zaterdag 8 mei 2021

Ian Buruma en het Bedrog van de Media

 A newspaper is a device for making the ignorant more ignorant and the crazy crazier.

— H. L. Mencken



Voor veel mainstream-opiniemakers blijven niet-westerse slachtoffers doorgaans onzichtbaar, zoals verhult blijkt uit Ian Buruma’s stellige woorden in een recensie van het boek The Happy Traitor. Spies, lies and exile in Russia: The extraordinary story of George Blake (2021). Buruma beweert dat ‘The reason upper-class traitors are still of such interest is that we want to understand why they did it. They were never blackballed (afgewezen. svh), after all. So why did these men (onder wie de spion Blake. svh) who were valued, if sometimes eccentric, members of the club, betray their fellows?’


‘Fellows’? Waren degenen die kort na 1945 oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid steunden werkelijk Blake's ‘kameraden’? Nee dus, zoals zijn bestaan van heeft aangetoond. George Blake kon de door hen gesteunde terreur, die niet onderdeed voor die van de nazi's, onmogelijk accepteren. Waarom betitelt Buruma dan toch deze mensen als ‘kameraden’? Een deel van deze ‘kameraden’ was uitgesproken antisemitisch, terwijl Blake’s vader een joodse achtergrond had. Maar voor Buruma blijft Blake toch onzichtbaar. Hij was voor hem slechts een ‘verrader’ van ‘the club.’ Waarom? Het antwoord is dat Buruma’s narcisme hem weerhoudt werkelijk geïnteresseerd te zijn in Blake, zoals blijkt uit zijn stelling dat alleen een ‘afwijzing’ door de ‘leden’ van zijn ‘club,’ een ‘reden’ kon zijn voor ‘verraad.’ In plaats van zich te verdiepen in het complexe van een mensenleven, reduceert hij Blake tot het ééndimensionale wezen dat hij in feite zelf is. Maar omdat de bourgeoisie altijd de maat aller dingen is, kan Buruma niet verder zien dan de eigen directie omgeving. Hij valt terug op een simplistisch zwart-wit beeld van de wereld, waarin het kapitalistische Westen altijd het absolute Goede vertegenwoordigt en de tegenstanders ervan altijd het absolute Kwaad. Hoe ver dit gaat werd weer eens gedemonstreerd tijdens de afgelopen Dodenherdenking op de Dam, op 4 mei 2021, toen de NOS meedeelde dat de Korea-Oorlog een ‘vredesoperatie’ was geweest, dus ondanks de vele honderduizenden burgerdoden en de totale verwoesting van Noord-Koreaanse gehuchten, dorpen en steden door Amerikaanse napalm-bombardementen. Zelfs oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid worden in de ‘newspeak’ van de staatsomroep als ‘vredesoperatie’ gekwalificeerd. 



De combinatie van onverschilligheid, weigering verantwoording af te leggen, racisme, opportunisme en bedrog vormen vanzelfsprekend geen bijdrage aan het laten functioneren van een ware democratie. Integendeel zelfs, het leidt tot een toenemend nihilisme onder de burgers en een alles overheersend cynisme in politiek en journalistiek, die beide hebben geleid tot de opkomst van rechtse ‘populisten.’ Uiteindelijk veroorzaakt deze ontwikkeling onontkoombaar een postmoderne vorm van fascisme. Ik weet dat dit geen politiek correct taalgebruik is, maar daar staat tegenover de waarschuwing van George Orwell uit 1946 toen hij in zijn essay Politics and the English Language uiteenzette dat in ‘our time, political speech and writing largely the defense of the indefensible’ was. Politieke taal, zo benadrukte hij, is ‘designed to make lies sound truthful and murder respectable, and to give an appearance of solidity to pure wind.’ De taal van autoriteiten en de gezagsgetrouwe media is daarom door pure noodzaak vaag en betekenisloos. Hun taal is niet bedoeld de waarheid uit te dragen, maar juist om die te verhullen. Terecht constateerde Orwell dat de gangbare troebele woordenbrij uiterst ‘besmettelijk’ werkt, en ‘spread to those who did not intend to hide the truth,’ en dat het bovendien ‘concealed a writer's thoughts from himself and others.’ Het probleem met veel opiniemakers, die een zo groot mogelijk publiek proberen te behagen, is dat zij ook nog literator willen zijn, behorend tot wat Henk Hofland ‘de politiek-literaire elite’ noemde, maar die door gebrek aan creativiteit overal onmiddellijk een oplossing voor heeft, en dus geenszins beseffen hoe gelijk Karl Kraus had toen deze Oostenrijkse satiricus opmerkte dat een kunstzinnig mens gekenmerkt wordt door juist ‘van de oplossing een raadsel kan maken.’ 


Bij Buruma is de taal een politiek wapen, erop gericht om enerzijds dissidenten te criminaliseren en om anderzijds in de smaak te vallen bij publiek en opdrachtgevers, waardoor zijn taal niet de moeder, maar de dienstmeid van de gedachte is, om ditmaal Kraus vrij te citeren. Het gevaar is dat een ‘journalist’ weliswaar geen ‘ideeën’ bezit, maar wel degelijk ‘het vermogen om ze te uiten,’ waardoor hij uiteindelijk ‘zijn pen in bloed doopt.’ Daarentegen biedt de taal voor een literator een moreel criterium. Een typerend voorbeeld van politiek taalgebruik gaf de vaste medewerker van De Groene Amsterdammer Marcel ten Hooven begin 2021 door in dit weekblad te verkondigen dat de ‘slag om het Capitool’ niet meer was dan een ‘Republikeins achterhoede­gevecht,’ om vervolgens te stellen dat de:


bestorming van het Capitool een diepe, existentiële crisis [tekent] in de Amerikaanse democratie, die zeker nog niet ten einde is, maar de 6de januari 2021 kan ook een wending ten goede in de Amerikaanse politiek markeren: op slag was voor iedereen het contrast tussen de wanhoop van de Republikeinen en de hoopvolle boodschap van de Democraten zichtbaar.

https://www.groene.nl/artikel/een-republikeins-achterhoede-gevecht 

 

Kortom, volgens zijn verpolitiekte wereldbeeld maakte de ‘diepe existentiële crisis’ van ‘de Amerikaanse democratie’ daadwerkelijk ‘op slag [zichtbaar] voor iedereen het contrast tussen de wanhoop van de Republikeinen en de hoopvolle boodschap van de Democraten.’ Met andere woorden: ook de ruim 46 procent die op Trump stemde, werd zich ‘op slag’ ervan bewust dat ‘de Democraten’ een ‘hoopvolle boodschap’ bezaten, terwijl zijzelf als Republikeinen ondergedompeld waren in ‘wanhoop.’ Sterker nog, ditmaal kwam 66 procent van de stemgerechtigden op, 34 procent verscheen domweg niet omdat deze kiezers het niet de moeite waard vonden hun stem uit te brengen, ondanks het feit dat zij zelfs per brief konden stemmen. Maar ook deze aanzienlijk groep was kennelijk ‘op slag’ bewust van ‘het contrast’ tussen de ‘hoopvolle boodschap van de Democraten’ en ‘de wanhoop van de Republikeinen.’ Waarom eenderde van de kiezers dan toch niet zijn stem heeft uitgebracht is een relevante vraag waarop Ten Hooven wijselijk geen antwoord geeft. Zijn betoog is namelijk onlogisch en absurd, kortom, politiek gezwets. Op die manier verdween zijn geconstateerde ‘diepe, existentiële crisis in de Amerikaanse democratie’ achter een diepe laag verbale bagger. Inderdaad, in ‘our time’ blijven ‘political speech and writing largely the defense of the indefensible.’ Zij openbaren de realiteit niet, maar maskeren die juist. Ander voorbeeld: de joodse taalkundige George Steiner wees in zijn essaybundel Verval van het woord (1974) op:


wat politieke beestachtigheid en leugen van een taal kunnen maken, wanneer deze laatste is losgescheurd van de wortels van de moraal en het gevoelsleven, afgestompt door cliché's, loze beweringen en woordrestanten. Wat met het Duits gebeurd is, vindt ook in minder dramatische vormen elders plaats. De taal van de massamedia en de reclame... de stijl van het huidige politieke debat, zijn even zovele duidelijke bewijzen voor het verdwijnen van de vitaliteit en de nauwkeurigheid van uitdrukking. De taal van onze gemeenschap is in een hachelijke toestand geraakt, wanneer een onderzoek naar radio-actieve neerslag de naam ‘Operation Sunshine’ kan krijgen.

Weerzinwekkend is het wanneer Ian Buruma in de aanloop naar de illegale Amerikaanse inval in Irak in 2003, in The Guardian het Europese publiek, de Europese militaire top en de Europese politici oproept een deel van het Amerikaanse ‘dirty work’ op zich te nemen, met als ‘logica’ dat als ‘we want the Americans to sign up to the ICC,’ oftewel, het Internationaal Strafhof voor ‘het vervolgen van personen die verdacht worden van genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden,’ ook ‘wij’ in Europa ‘must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.’ Kortom, indien ‘wij’ willen dat de VS zich houdt aan het internationaal recht dan moeten, volgens Buruma, ook ‘wij’ oorlogsmisdaden plegen, en ons daarvoor moeten verantwoorden. Het is de logica van Stalin, die zijn partijgenoten mede schuldig maakte aan zijn terreur. Ook hier weer ontbreekt het de winnaar van de Erasmus-prijs in 2008 aan empathie voor de onbewapende burgerbevolking, die het merendeel vormt van de slachtoffers in moderne oorlogen. Het is dit gebrek aan inlevingsvermogen met de machtelozen dat kenmerkend is voor een doorgaans verhulde fascistoïde mentaliteit, waarbij de Ander letterlijk en figuurlijk onzichtbaar blijft. Altijd en Overal. Door dit gebrek aan emotionele intelligentie blijven de slachtoffers volstrekt onzichtbaar. Op 7 april2014 berichtte Trouw:


Om piloten van onbemande vliegtuigen er op te wijzen dat de kleine stippen die zij vanuit hun computerruimte zien echte mensen zijn, is op een Pakistaanse akker een gigantisch portret van een meisje uitgerold: een slachtoffer van een Amerikaanse drone-aanval…


Zonder het enorme opgeblazen portret zou het meisje niet meer zijn dan een zwart stipje. 



Nu heeft het slachtoffer een gezicht. Dit minderjarige meisje kwam zelf niet om het leven, maar verloor wel vier familieleden, waaronder haar ouders, bij een aanval met een drone. 


Achter het enorme doek met de zwart-wit afbeelding zit een kunstenaarscollectief dat drone-piloten wil confronteren met hun menselijke doelwitten. Het project draagt de naam #NotABugSplat, dat zich letterlijk laat vertalen als 'geen insecten markeringen.’ 


'Bug splat' is een term die in militair jargon wordt gebruikt om aan te duiden wat een drone-piloot na een aanval via het korrelige videobeeld ziet. Wat er hier wordt bedoeld, is wat er overblijft van een mens na een bombardement: hetgeen je ziet als je op een muur een mug of vlieg doodslaat.

https://www.trouw.nl/nieuws/kunstenaars-laten-drone-piloten-zien-wie-hun-slachtoffers-zijn~ba8c9b82/ 


Het onzichtbaar zijn en blijven, de onverschilligheid over het lot van de Ander, is inmiddels uitgegroeid tot één van de ernstigste psychische stoornissen van de moderne tijd. In zijn internationale bestseller The Turning Point. Science, Society and The Rising Culture schreef al in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw de Amerikaanse natuurkundige Fritjof Capra dat:


het ware probleem dat ten grondslag ligt aan onze ‘idea crisis’ het feit is dat de meeste academici uitgaan van een uiterst beperkt beeld van de werkelijkheid, een beeld dat niet in staat is om te gaan met de belangrijkste problemen van onze tijd. Die problemen zijn systeem problemen, hetgeen betekent dat zij nauw met elkaar samenhangen en onderling afhankelijk zijn. Zij kunnen niet begrepen worden binnen een gefragmentariseerde methodologie, die karakteristiek is voor onze academische disciplines en voor onze overheidsinstellingen. Een dergelijke benadering zal nooit enig probleem oplossen maar ze alleen maar verplaatsen in het complexe web van sociale en ecologische betrekkingen. Een oplossing kan slechts gevonden worden als de structuur van het web zelf veranderd wordt, en dit houdt een diepgaande transformatie in van onze maatschappelijke instituten, waarden en denkbeelden...


Wanneer sociale structuren en gedragspatronen zo rigide zijn geworden dat de samenleving zich niet langer meer kan aanpassen aan veranderende situaties, zal zij niet in staat zijn de creatieve processen van culturele evolutie voort te zetten. Zij zal ineen storten, en tenslotte uiteenvallen. Terwijl groeiende civilisaties een eindeloze verscheidenheid en veelzijdigheid vertonen, tonen degenen die in een proces van desintegratie verkeren uniformiteit en gebrek aan inventiviteit. Het verlies aan flexibiliteit in een uiteenvallende samenleving wordt over de gehele linie vergezeld door een totaal verlies aan overeenstemming, dat onvermijdelijk leidt tot het uitbreken van maatschappelijke tweedracht en ontwrichting.


Onverschilligheid speelt hierbij een centrale rol. Elie Wiesel, de joods-Amerikaanse Nobelprijswinnaar voor de Vrede in 1986, die als teenager Auschwitz overleefde, wees er in dit verband op dat: 


The opposite of love is not hate, it's indifference. The opposite of art is not ugliness, it’s indifference. The opposite of faith is not heresy, it's indifference. And the opposite of life is not death, it's indifference.


Onverschilligheid is een psychisch defect dat in de neoliberale consumptiecultuur is uitgegroeid tot een sociaal wijdverspreide kwaal, die niet alleen de eigen samenleving uitholt maar ook de internationale betrekkingen. Toen de toenmalige éminence grise van de polderpers, H.J.A. Hofland in De Groene Amsterdammer van 12 maart 2014 onder de kop ‘Mondiale krachtmeting’ stelde dat als gevolg van 'populistisch alarmisme' bij 'een zeer groot deel van het publiek de vaderlandslievende eerzucht en de strijdlust verloren [is] gegaan,' waardoor 'het vredestichtende Westen' niet langer meer wereldwijd zijn ‘zegenend’ werk kon doen voor de miljarden straatarmen, was dit een schoolvoorbeeld van diep gewortelde onverschilligheid. Onverschilligheid ten opzichte van de werkelijkheid. Ik bedoel dit: wat betekenen 'vaderlandslievende eerzucht' en ‘strijdlust’ wanneer volgens de Verenigde Naties het aantal doden onder burgers 'in wartime have climbed from 5 per cent at the turn of the century... to more than 90 per cent in the wars of the 1990s,' en nieuwe 'weapons and patterns of conflict that include deliberate attacks against civilians are increasingly turning children into primary targets of war'? Het vermoorden van ontelbare burgers kwalificeren als ‘vaderlandslievende eerzucht,’ getuigt van een verregaande onverschilligheid van eveneens het lijfblad van wat Hofland de ‘politiek-literaire elite’ betitelde, namelijk De Groene Amsterdammer. 


Waarom is vandaag de dag 'strijdlust' nog steeds een positieve karaktereigenschap, wanneer alleen al door het Westerse geweld tegen Irak en het sanctieregime er volgens de Verenigde Naties in de jaren negentig tenminste 500.000 Iraakse kinderen onder de vijf jaar om het leven zijn gekomen? Waarom zou een drone-pilot, die vanuit een veilige air-conditioned ruimte in Nevada burgers of rebellen in Pakistan doodt ook maar enige 'zucht' naar 'eer' vertonen dan wel een greintje 'vechtlust'? Of een B-52 piloot die van 10 kilometer hoogte fragmentatie-bommen laat vallen? Of een militair die vanaf 250 kilometer van het front kruisraketten afvuurt? Waarom zouden deze volwassen kerels, die geen enkel risico lopen, ook maar een greintje ‘eerzucht’ bezitten? 


De joods-Amerikaanse historicus Howard Zinn merkte in A Personal History of Our Times (2002) terecht op dat 'You can't be neutral on a moving train.' De werkelijkheid dwingt tot stellingname. Een humanist kiest voor de mens. Een mainstream-opiniemaker kiest voor een ideologie; het individu laat hem onverschillig. Ander voorbeeld: Geert Mak die in maart 2014 verklaarde:


Je moet je voorstellen, Rusland. Een land dat met de rug naar de toekomst de 21ste eeuw binnenloopt, dat niet echt moderniseert, dat opnieuw gedomineerd wordt door graaiende tsaren en bojaren. 


Rusland dus, 143,5 miljoen inwoners die allemaal 'met de rug naar de toekomst de 21ste eeuw' binnenlopen, terwijl precies tien jaar eerder nog Mak in zijn boek In Europa ervan overtuigd was dat dankzij de glossy magazines van SP-multimiljonair Derk Sauer de Russen leerden 'om hun individualiteit weer uit te dragen.’ En hoe lopen de Europeanen van 'Geen Jorwerd zonder Brussel' de 21ste eeuw in? Op 29 april 2013 formuleerde dezelfde Mak het tijdens een radio 1-uitzending aldus: 


Er zijn machten aan de gang boven Europa, ik zeg echt bóven Europa, het klassieke woord grootkapitaal doet hier zijn intrede, ik heb er nooit zo in geloofd maar nu wel, dat ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen! En dat vind ik buitengewoon beklemmend.


Wie een ander wil doorgronden, moet diens meestal onuitgesproken aannames analyseren. Een veelzeggend voorbeeld geeft Ian Buruma door het volgende te stellen: 


The reason upper-class traitors are still of such interest is that we want to understand why they did it. They were never blackballed (afgewezen. svh), after all. So why did these men who were valued, if sometimes eccentric, members of the club, betray their fellows?


Zijn impliciete aanname is dat het individu nooit uit eigen kracht in staat zal zijn te weigeren verraad te plegen aan de eigen normen en waarden. Alleen als ‘de verrader’ eerst door zijn eigen ‘clubleden’ is verraden, dat wil zeggen ‘afgewezen,’ pas dan heeft hij kennelijk een reden om zijn milieutechnisch verraden. Ook hier is sprake van een weerzinwekkende onverschilligheid. Eén van ’s werelds meest vermaarde neurowetenschappers, Abhijit Naskar, schrijft met betrekking tot The Hard Problem of Inhumanity (2021):


Indifference is silent, so is realization, but the difference between the two is that the silence of indifference sustains a life of complacency (zelfgenoegzaamheid. svh) whereas the silence of realization pours in your veins such courage that you no longer are able to maintain indifference of any sort — wherever and whenever you see injustice and discrimination you leap in revolution — you leap with a strong conviction of equality and humaneness — you leap in an act of revolution.



Nu hoge Amerikaanse militairen trots melden dat de VS over ‘usable’ nucleaire wapens beschikt, terwijl de voormalige onderminister van Defensie, Andrew Weber, waarschuwt dat ‘[a]lmost everything about this radical new policy will blur the line between nuclear and conventional,’ en ‘will make nuclear war a lot more likely’ getuigt Ian Buruma’s advies over ‘dirty work’ van een misdadige onverschilligheid, zeker als de lezer ook nog eens de waarschuwing van de Amerikaanse voormalige minister van Defensie William Perry in acht neemt dat ‘the risk of uncontrollable and catastrophic escalation is too high.’ Bovendien zei de Amerikaanse oud-minister van Defensie Robert McNamara in de bekroonde documentaire The Fog of War: Eleven Lessons from the Life of Robert S. McNamara (2003) dat de Amerikaanse historicus Arthur Schlesinger, adviseur van president John Kennedy, naar aanleiding van de Cuba Crisis in oktober 1962 had opgemerkt dat dit ‘the most dangerous moment in human history’ was geweest. Zelf verklaarde McNamara:


I want to say, and this is very important: at the end we lucked out. It was luck that prevented nuclear war. We came that close to nuclear war at the end. Rational individuals: Kennedy was rational; Khrushchev was rational; Castro was rational. Rational individuals came that close to total destruction of their societies. And that danger exists today.


De meeste westerse autoriteiten staan onverschillig tegenover dit immens gevaar, en zijn te druk bezig met de waan van de dag. Tot hoever het cynisme van de macht gaat blijkt ondermeer uit het feit dat de voormalige  Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Mike Pompeo, lachend verklaarde ‘I was the CIA director, we lied, we cheated, we stole… we had entire training courses. It reminds you of the glory of the American experiment.’ Het academisch geschoolde publiek waardeerde zijn relaas door te lachen en te applaudisseren. Mike had het goed verwoord. En de slachtoffers van dit misdadig beleid? Wel, zoals gebruikelijk bleven die onzichtbaar. Such is nu eenmaal life, in de ogen van the higher powers.

https://www.youtube.com/watch?v=DPt-zXn05ac   


In zijn boek The Confidence Man in American Literature (1982) werpt Gary Lindberg, hoogleraar Engels aan de Universiteit van New Hampshire, de volgende vraag op over de ‘con-man,’ de oplichter:


How did a country that prided itself on innocence and exemplary rectitude (rechtschapenheid. svh) ever develop as a culture hero — even a covert one — so ambiguous (dubbelzinnig. svh) a being as the confidence man? To understand the powerful attraction of this figure, one must begin with the set of popular aspirations, habits, and beliefs that seemed for generations to be positively associated with the idea of America. These include the success ethic with its icon of the self-made man; the promissory (beloftevolle. svh) tradition with its hero, the booster (de man die van alles voor elkaar krijgt. svh); and the cult of practical ingenuity, as celebrated by the jack-of-all-trades (manusje van alles. svh). The figures often overlap in practice, and that is in part because they arise from similar conditions and embody common attitudes. It is in giving us access to those similarities that the confidence man is so valuable a model, for he is the complex figure who gathers the gestures, habits, and values for several specialized popular icons and shows their hidden significance. 


The root of the matter is a peculiar sense of the self, at once buoyant (op drift. svh) and practical, visionary and manipulative. To make a self — such is the audacious (vermetele. svh) undertaking that brings one into a world of masks and roles and shape-shifters (gedaante-verwisselaars. svh), that requires one to manipulate beliefs and impressions that elevate technical facility (vaardigheden. svh) and gives one the heady (onbesuisde. svh) sense of playing a game. 


Hoewel de ‘con man’ tegenwoordig op elk maatschappelijk vlak een dagelijks verschijnsel is geworden, duiken nergens zoveel ‘con men’ op als in de politiek, de journalistiek, en de financiële wereld, dus daar waar sprake is van wat professor Lindberg de ‘shifty (onbetrouwbare. svh) world’ noemt, waar de ‘situation is more fluid and judgements far more uncertain’ en ’where appearances are extremely important but also deceptive, where opportunity expands as judgement becomes less stable.’ Met als resultaat ‘the tendency of people to take advantage of each other.’ Dit is in feite ‘the pattern of the classical confidence game, the exploitation of people’s wishes to get something for nothing or to profit by extralegal means.’ In een consumptiemaatschappij waar een ieder iets aan een ander probeert te slijten en daarop afgerekend wordt, en geld de hoogste waarde vertegenwoordigt, spreekt het voor zich dat alles is ontaard in een zielloze maskerade. Lindberg eindigt zijn boek dan ook met het besef dat de ‘confidence man brings to focus the whole paradoxical question of individualism in the American past.’ Het ieder voor zich en God voor ons allen, de onverzadigbare begeerte, het monomane egoïsme, de selfie-waan, zijn elementen van de Amerikaanse civilisatie die een echte gemeenschap, een samen-leving, onmogelijk maken. De Europese gelukszoekers, de verschoppelingen die gedwongen werden elders hun toekomst te vinden, zijn in de VS nooit werkelijk geworteld geraakt, de illusie is blijven bestaan dat over de horizon het ware beloofde land ligt. De Amerikanen zijn nog steeds op zoek naar zichzelf, hun eigen onzichtbaarheid maakt hen intens tragisch. De één ziet de ander niet staan. Dit is de uiteindelijke verklaring voor de binnenlandse polarisatie tussen Democraten en Republikeinen. Norman Mailer begreep  al in 1957 in zijn essay The White Negro dat er iets wezenlijks fout was gegaan in the land of the free, home of the brave:


One could hardly maintain the courage to be individual, to speak with one’s own voice, for the years in which one could complacently accept oneself as part of an elite by being a radical were forever gone. A man knew that when he dissented, he gave a note upon his life which could be called in any year of overt crisis. No wonder then that these have been the years of conformity and depression. A stench of fear has come out of every pore of American life, and we suffer from a collective failure of nerve. The only courage, with rare exceptions, that we have been witness to, has been the isolated courage of isolated people.


Mailer signaleerde een 'conformity and depression. A stench of fear,’ waardoor ‘[g]enerally speaking we have come to the point in history — in this country anyway — where the middle class and upper middle class is composed primarily of the neurotic-conformists.’ Tegenover de infantile fantasieën van Nederlandse opiniemakers als Geert Mak, Ian Buruma, Bas Heijne en nog een handjevol andere broodschrijvers staat de superieure beschrijving van Norman Mailer in White Negro:


Probably, we will never be able to determine the psychic havoc of the concentration camps and the atom bomb upon the unconscious mind of almost everyone alive in these years. For the first time in civilized history, perhaps for the first time in all of history, we have been forced to live with the suppressed knowledge that the smallest facets of our personality or the most minor projection of our ideas, or indeed the absence of ideas and the absence of personality could mean equally well that we might still be doomed to die as a cipher in some vast statistical operation in which our teeth would be counted, and our hair would be saved, but our death itself would be unknown, unhonored, and unremarked, a death which could not follow with dignity as a possible consequence to serious actions we had chosen, but rather a death by deus ex machina in a gas chamber or a radioactive city; and so if in the midst of civilization — that civilization founded upon the Faustian urge to dominate nature by mastering time, mastering the links of social cause and effect — in the middle of an economic civilization founded upon the confidence that time could indeed be subjected to our will, our psyche was subjected itself to the intolerable anxiety that death being causeless, life was causeless as well, and time deprived of cause and effect had come to a stop.


The Second World War presented a mirror to the human condition which blinded anyone who looked into it. For if tens of millions were killed in concentration camps out of the inexorable agonies and contractions of super-states founded upon the always insoluble contradictions of injustice, one was then obliged also to see that no matter how crippled and perverted an image of man was the society he had created, it wits nonetheless his creation, his collective creation (at least his collective creation from the past) and if society was so murderous, then who could ignore the most hideous of questions about his own nature?


Worse. One could hardly maintain the courage to be individual, to speak with one’s own voice, for the years in which one could complacently accept oneself as part of an elite by being a radical were forever gone. A man knew that when he dissented, he gave a note upon his life which could be called in any year of overt crisis. No wonder then that these have been the years of conformity and depression. A stench of fear has come out of every pore of American life, and we suffer from a collective failure of nerve. The only courage, with rare exceptions, that we have been witness to, has been the isolated courage of isolated people.

https://www.dissentmagazine.org/online_articles/the-white-negro-fall-1957 


Al zes decennia geleden was Norman Mailer doordrongen van het feit dat:


what separates Hip from the authoritarian philosophies which now appeal to the conservative and liberal temper — what haunts the middle of the Twentieth Century is that faith in man has been lost, and the appeal of authority has been that it would restrain us from ourselves. Hip, which would return us to ourselves, at no matter what price in individual violence, is the affirmation of the barbarian for it requires a primitive passion about human nature to believe that individual acts of violence are always to be preferred to the collective violence of the State; it takes literal faith in the creative possibilities of the human being to envisage acts of violence as the catharsis which prepares growth.


What the liberal cannot bear to admit is the hatred beneath the skin of a society so unjust that the amount of collective violence buried in the people is perhaps incapable of being contained, and therefore if one wants a better world one does well to hold one’s breath, for a worse world is bound to come first, and the dilemma may well be this: given such hatred, it must either vent itself nihilistically or become turned into the cold murderous liquidations of the totalitarian state.


Maar een dergelijk inzicht vergt een hoge mate van eerlijkheid en zelfkennis, dapperheid en eergevoel, en juist die karaktertrekken bezit de polderpers niet. Haar ziel staat in dienst van de rijken. Al een eeuw geleden constateerde de Duitse historicus Oswald Spengler in zijn belangrijkste werk The Decline of the West: Outlines of a Morphology of world history (1918-1922) dat:


Democracy has become a weapon of moneyed interests. It uses the media to create the illusion that there is consent from the governed. The press today is an army with carefully organized weapons, the journalists its officers, the readers its soldiers. The reader neither knows nor is supposed to know the purposes for which he is used and the role he is to play. The notion of democracy is often no different than living under a plutocracy or a government by wealthy elites.


Meer hierover de volgende keer.





Buiten Parlementaire Onderzoeks Commissie

 

Buiten Parlementaire Onderzoeks Commissie

16K abonnees
ABONNEREN
Hoorzitting 8 mei 2021 - zie ook https://www.bpoc2020.nl/verhoren.  

U treft daar ook het schriftelijke verslag van deze hoorzitting aan.

Herman van Gunsteren - hoogleraar politieke theorieën en rechtsfilosofie te Leiden

Did Homo erectus speak?

is trustee professor of cognitive sciences at Bentley University in Massachusetts. His latest book is How Language Began(2017). 

4,100 words

Edited by Nigel Warburton


Aeon for Friends

Find out more

Did Homo erectus speak?


Early hominins who sailed across oceans left indirect evidence that they might have been the first to use language


What is the greatest human technological innovation? Fire? The wheel? Penicillin? Clothes? Google? None of these come close. As you read this, you are using the winning technology. The greatest tool in the world is language. Without it there would be no culture, no literature, no science, no history, no commercial enterprise or industry. The genus Homo rules the Earth because it possesses language. But how and when did we build this kingdom of speech? And who is ‘we’? After all, Homo sapiens is just one of several species of humans that have walked the Earth. Does ‘we’ refer to our genus, Homo, or to our species, sapiens?

To discover the answers to these questions, we need to travel back in time at least 1.9 million years ago to the birth of Homo erectus, as they emerged from the ancient process of primate evolution. Erectus had nearly double the brain size of any previous hominin, walked habitually upright, were superb hunters, travelled the world, and sailed to ocean islands. And somewhere along the way they got language. Yes, erectus. Not Neanderthals. Not sapiens. And if erectus invented language, this means that Neanderthals, born more than a million years later, entered a world already linguistic.

Likewise, our species would have emerged into a world that already had language. In spite of the fact that many paleoanthropologists view erectus as little more than a skinny gorilla, of few accomplishments, far too stupid to have language, and lacking a vocal apparatus capable of intelligible speech, the evidence seems overwhelming that they had language. Erectus needed language. They were capable of language. And, though often denied in evolutionary studies, the ‘leap’ to language was little more than a long series of baby steps, requiring no mutations, nor any complex grammar. In fact, the language of erectus would have been every bit as much a ‘real language’ as any modern language.

Erectus was an imposing creature. Males stood between 173 cm and 180 cm. Their immediate ancestors, the Australopithecine males, were only about 137 cm tall (their immediate ancestors might have been Homo habilis, but only if we accept that habiliswere not Australopithecines, or that they were a separate species from Homo erectus, neither of which is clear). The brains of these early humans averaged around 950 cubic centimetres in volume, double the size of the Australopithecines, though smaller than those of male Neanderthals (1,450 ccs) and sapiens (1,250-1,300 ccs), but still within the range of modern sapiens females. The vocal apparatus of erectus might not have been much more advanced than that of a modern gorilla or it might have been more similar to ours. But whether their speech sounded different than ours or not, it was nevertheless adequate for language.

Evidence that erectus had language comes from their settlements, their art, their symbols, their sailing ability and their tools. Erectus settlements are found throughout most of the old world. And, most importantly for the idea that erectus had language, open oceans were not barriers to their travel.

Erectus settlements show evidence of culture – values, knowledge structures and social structure. This evidence is important because all these elements enhance each other. Evidence from the erectus settlement studied at Gesher Benot Ya’aqov in Israel, for example, suggests not only that erectus controlled fire but that their settlements were planned. One area was used for plant-food processing, another for animal-material processing, and yet another for communal life. Erectus, incredibly, also made sea craft. Sea travel is the only way to explain the island settlements of Wallacea (Indonesia), Crete and, in the Arabian Sea, Socotra. None of these were accessible to erectus except by crossing open ocean, then and now. These island cultural sites demonstrate that erectuswas capable of constructing seaworthy crafts capable of carrying 20 people or more. According to most archaeologists, 20 individuals would have been the minimum required to found the settlements discovered.

Because the stone tools of erectus were simple and slow to evolve, some have rushed to conclude that they lacked intelligence for language. But stone-cutting implements are simply not the whole story. The evidence for erectus island settlements means that they built water-transport craft. Erectus seem to have had art as well, as exemplified in the 250,000-year-old Venus of Berekhat Ram.

Further, archaeologists have discovered 400,000-year-old wooden thrusting and throwing spears in lower Saxony (called the ‘Schöningen spears’), which suggest a robust hunting culture. Thrusting spears, for example, require at least one member of a group to get close enough to the prey, such as mastodons, to pierce them with the weapon. Hunting culture entails cooperation and planning with others.

One source is the discovery of the Dmanisi skulls, 1.8 million-year-old skulls found only a few years ago in the Dmanisi cave in the modern-day country of Georgia – all from the same species. These reveal roughly equivalent amounts of variation in shape to that found in purportedly distinct species. The other source of evidence comes from new research that Homo erectus in China seem to have evolved directly into Homo sapiens, a position underscored by more recent discoveries. So why are so many different species suggested? Partially because such proposals represent valid attempts to account for the diversity in form of different fossils and sites. But the proliferation of names is also spurred on by the attraction of being the first to name a new species.

The truth is likely much more mundane – Homo changed gradually, with no clear end or beginning points between species, other than the three I support, if even there. However, even if later scholarship establishes that there were indeed more intermediate species and that in fact one of these, such as Homo heidelbergensis, first discovered language, the basic thesis of this essay is unchanged. Language was invented hundreds of thousands of years before Neanderthals and sapiens. But for now, the most reliable scholarship supports the idea that the only clear human species prior to Neanderthals was erectus.

‘Evidence from Flores suggests that our early ancestors were successful seafarers’

Moreover, sailing demonstrates a level of cognitive development rivalling even that of modern humans. The erectus accomplishment of paddling together across one of the strongest ocean currents in the world, such as the Throughflow that then and now surrounds the island of Flores in Indonesia, required not only cooperation, but also corrections, instructions and commands. Few detailed instructions or corrections can be given without language.

Since the voyaging capabilities of erectus are so important to assessing their linguistic ability, this is something we need to be clear about. The only alternative to the idea that erectus built boats or rafts is that erectus individuals were accidentally transported to other islands via logs or naturally occurring vegetable rafts or some such. But this doesn’t account for the evidence. In Stone Age Sailors (2014), the anthropologist Alan Simmons puts it like this:

our ancestors have often been painted as unintelligent brutes … however … this simply is not the case. Evidence … suggests that at least Homo erectus and perhaps pre-erectus hominins were early seafarers … based on this evidence, it seems that our early ancestors were … successful seafarers … Biological studies suggest that considerable numbers of ‘founder populations’ are required for viable colonisation.

As Simmons concludes: ‘Given these variables, purposeful seafaring, involving intentionally constructed craft capable of carrying relatively large payloads (that is, people plus provisions) over considerable distances, is a more plausible model, in light of the increasing global evidence of early humans on many islands.’

To build and operate boats, erectus needed to talk about what material to collect, where to collect it, how to put the material together and so on – just what we ourselves would need to talk about in order to build a raft. In addition to the assembly of a raft, the planning for the trip as a whole, the reasoning for the undertaking, would have all required language.

We can therefore conclude that erectus required language. But how difficult would it have been for them to invent language, even with their massive Homo brains? Well, this depends on what is meant by language. There are two fundamental components to language that all linguists agree upon – grammar and symbols. Although some linguists take grammar to be the most important component of human language, others take symbols to be more important. As seen below, though, once symbols appear in language, grammar comes along nearly for free. To understand the nature of the erectusinvention of language, it is first important to recognise the distinction between communication and language:

  • Communication is the transfer of information.
  • Language is the transfer of information by symbols.

In my book How Language Began (2017), I make the case that erectus symbols began with their tools. In addition to the quartzite hand-axe ‘Excalibur’ used in a burial rite some 350,000 years ago in modern-day Atapuerca in Spain, all erectus tools, like all sapiens tools, became symbols of labour, community and culture. The creation, care, transport and skilled use of tools all demonstrate that these tools meant something more than simply the task they were designed to perform. Just as a shovel represents not only the task of digging, but also evokes memories of killing snakes, preparing a camp site and so on, the tools of erectus had many functions and would have elicited memories of cultural values and activities when they were not present.

In other words, erectus tools represented culturally agreed upon meanings that referred to displaced – not immediately present – activities and meanings, the hallmark of symbols. Thus, as erectus invented symbols, activities, tools, sailing, settlement patterns and so on, they were simultaneously inventing culture and transforming mere communication into language. This means that language is no more a part of ‘human nature’ than any other invention. Rather, to the degree that there is anything like human nature, it is seen in the cognitive power and flexibility that supports our ability to innovate. Language is waiting to be invented by any creature with a sufficiently powerful brain, human, non-human or even alien.

From this vantage point, the stakes are high for theories of the origins of language. The main question that arises is whether humans possess special cognitive abilities absent from the brains of all other creatures or whether, more simply, humans have language because they are smarter than other creatures (whether through higher densities of neurons, or other advantages of brain organisation).

All animals depend on indexes to navigate their way through the world, to feed themselves and escape danger

The answer to me is simple – find an animal that can communicate via symbols and you have a linguistic animal. And this is the claim for Homo erectus – it was the first animal to communicate via symbols. Complex grammar is neither necessary nor sufficient for language. DNA replication follows a grammar-like procedure yet no one would say that genes have language. And as I have been claiming for years, some modern languages lack complex syntax. Symbols, not grammar, are thus the sine qua non of language. They alone guarantee communication that is displaced, that is shared by an entire community of speakers, that can be transmitted between speakers and between generations, and that can represent either abstract or concrete ideas or things.

Symbols can do these things because of three properties: arbitrariness, intentionality, and conventionalisation. Arbitrariness means that a word such as ‘apple’ has no necessary connection to the fruit referred to by that name. Another symbol could just as easily have been selected to represent the same fruit, as in the Portuguese word maçã. By ‘intentional’ we mean that a form is purposely directed at the meaning it represents. And by ‘conventionalised’ one means that a symbol’s form is a society’s agreed-upon way of referring to a particular quality, event or thing. Apple means ‘apple’ because we say it does.

Fascinatingly, the archaeological record supports exactly the progression of steps needed to get creatures from information-transfer without symbols to language (information-transfer via symbols). It is a sequence that Charles Sanders Peirce, the inventor of semiotics (the theory of symbols) would have predicted. I therefore call this sequence the ‘Peircean progression’. The steps in order of appearance in the archaeological record would have been (i) indexes (used by all animals); (ii) icons (first observed with Australopithecus africanus); and (iii) symbols (the tools, art and cultural creations of erectus). This progress is represented in the following diagram:

All animals depend on indexes to navigate their way through the world, to feed themselves, to escape danger, to find shelter, and to attend to other biological needs. For example, a lion hunts its prey by the index of smell or perhaps an index of sight (such as a moving tree branch, caused by the passing of another animal). A fox escapes fire by evading the index of smoke, caused by fire. Indexes are thus as old as life.

Next come icons. The first icon in the archaeological record demonstrates an intentional recognition that one object resembles another. This is the 3 million-year-old Makapansgat manuport, from South Africa. This small 7 cm x 8.3 cm pebble looks like a human face and had been in the possession of a small group of Australopithecus africanus. We know that Australopithecus carried this stone to their cave because it is unlike the other minerals found there.

A million years after this first icon, the evidence for symbols in the cultural accomplishments of Homo erectus appears.

In the Peircean progression, the different tools of erectus would have served initially as indexes of the tasks they represented. That is, there would have been a physical link between a spear with blood on the tip and the mastodon it killed. But as culture developed, these tools became more conventionalised more than 1 million years ago, as the archaeology shows, and thus would have gradually taken on the role of symbols. A tool would have represented for erectus a culturally significant task, a representation present even when the tool was not being used. Again, this is perhaps best exemplified by the red quartzite biface found in a possible grave in Atapuerca. As culture developed, tools became symbols, something we otherwise find only among our fellow humans.

Organisation and planning of erectus settlements and travel also demonstrate the requisite cognitive ability for grammar and convention. The aggregate archaeological evidence of erectus accomplishments therefore supports the idea that erectus had achieved language more than 800,000 years ago, assuming that sailing followed language, and more likely 1.5 million years ago (supported by extensive travel and tool standardisation). How big a step would the invention of language have been for erectus?

Symbols would have also emerged gradually from agreed-upon form-meaning correspondences (spoken words have sound forms and tools have visual, olfactory and tactile forms) interpreted by cultural context. These might have been simple exclamations with gestures and intonation, later conventionalised as symbols. For example, suppose that someone shouted ‘Shamalamadingdong!’ upon a close encounter with a saber-toothed cat. Gestures and intonation could then have broken this down into smaller parts through reverse engineering as many modern language games such as ‘Pig Latin’ do. We also see speakers analyse their languages through ‘back formations’, such as the breaking down of the word ‘alcoholic’ into two (faux) parts, ‘alco-’ and ‘holic’ and then producing a new word such as ‘chocoholic’. Speakers analyse their words and sentences with frequency and ease, however their analyses diverge from linguistic theory.

Symbols also likely arose from the conventionalisation of natural sound patterns, such as crying, conventionalised to create ritual wailing in some Ge languages of Brazil.

Once a symbol, such as a word, is invented, a phenomenon known as ‘duality-of-patterning’ has been established (a term introduced in the 1960s by the American linguist Charles Hockett). This is the association of a meaningless item, such as a string of sounds, with a meaning. Take the word ‘cat’. Although the three sounds ‘c’ [k], ‘a’ [æ] and ‘t’ [t] are individually meaningless, combined into the word ‘cat’ they take on a conventionalised meaning. The sequence of meaningless sounds in a word can be recognised qua sequence. Once this is done, we can substitute sounds, such as ‘p’ for ‘c’ to get ‘pat’, or ‘d’ for ‘t’ to get ‘cad’, or ‘augh’ [ᴐ] for [æ] to get ‘caught,’ and so on. This relies upon an understanding or discovery of ‘slots’ (the positions for ‘c’, ‘a’ and ‘t’ in the word and syllable) and ‘fillers’, the individual sounds of the language. From this simple slot-filler principle, in conjunction with meaning and culture, we can build grammars of varying levels of complexity.

Once you have a set of symbols and a linear order agreed upon by a culture, you have a language

Strings of words, phrases and sentences all have slots, the positions for the units that compose them, just as words are fillers for the slots of a sentence. In ‘The goat saw the monkey’ the fillers are nouns (such as ‘goat’ and ‘monkey’), articles (‘the’), and verbs (‘saw’), and the slots are the positions before the verb, the verb and the position after the verb. So just as we can derive ‘pat’ from ‘cat’, in a sense, we can also derive ‘The monkey saw the goat’ or ‘The man saw the boy’ from the slot-filler arrangement of ‘The goat saw the monkey’. Once you have a set of symbols and a linear order agreed upon by a culture, you have a language.

That is really all there is to it, though of course most languages become more complex over time. Likewise, the bow and arrow has many degrees of complexity across societies, yet otherwise seems to be universal (because it is an optimal solution to secure protein that moves faster than you do). In the Peircean progression that I am proposing, these distinctions are expressed by the different G(rammars), G1-G3. G1 is a linear grammar (symbols merely placed in a linear order). G2 has some hierarchy (as in the Reed-Kellogg diagrams of English sentences that some of us learned to produce in elementary school). G3 has both hierarchy and recursion (so one can not only say the hierarchically structured ‘Bill said that May came in the room’ – where the sentence ‘that May came in the room’ is inserted into the larger sentence ‘Bill said …’ – but also recursive sentences such as ‘Bill said that May said that Peter said that John said that …’ where the sentences have in principle no upper bound).

All of the embellishments of grammar such as hierarchical structures, recursion, relative clauses and other complex constructions are secondary, based on a slot-filler arrangement of and composition of symbols, in conjunction with cultural conventions and general principles of efficient computation. Such principles were first discussed in the paper ‘The Architecture of Complexity’ (1962) by the Nobel Prize-winning economist Herbert Simon. However, syntactic complexity is not required to have a language with the same expressive power as any other language. In fact, there are modern languages whose grammars appear to be little more than symbols in an agreed-upon order, lacking evidence for hierarchy or other hallmarks of complex syntax.

Thus, once cultures and symbols appear, grammar is on the way. If this is correct, then language did not begin as singing, as intonation or as gestures. Rather, symbols depended upon gestures, speech and intonation symbiotically and simultaneously – a case also made by David McNeill in How Language Began (2012).

Erectus had relative shortcomings of course, beyond possibly lacking the range of sounds of modern humans. It also lacked the modern form of the important FOXP2 gene that sapiens have. Do the shortcomings of vocal apparatus and primitive genes pose a problem for the idea that erectus had language? Not at all. For example, the evolution of speech was triggered by language – as we developed languages, the modes of expressing them improved over time. Yes, sapiens speech is likely better than erectusspeech. But this doesn’t mean that erectus lacked speech. Any mammal could have speech with the sounds they are capable of producing today. They just need the right kind of brain. The sapiens version of FOXP2 helps us to articulate sounds more easily and to think more quickly and efficiently than erectus. But it is not a ‘language gene’. And though erectus might have had, as it were, the ‘Model T’ version of this gene while we possess the ‘Tesla version’, their ‘primitive’ FOXP2 would not have deprived them of language. FOXP2 and other genes adapted partially due to evolutionary pressure from language and culture.

How many sounds does an entity need to keep their speech distinct, after all? Computers use only two ‘sounds’ – 0 and 1. Anything that can be said in any language of the world, no matter how many speech sounds there are in a given language, can be translated into 0s and 1s on a computer – otherwise you couldn’t type your novel on your laptop. The larynx is a red herring. In fact, there are modern languages such as the Papuan language Rotokas that have fewer than a dozen sounds. Erectus was physically capable of at least as many sounds as a gorilla or my laptop’s binary language. In fact, even with the same vocal apparatus, erectus likely could have made many more sounds than gorillas because of its more advanced brain. Chimps don’t talk because they don’t have the brains to support symbols, not because they lack the right vocal apparatus.

Modern English has sentences as simple as ‘You drink. You drive. You go to jail.’ Yet in spite of such grammatical simplicity, we understand these examples just fine. In fact, one can construct similar sentences in any language that will be intelligible to all native speakers of the language. Interpretation requires cultural context, not complex grammar – but this facilitates it, explaining why so many languages have complex grammars, as I explain in Language: The Cultural Tool (2012).

Were Homo erectus incapable of modern language because their tools were so primitive? Bollocks

Such phrases demonstrate that humans can interpret and use a language even when it lacks any obvious grammar other than the ordering of words. The language of Homo erectus might have been no more complicated than these examples, or more so. The English examples underscore the principle that language is underdetermined apart from cultural context. Syntax alone is insufficient.

But what about the many modern paleoanthropologists, linguists and others who do not believe that erectus was capable of modern language because their tools were so primitive? Bollocks. This attribution of inability to erectus is based on a number of errors in reasoning: (i) it focuses almost exclusively on stone tools for erectus, ignoring evidence for bone and wooden tools; (ii) it errs in either assuming that settlements on multiple islands were the result of land bridges or accidents due to wind; (iii) it appears not to consider the significance of erectus village organisation; (iv) no study of erectus speech appears to recognise that speech came later than language and that the human vocal apparatus needs to be able to produce only a small number of sounds to have speech (but see the recent research on macaques led by the evolutionary biologist W Tecumseh Fitch at the University of Vienna); (v) it fails to understand that tools become symbols; (vi) it tends to overestimate the difficulty of having language and fails to realise how slot-filler grammars follow from symbols based on duality-of-patterning.

The conclusion that erectus invented language through their higher intelligence and cultural development is strong, as evidenced by the archaeological record. But if language is merely a technology based on symbols and grammar, other creatures could have also discovered it. If they didn’t, it would be because they lack culture. There are some claims that other animals have language as it is defined here – information-transfer via symbols. It is well-known, after all, that many animals can learn symbols. Some examples are horses, great apes and dogs. What is unclear is whether nonhumans invent symbols in the wild. They would need culture to do so. No strong evidence for this exists.

The available evidence then strongly suggests that erectus invented language more than a million years ago. In so doing, Homo erectus changed the world more than any creature since, including their grandchild, Homo sapiens. 


https://aeon.co/essays/tools-and-voyages-suggest-that-homo-erectus-invented-language?utm_source=Aeon+Newsletter&utm_campaign=852add933c-EMAIL_CAMPAIGN_2021_05_05_02_19&utm_medium=email&utm_term=0_411a82e59d-852add933c-69631697



Everything about 1sr@el and 1sr@elis makes my skin crawl!

  https://x.com/umyaznemo/status/1870426589210829260 Rania @umyaznemo Everything about 1sr@el and 1sr@elis makes my skin crawl! 12:10 p.m. ·...