Hubert Smeets van de NRC: 'een minimale vorm van intellectuele discipline en coherentie is dan toch wenselijk.'
Waarom het voor de Atlantische Commissie zo aantrekkelijk is om juist mainstream-journalisten als Hubert Smeets van de NRC aan haar kant te krijgen, is niet moeilijk te raden. De Commissie, speciaal in het leven geroepen om NAVO-propaganda te bedrijven, financiert zogeheten 'studiereizen' met belastinggeld, in de verwachting dat dit een voor haar positieve uitwerking heeft op de informatieverschaffing aan het grote publiek. Daarom worden de meest 'plooibare' en 'betrouwbare' opiniemakers uitgenodigd en Hubert Smeets is één van hen, zo weet de Atlantische Commissie aan de hand van zijn journalistieke producten. Hubert is iemand die niet aan zelfcensuur hoeft te doen, aangezien hij nagenoeg alles wat hij schrijft en zegt ook daadwerkelijk gelooft, anders zou hij domweg niet bij de 'kwaliteitskrant' zijn aangenomen. Smeets verdedigt overal en altijd de belangen van het westerse establishment. Het ontbreekt hem aan een zekere verbeeldingskracht om zich een andere orde voor te stellen dan die van het neoliberale kapitalisme, onder aanvoering van de elite in Washington, Wall Street en Brussel. Hij is zogezegd een overtuigde Atlanticus, een ideoloog die van mening is dat het bondgenootschap tussen Washington en Brussel de best denkbare oplossing is voor de hele mensheid. Ik geef een voorbeeld:
In de NRC van zaterdag 20 september 2013 stelde hij als ‘redacteur buitenland’ met betrekking tot het boek Oikofobie (2013) van de Nederlandse jurist/historicus Thierry Baudet:
Het federaliserende Europa is opnieuw de hoofdvijand in de nieuwe bundel van Thierry Baudet. Het ontbreekt hem niet aan brutaliteit, maar hoe open is zijn denken?
In de ogen van Smeets is ‘zijn denken’ weinig ‘open’ aangezien boven de ‘recensie’ nog een tweede, tendentieuze, mening stond, namelijk:
Prima dat Thierry Baudet zich niet aan de heersende mores aanpast en boude uitspraken doet over kunst en nationalisme. Maar een minimale vorm van intellectuele discipline en coherentie is dan toch wenselijk.
De opiniemaker ergert zich zo erg aan Baudet’s opvattingen dat zijn 'bespreking' bol staat van de opinies van Smeets zelf, terwijl de gedachtewereld van Baudet nauwelijks aan de orde komt, overigens een typisch polderfenomeen als men dit vergelijkt met de haast literaire recensies in bijvoorbeeld The New York Review of Books. Smeets:
Thierry Baudet is van 1983 en dus geen kind van de jaren zestig. Maar hij zou zich in de tijd van Nieuw Links en Notenkraker thuis hebben gevoeld. De jurist/historicus heeft ook onbedaarlijke lol in épater le bourgeois. Alleen: Baudet leeft bijna vijftig jaar later, én hij schept behagen in shocking the radical chic, die haar wortels juist heeft in diezelfde jaren zestig toen zij het establishment van de jaren vijftig op stang joeg. Met verve zelfs.
Kortom, Hubert Smeets suggereert dat het een ongehoorde brutaliteit is van een omhooggevallen arrivist om de middenklasse en (modieus) links te shockeren. Die maatschappelijke groep, waar Smeets zelf toe behoort, dient niet belachelijk te worden gemaakt, maar juist te worden geprezen voor hun geweldige bijdrage aan het neoliberale bestel dat vandaag de dag aangeprezen wordt als een ‘participatiesamenleving.’ Het is volgens Smeets dan ook hemeltergend dat een incoherente kwast zonder ook maar ‘een minimale vorm van intellectuele discipline en coherentie’ de heilige huisjes van de ‘bourgeois’ omverwerpt. Smeets over Baudet’s visie:
Ook zijn these dat nationalisme de staat niet tot oorlog drijft, nee, dat juist imperialisme van expansionistische machten tot oorlogsgeweld leidt, is zo pontificaal dat de lezer verbluft een tijdje naar buiten staart.
Smeets spreekt nu namens alle lezers, inclusief u en ik, terwijl hij toch alleen maar voor zichzelf spreekt. Maar voor de ‘redacteur buitenland’ van de NRC is het volstrekt ondenkbaar dat iemand bij z'n volle verstand van oordeel kan zijn dat het ‘imperialisme van expansionistische machten tot oorlogsgeweld’ leidt, en wel om de simpele reden dat het ‘imperialisme’ en ‘expansionistische machten’ niet meer bestaan sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Iedere zichzelf respecterende mainstream-opiniemaker in de polder is er bovendien heilig van overtuigd dat de Amerikaanse politieke en economische machthebbers juist het tegenovergestelde zijn van expansionistische imperialisten, en in hun grenzeloos altruïsme kosten noch moeite sparen om de zegeningen van democratie en mensenrechten tot in alle uithoeken van de wereld te verspreiden. Iedereen met ook maar een greintje ‘intellectuele discipline en coherentie’ weet dit, getuige de inmiddels ontelbare Amerikaanse ‘vredestichtende’ activiteiten in Vietnam, Irak, Afghanistan en Libië, om slechts vier voor de hand liggende voorbeelden te geven. Wie dit alles niet beseft is iemand die, aldus Smeets, ‘om zich heen mept.’ Deze opiniemaker die voor een dagblad werkt dat op 20 maart 2003 adviseerde: 'Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire,' gaat er blind van uit dat ondanks mogelijke uitwassen en verkeerde inschattingen het massale geweld onder aanvoering van Washington uiteindelijk juist een voorbeeld is van de goede bedoelingen van het Westen en zijn gewapende arm, de NAVO. Vandaar ook zijn verbijsterde uitroep:
waar gaat dit boek eigenlijk over? Of is dat een burgerlijke vraag?
Omdat ik het boek niet heb gelezen en ik het vaak niet eens ben met Baudet's stellingen beperk ik me tot Smeets’ impliciete bewering dat het Amerikaanse ‘imperialisme’ absoluut niet ‘tot oorlogsgeweld leidt.’ Ik kan op grond van Smeets' bewering als ‘lezer’ van de NRC niet anders concluderen dan dat hier sprake is van, inderdaad, een 'burgerlijke' vraag. Sterker nog: wie vandaag de dag ‘verbluft een tijdje naar buiten' moet staren zodra hij verneemt dat ‘imperialisme… tot oorlogsgeweld leidt,’ is dermate gehersenspoeld dat hij niet meer in staat is de werkelijkheid te zien. En juist dit is het geval bij opiniemaker Hubert Smeets die zolang ik hem ken een gematigde conservatief is, een journalist met een beperkt blikveld, die net als zijn vriend Geert Mak rotsvast gelooft dat de VS de afgelopen halve eeuw ‘ordebewaker en politieagent’ van de wereld is geweest. Deze ideologische kijk op de werkelijkheid is één van de belangrijkste redenen dat beide opiniemakers het werk van kritische Amerikaanse intellectuelen niet volgen. Ze weten immers de 'waarheid' al. Maar die ‘waarheid’ spoort niet met de feiten zoals die door bijvoorbeeld de Amerikaanse geleerde, wijlen Chalmers Johnson, werden uitgewerkt in zijn gezaghebbende Blowback-Trilogy over de gewelddadige expansionistische Amerikaanse politiek die ten grondslag ligt aan het Amerikaans imperium. In het begin van zijn boek Blowback. The Costs and Consequences of American Empire (2004) schreef professor Johnson, oud-adviseur van de CIA, dat de Verenigde Staten na de Koude Oorlog in plaats van te demobiliseren juist zijn wereldwijd imperium al dan niet met geweld uitbreidde. Toen ik hem in 2006 interviewde verklaarde hij deze ontwikkeling als volgt:
Ik denk dat de belangrijkste reden is wat men met een technische term noemt: ‘Militair Keynesianisme,’ waarmee aangegeven wordt dat het militair-industrieel complex, de wapenindustrie, een integraal onderdeel is geworden van de Amerikaanse economie. In toenemende mate fabriceren wij in de Verenigde Staten niet zoveel. We hebben gezien hoe in de afgelopen decennia onze economie ernstig is uitgehold. Daarentegen produceren we wel massaal wapens, een buitengewoon lucratieve zaak, we verkopen ze wereldwijd. Het heeft nagenoeg niets te maken met de defensie van ons land maar alles met de commerciële belangen van de wapenindustrie. Die industrie is buitengewoon wonderlijk, het heeft maar één klant, er bestaat nauwelijks enige concurrentie en het is geen kapitalisme, maar staatssocialisme. Ik ben van mening dat het belangrijkste punt is dat de beleidsbepalers in de Verenigde Staten zich in 1991, ten tijde van de ineenstorting van de Sovjet Unie, zich simpelweg niet konden voorstellen dat hun economie zou groeien zonder door te gaan met het militair-industrieel complex en dus met de wapenindustrie.
Meer algemeen gesproken was de Verenigde Staten eraan gewend geraakt een imperium te bezitten en om op elk continent de dienst uit te maken, te geloven dat het praktisch overal bij elk besluit betrokken moest zijn. Tegelijkertijd was het al in 1991 niet langer meer in een economische positie om zijn wereldwijd imperium te handhaven. Desondanks zocht het onmiddellijk na de val van de Sovjet Unie naar en vervangende vijand terwijl het zich dat niet kon permitteren. Eén van kwalijkste aspecten van het besluit om als het ware de Koude Oorlog voort te zetten was het feit dat de Verenigde Staten geen rekening hield met de mogelijkheid dat het dezelfde weg zou opgaan als de Sovjet Unie. Ook wij zijn in steeds grotere problemen geraakt door 'imperial overstretch' (dat wil zeggen: het rijk kost meer dan het opbrengt), door een toenemend economisch verval en door de overmatige afhankelijkheid van de wapenindustrie. Daarnaast krijgen we steeds meer te maken met wat de CIA noemt 'blowback,' een term daterend uit 1953 toen de Amerikaanse overheid in het geheim betrokken was bij de omverwerping van een democratisch gekozen buitenlandse regering, te weten de Iraanse premier Mohammed Mossadeq die de oliebronnen had genationaliseerd.
Blowback betekent de onbedoelde consequenties van geheime buitenlandse operaties. Het is daarbij belangrijk te benadrukken dat het wraakneming betreft voor buitenlandse operaties die volstrekt geheim gehouden werden voor het Amerikaanse publiek, natuurlijk niet voor de slachtoffers ervan. Het resultaat is dat zodra er represailles volgen de Amerikaanse burger volstrekt onvoorbereid is en de gebeurtenissen niet kan zien in termen van oorzaak en gevolg. De aanslagen van 11 september 2001 zijn het duidelijkste voorbeeld daarvan. In plaats van te vragen waarom ze ons haten, had president Bush zich beter kunnen afvragen wie op aarde ons niet haat, en ons haat met goede redenen.
Gevreesd moet worden dat Hubert Smeets bij het vernemen van deze woorden van de gezaghebbende Chalmers Johnson met een geweldig klap van zijn stoel zal vallen. En ook na het lezen van de volgende fragmenten, geschreven door de Amerikaanse emeritus hoogleraar Politicologie van de prestigieuze Princeton University, Sheldon Wolin, zal onze NRC-opiniemaker lange tijd ‘verbluft naar buiten’ moeten staren om weer helemaal bij zijn positieven te kunnen komen. In Wolin's Democracy Inc. Managed Democracy And The Specter Of Inverted Totalitarianism (2010) — de titel alleen al zal Smeets doen hyperventileren — toont deze Amerikaanse geleerde overtuigend aan hoe de National Security State de Amerikaanse democratie uitholde. Wolin citeert daarbij onder andere uit een in 1950 geschreven cruciaal beleidsdocument dat de geschiedenis is ingegaan als NSC-68. Daarin concludeerde de National Security Council dat gezien Amerika’s morele en technologische superioriteit Washington ‘the responsibility of world leadership’ moest claimen en zich diende te ontwikkelen tot een ‘clearly superior overall power in its most inclusive sense.’ Dit Amerikaanse streven naar hegemonie luidde de Koude Oorlog definitief in, wat in de praktijk van alledag betekende dat de Amerikaanse federale staat steeds meer ondemocratische maatregelen nam en zelfs totalitaire trekken kreeg, zoals zichtbaar werd door zowel het hysterische binnenlandse ‘McCarthyism’ als de buitenlandse ‘Legacy of Ashes’ (Tim Weiner) dat de geheime CIA-activiteiten achterlieten. NSC-68, de hoeksteen van het Amerikaanse naoorlogse buitenlandse beleid was dermate geheim dat zelfs het Congres hier decennialang niets van wist. Wolin:
How totalizing a Cold War becomes is suggested in a summary of American strategy:
‘Intensification of affirmative and timely measures and operations by covert means in the fields of economic warfare and political and psychological warfare with a view to fomenting and supporting unrest and revolt in selected strategic satellite countries.’
Het gevolg was dat
The United States had adopted the same goals as the Soviets: global supremacy and a regime change by means of subversion. ‘We should take dynamic steps to reduce the power and influence of the Kremlin inside the Soviet Union and other areas under its control… In other words, it would be the current Soviet cold war technique used against the Soviet Union.’ Thus a fanatical, repressive, totalitarian regime sets the standard of power a free society must surpass if civilization is to be preserved.
Op die manier ontstond er in de VS een zogeheten 'deep state,' een staat binnen een staat, die veelal in het geheim clandestien opereert. De recente onthullingen over de NSA-spionage van de eigen burgers onderstreept deze illegale ontwikkeling die door president Obama werd gelegitimeerd met de bewering dat de uitholling van de Grondwet ‘Has Saved Lives.’
Sheldon Wolin daarentegen legt de bronnen van dit proces bloot door ondermeer te wijzen op het feit dat de Koude Oorlog-doctrine in de VS de basis legde voor het volgende:
Some measure of regime change at home will be required to overcome our ‘lack of will’ and difficulty in pursuing a set purpose. ‘A large measure of sacrifice and discipline will be demanded of the American people. They will be asked to give up some of the benefits which they have come to associate with their freedoms.’ The demands of ‘internal security’ include increased taxes, reduced federal spending except for defense, and acceptance of a lower standard of living. ‘The democratic way’ requires a changed civic culture so that citizens are less naïve, more discriminating,
of zoals president Obama de geheime grootscheepse NSA-afluisterpraktijken van de eigen Amerikaanse burgers rechtvaardigde met de woorden: ‘you can’t have 100 per cent security and also then have 100 per cent privacy and zero inconvenience.’ Een dergelijke legitimering gebruikt elk totalitair regime, van de Nazi’s tot de Sovjets, en alle huidige totalitaire regimes. Om de vrijheid van het volk te beschermen, zo gaat de paradox, moet de staat de vrijheid van het volk schenden. Het is dezelfde repressieve logica die de latere CNN-correspondent Peter Arnett tijdens de Vietnam-oorlog optekende uit de mond van een Amerikaanse majoor. Na het vernietigen van de Zuid-Vietnamese stad Ben Tre verklaarde de militair: ‘It became necessary to destroy the town to save it.’ Misschien wel het meest illustrerende voorbeeld van hoever deze totalitaire tendenzen eveneens in de Nederlandse mainstream-media zijn binnen geslopen, is het feit dat de commerciële pers ‘verbluft een tijdje naar buiten’ moet staren om het feit te verwerken dat ‘juist het imperialisme van expansionistische machten tot oorlogsgeweld leidt.’
In een gesloten systeem kan informatie die de ontvangen dogma’s weerspreken niet worden verwerkt, zo maakt Smeets' opmerking duidelijk. Als opiniemaker moet hij zich aan de officiële consensus houden, en die accepteert een feitelijke beschrijving van de werkelijkheid niet. Parvenu’s die menen dat onwelgevallige informatie voor het establishment zomaar openbaar kan worden gemaakt, ontbreekt het volgens hem aan ‘een minimale vorm van intellectuele discipline en coherentie,’ die van een werkelijk onacceptabele ‘brutaliteit’ getuigt die de belevingswereld van ‘le bourgeois’ en de ‘radical chic’ diep shockeert en ernstig bespot. Het spreekt voor zich dat Smeets niet in staat is verder te kijken dan zijn neus lang is, en hij kennelijk nooit NSC-68 heeft gelezen waarin het volgende wordt gesteld:
[in] search for truth [the individual] knows when he should commit an act of faith; that he distinguish between the necessity for tolerance and the necessity for just suppression. A free society is vulnerable in that it is easy for people to lapse into excesses – the excesses of a permanently open mind wishfully waiting for evidence that evil design may become noble purpose.
Ter verduidelijking:
National Security Council Report 68 (NSC-68) was a 58-paged top secret policy paper issued by the United States National Security Council on April 14, 1950, during the presidency of Harry S. Truman. It was one of the most significant statements of American policy in the Cold War. NSC-68 largely shaped U.S. foreign policy in the Cold War for the next 20 years, and involved a decision to make Containment against global Communist expansion a high priority.
The strategy outlined in NSC-68 arguably achieved ultimate victory with the collapse of the Soviet Union and the subsequent emergence of a 'new world order' centered on American liberal-capitalist values alone. Truman officially approved NSC-68 on September 30, 1950. The secret text was declassified in 1975.
De politieke filosoof Sheldon Wolin wees erop dat NSC-68
cautions that a public relations strategy at home must counter ‘any adverse psychological effects’ of the ‘dynamic steps’ needed: ‘in any announcement of policy and in the character of the measures adopted, emphasis should be given to the essentially defensive character and care should be taken to minimize, so far as possible, unfavorable domestic and foreign reactions.’
Het moet voor de ingewijde te allen tijde duidelijk zijn dat ‘the excesses of a permanently open mind’ in een 'democratie' het best bestreden kunnen worden door ‘a public relations strategy at home,’ geheel volgens de lijnen die waren uitgestippeld door de grondlegger van de public-relations industrie, de Amerikaan Edward Bernays. Het was deze neef van Freud, die in zijn boek Crystallizing Public Opinion al in 1923 over en voor zijn rijke opdrachtgevers schreef:
The minority has discovered a powerful help in influencing majorities. It has been possible so to mould the mind of the masses that they will throw their newly gained strength in the desired direction. Propaganda is the executive arm of the invisible government.
De invloedrijke Bernays, adviseur van Amerikaanse presidenten, werd rijkelijk beloond voor zijn inzichten in 'the conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses,' die een 'indispensable feature of democratic society' waren geworden, zoals hij zelf al in de jaren twintig zo treffend omschreef. Vanaf toen wist de 'intelligent few,' als 'invisible wire pullers,' zoals Bernays hen noemde, hoe ze 'continuously and systematically' de voorname taak van 'regimenting the public mind' het best konden uitvoeren. En juist die taak, het ‘disciplineren van de publieke opinie,’ is weggelegd voor de westerse mainstream-media. De commerciële massamedia dienen er nauwlettend op toe te zien dat het neoliberale kapitalistische systeem zo ongehinderd mogelijk kan globaliseren, waardoor bijna de hele mensheid vandaag de dag in een virtuele realiteit is beland, waardoor de cirkel rond is. De Italiaanse socioloog en filosoof Maurizio Lazzarato constateert in dit verband in het voorwoord van zijn studie The Making of the Indebted Man (2012):
As it has in other regions in the world, the class struggle is today unfolding and intensifying in Europa around the issue of debt. The debt crisis has struck the United States and the UK, that is, those countries in which the latest financial catastrophe and, more important, neoliberalism itself originated.
The debtor-creditor relationship – the subject of this book – intensifies the exploitation and domination at every level of society, for within it no distinction exists between workers and the unemployed, consumers and producers, working and non-working population, retirees and welfare recipients. Everyone is a ‘debtor,’ accountable to and guilty before capital. Capital has become the Great Creditor, the Universal Creditor. As the current ‘crisis’ leaves no room to doubt, property remains one of the major political stakes of neoliberalism, since the creditor-debtor relationship is a product of power relations between owners (of capital) and non-owners (of capital).
Through public debt entire societies become indebted. Instead of preventing ‘inequalities,’ the latter exacerbates them. It is high time we call these inequalities, simply ‘class differences.’
Maar dit laatste begrip is voor de Nederlandse mainstream-pers absoluut taboe, evenals het begrip kapitalisme, of neoliberalisme, de huidige vorm van de door het Westen ontwikkelde roofbouw-cultuur. Alleen degenen die door een ideologische bril naar de werkelijkheid blijven kijken houden vol dat het Westen een ‘open democratie’ is, en niet een steeds totalitairder wordend klasse-systeem, waarin de controle van de staat op de burger almaar toeneemt, evenals de politieke macht van de economische elite. Degene die zich tegen deze werkelijkheid keert wordt door de mainstream verweten geen ‘minimale vorm van intellectuele discipline en coherentie,’ te bezitten. En gezien vanuit de officiële versie van de waarheid, hebben propagandisten als Hubert Smeets volkomen gelijk. Men moet wel krankzinnig zijn om wezenlijke kritiek te hebben op het neoliberale totalitarisme. Alle informatie, gebaseerd op feiten, die aantoont dat juist het 'imperialisme van expansionistische machten tot oorlogsgeweld leidt,' wordt door de spreekbuizen van de elite als 'zo pontificaal' beschouwd dat zij 'verbluft een tijdje naar buiten' moeten staren om weer tot hun positieven te kunnen komen. Begrijpelijk, aangezien de gelovige werkelijk nooit ook maar enigszins mag en kan twijfelen aan het eigen gelijk. Elke ideologie wordt altijd en overal met lock, stock and barrel verkocht. Zodra de gelovige aan één los draadje begint te trekken, wordt onvermijdelijk het hele tapijt ontrafeld. In een ideologisch systeem is alles onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vandaar zijn noodzaak om uiteindelijk totalitair te worden. In dit geval betekent het dat de gevestigde orde permanent haar woordvoerders in de mainstream-media bij de les moet houden. En juist daarvoor zijn de 'studiereizen' die de Atlantische Commissie organiseert voor mainstream-journalisten als Hubert Smeets. Zonder propaganda stort een systeem al snel ineen. Zolang de propaganda kan worden verkocht als de waarheid is er voor de macht geen vuiltje aan de lucht. Pas wanneer steeds meer burgers beginnen te twijfelen aan de juistheid van de officiële voorstelling van zaken moet de macht echt gaan opletten. In zijn 'recensie' stelt hij dat
Baudet de indruk [wekt] dat hij een hermetisch denksysteem koestert,
en dat is in de ogen van Smeets volstrekt onmogelijk, aangezien fundamentele kritiek op de ondemocratische, gecentraliseerde macht van Brussel en Washington niets anders kan zijn dan een aanval op het enig juiste 'hermetische denksysteem,' het neoliberalisme. Zolang propaganda aan de man kan worden gebracht als de waarheid is er voor de macht geen vuiltje aan de lucht. Pas wanneer steeds meer burgers beginnen te twijfelen aan de juistheid van de officiële voorstelling van zaken moet de macht echt gaan opletten. Zonder propaganda stort elk systeem al snel ineen. Meer over de gecorrumpeerde media later.
Baudet de indruk [wekt] dat hij een hermetisch denksysteem koestert,
en dat is in de ogen van Smeets volstrekt onmogelijk, aangezien fundamentele kritiek op de ondemocratische, gecentraliseerde macht van Brussel en Washington niets anders kan zijn dan een aanval op het enig juiste 'hermetische denksysteem,' het neoliberalisme. Zolang propaganda aan de man kan worden gebracht als de waarheid is er voor de macht geen vuiltje aan de lucht. Pas wanneer steeds meer burgers beginnen te twijfelen aan de juistheid van de officiële voorstelling van zaken moet de macht echt gaan opletten. Zonder propaganda stort elk systeem al snel ineen. Meer over de gecorrumpeerde media later.
Maurizio Lazzarato: 'The debtor-creditor relationship – the subject of this book – intensifies the exploitation and domination at every level of society'