'15-02-2003
Door Ko Colijn
Het voortbestaan van de Navo staat plotseling op het spel. En dat van de Veiligheidsraad en de Europese eenheid op buitenlands-politiek gebied. Alles hangt af van Blix.
Het ging het afgelopen halfjaar om de ontwapening van Irak. Maar sinds afgelopen weekend zijn de Navo, de Europese Unie en de Verenigde Naties zelf ineens de belangrijkste kwestie geworden. En, nog ongelooflijker, deze driedubbele crisis brak uit nadat nota bene de ''duif'' Colin Powell op 5 februari in de Veiligheidsraad een stapel belastende feiten over Saddam Hoessein op tafel had gelegd.'
http://www.vn.nl/Standaard-Media-Pagina/Irak-de-Olympus-schudt.htm
Door Ko Colijn
Het voortbestaan van de Navo staat plotseling op het spel. En dat van de Veiligheidsraad en de Europese eenheid op buitenlands-politiek gebied. Alles hangt af van Blix.
Het ging het afgelopen halfjaar om de ontwapening van Irak. Maar sinds afgelopen weekend zijn de Navo, de Europese Unie en de Verenigde Naties zelf ineens de belangrijkste kwestie geworden. En, nog ongelooflijker, deze driedubbele crisis brak uit nadat nota bene de ''duif'' Colin Powell op 5 februari in de Veiligheidsraad een stapel belastende feiten over Saddam Hoessein op tafel had gelegd.'
http://www.vn.nl/Standaard-Media-Pagina/Irak-de-Olympus-schudt.htm
En nu de werkelijkheid:
A Senate report on intelligence failures would later detail the intense debate that went on behind the scenes on what to include in Powell's speech. State Department analysts had found dozens of factual problems in drafts of the speech. Some of the claims were taken out, but others were left in, such as claims based on the yellowcake forgery.[43] The administration came under fire for having acted on faulty intelligence, particularly what was single-sourced to the informant known as Curveball. Powell later recounted how Vice President Dick Cheney had joked with him before he gave the speech, telling him, "You've got high poll ratings; you can afford to lose a few points." Powell's longtime aide-de-camp and Chief of Staff from 1989–2003, Colonel Lawrence Wilkerson, later characterized Cheney's view of Powell's mission as to "go up there and sell it, and we'll have moved forward a peg or two. Fall on your damn sword and kill yourself, and I'll be happy, too."[44]
In September 2005, Powell was asked about the speech during an interview with Barbara Walters and responded that it was a "blot" on his record. He went on to say, "It will always be a part of my record. It was painful. It's painful now."[45]
Wilkerson said that he inadvertently participated in a hoax on the American people in preparing Powell's erroneous testimony before the United Nations Security Council.[46]
Precies op hetzelfde moment dat professor/directeur/opiniemaker/atlanticus Ko Colijn zonder iets te checken de leugens van de Bush-regering onmiddellijk voor zoete koek slikte en daarmee zijn carriere een enorme boost gaf, probeerde ik als journalist de leugens van de Bush-regering door te prikken door mijn huiswerk te doen, de feiten te controleren en de Amerikaanse politiek in een bredere context te plaatsten. Dat heeft mijn carriere geenszins goed gedaan, goddank. De macht wil nooit dat de werkelijkheid onthuld wordt. Leest u wat ik toen schreef:
Oorlog om Olie 2
'De verborgen hand van de markt zal nooit werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15,' zo omschreef Thomas Friedman het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. De vooraanstaande columnist van de New York Times voegde er tevreden aan toe: 'De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.' Op zijn beurt verklaarde een andere Amerikaanse strategische denker, Stephen Pelletiere: 'Het draait om de olie, maar u moet weten binnen welke context. Het is niet zo dat de Verenigde Staten de olie van Irak fysiek moet bezitten, het is dat de Verenigde Staten het vruchtgebruik, de heerschappij over de olie moet hebben. Want als het die zeggenschap er niet over heeft, dan heeft het geen greep op OPEC en kan het de wereld olieprijs niet bepalen. Daarnaast: als de Verenigde Staten de Irakese olie niet beheerst, als de Irakezen er de heerschappij over hebben, dan zullen de Irakezen ervoor zorgen een regionale supermacht te worden en dat zal botsen met de Amerikaanse belangen in de Golf.' Met deze feiten als achtergrond voorspelde Pelletiere al meer dan een jaar geleden een Amerikaanse invasie van Irak. Als voormalig hoofd van de sectie Irak van de CIA en emeritus hoogleraar Nationale Veiligheid van het Army War College weet Pelletiere uit eerste hand wat de drijfveren zijn achter de Amerikaanse energie politiek. Centraal daarbij staat de snel toenemende Westerse afhankelijkheid van olie uit de OPEC-landen. Volgens de National Energy Policy Development Group van het Witte Huis, met aan het hoofd vice president Cheney, is sinds 1985 de Amerikaanse olie import verdubbeld en zal tegen 2020 tweederde van zijn benodigde olie moeten worden ingevoerd, waardoor 'de Golf de voornaamste focus van de internationale energiepolitiek van de Verenigde Staten [zal] zijn,' aangezien 'een aanzienlijke inkrimping van de wereldwijde olievoorziening onze economie ernstig zou treffen… onze buitenlandse- en economische politiek ingrijpend zou beperken.' In het kader daarvan sprak het Congres met generaal Tommy Franks, commandant van de Amerikaanse troepen in het Perzische Golf gebied, om vervolgens te concluderen dat het verschaffen van de 'toegang tot energiebronnen' in die regio zijn voornaamste taak is. Vooruitlopend daarop heeft de Verenigde Staten in de jaren negentig in acht olielanden militaire bases aangelegd.
Hoe vitaal de onbelemmerde oliestroom uit dat gebied is blijkt uit de feiten. Tot het einde van de jaren zestig beheerste zeven Westerse concerns de hele aardolie industrie. Maar toen begon het ene na het andere olieproducerende land zijn aardolievoorraden te nationaliseren. Bovendien werkten ze steeds nauwer samen binnen de in 1960 opgerichte OPEC, met als gevolg dat zij de prijs van 's werelds meest vitale grondstof gingen bepalen. De consequenties van die machtswisseling werden in 1973 pijnlijk merkbaar toen na de Jom Kippoer Oorlog de Arabische OPEC-landen de prijs van een vat olie met zeventig procent verhoogden, waardoor de meeste Westerse naties in een economische crisis belandden. Inmiddels is -gezien vanuit het perspectief van de rijke industrielanden - de situatie nog meer verslechtert, aangezien de wereld olievoorraden binnen afzienbare tijd hun hoogtepunt bereiken en er van dan af aan steeds minder olie op aarde zal zijn. Een van de deskundigen die daarop wees is Kenneth Deffeyes, emeritus hoogleraar van de Princeton Universiteit, adviseur van de olie industrie en jarenlang werkzaam geweest op het onderzoekslaboratorium van Shell in Houston. Twee jaar geleden verscheen zijn boek 'Hubbert's Peak. The Impending World Oil Shortage,' waarin hij schreef over de oliegeoloog King Hubbert, die aan de hand van een door hem ontworpen model al in 1956 voorspelde dat de Amerikaanse olieproductie begin jaren zeventig zou pieken. De Verenigde Staten zou vanaf dat moment olie moeten gaan importeren. Zijn berekening kwam precies uit. Deffeyes constateert dat 'rond 1995, verschillende analisten de methode van Hubbert begonnen toe te passen op de wereld olieproductie, en de meesten van hen schatten dat het piekjaar voor de olie op aarde tussen 2004 en 2008 zal zijn.' Een conclusie die gedeeld wordt door Colin Campbell, afgestudeerd in Oxford en veertig jaar lang als exploratiegeoloog werkzaam geweest in de olie industrie, auteur van 'The Coming Oil Crisis.' Als gerespecteerd wetenschapper vroeg het Britse Lagerhuis hem in 1999 een lezing te geven over zijn vakgebied. Campbell waarschuwde de parlementsleden dat rond 2008 de aardoliereserves over hun hoogtepunt heen zijn en dat 'de productie dan haar onvermijdelijke… afname zal beginnen met ongeveer drie procent per jaar. Toenemende tekorten zullen ontstaan, landbouw en transport zullen ernstig getroffen worden. De wereldwijde markt zal aan een eind komen door hoge transportkosten.' Hij attendeerde zijn gehoor erop dat het vinden van nieuwe olievelden in de jaren zestig piekte en dat 'we nu maar één vat vinden voor elke vier vaten die we verbruiken,' met als resultaat dat de welvaart in ons deel van de wereld volledig afhankelijk wordt van de elf OPEC-naties, waar 77 procent van alle oliereserves liggen. Maar liefst 67 procent van die olie ligt in slechts vijf landen in het Midden Oosten. Campbell waarschuwde het Britse parlement dan ook dat binnenkort 'de landen in het Midden Oosten… beseffend dat ze geen competitie hebben, zich dan vrij voelen om veel hogere prijzen op te leggen… Ik vind het absurd dat het beheer over het uitputten van de wereldvoorraad van de meest belangrijke brandstof over wordt gelaten aan een paar feodale families in het Midden Oosten. De regeringen die de olie afnemen zouden zich moeten realiseren waar hun belangen liggen.'
Vanuit deze achtergrond is het Amerikaanse en Britse militaire optreden te verklaren. Kon de Verenigde Staten tot begin jaren zeventig nog zelf in zijn oliebehoefte voorzien, nu moet het al 55 procent importeren. Daarmee wordt 's werelds machtigste staat steeds afhankelijker van de OPEC landen, op Venezuela na alle naties met een overwegend islamitische bevolking. In 1998, tijdens het presidentschap van Clinton, bepleitte een groep neoconservatieven in een brief aan het Congres voor militair ingrijpen. 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' De brief was ondertekend door de huidige vice president Cheney, de huidige minister van Defensie Rumsfeld, de huidige onderminister van Defensie Wolfowitz, de huidige onderminister van Buitenlandse Zaken Armitrage, benevens een aantal leidinggevende functionarissen uit de olie industrie, en tenslotte de voormalige onderminister van Defensie en huidige voorzitter van de Raad voor Defensiepolitiek van het Pentagon Richard Perle, die in 1996 samen met drie andere vooraanstaande joodse Amerikanen het rapport schreef 'A Clean Break: een Nieuwe Strategie voor het Veilig Stellen van het Rijk,' waarin toenmalig premier Netanyahu werd geadviseerd de Oslo Akkoorden te verwerpen en om de West Bank en Gaza onmiddellijk te annexeren. Daarnaast pleitte deze extremisten voor het elimineren van Saddam Hoessein als eerste stap op weg naar het omverwerpen van de regeringen van Syrië, Libanon, Saoedi Arabie en Iran. Kortom: de machtige olielobby en de pro-Israel lobby hadden elkaar gevonden in een gemeenschappelijk streven: het verwijderen van Saddam Hoessein. Niet omdat hij een schurk is, maar om enerzijds de olie te beheersen en anderzijds de Israëlische hegemonie over het Midden Oosten te handhaven, die alleen maar kan blijven bestaan zolang 'de nationale veiligheid' van de Verenigde Staten niet bedreigd wordt, dat wil zeggen: zolang het niet overgeleverd is aan de politiek van de islamitische olielanden. December 1999 verscheen het beleidsstuk 'Een Nationale Veiligheids Strategie voor een Nieuwe Eeuw,' speciaal geschreven voor het Witte Huis. In de introductie wordt meteen gedefinieerd hoe breed het begrip 'nationale veiligheid' is, namelijk 'de economische welvaart van onze samenleving,' waaraan wordt toegevoegd dat 'we zullen doen wat we moeten doen om deze belangen te verdedigen… gebruik makend van onze militaire macht unilateraal en resoluut.' Donald Losman, hoogleraar economie aan de National Defence University, die onder het ministerie van Defensie valt, constateerde dan ook dat 'Amerika bereid is om militaire macht te gebruiken om economische doelen te bereiken… Dergelijke motieven en rationalisaties… worden vandaag de dag aanvaard als onderdeel van onze eigen nationale veiligheidsstrategie. In het nationale veiligheids document van 1997 werd "de vrije stroom van olie" niet alleen als essentieel beschouwd, maar het moest ook nog tegen "redelijke prijzen" zijn.' Nog voor de aanslagen van 11 september 2000 schreef de Nationale Inlichtingen Raad, een coalitie van verschillende Amerikaanse veiligheidsdiensten in een nota dat als gevolg van de globalisering het terrorisme zal toenemen door de steeds breder wordende kloof tussen arm en rijk, waardoor spanningen en chaos zullen toenemen en geweld tegen de Verenigde Staten. De geheime diensten waarschuwen tevens dat Perzische Golf olie steeds belangrijker wordt en Amerika er daarom de heerschappij over moet hebben. Het probleem wordt steeds nijpender, want met slechts 4 procent van de wereldbevolking verbruikt de Verenigde Staten meer dan 25 procent van alle geproduceerde olie.
Onmiddellijk na het aantreden van de regering Bush publiceerde de Amerikaanse Raad voor Buitenlandse Betrekkingen het rapport 'Strategische Energie Politiek voor de 21ste Eeuw,' waarin wordt aangedrongen op militaire interventies om de olie en gasvoorziening veilig te stellen. Gewezen wordt op het feit dat de Amerikaanse olievoorraden uitgeput raken en het eind van goedkope olie al in zicht is. De raad adviseert de president om het Pentagon zitting te laten nemen in de National Energy Development Group. Precies twee maanden na de aanslagen van 11 september spelde de Economist het allemaal nog eens een keer uit. Het tijdschrift voor het internationale zakenleven verscheen met een coverstory onder de titel 'Verslaafd aan olie, een gevaarlijke verslaving,' waarin beschreven wordt hoe Osama bin Laden ooit eens opgemerkt had dat olie 144 dollar per vat zou moeten kosten, meer dan vier keer zo hoog als de huidige prijs, wat al als extreem duur wordt gezien. In het artikel stelt de Economist: 'Een paar jaar geleden publiceerde de leider van de Al Qaida terroristen een nauwelijks opgemerkte proclamatie over energiepolitiek. Daarin beschuldigde hij de Verenigde Staten van "de grootste diefstal in de geschiedenis" door zijn militaire aanwezigheid in Saoedi Arabie te gebruiken om de olieprijzen laag te houden. In zijn opinie is die diefstal opgelopen tot een bedrag van 36 biljoen dollar. Hij stelde dat Amerika iedere moslim ter wereld nu 30.000 dollar schuldig is, een bedrag dat steeds verder oploopt… Amerika ging er tot nu toe vanuit dat als een vijandige groepering of regime de olievelden in het Midden Oosten overnam, het dan zijn troepen zou sturen om de onruststokers te verpletteren om op die manier de olie te beschermen. Maar op dit moment zouden die terroristen nucleaire wapens kunnen hebben die ze tegen de Amerikanen inzetten of tegen de olievelden zelf.' Daarbij speelt nog een zaak. 'Omdat de wereld zo afhankelijk blijft van olie… kan het geen enkele verstoring in de bevoorrading dulden. En de mogelijkheid van een dergelijke bevoorradingsschok is in de komende paar decennia groot.' Op dit moment schommelt het aandeel van OPEC in de wereldwijde olie export rond de veertig procent. Om de prijs relatief hoog te houden pompt Saoedi Arabie, de grootste producent, aanzienlijk minder op dan het zou kunnen. 'Aangezien de wereld doorgaat met het uitputten van de olie uit niet-OPEC landen zal het [OPEC] aandeel dramatisch stijgen - en parallel daaraan, de macht over de markt van die regimes in het Midden Oosten. Deze dreiging is met name acuut voor de Verenigde Staten, dat tegelijkertijd de grootste olieverslinder is en de facto garant staat voor de oliebevoorrading van zijn bondgenoten… Zelfs korte termijn verstoringen kunnen de wereldeconomie totaal verwoesten… De opzienbarende golf van olievondsten in de jaren zestig en zeventig in niet-OPEC landen in de Noordzee, Alaska en andere plaatsen heeft geholpen als tegenwicht voor de OPEC macht om de prijs te bepalen. Maar deze grote olievelden staan op het punt… van snelle afname. In de Noordzee bijvoorbeeld zijn de meeste grote velden nu voor zeventig tot negentig procent uitgeput… Het beroep op OPEC zal de komende twintig jaar dramatisch stijgen,' aldus de Economist. Vandaar dat al vanaf het begin van de jaren negentig in officiële Amerikaanse uitspraken en overheidsrapporten aangedrongen wordt om zo nodig met militair geweld de heerschappij over de olie te herstellen.
Pas na het aantreden van de regering Bush werden deze dringende oproepen in praktische politiek omgezet. En dat is niet verwonderlijk. Het publiek en privé belang vielen nu volledig samen. Na het bekend worden van de samenstelling van de nieuwe Amerikaanse regering concludeerde het vaktijdschrift 'Oil & Gas Journal': 'Gezien vanuit het perspectief van de [olie] industrie, kan de casting van de hoofdrollen niet beter zijn.' President Bush komt net als zijn vader uit de olie industrie, vice-president Cheney was directeur van Halliburton, 's werelds grootste olie dienstverleningsmaatschappij. Condoleezza Rice, de Nationale Veiligheids Adviseur was een directeur van Chevron. Als afscheidscadeau werd onder andere een supertanker naar haar vernoemd, de minister van Handel Don Evans was een directeur van de oliemaatschappij Tom Brown Inc., en van Sharp Drilling, een aannemersconcern dat voor oliemaatschappijen werkt. Gale Norton, minister van Binnenlandse Zaken was bedrijfsadvocate en vurig pleitbezorgster van olieboringen in beschermde natuurgebieden, minister van Energie, Spencer Abraham toonde zich als senator tegenstander van maatregelen om olie verslindende luxe terreinwagens aan bepaalde regels te binden. Daarnaast was hij voorstander van het bezuinigen op onderzoek naar duurzame energie en was hij voor het afschaffen van de federale belasting op benzine. Hoewel het Amerikaanse bedrijfsleven altijd al politici kocht, was ditmaal vooral de olie en energiesector succesvol. Zo was het door grootschalige corruptie failliet gegane energieconcern Enron de grootste financier van de politieke ambities van het koppel Bush/Cheney. Dat het om grote bedragen gaat blijkt wel uit het feit dat Halliburton sinds 1992 meer dan 1,6 miljard dollar in verkiezingscampagnes van Congresleden investeerde. Tijdens zijn vijfjarig directeurschap van deze maatschappij ontving vice president Cheney 45 miljoen dollar aan honorarium en aandelen. Daarnaast ontving hij als afscheidsgift twintig miljoen dollar in de vorm van extra aandelen in dit oliedienstverleningsbedrijf, waardoor zijn persoonlijk vermogen direct gekoppeld is aan de stijging of daling van de aandelenkoersen van Halliburton, dat nog in 1998 voor 23 miljoen dollar werkzaamheden uitvoerde voor het regime van Saddam Hoessein. In een tijd dus dat de Verenigde Staten in het kader van de sancties de uitvoer van bijvoorbeeld medicijnen naar Irak saboteerde. Na het verdrijven van de dictator zullen de investeringen verveelvoudigen in verband met de wederopbouw van de Irakese olie industrie. Hetzelfde persoonlijke belang heeft ook Bush junior, die aandelen bezit in de wapenfabrikant General Electric, de oliemaatschappijen ExxonMobil, Pennzoil en Tom Brown Inc.. Vooral 's werelds grootste olieconcern ExxonMobil zal na de regimewisseling naar verwachting miljardenconcessies in de wacht slepen. De aandelenkoersen van deze concerns zullen zodoende stijgen en daarmee de winstuitkeringen aan de Amerikaanse president en vice president...
'De verborgen hand van de markt zal nooit werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15,' zo omschreef Thomas Friedman het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. De vooraanstaande columnist van de New York Times voegde er tevreden aan toe: 'De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.' Op zijn beurt verklaarde een andere Amerikaanse strategische denker, Stephen Pelletiere: 'Het draait om de olie, maar u moet weten binnen welke context. Het is niet zo dat de Verenigde Staten de olie van Irak fysiek moet bezitten, het is dat de Verenigde Staten het vruchtgebruik, de heerschappij over de olie moet hebben. Want als het die zeggenschap er niet over heeft, dan heeft het geen greep op OPEC en kan het de wereld olieprijs niet bepalen. Daarnaast: als de Verenigde Staten de Irakese olie niet beheerst, als de Irakezen er de heerschappij over hebben, dan zullen de Irakezen ervoor zorgen een regionale supermacht te worden en dat zal botsen met de Amerikaanse belangen in de Golf.' Met deze feiten als achtergrond voorspelde Pelletiere al meer dan een jaar geleden een Amerikaanse invasie van Irak. Als voormalig hoofd van de sectie Irak van de CIA en emeritus hoogleraar Nationale Veiligheid van het Army War College weet Pelletiere uit eerste hand wat de drijfveren zijn achter de Amerikaanse energie politiek. Centraal daarbij staat de snel toenemende Westerse afhankelijkheid van olie uit de OPEC-landen. Volgens de National Energy Policy Development Group van het Witte Huis, met aan het hoofd vice president Cheney, is sinds 1985 de Amerikaanse olie import verdubbeld en zal tegen 2020 tweederde van zijn benodigde olie moeten worden ingevoerd, waardoor 'de Golf de voornaamste focus van de internationale energiepolitiek van de Verenigde Staten [zal] zijn,' aangezien 'een aanzienlijke inkrimping van de wereldwijde olievoorziening onze economie ernstig zou treffen… onze buitenlandse- en economische politiek ingrijpend zou beperken.' In het kader daarvan sprak het Congres met generaal Tommy Franks, commandant van de Amerikaanse troepen in het Perzische Golf gebied, om vervolgens te concluderen dat het verschaffen van de 'toegang tot energiebronnen' in die regio zijn voornaamste taak is. Vooruitlopend daarop heeft de Verenigde Staten in de jaren negentig in acht olielanden militaire bases aangelegd.
Hoe vitaal de onbelemmerde oliestroom uit dat gebied is blijkt uit de feiten. Tot het einde van de jaren zestig beheerste zeven Westerse concerns de hele aardolie industrie. Maar toen begon het ene na het andere olieproducerende land zijn aardolievoorraden te nationaliseren. Bovendien werkten ze steeds nauwer samen binnen de in 1960 opgerichte OPEC, met als gevolg dat zij de prijs van 's werelds meest vitale grondstof gingen bepalen. De consequenties van die machtswisseling werden in 1973 pijnlijk merkbaar toen na de Jom Kippoer Oorlog de Arabische OPEC-landen de prijs van een vat olie met zeventig procent verhoogden, waardoor de meeste Westerse naties in een economische crisis belandden. Inmiddels is -gezien vanuit het perspectief van de rijke industrielanden - de situatie nog meer verslechtert, aangezien de wereld olievoorraden binnen afzienbare tijd hun hoogtepunt bereiken en er van dan af aan steeds minder olie op aarde zal zijn. Een van de deskundigen die daarop wees is Kenneth Deffeyes, emeritus hoogleraar van de Princeton Universiteit, adviseur van de olie industrie en jarenlang werkzaam geweest op het onderzoekslaboratorium van Shell in Houston. Twee jaar geleden verscheen zijn boek 'Hubbert's Peak. The Impending World Oil Shortage,' waarin hij schreef over de oliegeoloog King Hubbert, die aan de hand van een door hem ontworpen model al in 1956 voorspelde dat de Amerikaanse olieproductie begin jaren zeventig zou pieken. De Verenigde Staten zou vanaf dat moment olie moeten gaan importeren. Zijn berekening kwam precies uit. Deffeyes constateert dat 'rond 1995, verschillende analisten de methode van Hubbert begonnen toe te passen op de wereld olieproductie, en de meesten van hen schatten dat het piekjaar voor de olie op aarde tussen 2004 en 2008 zal zijn.' Een conclusie die gedeeld wordt door Colin Campbell, afgestudeerd in Oxford en veertig jaar lang als exploratiegeoloog werkzaam geweest in de olie industrie, auteur van 'The Coming Oil Crisis.' Als gerespecteerd wetenschapper vroeg het Britse Lagerhuis hem in 1999 een lezing te geven over zijn vakgebied. Campbell waarschuwde de parlementsleden dat rond 2008 de aardoliereserves over hun hoogtepunt heen zijn en dat 'de productie dan haar onvermijdelijke… afname zal beginnen met ongeveer drie procent per jaar. Toenemende tekorten zullen ontstaan, landbouw en transport zullen ernstig getroffen worden. De wereldwijde markt zal aan een eind komen door hoge transportkosten.' Hij attendeerde zijn gehoor erop dat het vinden van nieuwe olievelden in de jaren zestig piekte en dat 'we nu maar één vat vinden voor elke vier vaten die we verbruiken,' met als resultaat dat de welvaart in ons deel van de wereld volledig afhankelijk wordt van de elf OPEC-naties, waar 77 procent van alle oliereserves liggen. Maar liefst 67 procent van die olie ligt in slechts vijf landen in het Midden Oosten. Campbell waarschuwde het Britse parlement dan ook dat binnenkort 'de landen in het Midden Oosten… beseffend dat ze geen competitie hebben, zich dan vrij voelen om veel hogere prijzen op te leggen… Ik vind het absurd dat het beheer over het uitputten van de wereldvoorraad van de meest belangrijke brandstof over wordt gelaten aan een paar feodale families in het Midden Oosten. De regeringen die de olie afnemen zouden zich moeten realiseren waar hun belangen liggen.'
Vanuit deze achtergrond is het Amerikaanse en Britse militaire optreden te verklaren. Kon de Verenigde Staten tot begin jaren zeventig nog zelf in zijn oliebehoefte voorzien, nu moet het al 55 procent importeren. Daarmee wordt 's werelds machtigste staat steeds afhankelijker van de OPEC landen, op Venezuela na alle naties met een overwegend islamitische bevolking. In 1998, tijdens het presidentschap van Clinton, bepleitte een groep neoconservatieven in een brief aan het Congres voor militair ingrijpen. 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' De brief was ondertekend door de huidige vice president Cheney, de huidige minister van Defensie Rumsfeld, de huidige onderminister van Defensie Wolfowitz, de huidige onderminister van Buitenlandse Zaken Armitrage, benevens een aantal leidinggevende functionarissen uit de olie industrie, en tenslotte de voormalige onderminister van Defensie en huidige voorzitter van de Raad voor Defensiepolitiek van het Pentagon Richard Perle, die in 1996 samen met drie andere vooraanstaande joodse Amerikanen het rapport schreef 'A Clean Break: een Nieuwe Strategie voor het Veilig Stellen van het Rijk,' waarin toenmalig premier Netanyahu werd geadviseerd de Oslo Akkoorden te verwerpen en om de West Bank en Gaza onmiddellijk te annexeren. Daarnaast pleitte deze extremisten voor het elimineren van Saddam Hoessein als eerste stap op weg naar het omverwerpen van de regeringen van Syrië, Libanon, Saoedi Arabie en Iran. Kortom: de machtige olielobby en de pro-Israel lobby hadden elkaar gevonden in een gemeenschappelijk streven: het verwijderen van Saddam Hoessein. Niet omdat hij een schurk is, maar om enerzijds de olie te beheersen en anderzijds de Israëlische hegemonie over het Midden Oosten te handhaven, die alleen maar kan blijven bestaan zolang 'de nationale veiligheid' van de Verenigde Staten niet bedreigd wordt, dat wil zeggen: zolang het niet overgeleverd is aan de politiek van de islamitische olielanden. December 1999 verscheen het beleidsstuk 'Een Nationale Veiligheids Strategie voor een Nieuwe Eeuw,' speciaal geschreven voor het Witte Huis. In de introductie wordt meteen gedefinieerd hoe breed het begrip 'nationale veiligheid' is, namelijk 'de economische welvaart van onze samenleving,' waaraan wordt toegevoegd dat 'we zullen doen wat we moeten doen om deze belangen te verdedigen… gebruik makend van onze militaire macht unilateraal en resoluut.' Donald Losman, hoogleraar economie aan de National Defence University, die onder het ministerie van Defensie valt, constateerde dan ook dat 'Amerika bereid is om militaire macht te gebruiken om economische doelen te bereiken… Dergelijke motieven en rationalisaties… worden vandaag de dag aanvaard als onderdeel van onze eigen nationale veiligheidsstrategie. In het nationale veiligheids document van 1997 werd "de vrije stroom van olie" niet alleen als essentieel beschouwd, maar het moest ook nog tegen "redelijke prijzen" zijn.' Nog voor de aanslagen van 11 september 2000 schreef de Nationale Inlichtingen Raad, een coalitie van verschillende Amerikaanse veiligheidsdiensten in een nota dat als gevolg van de globalisering het terrorisme zal toenemen door de steeds breder wordende kloof tussen arm en rijk, waardoor spanningen en chaos zullen toenemen en geweld tegen de Verenigde Staten. De geheime diensten waarschuwen tevens dat Perzische Golf olie steeds belangrijker wordt en Amerika er daarom de heerschappij over moet hebben. Het probleem wordt steeds nijpender, want met slechts 4 procent van de wereldbevolking verbruikt de Verenigde Staten meer dan 25 procent van alle geproduceerde olie.
Onmiddellijk na het aantreden van de regering Bush publiceerde de Amerikaanse Raad voor Buitenlandse Betrekkingen het rapport 'Strategische Energie Politiek voor de 21ste Eeuw,' waarin wordt aangedrongen op militaire interventies om de olie en gasvoorziening veilig te stellen. Gewezen wordt op het feit dat de Amerikaanse olievoorraden uitgeput raken en het eind van goedkope olie al in zicht is. De raad adviseert de president om het Pentagon zitting te laten nemen in de National Energy Development Group. Precies twee maanden na de aanslagen van 11 september spelde de Economist het allemaal nog eens een keer uit. Het tijdschrift voor het internationale zakenleven verscheen met een coverstory onder de titel 'Verslaafd aan olie, een gevaarlijke verslaving,' waarin beschreven wordt hoe Osama bin Laden ooit eens opgemerkt had dat olie 144 dollar per vat zou moeten kosten, meer dan vier keer zo hoog als de huidige prijs, wat al als extreem duur wordt gezien. In het artikel stelt de Economist: 'Een paar jaar geleden publiceerde de leider van de Al Qaida terroristen een nauwelijks opgemerkte proclamatie over energiepolitiek. Daarin beschuldigde hij de Verenigde Staten van "de grootste diefstal in de geschiedenis" door zijn militaire aanwezigheid in Saoedi Arabie te gebruiken om de olieprijzen laag te houden. In zijn opinie is die diefstal opgelopen tot een bedrag van 36 biljoen dollar. Hij stelde dat Amerika iedere moslim ter wereld nu 30.000 dollar schuldig is, een bedrag dat steeds verder oploopt… Amerika ging er tot nu toe vanuit dat als een vijandige groepering of regime de olievelden in het Midden Oosten overnam, het dan zijn troepen zou sturen om de onruststokers te verpletteren om op die manier de olie te beschermen. Maar op dit moment zouden die terroristen nucleaire wapens kunnen hebben die ze tegen de Amerikanen inzetten of tegen de olievelden zelf.' Daarbij speelt nog een zaak. 'Omdat de wereld zo afhankelijk blijft van olie… kan het geen enkele verstoring in de bevoorrading dulden. En de mogelijkheid van een dergelijke bevoorradingsschok is in de komende paar decennia groot.' Op dit moment schommelt het aandeel van OPEC in de wereldwijde olie export rond de veertig procent. Om de prijs relatief hoog te houden pompt Saoedi Arabie, de grootste producent, aanzienlijk minder op dan het zou kunnen. 'Aangezien de wereld doorgaat met het uitputten van de olie uit niet-OPEC landen zal het [OPEC] aandeel dramatisch stijgen - en parallel daaraan, de macht over de markt van die regimes in het Midden Oosten. Deze dreiging is met name acuut voor de Verenigde Staten, dat tegelijkertijd de grootste olieverslinder is en de facto garant staat voor de oliebevoorrading van zijn bondgenoten… Zelfs korte termijn verstoringen kunnen de wereldeconomie totaal verwoesten… De opzienbarende golf van olievondsten in de jaren zestig en zeventig in niet-OPEC landen in de Noordzee, Alaska en andere plaatsen heeft geholpen als tegenwicht voor de OPEC macht om de prijs te bepalen. Maar deze grote olievelden staan op het punt… van snelle afname. In de Noordzee bijvoorbeeld zijn de meeste grote velden nu voor zeventig tot negentig procent uitgeput… Het beroep op OPEC zal de komende twintig jaar dramatisch stijgen,' aldus de Economist. Vandaar dat al vanaf het begin van de jaren negentig in officiële Amerikaanse uitspraken en overheidsrapporten aangedrongen wordt om zo nodig met militair geweld de heerschappij over de olie te herstellen.
Pas na het aantreden van de regering Bush werden deze dringende oproepen in praktische politiek omgezet. En dat is niet verwonderlijk. Het publiek en privé belang vielen nu volledig samen. Na het bekend worden van de samenstelling van de nieuwe Amerikaanse regering concludeerde het vaktijdschrift 'Oil & Gas Journal': 'Gezien vanuit het perspectief van de [olie] industrie, kan de casting van de hoofdrollen niet beter zijn.' President Bush komt net als zijn vader uit de olie industrie, vice-president Cheney was directeur van Halliburton, 's werelds grootste olie dienstverleningsmaatschappij. Condoleezza Rice, de Nationale Veiligheids Adviseur was een directeur van Chevron. Als afscheidscadeau werd onder andere een supertanker naar haar vernoemd, de minister van Handel Don Evans was een directeur van de oliemaatschappij Tom Brown Inc., en van Sharp Drilling, een aannemersconcern dat voor oliemaatschappijen werkt. Gale Norton, minister van Binnenlandse Zaken was bedrijfsadvocate en vurig pleitbezorgster van olieboringen in beschermde natuurgebieden, minister van Energie, Spencer Abraham toonde zich als senator tegenstander van maatregelen om olie verslindende luxe terreinwagens aan bepaalde regels te binden. Daarnaast was hij voorstander van het bezuinigen op onderzoek naar duurzame energie en was hij voor het afschaffen van de federale belasting op benzine. Hoewel het Amerikaanse bedrijfsleven altijd al politici kocht, was ditmaal vooral de olie en energiesector succesvol. Zo was het door grootschalige corruptie failliet gegane energieconcern Enron de grootste financier van de politieke ambities van het koppel Bush/Cheney. Dat het om grote bedragen gaat blijkt wel uit het feit dat Halliburton sinds 1992 meer dan 1,6 miljard dollar in verkiezingscampagnes van Congresleden investeerde. Tijdens zijn vijfjarig directeurschap van deze maatschappij ontving vice president Cheney 45 miljoen dollar aan honorarium en aandelen. Daarnaast ontving hij als afscheidsgift twintig miljoen dollar in de vorm van extra aandelen in dit oliedienstverleningsbedrijf, waardoor zijn persoonlijk vermogen direct gekoppeld is aan de stijging of daling van de aandelenkoersen van Halliburton, dat nog in 1998 voor 23 miljoen dollar werkzaamheden uitvoerde voor het regime van Saddam Hoessein. In een tijd dus dat de Verenigde Staten in het kader van de sancties de uitvoer van bijvoorbeeld medicijnen naar Irak saboteerde. Na het verdrijven van de dictator zullen de investeringen verveelvoudigen in verband met de wederopbouw van de Irakese olie industrie. Hetzelfde persoonlijke belang heeft ook Bush junior, die aandelen bezit in de wapenfabrikant General Electric, de oliemaatschappijen ExxonMobil, Pennzoil en Tom Brown Inc.. Vooral 's werelds grootste olieconcern ExxonMobil zal na de regimewisseling naar verwachting miljardenconcessies in de wacht slepen. De aandelenkoersen van deze concerns zullen zodoende stijgen en daarmee de winstuitkeringen aan de Amerikaanse president en vice president...
September 2000 concludeerde de door -onder andere- Cheney, Rumsfeld en Wolfowitz opgerichte denktank 'Project voor de Nieuwe Amerikaanse Eeuw' dat 'hoewel het onopgeloste conflict met Irak een onmiddellijke rechtvaardiging verschaft, overstijgt de noodzaak van een aanzienlijke Amerikaanse militaire aanwezigheid in de Golf het vraagstuk van het regime van Saddam Hoessein.' Zoals uit deze woorden blijkt gaat het niet in de eerste plaats om Irak. In feite draait het om Saoedi Arabie, de grootste producent binnen OPEC, die de olieprijs bepaalt. Onlangs stelde Michael Renner, olie-expert van het in Washington gevestigde World Watch Institute het aldus: 'De heerschappij over de Irakese olie zal de Verenigde Staten in staat stellen de Saoedische invloed op de oliepolitiek te verminderen en Washington een enorme macht over de wereld oliemarkt geven.' Zodra de Irakese olie industrie op volle toeren draait zal 'Saoedi Arabie niet langer meer de dominante producent zijn, die eigenhandig de oliemarkt kan beïnvloeden… Het openen van de Irakese oliekraan zal de wereld overspoelen en prijzen aanzienlijk omlaag drijven.' Sinds het herenakkoord van 1945 over de olie tussen president Roosevelt en de Saoedische koning Ibn Saoed is de situatie in de wereld ingrijpend veranderd. Zelfs in het conservatieve Saoedi Arabie, waar het aantal inwoners de afgelopen dertig jaar is verviervoudigd tot meer dan 21 miljoen mensen. Rond de zestig procent van de bevolking is nu jonger dan twintig jaar oud. Het officiële werkloosheidscijfer is vijftien procent, maar onofficieel bedraagt het meer dan 25 procent. De helft van de academici is afgestudeerd in een islam studie en bezit dus kennis die nutteloos is voor het opbouwen van een moderne economie. Het koninkrijk telt 7000 prinsen en de corruptie onder de elite is bijzonder hoog. De olie opbrengsten zijn gedaald van 227 miljard dollar in 1981 naar 31 miljard dollar vijf jaar later en zijn sindsdien op hetzelfde niveau blijven steken. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is de afgelopen twintig jaar meer dan gehalveerd. Vorig jaar daalde de economie met twee procent. In 1981 bezat Saoedi Arabie honderd miljard dollar aan financiële reserves. In 2000 had het een buitenlandse schuld van 150 miljard dollar. Al die miljarden verdwenen als gevolg van oorlogen en wapenaankopen. Saoedi Arabie financierde Irak in zijn oorlog tegen Iran met 26 miljard dollar voor een bloedbad, waarbij -in de woorden van Henry Kissinger- 'het uiteindelijke Amerikaanse belang… is dat beide partijen zullen verliezen.' Volgens de aloude koloniale doctrine van verdeel en heers wilde Washington wel dat het regime van ayatollah Khomeini werd vernietigd, maar niet dat het Irakese regime daardoor een regionale grootmacht zou worden. Met in totaal 36 miljard dollar financierde Riyadh tezamen met en andere Golfstaten de Golfoorlog van 1991. En in de jaren negentig kocht Saoedi Arabie voor honderd miljard dollar aan wapens, voornamelijk van de Verenigde Staten, bijna veertig procent van de wereldwijde wapenverkoop aan ontwikkelingslanden in tien jaar tijd, zodat de Verenigde Staten in feite vorstelijk verdiende aan die Golfoorlog. Bovendien is er sprake van kapitaalvlucht. Vele miljarden dollars oliegeld van de elite werd in Amerikaanse concerns geïnvesteerd. Het probleem is nu dat Saoedi Arabie van een schatrijk land een straatarme natie is geworden en niet langer meer als buffer kan fungeren voor een te hoge olieprijs. In 1981 kon het onbezorgd tien miljoen vaten per dag produceren, maar twee decennia later niet meer. Na een lange periode van lage prijzen besloot OPEC in maart 1999 de productie te verminderen om zo de prijs op te drijven. Daarmee nam Saoedi Arabie voor het eerst duidelijk afstand van zijn vroegere matigende rol, waarbij het als grootste producent binnen de organisatie volgens afspraak met de Amerikanen de prijs zo laag mogelijk hield. Die tijd van het op commando zoveel mogelijk oppompen is voorbij: de prijs zou dan teveel zakken, de inkomsten zouden dalen, de armoede van de eigen bevolking zou verder toenemen en daarmee de binnenlandse spanningen, waardoor het voortbestaan van het koningschap bedreigd wordt. De sjah van Iran was een illustrerend voorbeeld geweest van hoe een verpauperde bevolking en een opkomend fundamentalisme een regime ten val konden brengen. Ondanks of beter nog: juist dankzij de massale Amerikaanse politieke en militaire steun...
P.S. Inmiddels is de militaire invasie voltooid. Dinsdag 15 april berichtte verslaggever Wilfried Bossier in de NRC dat 'voor het Palestine Hotel nu dagelijks honderden boze Irakezen [betogen] tegen de Amerikaanse aanwezigheid. "Weg met Bush! We kunnen ons land beter zelf besturen! Irak voor de Irakezen!", zijn hun leuzen… De betogers zijn vooral woest omdat de Amerikaanse troepen niet eens proberen het plunderen en brandschatten van woningen, ziekenhuizen en musea te verhinderen… "Hoe komt het toch dat ze alleen bij het ministerie van Oliezaken de wacht houden? Dat werd onmiddellijk beschermd met troepen, maar niet de ziekenhuizen of het Iraaks Museum?'' vraagt een van de betogers.' Terwijl de hele wereldpers stond te kijken hoe een kleine groep Irakezen, geholpen door Amerikaanse soldaten, een standbeeld van Saddam Hoessein omverhaalden, werd honderd meter verderop in het Museum van Oudheden de culturele erfenis van de mensheid door plunderaars geroofd of aan barrels geslagen. Het wereldwijd herhaald uitzenden van videobeelden waarop het plunderen van vazen te zien was, riep bij minister Rumsfeld grote ergernis op. 'Ik bedoel, hoeveel vazen hebben ze daar binnen staan?' vroeg hij zich onder luid gelach van de opgetrommelde pers af. Een dag later, woensdag 16 april, constateerde Amnesty International in een persbericht: 'Het lijkt erop dat er door de Coalitie meer voorbereidingen zijn getroffen om de oliebronnen te beschermen dan het beschermen van ziekenhuizen en waterzuiveringsinstallaties.'
De Humanist, april/mei 2003