In het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 5 november 2012 schreef de zichzelf als ‘linkse jodin’ betitelende journaliste Anet Bleich een saillante recensie van het boek ‘Wij weten niets van hun lot’ – Gewone Nederlanders en de Holocaust (2012), geschreven door de historicus Bart van der Boom. Bleich citeert hem als volgt:
Het gedrag van de Nederlander in bezettingstijd was een compromis (…): tussen verontwaardiging over onrecht, hoop dat het snel voorbij zou zijn, een verlammend gevoel van machteloosheid, aangewakkerd door een grote angst voor straf,
om tenslotte de voor de hand liggende vraag te stellen: ‘Maar waarom gaf de meerderheid, die anti-nazi was, op het beslissende moment niet thuis?’ Ook nu nog een actueel vraagstuk, waarvan het antwoord, in de ogen van Bleich, door deze historicus ‘grondig’ wordt onderbouwd met de stelling dat:
De tijdgenoten — de Nederlandse tijdgenoten althans — maakten uit de berichten die hun ter ore kwamen wel op dat de Duitsers de intentie hadden de Joden uit te roeien, maar niet de manier waarop dat gebeurde.
Toch was Anet Bleich ontevreden, omdat uit:
Van der Booms eigen naspeuringen blijkt dat men genoeg wist om te begrijpen dat de nazi’s de Joden kapot wilden maken. Dat besef leefde in brede kring, toch werd er vaak niet gehandeld. Die pijnlijke tegenstelling wegpoetsen, omdat alles vast anders was gegaan als men maar zeker had geweten hoe de Joden werden afgeslacht, is simplistisch en demagogisch. Van der Booms slotbeschouwing waarin hij en passant nog van leer trekt tegen de ‘heilige verontwaardiging’ in het debat over de Jodenvervolging en vraagt om empathie voor alle betrokkenen (slachtoffers, omstanders, medeplichtigen en daders), doet ernstig afbreuk aan de waarde van dit voor het overige vaak boeiende en genuanceerde boek.
Als generatiegenoot van mij — ik ben bijna vier jaar ouder — ben ik het volledig eens met haar conclusie. Het is ronduit weerzinwekkend wel te weten dat de nazi’s de intentie hadden joodse burgers uit te roeien, maar destijds niet op de een of andere manier daartegen in actie te zijn gekomen, om vervolgens ruim 77 jaar na dato ook nog eens ‘om empathie’ te vragen ‘voor alle betrokkenen (slachtoffers, omstanders, medeplichtigen en daders).’ Medeleven te hebben met de immer betweterige, maar volgens Huizinga ‘onheroïsche’ Nederlanders, die allereerst en bovenal aan hun eigen hachje dachten, is pervers. Zo leert de mens nooit wat van zijn eigen tekortkomingen. Ik schrijf dit als de zoon van twee oorlogshelden, die mij impliciet duidelijk maakten dat een gebrek aan empathie met een mens in nood, een ernstige tekortkoming is. En wat dit betreft begrijp ik Bleich en haar overleden echtgenoot Max van Weezel niet, want getraumatiseerd door de oorlogservaringen van hun ouders, slaagden zij er niet in ware ‘empathie’ op te brengen voor de slachtoffers van de al zo lang durende zionistische bezetting, belegering, en vervolging van de Palestijnse bevolking, de voortdurende diefstal van Palestijns land, waardoor een levensvatbare Palestijnse volstrekt onmogelijk is geworden, het in de rug schieten van Palestijnse jongeren door Joods-Israelische scherpschutters, en ontelbare andere gruweldaden van één van de meest geavanceerde strijdkrachten ter wereld. Op 1 november 2000 schreef Anet Bleich in haar Volkskrant-column:
het staat onomstotelijk vast dat van de circa 150 doden en zesduizend gewonden het overgrote deel Palestijn is. Het staat vast dat de met stenen en molotov cocktails gooiende Palestijnse jongeren — soms gesteund door schietende militieleden en politiemannen — geen partij zijn voor het modern bewapende Israëlische leger. De VN-Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering en de Commissie voor de mensenrechten hebben het 'excessieve geweld' van Israël veroordeeld. En bovendien: wat heeft Israël eigenlijk te zoeken in het in 1967 veroverde gebied?
Om in de volgende zinnen met grote stelligheid te beweren:
Het lijkt allemaal zo helder als glas en desondanks is dit beeld misleidend. De confrontatie in de Palestijnse gebieden is een klassiek voorbeeld van een situatie waarin zwak en sterk niet automatisch samenvallen met goed en kwaad. De underdog heeft niet altijd per se gelijk. Het komt voor dat de sterkere partij door de zwakkere wordt geprovoceerd tot geweld. Dat is hier het geval.
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/waar-heeft-arafat-zijn-nobelprijs-opgeborgen~bb5ca70c/
Hiermee demonstreerde Bleich opnieuw geen geoefend denker te zijn, laat staan een Hannah Arendt, een zioniste van het eerste uur, die al in oktober 1945 in haar essay Het Zionisme Bij Nader Inzien ervoor waarschuwde dat Theodore Herzl’s tribale doctrine als zou ‘een natie een groep mensen’ zijn ‘bijeen gehouden door een gemeenschappelijke vijand — een absurde doctrine’ was:
die slechts dit stukje waarheid bevat: dat vele zionisten er inderdaad van overtuigd waren dat zij joden waren door de vijanden van het Joodse volk. Hieruit concludeerden de zionisten dat het Joodse volk zonder het anti-semitisme in de landen van de diaspora niet overleefd zou hebben; en daarom waren zij tegen elke poging om anti-semitisme op grote schaal te vernietigen. Integendeel, ze verklaarden dat onze vijanden, de anti-semieten, ‘onze betrouwbaarste vrienden zijn, de anti-semitische landen onze bondgenoten.’ (Herzl). Het resultaat kon natuurlijk niet anders zijn dan totale verwarring waarin niemand meer onderscheid kon maken tussen vriend en vijand, en waarin de vijand een vriend werd en de vriend een geheime, en daarom des te gevaarlijkere vijand.
Arendt, die zo erg gehaat werd door de zionistische autoriteiten dat haar werk pas sinds betrekkelijk kort in modern Hebreeuws wordt vertaald, wees driekwart eeuw geleden op het feit dat:
Het eindresultaat van vijftig jaar zionistische politiek is belichaamd in de recente resolutie van de grootste en invloedrijkste afdeling van de Zionistische Wereldorganisatie. Tijdens de laatste jaarlijkse conventie in Atlantic City in oktober 1944 namen Amerikaanse zionisten van links tot rechts unaniem de eis aan voor een ‘vrije en democratische joodse staat… [die] geheel Palestina zal omvatten, onverdeeld en onverminderd.’
Gezien het zionistisch extremisme wierp Hannah Arendt in 1945 meteen de retorische vraag op ‘Welk programma hebben de zionisten te bieden voor een oplossing van het Arabisch-Joodse conflict?’
Nog onbegrijpelijker en walgelijker is het dat mevrouw Bleich de Palestijnen hun verzet verwijt tegen de zionistische bezetting van hun land, terwijl zijzelf volkomen zonder gevaar kan opkomen voor de rechten van de mens, want Nederland is nog steeds een democratische rechtstaat, in tegenstelling tot nazi-Duitsland en het zionistische Israel. Die ‘tegenstelling’ — het enerzijds weigeren zich uit te spreken tegen de repressie en vervolging van Palestijnse burgers, en anderzijds hen de schuld geven van het geweld dat hieruit vanzelfsprekend voortvloeit — blijft niet alleen ‘pijnlijk,’ maar zelfs moreel misdadig. Het is mede de ‘linkse’ Bleich die al decennialang het ondenkbare denkbaar maakt, in een poging de terreur van haar zionistische staat te rechtvaardigen.
Even doortrapt is haar bewering dat 'In hoeverre het Israëlisch tegengeweld inderdaad buitenproportioneel is, durf ik niet te zeggen,’ terwijl destijds ook nog Amnesty International, Human Rights Watch, de Israëlische vredesorganisatie Gush Shalom, Defence for Children International en de Medici voor Mensenrechten, allen onafhankelijk van elkaar tot dezelfde conclusie kwamen, namelijk dat Israël wel degelijk buitensporig geweld gebruikte.
Maar ook haar echtgenoot, wijlen Max van Weezel, had weinig op met dergelijke humanitaire kritiek. Als voormalige communist verklaarde hij dat zodra 'het over Israël gaat ik veel meer in de buurt [sta] van de ChristenUnie of de VVD.’ Sinds medio de jaren zeventig is ook de politiek in ‘het beloofde land’ steeds verder naar extreem rechts opgeschoven. Ter gelegenheid van het feit dat de rechtse grondlegger van de staat Israel, Ze’ev Jabotinski, honderd jaar eerder was geboren, beloofde in oktober 1980 zijn volgeling, premier Menachem Begin, plechtig bij het graf van deze zionistische leider:
We report to you, Rosh Betar (leider van Betar. svh), that Jerusalem, the city that has become bound together, the eternal capital of Israel and of the Land of Israel, shall not be subjected to any division and is our liberated and indivisible capital and so it shall remain from generation to generation.
The western part of the Land of Israel is entirely under our control and it shall not be partitioned anymore. No part of this land shall be given over to a foreign administration, to foreign sovereignty.
So twisted is Zionist thinking that Avraham Stern is memorialized as a hero in Israel. In 1978, an Israeli postage stamp was issued in his honor. In 1986, Shamir opened a new West Bank settlement called Yair. ‘Yair’ was the underground name Avraham Stern gave to himself — it means ‘Illuminator (de lichtbrenger. svh).’
De door de rechtse Israelische premiers publiekelijk bewonderde ‘brenger van het licht’ was in werkelijkheid een terrorist in de strikte zin van het woord, iemand die met niets en niemand ontziend geweld politieke doeleinden nastreefde. Heller wees erop dat volgens deze zionistische ‘held’ de ‘Nazi’s’ slechts ‘persecutors,’ waren ‘just like many others through the ages. Worse, though, were the ‘enemies’ who ruled over the land that belonged to the Jews, the British. So according to this mad logic, the British were worse than the Nazis.’ Desondanks wordt deze ‘Yaïr’ Stern niet alleen door de huidige politieke leiding van de zelfbenoemde ‘Joodse staat’ verheerlijkt, maar ook door de Nederlandse aftakking van Betar, een extremistische beweging die nu eist dat de D'66-leider Sigried Kaag geen minister van Buitenlandse Zaken wordt, omdat haar Palestijnse man zich ooit verzette tegen de langdurige en illegale bezetting door Israël van dat deel van Palestina dat de Verenigde Naties al in 1947 aan de Palestijnse bevolking heeft gegeven. Aangezien de Betar-leden de extremistische opvatting hanteren dat Joden boven het internationaal recht staan, gaan zij er vanuit dat de aardse wetgeving ondergeschikt daaraan is. Stanley Heller geeft een helder beeld van deze levensgevaarlijke Joods-Israelische fanatici en hun aanhang elders:
I rely on a 1992 article about Shamir and Lehi by the esteemed human rights advocate, the late Israel Shahak. He himself quotes from a book about the Lehi written by an Israeli named Dr. Yosef Heller (no relation), written in Hebrew in 1988.
Heller explains that Avraham Stern admired the Nazi and Italian fascists. In 1940, Mussolini's air force bombed Tel Aviv, killing 100 people and injuring hundreds more. No doubt most Palestinians, Jews and Arabs alike, were horrified. Stern had a different reaction. According to the Heller book, the attack ‘impressed him deeply,’ and Stern became convinced that Italy would be victorious.
Stern was serious about creating a monarchy. He detested democracy. According to Yosef Heller, Stern wrote, ‘Democracy as a goal in itself is something we should have nothing to do with.’ In conformity with this notion, Lehi under Stern's inspiration praised the Nazis extravagantly for locking the Polish Jews into the ghettos, contrasting this favorably with the conditions of Jewish life in Poland before the Nazi invasion.
The Stern Gang killed a growing number of Jewish and British colonial police. The British caught up with Avraham Stern in Tel Aviv in February 1942 and, according to a witness, tied him up and murdered him. Shamir and others were arrested, but later escaped.
No more was said about linking up with Hitler, but Lehi continued to fight against the British during the war. In 1944, they assassinated Lord Moyne, the highest British official in the Middle East. One of the killers was Eliyahu Bet-Zuri, who was later hanged. In 2011, the London Telegraph newspaper reported that MI5 files included a report saying that in 1944, Bet-Zuri suggested the group assassinate Winston Churchill.
Obviously, they never did that, but they killed. They killed Arabs, they killed the UN's first mediator (and Second World War rescuer of Jews) Count Folke Bernadotte, and they took part in the infamous Deir Yassin massacre. And they killed Jews — many Jews. In fact, most of their 42 assassinations were of Jews — some for supposedly collaborating, some for trying to leaving Lehi.
There was one special killing. Yitzhak Shamir killed his boss. The man's name was Eliyahu Giladi. Uri Avnery (Hoods-Israeli die dit extremisme vaarwel zei en de bekendste Israelische vredeactivist werd. svh) says Giladi was killed for ‘excessive zeal’ — for drawing up plans for all kinds of killing of Zionist leaders, including David Ben-Gurion.
Israel Shahak has a different explanation. He bases it on an article by a Haaretz expert on intelligence affairs Yossi Melman (‘Who was the first to draw?’ September 27, 1991).
First, it has to be understood that in the 1940s, the Lehi was financing itself by robberies, thousands of robberies. They robbed British banks and Zionist banks, and then casually selected Jewish apartments and robbed the tenants. Shahak writes, ‘To all appearances, the assassination of Eliyahu Giladi stemmed from a personal conflict with Shamir over who would have the authority to approve the robberies.’ Giladi was lured to a Tel Aviv beach and shot. Lehi collectively admitted responsibility, but to this day has not revealed where the body was buried,
hetgeen op een andere manier aantoont hoe elke radicale beweging uiteindelijk onvermijdelijk in een bende terroristen eindigt. Natuurlijk verzwijgen zionistische journalisten als Anet Bleich en haar even larmoyante dochter Natascha van Weezel dit. Eveneens van Leonard Ornstein en het Centrum van Israelische propaganda in Nederland, het CIDI, met zijn nauwe banden met het zionistisch regime in Israel, verneemt men nooit de werkelijke historische achtergronden die tot dit voortslepende onrecht heeft geleid, waarvan de Palestijnse bevolking het slachtoffer blijft en de joodse zionisten, die blind achter het regime blijven staan, in en buiten Israel de daders steunen. En nooit zullen zij met goed geïnformeerde journalisten hierover in discussie gaan, zoals ik uit eigen ervaring al sinds 1990 weet.
Kritische journalisten worden bewust buiten het debat gehouden. Telkens weer zijn het de huichelachtige 'talking heads' die opduiken zodra het Israelische oorlogsmisdaden betreft. Ik heb vanmiddag in de aangename tuin van het Amsterdamse Pulitzer Hotel nog eens het uitgebreid gedocumenteerde boek Israeli Apartheid. A Beginners’s Guide uit 2009 door gebladerd. Het is geschreven door de Britse journalist en auteur Ben White en door de Joods-Israelische hoogleraar Ilan Pappe, auteur van The Ethnic Cleansing of Palestine beoordeeld als ‘Most accessible’ en ‘an excellent guide,’ terwijl Nobelprijswinnaar Aartsbisschop Desmond Tutu opmerkte dat: ‘This book deals rationally and cogently with a topic that almost always generates considerable heat… A highly commendable effort to throw light on a fraught subject.’ Enkele fragmenten:
it was Avraham Burg, former Knesset speaker and Jewish Agency for Israel chairman, who mad clear the stark choice facing Israeli’s: it is either ‘Jewish Racism or democracy’ — you can’t have both.
Avraham Burg, de voormalige voorzitter van het Israelisch Parlement, waarschuwde al op 15 september 2003 in The Guardian onder de kop ‘The end of Zionism’ dat ‘Israel must shed its illusions and choose between racist oppression and democracy.’ Burg stelde op grond van zijn uitgebreide, eigen ervaringen in het centrum van de zionistische macht:
The Israeli nation today rests on a scaffolding of corruption, and on foundations of oppression and injustice. As such, the end of the Zionist enterprise is already on our doorstep. There is a real chance that ours will be the last Zionist generation. There may yet be a Jewish state here, but it will be a different sort, strange and ugly.
There is time to change course, but not much. What is needed is a new vision of a just society and the political will to implement it. Diaspora Jews for whom Israel is a central pillar of their identity must pay heed and speak out.
The opposition does not exist, and the coalition, with Ariel Sharon at its head, claims the right to remain silent. In a nation of chatterboxes, everyone has suddenly fallen dumb, because there's nothing left to say. We live in a thunderously failed reality. Yes, we have revived the Hebrew language, created a marvelous theatre and a strong national currency. Our Jewish minds are as sharp as ever. We are traded on the Nasdaq. But is this why we created a state? The Jewish people did not survive for two millennia in order to pioneer new weaponry, computer security programs or anti-missile missiles. We were supposed to be a light unto the nations. In this we have failed.
It turns out that the 2,000-year struggle for Jewish survival comes down to a state of settlements, run by an amoral clique of corrupt lawbreakers who are deaf both to their citizens and to their enemies. A state lacking justice cannot survive. More and more Israelis are coming to understand this as they ask their children where they expect to live in 25 years. Children who are honest admit, to their parents' shock, that they do not know. The countdown to the end of Israeli society has begun.
It is very comfortable to be a Zionist in West Bank settlements such as Beit El and Ofra. The biblical landscape is charming. You can gaze through the geraniums and bougainvilleas and not see the occupation. Travelling on the fast highway that skirts barely a half-mile west of the Palestinian roadblocks, it's hard to comprehend the humiliating experience of the despised Arab who must creep for hours along the pocked, blockaded roads assigned to him. One road for the occupier, one road for the occupied.
This cannot work. Even if the Arabs lower their heads and swallow their shame and anger for ever, it won't work. A structure built on human callousness will inevitably collapse in on itself. Note this moment well: Zionism's superstructure is already collapsing like a cheap Jerusalem wedding hall. Only madmen continue dancing on the top floor while the pillars below are collapsing.
We have grown accustomed to ignoring the suffering of the women at the roadblocks. No wonder we don't hear the cries of the abused woman living next door or the single mother struggling to support her children in dignity. We don't even bother to count the women murdered by their husbands.
Israel, having ceased to care about the children of the Palestinians, should not be surprised when they come washed in hatred and blow themselves up in the centres of Israeli escapism. They consign themselves to Allah in our places of recreation, because their own lives are torture. They spill their own blood in our restaurants in order to ruin our appetites, because they have children and parents at home who are hungry and humiliated. We could kill a thousand ringleaders a day and nothing will be solved, because the leaders come up from below — from the wells of hatred and anger, from the ‘infrastructures’ of injustice and moral corruption.
If all this were inevitable, divinely ordained and immutable, I would be silent. But things could be different, and so crying out is a moral imperative.
Here is what the prime minister should say to the people: the time for illusions is over. The time for decisions has arrived. We love the entire land of our forefathers and in some other time we would have wanted to live here alone. But that will not happen. The Arabs, too, have dreams and needs.
Maar daar hebben de meeste zionisten in- en buiten ‘het beloofde land’ geen boodschap aan. In 2003 wees de oud-voorzitter van het Israëlische parlement, Avraham Burg -- nog geen drie jaar nadat Bleich haar Israel had verdedigd -- op het volgende:
Between the Jordan and the Mediterranean there is no longer a clear Jewish majority. And so, fellow citizens, it is not possible to keep the whole thing without paying a price. We cannot keep a Palestinian majority under an Israeli boot and at the same time think ourselves the only democracy in the Middle East. There cannot be democracy without equal rights for all who live here, Arab as well as Jew. We cannot keep the territories and preserve a Jewish majority in the world's only Jewish state — not by means that are humane and moral and Jewish.
Do you want the greater land of Israel? No problem. Abandon democracy. Let's institute an efficient system of racial separation here, with prison camps and detention villages.
Do you want a Jewish majority? No problem. Either put the Arabs on railway cars, buses, camels and donkeys and expel them en masse — or separate ourselves from them absolutely, without tricks and gimmicks. There is no middle path. We must remove all the settlements — all of them — and draw an internationally recognized border between the Jewish national home and the Palestinian national home. The Jewish law of return will apply only within our national home, and their right of return will apply only within the borders of the Palestinian state.
Do you want democracy? No problem. Either abandon the greater land of Israel, to the last settlement and outpost, or give full citizenship and voting rights to everyone, including Arabs. The result, of course, will be that those who did not want a Palestinian state alongside us will have one in our midst, via the ballot box.
The prime minister should present the choices forthrightly: Jewish racism or democracy. Settlements, or hope for both peoples. False visions of barbed wire and suicide bombers, or a recognized international border between two states and a shared capital in Jerusalem.
Why, then, is the opposition so quiet? Perhaps because some would like to join the government at any price, even the price of participating in the sickness. But while they dither, the forces of good lose hope. Anyone who declines to present a clear-cut position — black or white — is collaborating in the decline. It is not a matter of Labour versus Likud or right versus left, but of right versus wrong, acceptable versus unacceptable. The law-abiding versus the lawbreakers. What's needed is not a political replacement for the Sharon government but a vision of hope, an alternative to the destruction of Zionism and its values by the deaf, dumb and callous. Israel's friends abroad — Jewish and non-Jewish alike, presidents and prime ministers, rabbis and lay people — should choose as well. They must reach out and help Israel to navigate the road map toward our national destiny as a light unto the nations and a society of peace, justice and equality.
Hoe nu verder met deze schurkenstaat, en zijn fanatieke sycofanten? Volgende keer meer.
Het 'dappere' Israelische Leger.