Ik zeg niet dat de VS instort, maar het zal zijn
‘natuurlijke’ plek in de wereld terugvinden.
Geert Mak in Humo. 21
augustus 2012
De zwakte van Europa, diversiteit, is tegelijk haar
grote kracht. Europa als vredesproces was een eclatant succes. Europa als
economische eenheid is ook een eind op weg.
Geert Mak’s slotconclusie in 2004 van het 1223
pagina’s tellende boek In Europa.
Hoe zijn we zo plotseling in
deze nachtmerrie terechtgekomen?
Geert Mak in De hond van Tišma. 2011
Europa [liet] een lokaal probleem zo uit de hand lopen, dat
het nu de hele wereldeconomie bedreigt.
Geert Mak in De hond vanTišma. 2011
Het Europese project als geheel is nu al zwaar
beschadigd; met kunst- en vliegwerk blijft het misschien bestaan.
Geert Mak in Humo. 21
augustus 2012
Hoe kan de conclusie over de Europese economie op
pagina 1116 van Mak’s vuistdikke boek in slechts zeven jaar tijd dermate
achterhaald zijn dat de schrijver tegenwoordig verklaart dat ‘het Europese
project als geheel nu al zwaar beschadigd [is]’? Zo ‘zwaar’ zelfs dat
het ‘de hele wereldeconomie
bedreigt,’ en het alleen ‘misschien
[blijft] bestaan,’ terwijl zeven jaar eerder Mak met grote stelligheid
beweerde dat het ‘een eind op weg’
was? Wat heeft de ‘Europa-deskundige’
en nu ook nog ‘Amerika-deskundige’
allemaal over het hoofd gezien? Het antwoord is kort gesteld: de econmische werkelijkheid
waarbij enerzijds de westerse concerns het milieubelastende en zware werk
grotendeels naar de lage lonen landen overhevelden en anderzijds op grote
schaal gespeculeerd werd met niet bestaand geld, en het verstrekken van
onverantwoorde hypotheken dat in 2008 tot een kredietcrisis leidde en tot een
econmische crisis die nu is veranderd in ‘jobless
growth,’ die de structurele
werkloosheid nog uitzichtlozer maakt. Maar dat past niet in de ‘lekker upbeat,’
versie, waarbij de mainstream
‘de horizon af[speurt] naar hoopvolle tekenen,’ om de omschrijving van Mak te
citeren. Dit is ook de belangrijkste reden waarom Mak een graag geziene gast
van de gevestigde orde is zodra over de verworvenheden van Europa gesproken
moet worden. Dit soort verhalen hoort de elite graag. Maar nu kan zelfs Mak
niet meer de economische werkelijkheid van het neoliberale kapitalisme ontkennen
en probeert hij zijn imago te redden met uitspraken als deze:
Een politicus moet moed geven, een schrijver moet
analyseren - als je dat doet, kan je de ernst van de eurocrisis moeilijk
overschatten. Terwijl ik mijn pamflet schreef, dacht ik: ‘Laat ik
met pek en veren overladen worden vanwege mijn zwarte pessimisme, maar ik moet
dit schrijven.’ Nu word ik soms wakker
en denk: ‘Verdorie, ik had méér dan gelijk.’ Maar leuk vind ik dat niet.
De mainstream probeert zich nu aan de eigen haren uit
het moeras omhoog te trekken door te doen alsof men de zaak vooraf al had geanalyseerd. ‘Verdorie, ik had méér dan gelijk.’ Dat is een leugen, want zeven jaar geleden schreef Mak dat ‘Europa als economische eenheid ook een eind
op weg [is].’ Maar omdat de mainstream in een virutele
werkelijkheid leeft, valt het niemand van hen op dat men de kluit belazert. Een
ander voorbeeld hiervan is Egbert Kalse, de huidige ‘adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad,’ die na het uitbreken van de kredietcrisis, begin
oktober 2008, als economisch redacteur van nrc.next de zaak als volgt uitlegde
voor de leek:
Jij vraagt je natuurlijk af waarom jouw bank in Nederland in
hemelsnaam in Amerikaanse hypotheken gaat beleggen? Dat komt omdat ze dachten
daar meer geld mee te kunnen verdienen dan met andere beleggingen. Iedereen
(dan bedoel ik voor de verandering maar weer eens echt iedereen) dacht dat de
huizenprijzen in Amerika altijd zouden blijven stijgen. Dom natuurlijk, maar zo
was het wel. En omdat iedereen dat dacht, dacht ook iedereen dat het wel veilig
was daarin te beleggen. Niet dus.
Ook dit is een klopt niet. Al drie jaar lang konden
lezers van onder andere mijn weblog de waarschuwingen lezen van Amerikaanse
kundigen dat de luchtbel zou ontploffen. Zelf schreef ik op maandag 23 januari
2006 onder de kop Het
failliete Amerika 5
Na achttien jaar de voorzitter te zijn geweest van de 'Federal Reserve'
gaat Alan Greenspan volgende week met pensioen, een failliet land achterlatend.
Niet alleen de staat die nu de grootste buitenlandse schuld ter wereld heeft,
maar ook de burgers, die alleen door leningen het hoofd boven water weten te
houden. Net zoalang tot het systeem van lenen onvermijdelijk ineenstort. Alles
en iedereen leeft er op de pof.
En hier een bericht van iemand die al lang geleden met klem waarschuwde voor de kredietcrisis:
On Sept. 7, 2006, Nouriel
Roubini, an economics professor at New York University, stood before an
audience of economists at the International Monetary Fund and announced that a
crisis was brewing. In the coming months and years, he warned, the United
States was likely to face a once-in-a-lifetime housing bust, an oil shock,
sharply declining consumer confidence and, ultimately, a deep recession. He
laid out a bleak sequence of events: homeowners defaulting on mortgages,
trillions of dollars of mortgage-backed securities unraveling worldwide and the
global financial system shuddering to a halt. These developments, he went on,
could cripple or destroy hedge funds, investment banks and other major
financial institutions like Fannie Mae and Freddie Mac. The audience seemed
skeptical, even dismissive. As Roubini stepped down from the lectern after his
talk, the moderator of the event quipped, ‘I think perhaps we will need a stiff drink after
that.’ People laughed — and not without
reason. At the time, unemployment and inflation remained low, and the economy,
while weak, was still growing, despite rising oil prices and a softening
housing market. And then there was the espouser of doom himself: Roubini was
known to be a perpetual pessimist, what economists call a ‘permabear.’ When the economist Anirvan Banerji
delivered his response to Roubini’s talk, he noted that Roubini’s predictions
did not make use of mathematical models and dismissed his hunches as those of a
career naysayer.
Desondanks fronste niemand
van de mainstream de wenkbrauwen toen Egbert Kalse met zijn bewering kwam. Inmiddels
was hij wel even wakker geschud en had Kalse in no time als ‘deskundige’ een heel boek erover geschreven onder de titel:
Bankroet
Het begon met huiseigenaren in Orange County,
Californië die hun hypotheeklasten niet meer konden opbrengen. Drie jaar later
is hun ellende uitgegroeid tot een economische crisis die miljoenen mensen in
de wereld hun baan dreigt te kosten. Een crisis die jaren van wereldwijde
economische voorspoed weer tenietdoet.
In Bankroet beschrijven Kalse en Van Lent de oorzaken
en gevolgen van de zwaarste economische crisis sinds de Grote Depressie. Van de
huiseigenaren in Californië tot zakenbankiers op Wall Street. Van de whizzkids
die de ingewikkelde financiële producten verzonnen tot Nederlandse bankiers aan
de Zuidas. Van de toezichthouders die de crisis niet meer konden stoppen tot
politici die hun nationale banken moesten redden.
En al die tijd wist Egbert Kalse van niets.
'Dom natuurlijk, maar zo was het wel. En omdat iedereen dat
dacht, dacht ook iedereen dat het wel veilig was daarin te beleggen. Niet dus.'
Ondanks
zoveel onwetendheid wist Kalse, inmiddels tot adjunct-hoofdredacteur van de
‘kwaliteitskrant’ verheven, binnen enkele maanden wie ‘de schuldigen
van deze crisis,’ waren en ‘blikt vooruit hoe het nu verder moet
met het mondiale economische systeem.’ Dit is het niveau en de
werkwijze van de mainstream in de polder. En omdat iedereen met iedereen in het
kikkerland verschwestert und verschwägert is speelt nagenoeg iedereen
het spel mee, en houdt zijn/haar mond. Conspiracy
of silence, intellectuele corruptie, schaamteloos opportunisme en
conformisme, tot het laat is.
De hele wereld heeft inmiddels kunnen aanschouwen dat
dit Europa heel moeilijk of zelfs helemaal niet bestuurbaar is. Een relatief
kleine bankencrisis en schuldencrisis, die elke economische eenheid van
dergelijke omvang vrij makkelijk zou moeten aankunnen, is onbeheersbaar
gebleken.
Geert Mak in Humo. 21
augustus 2012
Een van de kenmerken van het almaar consumerende
publiek is het massale geheugenverlies. Het gevolg ervan is dat de mainstream
vandaag dit kan beweren en morgen precies het tegenovergestelde. In een
virtuele wereld is alles waar en dus niets meer, in het postmoderne bestaan
speelt waarheid geen rol meer. Zolang er genoeg spektakel is, lijkt de leegte
niet te bestaan. Alleen de markt kan nog de schijn van zin en betekenis geven.
31 december 2012 kregen Mak en ik en alle andere schrijvers van Mizzi van der
Pluijm, directeur-uitgever van uitgeverij Atlas
Contact, een brief met onder andere de mededeling dat
Mediatrainer Jurgen Latijnhouwers met tips en
aanwijzingen [komt]: hoe kun je je voorbereiden op een interview, zowel voor
schrijvende pers als voor televisie? Latijnhouwers werkte bij Pauw en Witteman,
Netwerk, Barend & Van Dorp en Metro. Hij gaat in op vragen als: wie is je
publiek en tegen wie spreek je eigenlijk? Zodat je zelf meer greep krijgt op
het interview en bijdraagt aan het welslagen ervan. Er wordt extra aandacht
besteed aan het boekenprogramma van Wim Brandts.
Latijnhouwers gaat auteurs leren hoe ze zich moeten
presenteren aan de massa. Met andere woorden: de auteur wiens vak het is om het
complexe en mysterieuze van het bestaan in breekbare taal te verwoorden wordt
kort en krachtig geleerd hoe hij in hapklare zinnen zich kan verkopen aan een journalist.
Degene die hen de kneepjes van het vak gaat leren is zelf journalist geweest
bij populistische televisieprogramma’s en bij een krant die gratis wordt
uitgedeeld. Hier doet zich het volgende probleem voor dat door de auteur Milan
Kundera helder is verwoord toen hij journalisten 'de termieten van de reductie'
noemde, die zelfs ‘de grootste liefde weten terug te brengen tot een geraamte van schrale
herinneringen.’ Deze ‘termieten’ verspreiden 'de
moderne dwaasheid’ die ‘niet onwetendheid betekent, maar de
gedachteloosheid van pasklare ideeën.' Kundera over journalisten:
Over de
hele wereld strooien ze dezelfde simplificaties en cliché's uit waarvan mag
worden aangenomen dat ze door de meerderheid zullen worden aanvaard, door
allen, door de hele mensheid. En het is niet zo belangrijk dat in de
verschillende organen van de media de verschillende politieke belangen tot
uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst een en dezelfde geest. Je
hoeft de Amerikaanse en Europese opiniebladen maar door te kijken, van rechts
zowel als links, van Time tot Der Spiegel: in al die bladen tref je dezelfde
kijk op het leven aan, die zich in dezelfde volgorde waarin hun inhoudsopgave
is opgebouwd weerspiegelt, in dezelfde rubrieken, dezelfde journalistieke aanpak,
dezelfde woordkeus en stijl, in dezelfde artistieke voorkeuren en in dezelfde
hierarchie van wat ze belangrijk en onbeduidend achten. De gemeenschappelijke
geestesgesteldheid van de massamedia, die schuilgaat achter hun politieke
verscheidenheid is de geest van de tijd.
Die ‘geestesgesteldheid’ staat
diametraal tegenover die van de kunst. Voor dat gevaar waarschuwde hij toen Kundera verklaarde dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de
waarheid van de roman en die van de journalistiek. De journalistiek is op
effect uit en de roman op inzicht. De journalistiek is ééndimensionaal en grof,
de literatuur gelaagd en subtiel. Over het verschil tussen de wereld van de
journalist en die van de literator verklaarde de Nederlandse romanschrijver wijlen Frans Kellendonk het
volgende:
Oppermachtig heerst het realisme in de meest alledaagse
vorm van literatuur die we kennen: de journalistiek. Die geeft zich zonder
voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid. Het journalistieke wereldbeeld
decreteert dat wat in Den Haag gebeurt belangrijker is dan wat gebeurt in Wijk
bij Duurstede. Het decreteert dat twee doden een incident zijn en veertig doden
een ramp, zodat de moordpartij in het Heizelstadion een ‘ramp’ werd, waarvoor vervolgens ‘oorzaken’ gevonden moesten worden; alleen wanneer de
positivistische eigenwaan gekrenkt wordt, zoals toen onlangs een ruimteveer
verongelukte, dan zijn voor een ramp zeven doden al genoeg. Dat wereldbeeld
heeft duidelijke categorieën voor alle denkbare gebeurtenissen en die categorieën
zijn weer gerangschikt in een krankjoreme, doch duidelijke hiërarchie. ‘De
wereld in een halfuur!’ Niets is zo
levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat
te snijden.
De journalist en de boekenschrijver leven in twee
verschillende werelden. Het enige dat nuttig zou kunnen zijn, is dat de
journalist zich verplaatst in de wereld van de auteur, maar niet andersom zoals
de directeur-uitgever van Atlas Contact
wil. Kellendonk wees in 1986 daarbij op het volgende:
In de overzichtelijke waanwereld van kranten en
weekbladen voelt de literatuurbeschouwing die weet waar ze het over heeft zich
het prettigst. Haar belangstelling gaat uit naar de mens achter het kunstwerk.
Die mens is de werkelijkheid waarvan het kunstwerk de uitdrukking is. De
paradox van het zichzelf verijdelende realisme werkt hier op volle kracht. Als
kunst niets anders is dan het verbloemen van naakte feiten die een journalist
in een handomdraai uit de schepper weet te trekken, dan is kunst toch overbodig?
De lezer van het onthullende vraaggesprek, dat geniepige mengsel van portret en
zelfportret, heeft aan het kunstwerk geen boodschap meer. Hij weet al waar het
over gaat. Intussen is de kunst niet uit de werkelijkheid verklaard, maar is,
integendeel, de werkelijkheid via de beproefde transformaties van dweepzucht en
roddel naar het vormpje van de journalistiek gebakken.
En hoewel de boeken van Geert Mak geen romankunst zijn
maar non-fictie is zijn werk ‘via
beproefde transformaties’ geminimaliseerd tot een product voor het grote
publiek. Alles is door zijn zeef gegaan, zowel qua vorm als zeker qua inhoud.
Het is succesformule gebaseerd op marketing technieken, branding, packaging. Het
beeld is belangrijker dan de inhoud. De Amerikaanse marketing goeroe Edward
Bernays formuleerde het zo:
The counsel on public relations not only knows what
news value is, but knowing it, he is in a position to make news happen. He is a
creator of events.
Op die manier is een virtuele wereld ontstaan van
persconferenties, reclameblokken, babbelprogramma’s, roddel over bekende
mensen, infotainment, en talloze andere vormen van wat de befaamde Amerikaanse
opiniemaker Walter Lippmann ‘pseudo-events’ noemde. Lippmann:
Without some form of censorship, propaganda in the
strict sense of the word is impossible. In order to conduct a propaganda there
must be some barrier between the public and the event. Access to the real
environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that
he thinks is wise or desirable.
Dergelijke ‘pseudo-events’ zijn noodzakelijk
omdat, volgens Lippmann, de massamens nagenoeg niet in staat is om rationeel te
reageren op de wereld en dus een voorgeprogrammeerd propagandabeeld opgediend
moet krijgen, een beeld dat de belangen van de gevestigde orde ondersteunt. In
de werkelijkheid is belangrijker geworden dat iets ‘nieuwswaardig’ is dan dat
het ‘real’
is. ‘Far
more interest was shown in the performance than in what was said,’ zo
definieerde de Amerikaanse historicus Daniel Boorstin de werkwijze van de
mediadeskundigen. In zijn boek The Image:
The efficient mass production of pseudo-events – in all
kinds of packages, in black-and-white, in Technicolor, in words, and in a
thousand other forms – is the work of the whole machinery of our society. It is
the daily product of men of good will. The media must be fed! The people must
be informed! Most pleas for ‘more information’
are therefore misguided. So long as we define information as a knowledge of
pseudo-events, ‘more information’
will simply multiply the symptoms without curing the disease.
Boorstin waarschuwde al in 1962 voor de
world of our making; how we have used our wealth,
our literacy, our technology, and our progress, to create the thicket of
unreality which stands between us and the facts of life. I recount historical
forces which have given us this unprecedented opportunity to deceive ourselves
and to befog our experience.
Of course, America has provided the landscape and has
given us the resources and the opportunity for this feat of national
self-hypnosis. But each of us individually provides the market and the demand
for the illusions which flood our experience.
We want and we believe these illusions because we
suffer from extravangant expectation. We expect too much of the world. Our
expectations are extravagant in the precise dictionary sense of the word – ‘going
beyond the limits of reason or moderation.’ They are excessive.
De verwachtingen mogen dan wel buitensporig zijn, maar
ze zijn wel de logische consequentie van de consumptiecultuur, zoals die in het
begin van de twintigste eeuw gevormd werd, en die door de vooraanstaande Wall
Street-bankier Paul Mazur als volgt werd geformuleerd:
We must shift America from a needs- to a
desires-culture. People must be trained to desire, to want new things, even
before the old have been entirely consumed. [...] Man's desires must
overschadow his needs,’
en wel omdat een ‘extraordinary and miraculous system called
mass production in the United States’ door ‘its very nature... be a
creator of unemployment in a stable economy.’ Economische groei is daarom ‘an
absolute requirement if we do not want overproduction or unemployment.’
Meer productie betekende meer
consumptie en dit betekende weer dat ‘We must learn to sell better and to
advertise better. We must convert a basic economic desire—to acquire more and
more things—which has no limitation, I assume, among human beings, into actual
demand for goods’ en dat ‘in a system as productive as the American
economy, it is vital that the levels of consumption be high and constantly
rising.’
Tegen 1928 constateerde Mazur dat een ‘staggering machine of desire’ was
ontstaan, niet alleen dankzij reclamecampagnes maar ook dankzij de ideologische
rol van het amuseument. De theater historica, professor Marlis Schweitzer, constateerde
in haar studie When Broadway Was the Runway: Theater, Fashion, and
American Culture dat
construction of a mode of spectatorship
intended to arouse consumer desire was hardly unique to the theater. Driven by
anxieties about overproduction and labor unrest, and bolstered by statistical
evidence that claimed women made 85 percent of all consumer purchases,
manufacturers joined forces with advertising agents to manipulate consumer
behavior. Against a backdrop of progressively violent strikes and protests,
this group trained Americans to turn a blind eye to social inequities, to
construct individual subjectivites around the purchase of commodities, and to
view democracy as the freedom to choose between brands.
Het gevolg van dit inmiddels
geglobaliseerde mens- en wereldbeeld is dat ‘We expect anything and
everything. We expect the contradictory and the impossible,’ aldus
Boorstin. En hoewel daarbij individualisme wordt gepropageerd, dwingt dit systeem in de praktijk conformisme af, want ‘We expect everybody to feel free
to disagree, yet we expect everybody to be loyal, not to rock the boat…’
De consumptiecultuur, gebaseerd op de veronderstelling dat ‘greed is good,’ heeft daarnaast
talloze andere paradoxen gecreerd. Boorstin:
We expect to be rich and charitable,
powerful and merciful, active and reflective, kind and competitive. We expect to be inspired by mediocre appeals
for ‘excellence,’ to be made literate by illiterate appeals for literacy. We
expect to eat and stay thin, to be constantly on the move and ever more
neighborly, to go to a ‘church of our choice’ and yet feel its guiding power
over us, to revere God and to be God. Never have people been more the masters
of their environment. Yet never has a people felt more deceived and
disappointed. For never has a people expected so much more
than the world could offer.
De onverzadigbaarheid die de
consumptiecultuur in het leven houdt kan de permanente honger naar nog meer niet
stillen. De alom gerespecteerde Boorstin, die 20 eredoctoraten
ontving, stelde in The Image. A Guide To
Pseudo-Events in America dat
By
harboring, nourishing, and ever enlarging our extravagant expectations we
create the demand for illusions with which we deceive ourselves. And which we
pay others to make to deceive us.
The
making of the illusions which flood our experience has become the business of
America, some of its most honest and most necessary and most respectable
business. I am thinking not only of advertising and public relations and
political rhetoric, but of all the activities which purport to inform and
comfort and improve and educate and elevate us: the work of our best
journalists, our most enterprising book publishers, our most succesful
entertainers, our best guides to world travel, and our most influential leaders
in foreign relations. Our every effort to satisfy our extravagant expectations
simply makes them more extravagant and makes our illusions more attractive. The
story of the making of our illusions – ‘the news behind the news’ – has become
the most appealing news of the world.
We
tyrannize and frustrate ourselves by expecting more than the world can give us
or than we can make of the world. We demand that everyone who talks to us, or
writes for us, or takes pictures for us, or makes merchandise for us, should
live in our world of extravagant expectations. We expect this even of the
peoples of foreign countries. We have become so accustomed to our illusions
that we mistake them for reality. We demand them. And we demand that there be
always more of them, bigger and better and more vivid. They are the world of
our making: the world of the image.
Het was deze zelfde onverzadigbare cultuur die John Steinbeck in
de jaren zestig tot volle wasdom zag komen en intuitief afwees. Maar dat
begrijpt de mainstream niet, die houdt krampachtig vast aan het
Vooruitgangsgeloof zoals ondermeer blijkt uit Geert Mak’s kwalificatie van deze
Amerikaanse auteur:
Steinbeck was ten slotte een pessimist, en Amerika
was zozeer zijn ideaal dat elk krasje een ramp was. Hij zag zijn land al
verloederen terwijl het nog een prachtige halve eeuw voor de boeg had.
In deze ideologie kan alleen de vermeerdering van de
materiele welstand een maatstaf zijn voor de Vooruitgang, en spelen andere
factoren als het menselijk geluksgevoel, de vervreemding, de milieuverwoesting geen rol
van betekenis, datgene dus wat onder andere Daniel Boorstin al meer dan een halve eeuw
geleden aantoonde in The Image. Meer
daarover maandag.