Zomer 2014 verklaarde de joodse Amerikaan, Henry Siegman, tegenover de joods Amerikaanse programmamaker Amy Goodman ‘Stop Killing Palestinians and End the Occupation.’ Als voormalig hoofd van ‘the American Jewish Congress and the Synagogue Council of America,’ gaf hij commentaar op
the assault on Gaza, Hamas’ rocket attacks on Israel, and how peace could be attainable if the Obama administration reverse decades-long support for the Israeli occupation. Born in 1930 in Germany, Siegman fled as the Nazis came to power, eventually arriving in the United States.
Siegman zei:
The difference between Hamas and Israel is that Israel is actually implementing [a destruction policy] — actually preventing a Palestinian state which doesn’t exist. Millions of Palestinians live in this subservient position without rights, without security, without hope, and without a future.’
In een commentaar op de Israelische 'rechtvaardiging' dat het doden van Palestijnen, vanaf 1948 tot nu, noodzakelijk is als zelfverdediging antwoordde Siegman:
'If you don’t want to kill Palestinians, if that’s what pains you so much, you don’t have to kill them. You can give them their rights, and you can end the occupation. And to put the blame for the occupation and for the killing of innocents that we are seeing in Gaza now on the Palestinians — why? Because they want a state of their own? They want what Jews wanted and achieved? This is a great moral insult.'
Dit gebrek aan ‘moreel’ besef, waarover Henry Siegman sprak, is kenmerkend voor al degenen die de Israelisch terreur tegen de Palestijnse bevolking trachten te vergoelijken of zelfs te rechtvaardigen, met voorop natuurlijk joodse organisaties als AIPAC in de VS en het CIDI in Nederland. Het weerzinwekkende van deze zionistische propagandisten is dat zij door een conspiracy of silence het regime van Netanyahu proberen te redden, zelfs nadat deze extremistische premier op woensdag 13 februari 2019, voorafgaand aan de ‘Warsaw Ministerial conference on the Middle East,’ beklemtoonde dat de bijeenkomst van meer dan 60 naties — waaronder Arabische landen — een belangrijke stap was in het najagen van hun ‘common interest in advancing war with Iran…
In a joint photo-op with Bibi, U.S. Secretary of State Mike Pompeo not only declined to criticize Netanyahu, he all but endorsed his war cry. ‘You can’t achieve peace and stability in the Middle East without confronting Iran,’ Pompeo told a reporter who asked about Bibi’s statement. ‘The Islamic Republic is a malign influence in Lebanon, in Yemen, in Syria and in Iraq.’ […]
In the unlikely event that Trump actually does go to war with Iran, he will probably lose. The lesson of Iraq is that the U.S. can’t win a war in the Middle East without public support. Trump won’t get it, even at home. When things go bad, Israel will be blamed for dragging the U.S. into an unnecessary conflict for its own selfish reasons.
Maybe Trump believes that Israel, on its own, can win a shooting war that brings down the regime in Tehran. If so, he is mistaken. The Israeli Defense Forces can win tactical air battles in Syria. Stopping Iran’s spread toward Israeli territory is a worthwhile and proportional use of military force. But Israel lacks the manpower and the will to participate even in the invasion and occupation of nearby Iranian proxies in Gaza and Lebanon.
Een oorlog tegen Iran vergroot Netanyahu’s kans om alsnog de parlementsverkiezingen van 2019 te winnen, hetgeen opnieuw het premierschap een stap dichterbij zal brengen. Bovendien zou hij aan een dreigende gevangenisstraf kunnen ontsnappen nu hij door de Israëlische procureur-generaal wordt vervolgd wegens corruptie en vertrouwensbreuk. Maar eendergelijke context wordt angstvallig verzwegen door het CIDI, dat propaganda maakt voor de zelfbenoemde ‘Joodse staat’ onder de bedrieglijke leuze ‘Vóór Israel vóór vrede, tegen antisemitisme,’ terwijl het in de praktijk een beleid steunt dat ook het leven opoffert van jonge Joods-Israeli’s die het zionistisch extremisme met geweld moeten opleggen. Een nieuwe biljoenen verslindende oorlog in het Midden-Oosten klinkt vanzelfsprekend aanlokkelijk voor niet alleen de NAVO, die al enige tijd samen met de Israelische marine oefent — uitgerust met nucleaire raketten die vanaf nucleair aangedreven onderzeeboten kunnen worden gelanceerd — maar ook voor de westerse wapenfabrikanten. Tegelijkertijd twijfelt niemand met een beetje verstand eraan dat grootscheeps geweld tegen Iran — dat wordt gesteund door Rusland en China — desastreus zal aflopen voor de wereldvrede. Maar ook dit zult u van de propagandisten bij het CIDI niet snel vernemen. Zij worden betaald om juist de agressieve politiek van de ‘rogue state’ Israel in Nederland salonfähig te maken. De opdracht van zowel AIPAC als het CIDI is in feite ervoor te zorgen dat westerse politici de Israëlische terreur accepteren. Het gaat daarbij niet om wat gewone belastingbetalende burgers vinden van de Joods-Israelische terreur, maar hoe westerse politici die terreur politiek beoordelen. Europese burgers, zo blijkt uit onderzoek, wijzen het Israelisch geweld af, en beschouwen Israel een gevaar voor de wereldvrede. Maar dat interesseert de zionistische lobbyisten niet, zij richten zich op de politici van de elite en haar mainstream-media, en zijn blind voor het gevaar dat aan deze strategie kleeft. In zijn studie The Fatal Embrace. Jews and the State (1993) wijst Benjamin Ginsberg, joods- Amerikaans hoogleraar Politieke Wetenschappen, er met betrekking tot deze bedreiging op dat:
[t]hough Jews have learned to look, talk, and dress like other Americans, they are not fully assimilated either in their own minds or in the eyes of their neighbors. Even in America, the marginality of the Jews makes them at least potentially vulnerable to attack.
In America as elsewhere, moreover, Jews are outsiders who are often more successful than their hosts. Because of their historic and, in part, religiously grounded emphasis on education and literacy, when given an opportunity Jews have tended to prosper. And, to make matters worse, Jews often, secretly or not so secretly, conceive themselves to be morally and intellectually superior to their neighbors. Jews, to be sure, by no means have a monopoly on group or national snobbery. In contemporary America every group is encouraged to take pride in its special heritage and achievements. The problem is that Jews as a group are more successful than virtually all the others. Indeed, Jews are extremely successful outsiders who sometimes have the temerity (onbedachtzaamheid. svh) to rub it in (inwrijven. svh). As one outraged right-wing columnist noted recently, a Yiddish synonym for dullard or dope is ‘goyischer kopf,’ that is, someone who thinks like a non-Jew.
The question with which this book is concerned, however, is not so much the roots of anti-Jewish sentiment as the conditions under which such sentiment is likely to be politically mobilized. As we shall see, where an anti-Semitic politics becomes important, usually more is involved than simple malice toward the Jews. In politics, principles — even as unprincipled a principle as anti-Semitism — are seldom completely divorced from some set of political interests. In the case of anti-Semitism, major organized campaigns against the Jews usually reflect not only ethnic hatred, they also represent efforts by the political opponents of regimes or movements with which Jews are allied to destroy or supplant them. Anti-Semitism has an instrumental as well as an emotive character. Thus to understand the cycle of Jewish success and anti-Semitic attack — and to understand why the United States is not exceptional — it is necessary to consider the place of Jews in politics particularly, as Hannah Arendt noted long ago, their peculiar relationship to the state.
In subtiele bewoordingen en soms tussen de regels door tracht Ginsberg zijn joodse lezers duidelijk te maken dat hun huidige positie als succesvolle ‘outsiders’ met een sterk tribaal gevoel, in feite even wankel blijft als altijd. Zeker wanneer zij op de Amerikaanse en Europese ‘goj’ neerkijken en hem verslijten voor een sukkel, oftewel een ‘goyischer kopf.’ De overlevingskans van joden als buitenstaanders is altijd direct afhankelijk geweest van de bescherming door vorsten, bischoppen dan wel andere machtigen, en in het huidige tijdperk de elite in Washington en op Wall Street. Al in 1945 waarschuwde de joods-Duitse politiek theoreticus Hannah Arendt voor een dergelijke afhankelijkheid, toen zij extremistische zionisten rondom de socialistische voorman Ben-Goerion bekritiseerde vanwege hun overtuiging dat zij de ‘onafhankelijkheid’ van ‘het joodse volk’ zouden kunnen verzekeren:
onder de vleugels van elke grootmacht sterk genoeg om zijn ontwikkeling te beschermen. Paradoxaal als het mag klinken, maar juist deze nationalistische misvatting dat een natie een inherente onafhankelijkheid bezit, had tot gevolg dat de zionisten de joodse nationale emancipatie volledig afhankelijk maakten van de materiële belangen van een andere natie. Het feitelijke resultaat was een terugkeer van de nieuwe beweging naar de traditionele methoden van shtadlonus (de vroegere ‘hofjoden’ svh), die de zionisten ooit eens zo bitter hadden gehaat en zo fel hadden gehekeld. Nu kenden ook de zionisten politiek gesproken geen betere plaats meer dan de foyers van de machtigen en ze kenden geen betere basis voor hun overeenkomsten dan de goede diensten aan te bieden als agenten van buitenlandse belangen… Als de joden in Palestina kunnen worden belast met de taak om voor een deel zorg te dragen voor de Amerikaanse belangen in dat gedeelte van de wereld dan zou inderdaad de fameuze uitspraak van opperrechter Brandeis nog bewaarheid worden: men moet een zionist zijn om een perfecte Amerikaanse patriot te zijn… Maar slechts dwaasheid kan een beleid dicteren dat vertrouwt op bescherming van een verre imperiale macht terwijl het de welwillendheid van de buren verspeelt,
hetgeen Arendt tot de volgende vraag voerde: ‘Welk programma hebben de zionisten te bieden voor een oplossing van het Arabisch-joodse conflict?’ Op zijn beurt schreef professor Ginsberg:
For nearly two thousand years, Jews lived as scattered minorities while preserving a considerable measure of communal identity and cultural distinctiveness from the societies that surrounded them. Their distinctiveness was maintained by Jews' religious and communal institutions and was often reinforced by the hostility of their neighbors and the antipathy of Moslem and Christian religious institutions. Jewish religious practice required male participants to read prayers and other texts, and hence Jewish men received a measure of education that made them considerably more literate and numerate (reciteren. svh) than the people among whom they lived. Their geographic dispersion and literacy combined to help Jews become important traders in the medieval and early modern worlds. Jewish merchants, linked by ties of religion, culture and often family, played an important role in international commerce.
At the same time, however, their literacy, commercial acumen (scherpzinnigheid. svh), and even their social marginality often made Jews useful to kings, princes, and sultans. Into the eighteenth century, rulers regularly relied upon Jews as a source of literate administrators and advisors. European monarchs, moreover, depended upon Jewish financiers to manage their fiscal affairs and relied heavily upon Jewish merchants and bankers for loans. In addition, because Jews remained outsiders to the societies in which they lived, sovereigns found them useful instruments for carrying out unpopular tasks, notably collecting taxes.
For their part, Jews, who like Sikhs and other ethnic minorities were offered the state’s protection in exchange for services, have usually conceived it to be to their advantages to undertake these tasks. Indeed, Jews often saw this as their only viable alternative. Social marginality made Jews the objects of popular hostility at times shading into violence, and kings could offer a Jewish community protection in exchange for its services. At the same time, the crown could provide Jews with financial opportunities and allow them to enter commercial fields that would otherwise have been closed to them. This exchange of protection and opportunity for service was the foundation for a centuries-long relationship between Jews and the state. Such alliances were responsible for the construction of some of the most powerful states of the Mediterranean and European worlds, including the Habsburg (Oostenrijk. svh), Hohenzollern (Duitsland svh), and Ottoman empires (Turkije. svh).
De joodse werkzaamheden in het belang van de doorgaans onrechtvaardige macht maakten hen gehaat onder de bevolking. Arme boeren, die nog tot de tweede helft van de negentiende eeuw in sommige delen van Europa in feodale omstandigheden leefden, en de verpauperde arbeidersbevolking in geïndustrialiseerde steden, leden onder de uitbuiting van een kleine, schatrijke elite. Daardoor ontwikkelden zij een sterke weerzin tegen de elite en haar joodse belastingophalers en bankiers. Dit was een onvermijdelijke reactie, aangezien de gemarginaliseerden nooit in contact kwamen met de rijke elite zelf, maar wel met joden die als collaborateurs van de machtigen optraden. Met betrekking tot jodenhaat stelt de joods-Amerikaanse organisatie Jews For Racial & Economic Justice:
Engaging in a pattern of behavior that should feel familiar to anyone listening to today’s right-wing rhetoric about immigration and refugees, Christian nobility from antiquity on through the Renaissance curried favor with their populations by placing restrictions on economic opportunities for Jews, and sometimes isolating them physically by confining them to what came to be called ghettos. Prohibited from owning land or joining tradesmen’s guilds, Jews were restricted to jobs that Christians found distasteful or were prohibited by the Church, such as money-lending and tax collecting. (There is recent scholarship that contradicts this sequence of events, and suggests that Jews arrived in the cities of early Europe armed with very high literacy rates for the era, seeking better jobs, which means that antisemitic restrictions on Jews were a form of backlash and protectionism.)
Regardless of the chicken-and-egg nature of this debate, this era saw the genesis of many anti-Jewish myths. Laws that funneled Jews into certain professions such as money lending could only serve to reinforce these stereotypes. (A parallel is the forced illiteracy of enslaved Africans in many Southern states prior to emancipation, which re-inscribes the stereotype that Black people are inherently stupid — a painful lie that persists to this day. In both examples, a present-day oppressive stereotype originates in a prior act of oppression.) After centuries of church indoctrination claiming that Jews rejected Jesus, had killed the son of God, and were agents of the devil, it was easy for European Christians to believe that Jews were the cause of their problems. Whether it was spreading the Black Plague or hoarding a community’s wealth, they were an ideal group to scapegoat. This meant that attention and anger was diverted away from the people who levied the taxes and toward the ‘strange,’ ‘greedy’ Jews tasked with collecting them.
Once this mythology was established, it followed Jews throughout Europe, and was exported to the Middle East, North Africa, and the Americas through colonialism and imperial conquest… The key distinction is that there was no specifically anti-Jewish ideology that bore any resemblance to European antisemitism, and for long stretches of time, Jews lived safely alongside their Muslim neighbors. This history disproves narratives that assert universal persecution as the permanent condition of Jews in the world, rather than describing antisemitism as a historically specific product of European society that can also be interrupted. That’s why the histories of Mizrahi (joodse Arabieren. svh) and Sephardi Jews throw a beautiful wrench into attempts (by the right and sometimes the left) to manipulate Jewish fear by universalizing Ashkenazi historical trauma. This erasure of Mizrahi and Sephardi history fuels Islamophobia by spreading an inaccurate story about Jewish experiences outside of Europe.
Benjamin Ginsburg zet in The Fatal Embrace. Jews and the State uiteen dat deze uitzonderingspositie van de joodse ‘outsiders’ in de christelijke wereld:
persisted into the nineteenth and twentieth centuries. Jews have maintained a sense of distinctiveness from surrounding societies and have, as a result, continued to experience a measure of suspicion, hostility, and discrimination. Concern about their neighbors’ attitudes toward them has continued to lead Jews to seek the protection of the state. At the same time, modern Jewish secular culture, like its religious antecedents, has emphasized education. This has enabled Jews to acquire professional and technical skills that can make them as valuable to presidents, prime ministers, and commissars as they had been to monarchs.
Where Jews have been unable to obtain protection from existing states, they have often played active roles in movements seeking to reform or supplant these regimes with new ones more favorably disposed toward them. Thus, in the nineteenth century, middle-class Jews were active in liberal movements that advocated the removal of religious disabilities. At the same time, working-class Jews were prominent in socialist and communist movements that sought the overthrow of existing regimes in the name of full social equality. In some cases, including Wilhelmian Germany and Habsburg Austria-Hungary, regimes provided access to a small number of very wealthy Jews while subjecting the remainder to various forms of exclusion. In those cases, Jews could be found both at the pinnacles of power and among the leaders of the opposition.
Over the past several centuries, then, Jews have played a major role both in the strengthening of existing states and in efforts to supplant established regimes with new ones. Their relationship to the state has often made it possible for Jews to attain great wealth and power. At the same time, however, relationships between Jews and states have also been the chief catalysts for organized anti-Semitism.
Voor haar eigen welzijn zou de joodse gemeenschap in het Westen, zeker in de VS, zich van dit laatste veel bewuster moeten zijn. Gezien het feit dat uit onderzoek blijkt dat hun ‘success story’ sinds de jaren zestig ‘even more phenomenal [is] considering the speed in which they became rich,’ terwijl sinds ‘1979, the bottom 90 percent of Americans have seen their very share of national income decline from 58 percent to 46 percent, costing them nearly $11,000 per household’ is het buitengewoon onverstandig om de voorafgaande geschiedenis te negeren. Vooral ook omdat:
[e]ven when they are closely linked to the state, Jews usually continue to be a separate and distinctive group in society and, so, to arouse the suspicions of their neighbors. Indeed, in the service of the state, Jews have often become very visible and extremely powerful outsiders and thus awakened more suspicion and jealousy than ever before. As a result, the relationship between Jews and the state is always problematic. An identification with Jews can weaken the state by exposing it to attack as the servant of foreigners. Correlatively, Jews’ identification with the state invites political forces that are seeking to take over or destroy the established order to make use of anti-Semitism as a political weapon.
Voor een niet gering deel wordt de toenemende kritiek op de houding van zionisten veroorzaakt door een immorele kongsi van joodse neoconservatieve fanatici die de VS misbruikt voor haar eigen dubieuze agenda. Zo demoniseerde op 5 maart 2019 de joods Amerikaanse senator Charles Schumer, leider van de Democratische minderheid, de voorstanders van een ‘boycott against Israel,’ door hen te beschuldigen onderdeel te zijn van een ‘anti-Semitic movement.’ Het actief bestrijden van de voortdurende Israelische schendingen van het internationaal recht kan nu dankzij een initiatiefwet van ondermeer Schumer verboden gaan worden in het land dat door Ian Buruma wordt geprezen als ‘a model of freedom and openness.’ De wet kan een oproep tot een boycot van Israel:
make it a felony for Americans to support the international boycott against Israel, commonly known as BDS. Anyone guilty of violating the prohibitions will face a minimum civil penalty of $250,000 and a maximum criminal penalty of $1 million and 20 years in prison.
Twintig jaargevangenisstraf voor het opkomen van de mensenrechten inn het bijzonder en het internationaal recht in het algemeen. Joodse misdadigers in Israel staan daarmee boven de wet. En dit terwijl onder andere:
[c]asualties in the ongoing protests in Gaza, which began in March, continue to mount; nearly 180 mostly unarmed Palestinian protesters have been killed by Israeli forces, with more than 18,000 injured, according to the United Nations. Dozens of those deaths came in mid-May, as the United States took the provocative step of moving its embassy to Jerusalem. Tensions will surely spike again following last week’s decision by the United States to stop billions in funding to the United Nations agency that delivers aid to Palestinian refugees,
aldus de joodse Amerikaan Joseph Levine, hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Massachusetts, en lid van de ‘Jewish Voice for Peace Academic Advisory Counci.’ In The New York Times van 4 september 2018 schreef hij:
B.D.S. began in 2005 in response to a call by more than 100 Palestinian civil society organizations, with the successful movement against apartheid South Africa in mind. The reasoning was that Israel, with its half-century occupation of Palestinian territories, would be equally deserving of the world’s condemnation until its policies changed to respect Palestinian political and civil rights. B.D.S. calls for its stance of nonviolent protest to remain in effect until three conditions are met: that Israel ends its occupation and colonization of all Arab lands and dismantles the wall; that Israel recognizes the fundamental rights of the Arab-Palestinian citizens of Israel to full equality; and that Israel respects, protects and promotes the rights of Palestinian refugees to return to their homes and properties as stipulated in United Nations Resolution 194. […]
After fairly well characterizing a perfectly reasonable attitude Palestinians have about who is responsible for the Holocaust and who should pay any reparations for it, Mr. Schumer then appeals to the Torah to justify the Jewish claim against them. But this is a totally illegitimate appeal as a form of public reason, no different from appealing to religious doctrine when opposing abortion. In fact, I claim you can’t find any genuine argument that isn’t guilty of breaching the limits of the reasonable in this way for the alleged right to establish the Jewish state in Palestine.
This almost certainly explains why opponents of B.D.S. are now turning to the heavy hand of the state to criminalize support for it. In a ‘fair fight’ within the domain of public reason, they would indeed find themselves ‘delegitimized.’
Desondanks suggereert Ian Buruma als een volleerde liberal propagandist dat van een ‘speciale band tussen Israel en de Verenigde Staten,’ en een ‘veronderstelde dominantie van “Joodse belangen” in Washington’ geen sprake is, en
omkleed is met zoveel lagen mythologie en kwalijke veronderstellingen dat het zeer moeilijk is geworden om de Israelische rol in de Amerikaanse politiek kritisch en koel te bediscussiëren. Maar er niet over praten lokt alleen maar nog meer samenzweringstheorieën uit.
Daarentegen laten talloze ter zake kundige joodse critici aan de hand van zionistische misdaden gedocumenteerd zien dat er wel degelijk nauwe banden bestaan tussen ‘Amerika’ en het Joods-Israelisch regime. Daarnaast tonen zij aan dat de joodse lobby in de VS buitengewoon invloedrijk is. Niet voor niets oordeelde een insider als president Bill Clinton dat AIPAC ‘beter dan wie dan ook in deze stad lobbyt’ en concludeerde hij dat ‘U verbluffend effectief [bent] geweest.’
De bewijzen stapelen zich op, maar voor broodschrijvers als Buruma geldt dat met het oog op zijn imago en inkomen het verstrekken van dergelijke informatie absoluut taboe is. Eveneens blijft voor mainstream-opiniemakers het volgende onbespreekbaar: op 3 april 2003, twee weken na de illegale Shock and Awe-inval in Irak benadrukte de Joods-Israelische kwaliteitskrant Haaretz dat:
The war in Iraq was conceived by 25 neoconservative intellectuals, most of them Jewish, who are pushing President Bush to change the course of history.
Ruim veertien jaar later, op 7 november 2017 werd bekend dat:
U.S. spending on post-9/11 wars to reach $5.6 trillion by 2018. The latest report in the Costs of War series find that the average American taxpayer has spent $23,386 on these wars since 2001.
Kort samengevat zijn de enigen die van dit astronomisch hoog bedrag geprofiteerd hebben het westers militair-industrieel complex, dat zijn winsten almaar zag stijgen, én Israel dat de ontstane chaos benut om de hegemonie in de regio met geweld of dreigementen af te dwingen. Het is daarom niet onverklaarbaar dat een stijgend aantal burgers de joods-Amerikaanse lobby, die ‘the course of history’ wilde veranderen, ziet als een vijfde colonne van ‘outsiders,’ die niet solidair is met allereerst de belangen van de Amerikaanse bevolking, maar met die van de zelfbenoemde expansionistische ‘Joodse staat.’ Dit feit is geen manifestatie van ‘anti-semitisme,’ maar een logische reactie, gebaseerd op het eenvoudig te signaleren gegeven dat een minieme groep joodse Pro-Israel lobbyisten buitenproportioneel veel macht bezit in Washington en op Wall Street. Daar komt bij dat deze joden ‘niet volledig geassimileerd’ wil ‘zijn,’ zoals Ginsberg opmerkt. Ik voeg hieraan toe dat ook een toenemend aantal joodse Amerikanen zich van de pro-zionistische politiek distantieert. Wanneer Ian Buruma zijn broodheren tracht te behagen door met grote stelligheid te stellen dat ‘Soros might be described as the personification’ van ‘the West,’ omdat deze veroordeelde geldspeculant ‘everything’ vertegenwoordigt ‘that nativists and anti-Semites hate: rich, cosmopolitan, Jewish, and a liberal dedicated to’ wat officieel heet ‘the open society,’ dan vermindert zijn cynische lofspraak geenszins mogelijk latent ‘anti-Semitisme,’ maar versterkt dit juist.
Benjamin Ginsberg waarschuwt dan ook dat:
[i]t is in these struggles between regimes and their enemies that popular suspicion of Jews is often mobilized by contending political forces and transformed into organized anti-Semitism. This is when the embrace of the state, initially filled with so much promise, can prove to be fatal.
Hij baseert zich daarbij op de geschiedenis:
Jews played key roles in constructing a number of the most important states to emerge in the Mediterranean and Atlantic worlds over te past 700 years. These have included an extraordinary variety of regimes running the gamut from absolutist through liberal to Socialist regimes. For manie of these states, Jews were crucial in building and staffing institutions of extraction, coercion, administration, and mobilization. As we shall subsequently see, these relationships between Jews and the state have been the chief catalysts for organized anti-Semitism.
Het kan niemand met een klein beetje psychologisch inzicht verbazen dat de haat tegen de grilligheid en onrechtvaardigheid van de macht en haar opportunistische handlangers zich richtte tegen joden die zich als willig instrument lieten gebruiken en daarvan profiteerden. Met deze observatie wordt ‘anti-semitisme’ geenszins gerechtvaardigd, maar wel verklaart. Nogmaals Ginsberg:
As a foreign minority, wherever they lived Jews have faced disabilities and dangers. The protection of the state, therefore, has for centuries seemed to represent opportunity and safety. For example, in both Europe and the Middle East during the medieval era, Jews were eager to induce (ertoe brachten. svh) rulers to grant them privileges and provide them with protection from potentially hostile neighbors.
Dezelfde ondergeschikte rol speelt momenteel het zionistisch regime in het olierijke Midden-Oosten, waardoor Hannah Arendt’s opmerking dat de Joden in Israel de ‘shtadlonus’ van de huidige tijd zijn geworden, juist is gebleken. Waar de collaboratie met de macht ten koste van de bevolking uiteindelijk toe leidt, vertelt ons de geschiedenis. In verband met de lengte, volgende keer meer.