te nemen, waardoor vandaag de dag wereldwijd 85 miljardairs evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen, én het milieu almaar wordt belast waardoor de klimaatverandering desastreuze vormen begint aan te nemen. Geert Mak zelf liet daarover in een onbewaakt ogenblik weten dat Europa bedreigd wordt door wat hij het 'grootkapitaal' noemt, 'waar je niks tegen kunt doen,' en dat hij 'buitengewoon beklemmend' vindt, maar omdat de dominee/koopman tegelijkertijd zijn beschermheren niet voor het hoofd kan stoten, is hij bereid zijn verheven principes terzijde te schuiven om zo het 'grootkapitaal' van dienst te kunnen zijn. In Nederland wordt een dergelijke, alles corrumperende, houding geprezen als 'realistisch en volwassen,' én noodzakelijk om het corrupte poldermodel zo geolied mogelijk te laten functioneren. Illustrerend voor de mentaliteit alhier is de opmerking in de Volkskrant van zaterdag 18 juli 2015 waarin PVDA-minister Jeroen van Dijsselbloem, voorzitter van de Eurogroep door de gevestigde orde als volgt wordt geprezen:
Premier Rutte vertelt zijn liberale en christelijke collega's dat Dijsselbloem weliswaar een sociaal-democraat is, maar een Nederlandse sociaal-democraat. Die zijn te vertrouwen.
Da wil zeggen: niet zijn kiezers kunnen hem vertrouwen, maar de financiële elite, en daar draait het in Nederland om. Uiteindelijk is alles in dit koopmansland handel, iedere zzp'er heeft een eigen kraam, het eigenbelang is er de enige drijfveer. Wat dat betreft lijkt Mak junior sprekend op Mak senior, de handel van beiden is kort samengevat: het uitventen van een geloof. Het enige verschil tussen beiden is dat het 'weke sentiment' van koopman Geert Mak (Michaël Zeeman) immens veel rijker heeft gemaakt dan het al even 'weke sentiment' van zijn vader, die gelijk een zwervende marskramer zijn christelijke waarheden elke week weer moest zien te slijten aan de hoogste bieder. Net als zijn vader is Geert Mak volledig afhankelijk van zijn publiek en van zijn beschermheren. Net als zijn vader handelt zoon Geert in waarheden waarin hijzelf niet gelooft, en net als zijn vader is zoon Geert schaamteloos. Het meest weerzinwekkende aan hem is zijn oneerlijkheid en zijn gebrek aan waardigheid en daarmee zelfrespect. Ondertussen vertegenwoordigt hij een werkelijkheid die onhoudbaar is geworden.
Geert Mak bedankt de elite voor hun voor de eer die zij hem schenken. In dit geval de Franse staat die eerder een terroristische aanslag op Greenpeace schip Rainbow Warrior organiseerde. Mak zweeg daarover in alle talen. Zo 'Verlicht' is hij wel.
In zijn roman Meridiaan van Bloed (1985) schreef de Amerikaanse auteur Cormac McCarthy:
De waarheid omtrent de wereld, zei hij, is dat alles mogelijk is… Het heelal is geen afgebakende ruimte en de orde erin wordt niet begrensd door enige mogelijkheid in het ontwerp om iets wat in één gedeelte bestaat in een ander gedeelte te herhalen. Zelfs in onze eigen wereld bestaan er meer dingen buiten ons weten dan erbinnen, en de orde die je in de schepping ziet is de orde die je er zelf in hebt gestopt, als een touwtje in een doolhof, zodat je er niet in verdwaalt. Want het bestaan kent zijn eigen orde, en geen menselijk verstand kan die orde bevatten, omdat het verstand zelf ook maar een feit onder de feiten is.
Hoe immens veel wijzer zijn McCarthy's woorden als ik die vergelijk met Geert Mak's bewering dat '[d]e Verlichting is bedacht in Europa,' maar dat 'Amerika' het 'heeft uitgevoerd, als real life experiment.' In de studie Understanding Cormac McCarthy (2009) schreef de Amerikaanse hoogleraar Steven Frye over McCarthy:
For all his fascination with science… he is no positivist, no vanguard supporter of eighteenth-century Enlightenment notions of human perfectibility. Violence is a reality endemic to the world’s existence; depravity and avarice are central to human nature; and meaning, purpose, and value, if they are to be found, must be sought in darkness. These themes pervade his work, and they are central to his unique contribution to the development of the American novel, which is marked by his distinctive integration of style, language, and a rich array of compelling philosophical and religious perspectives… The forces of civilization are by no means portrayed in a celebratory light, as industrial technology, American business interests such as Texas oil, even the building of the interstate highway system, often leave the hero displaced and bereft of purpose. Incidents of greed and malevolence abound, as scalp hunting, drug running, even nuclear apocalypse, all find their way into McCarthy’s epic vision. But the forces of reaction – those players in the drama who stand against the new order – are by no means ethically pure. The issue of morality stands in the foreground of these novels, but the precise pathway to right action is never easily charted.
Er zit een wereld van verschil tussen dit besef van menselijk falen en het misdadig gezwets van de zelfbenoemde christen Geert Mak wanneer die stelt dat '[a]ls je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.' Vijf eeuwen Europese, koloniale 'invloed en macht' heeft deze domineeszoon blind gemaakt voor het feit dat hij tegenwoordig het hedendaagse fascisme aan het verkopen is. Niet het geüniformeerde fascisme van de Duce en de Führer, maar het fascisme van de gewelddadige westerse bureaucratische en financiële elite, die alles in de wereld onderwerpt aan de totalitaire wetten van de markt. De vervreemding van de doorsnee burger van zijn omgeving en zichzelf is zo groot geworden dat hij zich eerder de ondergang van de mensheid kan voorstellen dan de ineenstorting van het neoliberale kapitalisme. Met als gevolg dat Mak het ene moment kan verklaren het 'buitengewoon beklemmend' te vinden dat 'je niks kunt doen' tegen het 'grootkapitaal' dat 'ons totaal ontglipt,' en het volgden moment dat 'we' de 'deur' naar de neoliberale 'markt' niet moeten 'dichtgooien,' want 'Geen Jorwert zonder Brussel!' En vandaar ook dat hij het 'Amerikaanse' expansionisme presenteert als het brengen van, ik citeer opnieuw, 'een begin van orde in de mondiale politiek en economie.' Veel eerlijker was de Amerikaanse auteur Wallace Stegner, die in The American West as Living Space (1987) opmerkte:
Our very virtues as a pioneering people, the very genius of our industrial civilization, drove us to act as we did. God and Manifest Destiny spoke with one voice urging us to ‘conquer’ or ‘win’ the West; and there was no voice of comparable authority to remind us of Mary Austin’s quiet but profound truth, that the manner of the country makes the usage of life there, and that the land will not be lived in except in its own fashion.
De mateloosheid van het Amerikaanse neoliberalisme is kenmerkend voor de genegeerde keerzijde van het Vooruitgangsgeloof. Het is dit rotsvaste geloof dat bij het Rockefeller Center in het financiële centrum van de wereld, New York, wordt gesymboliseerd door een groot goudkleurig beeld van Prometheus die het vuur van de goden stal en dat aan de mens gaf. Achter de door de lucht vallende titaan staat in gouden letters op rood graniet een inscriptie van Aeschylus: ‘Prometheus, teacher in every art, brought the fire that hath proved to mortals a means to mighty ends.’ In 1962 werd tegenover dit beeld een plaquette geplaatst in opdracht van John D. Rockefeller, zoon van de stichter van de gelddynastie, die bekend stond vanwege zijn zogeheten ‘heavy-handed marketing tactics,’ hetgeen in de praktijk neerkwam op elke denkbare legale en illegale praktijk om de Ander, de concurrent in het leven, te kunnen verpletteren. De geïnteresseerde passant kan op de bronzen gedenkplaat het volgende lezen:
I believe in the supreme worth of the individual and in his right to life, liberty, and the pursuit of happiness.
I believe that every right implies a responsibility; every opportunity, an obligation; every possession, a duty.
I believe that the law was made for man and not man for the law; that government is the servant of the people and not their master.
I believe in the Dignity of labour, whether with head or hand; that the world owes no man a living but that it owes every man an opportunity to make a living.
I believe that thrift is essential to well ordered living and that economy is a prime requisite of a sound financial structure, whether in government, business or personal affairs.
I believe that truth and justice are fundamental to an enduring social order.
I believe in the sacredness of a promise, that a man's word should be as good as his bond; that character not wealth or power or position – is of supreme worth.
I believe that the rendering of useful service is the common duty of mankind and that only in the purifying fire of sacrifice is the dross of selfishness consumed and the greatness of the human soul set free.
I believe in an all-wise and all-loving God, named by whatever name, and that the individuals highest fulfillment, greatest happiness, and widest usefulness are to be found in living in harmony with His Will.
I believe that love is the greatest thing in the world; that it alone can overcome hate; that right can and will triumph over might.
Met de puriteinse God aan hun kant overtraden de Rockefellers, om hun vermogen te vergroten, alle morele regels die op de plaquette staan. En dit doen de Amerikaanse schatrijke families nog steeds. De macht kent geen grenzen, nooit, nergens. 'It takes very little to govern good people. Very little. And bad people cant be governed at all. Or if they could I never heard of it,' zo formuleerde de Amerikaanse auteur Cormac McCarthy het kort maar krachtig in zijn roman No Country for Old Men (2005). De mentaliteit van de Rockefellers is geenszins verwonderlijk, want met het vuur introduceerde Prometheus ook het kwaad van de mateloosheid. In het ééndimensionale mens- en wereldbeeld van de rijken en hun mainstream-woordvoerders bestaat geen plaats voor de keerzijde van de vooruitgang. Met geen woord wordt gerept over het bestraffen van Prometheus’ hybris door Zeus. In 2010 schreef de Nederlandse filosoof Ton Lemaire daarover in zijn boek De val van Prometheus:
de oppergod liet deze vermetele daad niet ongestraft: hij ketende Prometheus naakt aan een rots in de Kaukasus en beval een gier (of een arend) elke dag diens lever aan te vreten. ‘s Nachts groeide die weer aan zodat de vogel de volgende dag zijn pijniging kon herhalen. Volgens sommige bronnen werd de geketende held na dertigduizend jaar van zijn rots bevrijd doordat Herakles met een pijl de kwelgeest doodde. Zeus greep niet in; wellicht vond hij de straf wel voldoende.
Hoewel de roof van het vuur in de Griekse mythen de meeste aandacht kreeg, werden nog andere weldaden aan Prometheus toegeschreven die hij de mensen zou hebben geschonken, zoals de kunst van het smeden, het pottenbakken, de bouwkunde en nog enkele.
Prometheus en daarmee de mensheid werd ook op een andere wijze gestraft voor zijn hoogmoed. Lemaire:
Onder de vele verhalen die de Grieken over Prometheus vertelden, waren ook enkele waarin zijn broer Epimetheus optrad. Terwijl de naam van de eerste ‘vooruit denkend’ betekent, betekent die van zijn broer ‘achteraf denkend.’ Dit onderscheid speelt een rol in de mythe die verhaalt over de wraak die Zeus op Prometheus nam door hem een verraderlijk geschenk te sturen, namelijk Pandora, een mooie vrouw; zij had een doosje bij zich met een zekere inhoud. Hoewel Prometheus zijn broer had gewaarschuwd om geen geschenken van Zeus aan te nemen, was deze zo onverstandig om blij met Pandora te zijn, die daarna de doos opende waaruit achtereenvolgens alle rampen ontsnapten die de mensheid sindsdien teisteren, zoals oorlog, ziekte en dood. Maar het laatste wat erin bleek te zitten, was de hoop om ten slotte de mensen toch een zekere tegenwicht te geven,
namelijk de illusie dat het ooit allemaal beter zou worden. De Grieken beseften dat elke vooruitgang ambivalent is, want ook al is de mens in staat door het vuur van alles te veranderen en hij daardoor zijn eigen cultuur ontwikkelt, nooit zal hij aan onveranderlijke natuurwetten kunnen ontsnappen. Het lijden zal altijd de kern van zijn bestaan blijven. Ton Lemaire:
In het antieke wereldbeeld was ‘hybris’ een belangrijk begrip want het ergste wat mensen konden doen was zich schuldig maken aan onmatigheid, de grens te overschrijden die de goden aan de mensheid hadden gesteld,
waarbij moet worden opgemerkt dat de goden de natuurkrachten vertegenwoordigden. En met de natuur kon niet gespot worden. Vandaar de spreuk Meden Agan, alles met mate. Maar ‘de moderne Prometheus is veeleer de supermens,’ aldus Lemaire ‘die tegen de godheid opstaat en hem van zijn plaats verdringt. Hij is een godmens geworden die geen “hybris” meer vreest, niet meer bang is door de goden te worden terechtgewezen; de moderniteit herkent zich alleen in een ontketende Prometheus.’ Kortom, een Übermensch, zoals die ook Hitler voor ogen stond. In Mein Kampf schreef de Führer ‘dat de Ariër de Prometheus is van de mensheid; de goddelijke vonk van het genie is te allen tijde aan zijn stralend voorhoofd ontsprongen.’ Deze overtuiging bleef niet beperkt tot het nationaal-socialisme, maar is ook terug te vinden in de uitspraken van Amerikaanse presidenten als bijvoorbeeld Theodore Roosevelt: ‘When men fear work or fear righteous war, when women fear motherhood, they tremble on the brink of doom,’ en ‘It is only the warlike power of a civilized people that can give peace to the world ,’ en ‘We cannot, if we would, play the part of China... in this world the nation that has trained itself to a career of unwarlike and isolated ease is bound, in the end, to go down before other nations which have not lost the manly and adventurous qualities.'
Gezien zijn houding zal het niemand verbazen dat Theodore Roosevelt en de Duitse Keizer Wilhelm II elkaar bewonderden. De moderne mens van de daad kan net zo min als Epimetheus vooruit zien en de consequenties van zijn daden inschatten. In plaats van dat het hem voorzichtiger maakt gaat hij nog doldriester te werk, immers
[i]n de prometheïsche benadering bevindt zich de mens in oppositie tot de natuur, die men tracht te domineren en ten nutte te maken. De natuur is voor de mens het vijandige en vreemde, dat weerstand biedt die hij wil overwinnen door inspanning, vernuft en eventueel list… de wil tot beheersing en exploitatie maakt gebruik van machines en apparaten. […] Dichters, kunstenaars en musici verzetten zich gewoonlijk tegen de al dan niet expliciete claim van een technisch-natuurwetenschappelijk gezinde maatschappij om het monopolie te bezitten van de adequate omgang met de wereld. Alsof de ware aard van de werkelijkheid zou kunnen worden neergelegd in een getal, een berekening, een formule – hoe geniaal ook bedacht; alsof de natuur eigenlijk een ingewikkelde machinerie is en niet langer een gedicht, een zang, een melodie,
zo schreef Ton Lemaire, om daaraan toe te voegen:
Als mijn diagnose juist is, moet veel van de ellende van de moderne tijd worden toegeschreven aan de fatale samenhang tussen daadkracht en destructie en dus aan de realisering van de prometheïsche ambities. Wat we nodig zouden hebben, is een denken dat het idee van maat en begrenzing bij voorbaat in zijn systeem opneemt en daardoor paal en perk stelt aan de verabsolutering van het subject en de arrogantie van het humanisme, dus een niet-prometheïsche opvatting van de vooruitgang.
Maar dat inzicht staat haaks op de ideologie van de eeuwige groei en het kapitalistische expansionisme, altijd rusteloos op zoek naar nog meer. Het is een door het rationalisme gevoed irrationeel geloof, dat diep verankerd ligt in het westerse bewustzijn. De Amerikaanse journalist/auteur Garry Wills schreef in John Wayne’s America met betrekking tot dit onderwerp:
Why was Wayne the Number One Movie Star, even as late as 1995? He embodies the American myth. The archetypal American is a displaced person – arrived from a rejected past, breaking into a glorious future, on the move, fearless himself, feared by others, a killer but cleansing the world of things that ‘need killing,’ loving but not bound down by love, rootless but carrying the Center in himself, a gyroscopic direction-setter, a traveling norm.
Other cultures begin with a fixed and social hearth, a temple, a holy city. American life begins when that enclosure is escaped. One becomes American by going out. We are a people of departures, not arrival. To reach one place is simply to catch sight of a new Beyond. Our basic myth is that of the frontier. Our hero is the frontiersman. To become urban is to break the spirit of man. Freedom is out on the plains, under endless sky. A pent-in American ceases to be American. In his 1844 lecture on ‘The Young American,’ Emerson said that American need the boundless West in order to become themselves.
De beroemde Amerikaanse 'folklorist, ethnomusicologist, archivist, writer, scholar, political activist, oral historian, and film-maker' Alan Lomax merkte in dit verband eens op dat 'Most people don't understand America, because they don't know how frightening it has been to leave home completely and pull up your roots and face the wilderness.' Dit kapitalisme is de levensstijl van een van zichzelf en zijn medemens en de natuur vervreemd individu, ontworteld en rusteloos zoekend naar 'the promised land,' een verlossing uit de materie door paradoxaal genoeg het materialisme wanhopig na te jagen. Die houding verklaart de neoliberale vorm die het expansionistische kapitalisme heeft aangenomen, en dat zich alleen optimaal kan verwezenlijken door meedogenloos te zijn tegenover mens en natuur. Europa heeft dit alles verzwelgende kapitalisme klakkeloos overgenomen en is even vervreemd geraakt, zoals ik aan de hand van Mak's elkaar tegensprekende opinies probeer aan te tonen. Op zoek naar 'hoop,' omdat 'ik niet zonder hoop [kan], Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo,' weigert hij in te zien hoe heilloos zijn adviezen en beweringen zijn. In zijn in 1968 verschenen bestseller The Making of a Counter Culture verklaarde de Amerikaanse hoogleraar, wijlen Theodore Roszak, over de moderne als door de technocratie beheerste maatschappij:
In de technocratie is niets meer klein of eenvoudig of overzichtelijk voor de niet-technicus. In plaats daarvan gaat de omvang en ingewikkeldheid van alle menselijke activiteiten -- politiek, economisch, cultureel -- de competentie van de amateur-burger te boven en vergt onverbiddelijk de aandacht van speciaal opgeleide deskundigen. Rond deze centrale kern van experts die zich bezighouden met de grote publieke zaken van algemeen belang groeit een kring van subsidiaire experts die, gedijend op het algemene sociale aanzien van technische bekwaamheid in de technocratie, zich een invloedrijk gezag aanmatigen over de schijnbaar meest persoonlijke levensfacetten: seksueel gedrag, de opvoeding van kinderen, geestelijke gezondheid, recreatie, enzovoorts. In de technocratie streeft alles ernaar puur technisch te worden, het voorwerp van beroepsmatige aandacht. Daarom is de technocratie het bewind van de deskundigen - of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen.
Dit verschijnsel verklaart Mak's stelling dat zijn ‘Jorwert’ geen recht van bestaan meer heeft ‘zonder Brussel,’ oftewel, de gewone mens heeft geen toekomst zonder datgene wat Mak het ‘grootkapitaal’ betitelt, dus de huidige neoliberale economische macht die op elke Europarlementariër 20 lobbyisten in ‘Brussel’ heeft. Het is dit totalitaire systeem dat John Steinbeck al in het begin van de jaren zestig beschreef in zijn Travels with Charley, met als gevolg dat Mak in Reizen zonder John concludeerde dat de Nobelprijswinnaar Literatuur met zijn ‘eeuwig sluimerende pessimisme’ niets anders dan een ‘doemdenker’ is geweest, die met zijn ‘sombere voorspellingen de plank’ had misgeslagen. Lang voordat de meeste anderen doorkregen dat er een ingrijpende omslag gaande was, en de kleine Mak in de polder zich nog aan Donald Duck vergaapte, besefte Steinbeck dat achter de opwinding over alle nieuwe gadgets een gapende leegte schuilging. Zo schreef hij:
The big towns are getting bigger and the villages smaller. The hamlet store, whether grocery, general, hardware, clothing, cannot compete with the supermarket and the chain organization. Our treasured and nostalgic picture of the village general store, the cracker-barrel store where an informed yeomanry gather to express opinions and formulate the national character, is very rapidly disappearing. People who once held family fortresses against wind and weather, against scourges of frost and drought and insect enemies, now cluster against the busy breast of the big town.
The new American finds his challenge and his love in traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry, the screech of rubber and houses leashed in against one another while the townlets wither a time and die. And this, as I found, is as true in Texas as in Maine. Clarendon yields to Amarillo just as surely as Stacyville, Maine, bleeds its substance into Millinocket, where the logs are ground up, the air smells of chemicals, the rivers are choked and poisoned, and the streets swarm with this happy, hurrying breed. This is not offered in criticism but only as observation. And I am sure that, as all pendulums reverse their swing, so eventually will the swollen cities rupture like dehiscent wombs and disperse their children back to the countryside. This prophecy is underwritten by the tendency of the rich to do this already. Where the rich lead, the poor will follow, or try to.
En aldus geschiedde. Steinbeck wist niet exact waarop dit hele proces zou uitlopen, maar hij voelde wel onmiddellijk aan dat niet al het moderne een vooruitgang betekende. Integendeel zelfs, veelal betekende vernieuwing een verschraling van het leven. Nu het nieuwe een imperatief was geworden verlangde hij in toenemende mate naar het oude en beproefde, om op zijn minst enige houvast te hebben. ‘We, as a nation,’ stelde Steinbeck vast ‘are as hungry for history as was England when Geoffrey of Monmouth concocted his History of British Kings.’
Hij schreef over de 'nerveuze rusteloosheid,’ van zijn landgenoten, de vervreemding van hun eigen omgeving, het gebrek aan het gevoel ergens bij te horen. Het waren voor hem kenmerkende uiterlijke symptomen van een dieper liggende culturele ziekte. Naar aanleiding van een ontmoeting met bewoners van een ‘mobile home’ op een ‘trailerpark‘ vroeg Steinbeck:
One of our most treasured feelings concerns roots, growing up rooted in some soil or some community. How bad did they feel about raising their children without roots? Was it good or bad? Would they miss it or not?
Who’s got permanence? Factory closes down, you move on… you move on where it’s better… You take the pioneers in the history books. They were movers. Take up land, sell it, move on… How many kids in America stay in the place where they were born, if they can get out?
Inmiddels, ruim een halve eeuw later, is de hele wereld gemobiliseerd door de globalisering van de neoliberale vervreemding. Intuïtief begreep Steinbeck toen al wat de Indianen eerder hadden proberen uit te leggen: zonder wortels kan er nooit een gemeenschap ontstaan. Tegen de tijd dat iemand zich ergens ‘thuis’ voelde, moest hij alweer verder trekken en brak er een natuurlijke ontwikkeling af. Een civil society heeft tijd nodig om te kunnen ontstaan. En die tijd hadden de meeste Amerikanen niet, die werd hen niet gegund, de economie bepaalde het ritme van hun bestaan en hun plaats in het leven. De tijd was de tijd van de baas, hetzelfde gold voor de ruimte, de twee factoren die het leven van de mens bepalen. De Indianen hadden al veel eerder geprobeerd de blanke kolonisten uit te leggen wat het belang was van ‘to belong,’ maar de ontheemde en berooide Europese emigranten hadden het nooit begrepen. Chief Seattle zei over hen:
We know that the white man does not understand our ways. One portion of the land is the same to him as the next, for he is a stranger who comes in the night and takes from the land whatever he needs. The earth is not his brother, but his enemy – and when he has conquered it, he moves on. He leaves his fathers’ graves, and his children’s birthright is forgotten.
Chief Luther Standing Bear op zijn beurt vertelde de blanken dat de filosofie van zijn stamgenoten ‘free from fear and dogmatism’ was.
And here I find the great distinction between the faith of the Indian and the white man. Indian faith sought the harmony of man with his surroundings; the other sought the dominance of surroundings.
In sharing, in loving all and everything, one people naturally found a due portion of the thing they sought, while, in fearing, the other found need of conquest.
For one man the world was full of beauty; for the other it was a place of sin and ugliness to be endured until he went to another world, there to become a creature of wings, half man and half bird.
Terwijl de massa de materiële vooruitgang toejuichte, zag Steinbeck: ‘traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry… rivers are choked and poisoned...’
Eerder al, in 1955, had Allen Ginsberg in zijn dichtbundel Howl geschreven:
Moloch whose love is endless oil and stone! Moloch whose soul is electricity and banks! Moloch whose poverty us the specter of genius! Moloch whose fate is a cloud of sexless hydrogen! Moloch whose name is the Mind! […]
Moloch! Moloch! Robot apartments! invisible suburbs! skeleton treasuries! blind capitals! demonic industries! spectral nations! invincible mad houses! granite cocks! monstrous bombs!
They broke their backs lifting Moloch to Heaven! Pavements, trees, radios, tons! lifting the city to Heaven which exists and is everywhere about us!
In de introductie van Steinbeck’s boek The Harvest Gypsies (1988) wees de Amerikaanse hoogleraar Geschiedenis, Charles Wollenberg, op het volgende:
Although the series of articles collected in this volume was written over fifty years ago, Steinbeck’s depiction of extreme poverty is not without relevance today. In his time, homelessness and despair existed within the larger context of the Depression, and the general public was, for a while at least, genuinely touched by the suffering of migrants. In our time, prosperous Americans seem all too willing to accept the presence of homeless people on the streets and a desperate ‘underclass’ in the ghettoes. The sense of shock and indignation with which Steinbeck wrote these articles seems tragically absent in contemporary America.
In de beschouwingen van Geert Mak speelt de massale ontheemding geen enkele rol. Dat is op zich wonderlijk, en wel omdat hijzelf zo vervreemd is geraakt van zichzelf en zijn omgeving. Hij is nooit zichzelf, maar altijd weer de weerkaatsing van een ander. 'One portion of the land is the same to him as the next, for he is a stranger who comes in the night and takes from the land whatever he needs.' Tijdens zijn Abel Herzberg-lezing merkte Mak op dat de doorsnee-burger in Nederland weliswaar niet positief staat tegenover permanente migratie, maar,
migratie zal over 20 a 30 jaar een doodnormaal verschijnsel zijn omdat die steden dat moeten hebben, en dan heb ik het over migratie, over grote pompen,
die de machtelozen van hot naar her zullen stuwen en mensen zullen dwingen om ‘ergens bepaalde tijd’ te ‘blijven,’ aldus Mak, die dit als positieve ontwikkeling presenteerde. ‘Je ziet dat nu al bij een elite.’ Zijn woordgebruik op zich was onthullend, het verraadt een mechanisch wereldbeeld waarbij grote stromen door het neoliberale kapitalisme gemobiliseerde massamensen door ‘grote pompen’ over de aarde worden verspreid, niet omdat zij dit willen, maar ‘omdat die steden dat moeten hebben.’ Wat bedoelt Mak nu eigenlijk? Wie in 'die steden' moeten 'dat hebben'? Miljonairs als Mak zelf? En over welke steden spreekt hij? Die in de arme wereld, omringd door een gordel van misère, waar miljoenen straatarmen opgehoopt bijeen zijn gedreven? Steden waar hij nooit geweest is, omdat hij er niets kan verkopen. Over welke 'grote pompen' heeft Mak het? Die van het neoliberale kapitalisme, dat kan niet anders aangezien er geen andere pompen meer zijn. Laten we eens kijken naar de wijze waarop die 'grote pompen' dicht bij huis functioneren, dus in de Europese Unie van Mak's 'Geen Jorwert zonder Brussel.' De Bartlehiemse grootgrutter in het 'weke sentiment,' die zegt te geloven in 'een milde, liefdevolle God,' die hem 'soms troost, soms ordening, soms een gevoel van verantwoording,' geeft, verklaarde eind juni 2015 van oordeel te zijn dat een 'Grexit niet alleen onvermijdelijk [lijkt],' maar ook wenselijk,' is en wel omdat 'Griekenland domweg niet [kan] meedoen met de toppers,' in de neoliberale eredivisie. Hoewel Mak geen benul heeft van het financiële reilen en zeilen in het Westen, had hij wel een uitgesproken mening die opmerkelijk genoeg lijnrecht stond tegenover die van vooraanstaande geleerden als:
Prof Joseph Stiglitz, Columbia University; Nobel Prize winner of Economics, Prof Thomas Piketty, Paris School of Economics, Massimo D’Alema Former prime minister of Italy; president of FEPS (Foundation of European Progressive Studies) Prof Stephany Griffith-Jones IPD Columbia University Prof Mary Kaldor London School of Economics Hilary Wainwright Transnational Institute, Amsterdam Prof Marcus Miller Warwick University Prof John Grahl Middlesex University, London Michael Burke Economists Against Austerity Prof Panicos Demetriadis University of Leicester Prof Trevor Evans Berlin School of Economics and Law Prof Jamie Galbraith Dept of Government, University of Texas Prof Gustav A Horn Macroeconomic Policy Institute (IMK) Prof Andras Inotai Emeritus and former Director, Institute for World Economics, Budapest Sir Richard Jolly Honorary Professor, IDS, Sussex University Prof Inge Kaul Adjunct professor, Hertie School of Governance, Berlin Neil MacKinnon VTB Capital Prof Jacques Mazier University of Paris Dr Robin Murray London School of Economics Prof Jose Antonio Ocampo Columbia University Prof Dominique Plihon University of Paris Avinash Persaud Peterson Institute for International Economics Prof Mario Pianta University of Urbino Helmut Reisen Shifting Wealth Consultancy Dr Ernst Stetter Secretary General, FEPS (Foundation for European Progressive Studies) Prof Simon Wren-Lewis Merton College Oxford.
Bovenstaande deskundigen wezen de Duitse kanselier Angela Merkel in een open brief, gepubliceerd door de Financial Times, erop dat 'right now the Greek government is being asked to put a gun to its head and pull the trigger' en dat de
never-ending austerity that Europe is force-feeding the Greek people is simply not working. Now Greece has loudly said no more.
As most of the world knew it would, the financial demands made by Europe have crushed the Greek economy, led to mass unemployment, a collapse of the banking system, made the external debt crisis far worse, with the debt problem escalating to an un-payable 175 percent of GDP. The economy now lies broken with tax receipts nose-diving, output and employment depressed, and businesses starved of capital.
The humanitarian impact has been colossal — 40 percent of children now live in poverty, infant mortality is sky-rocketing and youth unemployment is close to 50 percent. Corruption, tax evasion and bad accounting by previous Greek governments helped create the debt problem. The Greeks have complied with much of German Chancellor Angela Merkel’s call for austerity—cut salaries, cut government spending, slashed pensions, privatized and deregulated, and raised taxes. But in recent years the series of so-called adjustment programs inflicted on the likes of Greece has served only to make a Great Depression the likes of which have been unseen in Europe since 1929-1933. The medicine prescribed by the German Finance Ministry and Brussels has bled the patient, not cured the disease.
Together we urge Chancellor Merkel and the Troika to consider a course correction, to avoid further disaster and enable Greece to remain in the eurozone...
In the 1950s, Europe was founded on the forgiveness of past debts, notably Germany’s, which generated a massive contribution to post-war economic growth and peace. Today we need to restructure and reduce Greek debt, give the economy breathing room to recover, and allow Greece to pay off a reduced burden of debt over a long period of time. Now is the time for a humane rethink of the punitive and failed program of austerity of recent years and to agree to a major reduction of Greece’s debts in conjunction with much needed reforms in Greece.
To Chancellor Merkel our message is clear; we urge you to take this vital action of leadership for Greece and Germany, and also for the world. History will remember you for your actions this week. We expect and count on you to provide the bold and generous steps towards Greece that will serve Europe for generations to come.
Al begin juni 2015 had professor professor Stiglitz voor het volgende gewaarschuwd:
It is not in the interest of Europe – or the world – to have a country on Europe’s periphery alienated from its neighbors, especially now, when geopolitical instability is already so evident. The neighboring Middle East is in turmoil; the West is attempting to contain a newly aggressive Russia; and China, already the world’s largest source of savings, the largest trading country, and the largest overall economy (in terms of purchasing power parity), is confronting the West with new economic and strategic realities. This is no time for European disunion.
Desondanks bleef de even gelauwerde als onwetende 'Europeaan' Geert Mak, die jaar in jaar uit de mond vol heeft over de Europese Eenwording, ervoor Griekenland als 'premodern land' uit zijn neoliberale, monetaire orde te verbannen, 'hoe groot en onvoorspelbaar de geopolitieke gevolgen ook kunnen zijn.' In Mak's technocratisch mens- en wereldbeeld wordt geen tegenspraak geduld, en wel omdat, in de woorden van Roszak, 'de technocratie het bewind van de deskundigen' is 'of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen,' en Geert Mak een betaalde propagandist is van de technocratische en financiële elite. Wat dat betreft is hij in veel grotere mate 'premodern' dan de Grieken ooit kunnen worden. De jongste zoon van een koloniale dominee is zelf ook een evangelist, maar dan van twee geloven: het christendom en de Verlichting. De democratie speelt in zijn orthodoxie geen doorslaggevende rol. Net als zijn vader werkt hij voor de gevestigde orde, die verantwoordelijk is voor de toenemende wanorde. Hij fungeert als profeet van de plutocratie, die vandaag de dag de loop van de geschiedenis bepaalt. Begin januari 2013 las ik in het Algemeen Dagblad dat ondanks de economische crisis en het feit dat de helft van de mensheid onder de armoedegrens leeft ‘2012 topjaar [was] voor rijksten van de wereld. Allerrijksten voegen 182 miljard toe aan vermogen,’ terwijl de tien super-rijken in totaal al 1.433 miljard euro bezitten. Ondertussen verzwijgt de westerse mainstream hoe dit mogelijk is in de westerse neoliberale democratie, en wacht men rustig af tot het moment dat de onvermijdelijke eruptie uitbreekt. Troostrijk is evenwel het besef dat de rijkdom van miljonairs als Mak hen lui en vadsig maken, onverschillig en straks voor eeuwig vergeten terwijl de stem van Steinbeck blijft:
Could it be that Americans are a restless people, a mobile people, never satisfied with where they are as a matter of selection? The pioneers, the immigrants who peopled the continent, were the restless ones in Europe. The steady rooted ones stayed home and are still there. But every one of us, except the Negroes forced here as slaves are descended from the restless ones, the wayward ones who were not content to stay home. Wouldn’t it be unusual if we had not inherited this tendency? And the fact is that we have.
Hoewel hij de ‘indentured servants’ vergeet, de blanke slaven, wordt Steinbeck’s visie in grote lijnen door historische feiten bevestigd. Tot wat precies behoren Amerikanen, wat is hun identiteit? De staat kan hen geen identiteit verschaffen, geen enkele staat kan zijn burgers geestelijk vormen. Omgekeerd wel. En omdat de staat de mens niet kan vormen, blijven de meest gevoelige zielen zoeken naar wie ze werkelijk zijn. Steinbeck speelt in de literatuur de rol die een zoeker moet spelen. ‘Perhaps we have overrated roots as a psychic need. Maybe the greater the urge, the deeper and more ancient is the need, the will, the hunger to be somewhere else.’ Hoe dan ook, feit is dat de ontwikkelingen zich bleven versnellen in de VS, en daarmee de noodzaak om de massa te beheersen. Een van de gevolgen van die massamaatschappij is de uniformering van het bestaan, nu wereldwijd. Het was Steinbeck die aan het begin van de naoorlogse consumptiecultuur de gelijkschakeling al reizende ontdekte:
It seemed to me that regional speech is in the process of disappearing, not gone but going. Forty years of radio and twenty years of television must have this impact. Communications must destroy localness, by a slow, inevitable process…
De bekende wereld, met al haar geuren en kleuren en vertrouwde vormen, verdween razendsnel. ‘Radio and television speech become standardized.’ Alles wordt ‘uniformly tasteless, so will our speech become one speech.’ De auteur Steinbeck merkt dan ook op dat ‘I whom love words and the endless possibility of words am saddened by this inevitability.’ Hoe schraler de begrippen des te propagandistischer ze worden, reclametaal voor junkies gefabriceerd door junkies. Steinbeck: ‘I had to go through the same lost loneliness al over again, and it was no less painful than at first. There seemed to be no cure for loneliness save only being alone.’ De waanzin ontsnappen was niet mogelijk. ‘I had lost all sense of direction. But the signs – ‘Evacuation Route’ – continued. Of course, it is the planned escape route from the bomb that hasn’t been dropped. Here in the middle of the Middle West and escape route, a road designed by fear.’ De gecultiveerde angst die de VS altijd al gemobiliseerd hield. Maar wat was de bron van die angst? De eigen geschiedenis van roof en moord? Een dief is immers permanent bang bestolen te worden. Daarom wonen rijken in 'gated communities,' met grote hekken erom heen, en bewapend ‘security’ personeel. De macht van de rijken is het symptoom van een gefragmenteerde maatschappij die geen samenleving is. Steinbeck zag ‘in the eating places along the roads the food has been clean, tasteless, colorless, and of a complete sameness. It is almost as though the customers had no interest in what they ate as long as it had no character to embarrass them.’ Niets mag de massamens van zijn stuk brengen, alles moet zo soepel mogelijk verlopen, de consument in een technologische cultuur is een amateur die doet wat de professional hem opdraagt. In de woorden van de Franse socioloog Jacques Ellul:
Techniek vereist voorspelbaarheid en, evenzeer, precisie in de voorspellingen. Het is dus noodzakelijk dat de techniek prevaleert over het menselijk wezen. Voor de techniek is dit een zaak van leven of dood. De techniek moet de mens reduceren tot een technisch dier, de koning van de slaven er techniek. Voor deze noodzaak moet de menselijke grilligheid vermorzeld worden; de technische autonomie gedoogt geen menselijke autonomie. Het individu moet worden gekneed door technieken, hetzij negatief (door de technieken om de mens te kunnen begrijpen) of positief (door de aanpassing van de mens aan het technisch kader), om de schoonheidsfouten die zijn persoonlijke wil veroorzaakt in het perfecte patroon van de organisatie te kunnen wegvagen.
In zijn boek The Technological Society (1964) wijst Ellul erop dat in het moderne leven ‘The chief concern is to avoid effort and promote rest and physical euphoria,’ hetgeen onvermijdelijk leidt tot ‘the standardization and the rationalization of economic and administrative life’ en ‘From then on, standardization creates inpersonality, in the sense that organization relies more on methods and instructions than on individuals.’
Technologie is niet alleen de machine, dat is slechts de uiterlijke vorm ervan, technologie vinden we terug in alle sociale wetenschappen die onderzoeken hoe de mens het best gekneed kan worden. Reclame en propaganda zijn technologische wapens geworden die de consument dwingt langs de weg van de geconditioneerde reflexen te reageren. Via zijn onderbewustzijn wordt de massamens beheerst. Wat dat betreft had de Duitse auteur Ernst Jünger gelijk: de technologie is de ware metafysica van de moderne tijd. Alles is ondergeschikt gemaakt aan nut en efficiency, en daarbij is er ‘no room in practical activity for gratuitous aesthetic preoccupations,’ aldus Ellul. Maar in die door ‘Brussel’ en ‘Washington’ gedirigeerde wereld is geen ‘ruimte’ voor het feit dat ‘Each individual organism is vivified by intimate contact with fellow organisms.’ In een werkelijkheid beheerst door geld bestaat geen ‘intimate contact,’ omdat iedereen een concurrent van de ander is, en beheerst wordt door een centraal georganiseerde anonieme macht, waarbij ieder individu ‘isolate and single in itself’ blijft. ‘Toch kan de mens zich slechts vervullen wasnneer hij met de fundamentele feiten van zijn bestaan in contact staat en zwoel het sublieme van liefde en solidariteit doorleeft als het tragisch feit van zijn eenzaamheid en het gebroken, fragmentarisch karakter van zijn bestaan,’ aldus de voor de nazi’s naar de nieuwe wereld uitgeweken joodse psycho-analyticus Erich Fromm in zijn kritische boek over de ‘psychopathologie van democratie en kapitalisme.’ Door de vervreemding die inherent is aan de kapitalistische democratie ‘verliest’ de mens
het contact met, de greep op zichzelf en de wereld, zodra hij volledig door de routine en de kunstmatige aspecten van het bestaan wordt geabsorbeerd en niets anders kan zien dan de door mensen geschapen, banaal-verstandelijke aspecten van de wereld.
Wanneer Geert Mak in antwoord op een vraag uit het publiek stelt: ‘Ik geloof niet dat we bang moeten zijn voor democratie,’ dan moet nu toch duidelijk zijn dat wij niet in een kapitalistische democratie leven, maar in een neoliberale maatschappij waarvan de koers wordt bepaald door de economische en financieële macht. De volksvertegenwoordigers mogen die koers alleen maar bekrachtigen. Er is geen sprake van een ware ‘democratie.’ Erich Fromm stelde in 1955 in zijn boek The Sane Society:
Wordt een zwaar geadverteerd soort tandpasta door de meerderheid van de bevolking gebruikt alleen en uitsluitend op grond van een of andere fantastische bewering in de propaganda, dan zal geen zinnig mens verklaren, dat de bevolking ‘zich heeft uitgesproken’ ten gunste van deze tandpasta. Het enige wat men zou kunnen zeggen is, dat de reclame voldoende efficiënt was om miljoenen in zijn beweringen te doen geloven.
In een vervreemde samenleving verschilt de wijze waarop de bevolking haar wil tot uiting brengt niet wezenlijk van de wijze waarop de bevolking haar dagelijkse gebruiksvoorwerpen kiest. Men luistert naar de trommels en trompetten van de propaganda, en feiten betekenen bitter weinig in vergelijking met het suggestief lawaai, waarmee men de mensen bewerkt. In de laatste jaren zien we in toenemende mate, hoe de kennis van de raadgevers op het terrein van de ‘Public Relations’ de politieke propaganda beheerst. Gewend het publiek alles te laten kopen, wanneer er maar voldoende geld aanwezig is, denken zij over politieke opvattingen en leiders in dezelfde trant. Ze gebruiken televisie op dezelfde manier om politieke persoonlijkheden te maken als om bepaalde zeep populair te maken en waar het op aankomt, zowel bij verkoop als verkiezingen, is het effect, niet de redelijkheid of het nut van wat aan de man wordt gebracht. Men zag dit verschijnsel opvallend openlijk gemanifesteerd in recente verklaringen over de toekomst van de Republikeinse Partij. Zij hadden tot strekking dat men niet mocht verwachten dat de meerderheid van de kiezers op de Republikeinen zou stemmen en dat men dus een bekende persoonlijkheid moest vinden, die de partij zou willen vertegenwoordigen, zodat men op hem zou stemmen. Het verschilt in beginsel niet van het adverteren van een sigarettenmerk met behulp van een beroemde sportheld of filmster.
Op die manier werd de oud-opperbevelhebber van de Geallieerde Strijdkrachten onder wie de VS de Tweede Oorlog had gewonnen, generaal Dwight Eisenhower, de nieuwe Amerikaanse president. Iedere journalist kan dit weten, maar er is geen enkele mainstream journalist in Nederland die dit openlijk durft te melden. Sterker nog, ze blijven beweren en suggereren dat er sprake is van ‘vrije verkiezingen,’ vrij in de zin dat in principe iedereen die zich kandidaat stelt een kans maakt president te worden, onafhankelijk van de economische macht. Geert Mak, die net een boek had geschreven over de VS beweerde zelfs nog in 2012 op de Nederlandse radio dat ‘het beter voor Nederland en de internationale gemeenschap [is] dat Obama de verkiezingen wint.’ Zondag 27 oktober 2013 kwam de goed geïnformeerde Amerikaanse journalist Jonathan S. Landay, national security and intelligence correspondent, tot de slotsom dat:
World's Anger at Obama Policies Goes Beyond Europe and the NSA.
Vier jaar voordat Mak weer eens zijn publiek met nonsens opzadelde, donderdag 30 oktober 2008, nog voordat Obama tot president was gekozen, schreef ik het volgende op deze weblog:
Obama is een hype, een bijzonder knappe hype. Hij verkoopt geen boodschap, maar een beeld. Niemand weet precies wat zijn programma is, wat hij politiek gaat doen, maar velen denken toch dat zodra deze man aan de macht is alles beter zal gaan, dat hij de hoop op een goede toekomst is. Obama is op een geweldig slimme manier aan de man gebracht. Hij heeft ook de financiële macht aan zijn kant, hij beschikt over twee keer zoveel geld om reclame voor zichzelf te maken als McCain. Het feit dat iemand als Obama door de werkelijke macht naar voren is geschoven is tekenend voor de ernst van de crisis waarin het kapitalistische systeem verkeert.
Wanneer de New York Times in 2011 bericht dat 'New Stable of Wealthy Donors Fueled Obama Campaign’s Record Fund-Raising Quarter' dan kan iedereen die over de VS schrijft weten dat Obama de rijken zeker niet zal aanpakken en dat Geert Mak's bewering over het ‘vitale karakter van de Amerikaanse democratie’ propaganda is, zeker wanneer hij ook nog eens stelt dat 'bij Obama het erg [speelt] over het verdedigen van verworven rechten.'
De conclusie kan niet anders zijn dan dat Geert Mak corrupt is, dat hij wel degelijk beter weet, gezien ook het feit dat hij naderhand toegaf dat Obama de rijken spaart 'natuurlijk omdat Wall Street een van zijn grote financiers was.' Tegelijkertijd is Geert Mak de stem van de Nederlandse mainstream. Elk volk krijgt de zwendelaars die het verdient.
Mak’s werk wordt als volgt beoordeeld door communicatiedeskundige annex politicus Hans Luiten die graag laat weten dat hij met zijn ‘ervaring u graag verder [helpt]’:
Dat is lekker weg lezen, het boek ‘Amsterdam’ van de Amerikaanse historicus Russel Shorto. In de stijl van Geert Mak vertelt hij honderduit over de geschiedenis van de stad.
En zo is het, ‘in de stijl van Geert Mak,’ met andere woorden: ‘lekker weg lezen,’ en hij ‘vertelt’ net als Mak ‘honderduit,’ de ene na de andere anekdote, die de lezer ook zo weer vergeten is, omdat de anekdotiek niet in de complexe context van de werkelijkheid wordt geplaatst. Een treffendere reclame is nauwelijks denkbaar voor de producten van 'onze' bestseller-auteur. Maar onthoudt daarbij dat Geert Mak niet uit de lucht is komen vallen, hij is de vleesgeworden poldermentaliteit. Elk volk krijgt de 'historicus' die het verdient.
Vanavond zag ik in een aankondiging van een televisieprogramma Geert Mak ineens, die fluisterend zei dat de situatie in zijn Europa heel ernstig was, of zoiets. Waarom is hij gaan fluisteren? Gelooft hij niet meer in zichzelf?