What then is Moby Dick? He is the deepest blood-being of the white race; he is our deepest blood-nature. And he is hunted, hunted, hunted by the maniacal fanaticism of our white mental consciousness. We want to hunt him down. To subject him to our will. And in this maniacal conscious hunt of ourselves we get dark races… to help us, red, yellow, and black, east and west, Quaker and fire-worshipper, we get them all to help us in this ghastly maniacal hunt which is our doom and our suicide…
The Pequod went down. And the Pequod was the ship of the white American soul. She sank, taking with her negro and Indian and Polynesian, Asiatic and Quaker and good, businesslike Yankees and Ishmael: she sank all the lot of them?
Het gruwelijkste aspect van de visionaire strekking van dit boek uit 1851 bewaarde D.H. Lawrence voor het slot van zijn essay:
If the Great White Whale sank the ship of the Great White Soul in 1851, what's been happening ever since? Post-mortem effects, presumably.
Nu wij getuige zijn van het einde van het Amerikaans imperium, is het goed om F. Scott Fitzgerald’s postuum verschenen boek The Crack-Up (1945) te lezen over de zogeheten 'roaring twenties.’ De auteur van The Great Gatsby (1925) kwam tot de slotsom dat:
All the stories that came into my head had a touch of disaster in them — the lovely young creatures in my novels went to ruin, the diamond mountains of my short stories blew up, my millionaires were as beautiful and damned as Thomas Hardy's peasants. In life these things hadn't happened yet, but I was pretty sure living wasn't the reckless, careless business these people thought — this generation younger than me.
Desondanks is het publiek van Ian Buruma tot voor kort getuige geweest van zijn pogingen het ‘imperialisme uit Washington’ te verkopen als ‘a force for good,’ een ‘ideal of openness and democracy.’ Door een gebrek aan kennis, door luiheid, opportunisme en ideologische verstarring begrijpen hij en zijn mainstream-opiniemakers niet dat auteurs als Melville, Scott Fitzgerald, Kerouac, Mailer en dichters als Walt Whitman, Robinson Jeffers, Hart Crane, Allen Ginsburg en talloze andere beroemde Amerikaanse intellectuelen, een vernietigende leegte achter de Amerikaanse schijn beschrijven. Zo zette de Amerikaanse socioloog Philip Slater in zijn studie Pursuit of Loneliness (1970) uiteen:
One begins to sense a wide gap between the fantasies Americans live by and the realities they live in. Americans know from an early age how they're supposed to look when happy and what they're supposed to do or buy to be happy. But for some reason their fantasies are unrealizable and leave them disappointed and embittered.
Ergens in deze virtuele realiteit probeert de zogeheten ‘vrije pers’ haar toko draaiende te houden, alsof haar ‘white soul,’ niet allang ‘doomed’ is. Het zijn alleen de meest kunstzinnige-, de meest gevoelige individuen die beseften dat de onverzadigbare en ontheemde Amerikanen druk doende waren ‘to create a nation of lunatics,’ zoals Walt Whitman al in de negentiende eeuw schreef, ‘krankzinnigen’ die, in de woorden van Allen Ginsberg, ‘broke their backs lifting Moloch to Heaven!’ Moloch, ‘What sphinx of cement and aluminum bashed open their skulls and ate up their brains and imagination?’ In dezelfde tijd waarschuwde John Steinbeck voor de ‘nervous restlessness’ in de VS, ‘a hunger, a thirst, a yearning for something unknown — perhaps morality.’ De bestseller auteur Geert Mak begreep hier allemaal niets van, en kwalificeerde de Nobelprijswinnaar Literatuur Steinbeck als 'een doemdenker,' wiens 'eeuwig sluimerende pessimisme' regelmatig 'ongegeneerd naar buiten,' brak. Steinbeck's wereldberoemde boek Cannery Row (1945) met de fameuze openingszin:
Cannery Row in Monterey in California is a poem, a stink, a grating noise, a quality of light, a tone, a habit, a nostalgia, a dream,
was naar het oordeel van Geert Mak, de domineeszoon en inmiddels, volgens eigen zeggen, herboren christen:
één grote ode aan het doelloze bestaan, het leven omwille van het leven — en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen was het een buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans — boek.
Steinbeck werd tijdens 'zijn reis met Charley voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten.' Dat Steinbeck's boek Travels with Charley (1962) ruim een halve eeuw na verschijning nog steeds uitgegeven wordt, en nog zal worden gelezen lang nadat de boeken van Mak vergeten zijn, is voor mijn oude vriend Geert geen argument. Helaas is hij niet de enige dwaze opiniemaker van mijn babyboom-generatie. Zo stelde de gepensioneerde Volkskrant-opiniemaker Paul Brill dat Mak's Reizen zonder John ‘een monumentaal boek’ was, uitgerust ‘met een schat aan informatie’ die ‘qua betrouwbaarheid’ het ‘met gemak [wint]’ van Steinbeck's Travels with Charley. Overal waar de kleinburger met zijn rotsvaste geloof in de onstuitbare Vooruitgang het tragische ontkent, gaan Gustav Flaubert's woorden op dat:
Lichtzinnige, bekrompen lieden en verwaande bevlogen geesten willen overal een conclusie in vinden; zij zijn op zoek naar het doel van het leven en de afmetingen van het oneindige. Ze nemen wat zand in hun arme kleine handjes en ze zeggen tegen de Oceaan: 'Ik ga de korrels van je kusten tellen.' Maar omdat de korrels door hun hun vingers stromen en het rekenen lang duurt, stampen zij van woede en huilen.
In 1866 schreef Flaubert in een brief aan een bevriende dame:
U heeft het over de verdorvenheid van de pers; die maakt mij zo doodziek dat kranten me een regelrechte lichamelijke walging bezorgen. Ik lees liever helemaal niets dan die verfoeilijke lappen papier. Maar men doet al het mogelijke om er iets belangrijks van te maken. Men gelooft erin en men is er bang voor. Dat is de wortel van het kwaad. Zolang de eerbied voor het gedrukte woord niet uit de wereld is geholpen, komen wij geen stap verder. Breng het publiek de liefde voor het grote bij en het zal de kleine dingen in de steek laten, of liever gezegd het zal de kleine dingen zichzelf laten uitschakelen. Ik beschouw het als een van de gelukkigste omstandigheden van mijn leven dat ik niet in kranten schrijf. Het doet mijn beurs geen goed, maar mijn geweten vaart er wel bij en dat is het voornaamste.
Vijf jaar later liet hij in een brief aan George Sand weten:
De hele droom van de democratie bestaat uit het verheffen van de proletariër tot het domheidspeil van de burgerman. Die droom is al gedeeltelijk verwezenlijkt. Hij leest dezelfde kranten en heeft dezelfde hartstochten.
Dit proces heeft zich in het gehele Westen voltrokken. Maar nu de Amerikaanse mainstream-opiniemakers van de ‘corporate press’ niet langer meer de Moloch in zichzelf en hun beschaving kunnen negeren, pretendeert één van hen, Michelle Goldberg, de gruwelijke afgod te hebben geïdentificeerd. Op de voorpagina van The New York Times van 3 november 2020, geeft zij de schuld voor al het etterende kwaad, dat zich de afgelopen tweeënhalve eeuw in de VS heeft opgebouwd, aan president Trump, ‘a narcissistic philistine’ die, volgens haar ‘bent American culture toward him.’ In het simplistische wereldbeeld van opiniemaakster Goldberg is één ‘narcistische proleet’ in een land van ruim 330 miljoen mensen van talloze etniciteiten bij machte om de gehele ‘Amerikaanse cultuur’ te vergiftigen. Als dit waar zou zijn dan stelt vanzelfsprekend de zogenaamde ‘Amerikaanse cultuur’ niets voor. Maar omdat de liberal intellectuelen hun eigen tijd niet kunnen analyseren zonder fundamentele kritiek te moeten uiten op het neoliberale kapitalisme, zien zij zich gedwongen op overleefde ideologische modellen terug te vallen, zoals de Verlichting met zijn Vooruitgangsgeloof, en zijn ‘rationality without reason,’ zoals de baanbrekende Amerikaanse socioloog C. Wright Mills dit al eind jaren vijftig van de vorige eeuw beschreef.
In tegenstelling tot de Christelijke leer zoekt de Verlichtingsideologie de verlossing juist in de materie. De Britse ‘political theorist’ John Gray wees er in zijn boek Enlightenment’s Wake (1995) terecht op dat:
For most of its disciples the appeal of the Enlightenment has always been that of an ersatz religion. The Enlightenment was another version of Christian myth more than it was a critique of Christianity, and the evangelical atheism that has staged an anachronistic revival in recent years is significant chiefly as a sign of the unreality of secularization.
Net als met elk geloof en alle myriade verschijningsvormen is ook de ‘Enlightenment’ onderworpen aan de natuurwet van opkomst, bloei, en ondergang. Van het laatste is de mensheid nu getuige, zoals onder andere Pankaj Mishra beschrijft. Een systeem waarvan de elite een groot deel van de bevolking heeft afgeschreven, vernietigt zijn eigen toekomst. De oorspronkelijk impuls die een bepaalde samenleving mogelijk maakte, raakt onvermijdelijk, net als alles, een keer uitgewerkt. Wat volgt is de chaos van een versplinterde gemeenschap die er nu toe leidt dat bijvoorbeeld:
Since the beginning of the pandemic, the total net worth of America’s billionaires, all 686 of them, has jumped by close to a trillion dollars. In September, nearly 23 million Americans reported going without enough to eat, according to the Center on Budget and Policy Priorities.
https://www.nytimes.com/2020/11/04/magazine/societal-collapse.html
Terwijl de Amerikaanse bevolking nu in het zwarte gat van de zelf gecreëerde chaos staart, geeft Michelle Goldberg, als woordvoerder van de elite, de schuld voor alle ellende aan één man, Donald Trump. En dit, terwijl zij toegeeft te oordelen vanuit haar ‘obviously privileged position on the texture of daily life during the past four years.’ Ronduit absurd is haar uitspraak: 'How can arguments based on fact prevail in a nation where so many people know so little?' Het allereerste wat zij en haar publiek van 'urban elites' zich hadden moeten afvragen hoe het mogelijk is dat in het 'rijkste land ter wereld' zoveel mensen 'zo weinig weten'? Dan zou Goldberg onmiddellijk begrijpen wat er fout is aan het systeem in de VS. Dan zou zij de schuld niet exclusief bij Trump kunnen leggen. Maar als ze werkelijk naar de oorzaken had gezocht zou het meteen het einde van haar carrière betekenen, want voordurende fundamentele kritiek op het neoliberale kapitalisme wordt in de westerse massamedia niet getollereerd.
Ook bij Goldberg worden oorzaak en gevolg omgedraaid. Ook hier ontbreekt enige rationaliteit, en wordt een mythisch beeld opgeroepen van één Moloch, die als een oud-testamentische afgod het kwaad in de wereld vertegenwoordigt. Dit simplisme negeert het feit dat Trump door een aanzienlijk deel van het electoraat tot president werd gekozen, en op het moment dat ik dit schrijf 2.7 procent minder stemmen heeft dan Biden met zijn 50.5 procent. Bij Goldberg openbaart zich, net als bij alle andere liberal opiniemakers, een infantiele mentaliteit, te vergelijken met die van een kind dat de tafel de schuld geeft van de pijn die het, na zich gestoten te hebben, heeft opgelopen. Wat wil Michelle Goldberg met de bijna 70 miljoen Amerikanen, die opnieuw op Trump hebben gestemd? Die kiezers zullen niet als vanzelf verdwijnen. En wat wil op zijn beurt de Nederlander Ian Buruma dat er met de 70 miljoen Amerikanen gaat gebeuren, die zich in Trump herkennen. Mijn oude vriend heeft, volgens eigen zeggen, ‘[l]ange tijd’ de VS ‘door een soort roze bril,’ bekeken, maar stelt nu dat dit ‘in de afgelopen jaren steeds minder roze [is] geworden,’ en voegt hieraan toe:
Ik dacht lang: waar het ook misgaat, in de Verenigde Staten blijft de democratie altijd overeind. Die illusie ben ik inmiddels kwijt. Vooral die onbezonnen Irak-oorlog heeft mij cynisch gemaakt. Onder het mom van vrijheid en democratie richtten de Amerikanen een catastrofe aan.
Had Buruma dan nooit van de uitgebreid gedocumenteerde CIA-interventies gehoord, waarbij al in de eerste helft van de jaren vijftig de democratische regeringen van Iran en Guatemala werden omvergeworpen? Natuurlijk wist hij dat, maar pas de zogenaamde ‘onbezonnen Irak-oorlog heeft’ hem ‘cynisch gemaakt.’ Hoe nu? Zoals bekend is ‘cynisme’ een 'houding van wantrouwen tegenover andermans bedoelingen, tegen het nut van instituties of van grote ongevoeligheid voor de gevolgen van de eigen daden.'
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cynisme_(psychologie)
Van Dale omschrijft ‘cynisch’ als ‘niet gelovende aan oprechtheid of goede bedoelingen van de mensen.’ Het gevolg van een cynische levenshouding is het best omschreven door Oscar Wilde: ‘A cynic is a man who knows the price of everything, and the value of nothing.’ Let wel: er bestaat een subtiel maar wezenlijk verschil tussen een cynicus en een scepticus. Laatst genoemde durft te twijfelen, terwijl een cynicus alles zeker weet. De cynicus gaat ervan uit dat de mens niet deugt. Het is een mentaliteit die veel voorkomt bij mensen die ineens van hun geloof vallen, en door middel van het cynisme zichzelf een nieuwe identiteit proberen te verschaffen. Uit ervaring met cynici weet ik dat dit slag uiterst gevaarlijk kan zijn. Zij proberen de geschiedenis te stoppen. In 1913 schreef de joodse, marxistische cultuurfilosoof Walter Benjamin in zijn essay ‘Ervaring’ over de cynicus:
Ons gevecht om verantwoordelijkheid vechten wij uit met een gemaskerde. Het masker van de volwassenen heet 'ervaring.' Het is uitdrukkingloos, ondoorgrondelijk, altijd hetzelfde. Alles heeft deze volwassene al achter de rug: jeugd, idealen, hoop, de vrouwen. Het was allemaal een illusie. Vaak zijn wij uit het veld geslagen of verbitterd. Misschien heeft hij gelijk. Wat zouden we er tegenin moeten brengen? Wij missen nog elke ervaring.
We zullen eens een poging doen om het masker op te lichten. Wát heeft deze volwassene ervaren? Wát wil hij ons bewijzen? Vóór alles eerst dit: ook hij is jong geweest, ook hij heeft gewild wat wij wilden, ook hij heeft zijn ouders niet geloofd, maar het leven heeft ook hem geleerd dat zij gelijk hadden. Nu denkt hij met een hautain glimlachje: zo zal het ook ons gaan — bij voorbaat ontneemt hij de jaren die we doormaken hun waarde, deelt ze in bij de tijd van de zoete jeugdzonden, de kinderlijke roes voordat de lange nuchtere jaren aanbreken van de ernst deze levens. Aldus de welwillenden, de verlichten. We kennen nog andere pedagogen, en die zijn zo bitter dat ze ons niet eens de snel voorbijgaande jaren van de 'jeugd' gunnen; ernstig en onverbiddelijk willen ze ons nu al onder de zware last van het leven doen buigen. Beide types ontwaarden en ruïneren onze levensjaren.
En steeds meer krijgen wij het gevoel van: je jeugd is niet meer dan een korte nacht (vul haar met roes!); daarna volgt de grote 'ervaring,' jaren van compromissen, ideeën-armoede en gebrek aan vitaliteit. Zo is het leven. Dat vertellen de volwassenen ons, dat hebben ze ondervonden. Ja! Dat hebben ze ondervonden, dit ene, onveranderlijke: de zinloosheid van het leven. De hardheid van het leven. Hebben ze ons ooit opgewekt tot het grote, tot het nieuwe, het toekomstige? O nee, want dat kan men immers niet ervaren. Alle zin, het ware, goede en schone is geworteld in zichzelf; wat moeten we hier met ervaring? — En daar hebben we het geheim: omdat hij nooit zijn blik richt op het grote en zinvolle werd de ervaring het evangelie van de filister. Ze werd voor hem de boodschap van de alledaagsheid van het leven. Maar hij heeft nooit begrepen dat er nog iets anders is dan alleen maar ervaring, dat er waarden zijn — niet te ervaren waarden — die wij dienen.
Het cynisme is het masker van teveel borrelhapjes, teveel lunches, teveel diners, teveel opportunisme, teveel corruptie, teveel vlees, te weinig geest. De gemaskerde dient de macht en zijn eigen welzijn, meer niet. Walter Benjamin adviseerde daarom:
Zegt u hem
Dat hij de dromen van zijn jeugd
Niet minacht als hij eenmaal man geworden is.
Niets haat de filister meer dan 'de dromen van zijn jeugd.' [...] Want wat er in die dromen aan hem verscheen, was de stem van de geest die ook hem eens riep, net als ieder ander.
Dit verklaart veel van Ian Buruma’s ‘cynisme,’ zijn opportunisme, zijn conformisme, het verraad aan zijn publiek en aan zichzelf. Het is als het ware in zijn, op het eerste gezicht, uitdrukkingsloze gelaat gegroefd. Wat moet een serieuze intellectueel aan met professor Buruma’s praatjes, nu hij bekent als opiniemaker al die jaren niet goed te hebben opgelet, en die kennelijk juist daarom in de aanloop van de rampzalige Irak-invasie ervoor pleitte dat Europa een deel van ‘the dirty work’ van de VS zou overnemen, en ‘wij’ in Europa het risico zouden moeten aanvaarden door het International Criminal Court in Den Haag te worden veroordeeld voor de onvermijdelijke daaruit voortvloeiende oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Wat moeten Buruma’s ‘urban elites' aan met zijn bewering tegenover Pankaj Mishra dat het Europees en Amerikaans kolonialisme wereldwijd streeft naar ‘more individual liberty, secularization, less dependence on revealed truth and all the rest of it’? Hoe is het te verklaren dat Buruma nog steeds door de ‘corporate press’ wordt uitgenodigd om zijn licht te laten schijnen over ondermeer het huidige ‘Amerika,’ terwijl hij nog in 2017 met grote stelligheid verkondigde dat:
we ons moeten voorbereiden op een tijd waarin we met weemoed terugkijken op het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.
Dit was niet 'cynisch' bedoelt, maar werkelijk gemeend, zoals hij mij liet weten. Waarom speelde het door de VS gepleegde massale geweld sinds de Korea-Oorlog, waarvan vele tientallen miljoenen mensen slachtoffer werden, geen enkele rol in zijn oordeel? Wat gebeurt er, wanneer ‘con-men’ uit cynische overwegingen hun publiek bedriegen? Even misselijk was Buruma’s zelfgenoegzame betweterigheid tegenover Pankaj Mishra toen deze intellectueel hem vergeefs probeerde duidelijk te maken dat:
I honestly want to diagnose the problem correctly. What I am saying is that the idea’s (de verlichtingsidealen. svh) which were proposed by a tiny minority for itself, and became attached to all kinds of different processes in the nineteenth and twentieth century, and, mostly, in the last few decades. But there is not a true line between the ideas of the Enlightenment and the present. What we see are different periodes, in which this modern project of emancipation assumes different forms, which is not to say that the modern project of emancipation should be abandoned, but the challenge is to make it available for people for whom it was not originally meant.
In zijn het voorwoord van de 2009-editie van False Dawn. The Delusions of Global Capitalism (1998) benadrukte de prominente Britse emeritus hoogleraar en politiek filosoof John Gray:
In the era of the free market, now fast slipping from memory, the past hardly existed. Only the present had any reality, and it was being constantly refashioned and made new. New industries, new careers, new lives were continuously created, then discarded, according to market imperatives. Grandiose doctrines sprang up to support the belief that the free-market capitalism that had been adopted in a handful of countries would prevail over every other economic system.
The long boom, the weightless economy, the great moderation, the new paradigm and the flat world — these and other wild fancies were recycled as established truths by politicians and journalists, economists and bankers, academics and supposedly hard-headed business people. No more would economies suddenly implode and currencies vanish, governments collapse and entire societies go up in smoke. No longer would geopolitical conflict repeatedly redraw the map of the world. Above all a collapse of the kind that occurred in the Thirties would not be repeated. All such disturbing events were in the past, and any suggestion that similar episodes might occur in future was dismissed as apocalyptic.
Of course it was the idea that global economic collapse could no longer happen that was truly apocalyptic. History does not stop. It continues, as evolving technologies interact with the unalterable human animal and old conflicts are given new twists. Governments may be better informed than they have ever been, but they are not any wiser and if politicians and their advisers believed the boom could go on for ever it was because they had lost any sense of history. Capitalism may be the most productive economic system that has so far developed but it has always been highly volatile. The idea that once released from government regulation the market would be self-stabilizing can only be explained in the context of the absurdly unrealistic world-view that prevailed in the twenty years after the collapse of communism… The downfall of American finance-capitalism is a similarly world-changing event. The US is not going to implode, and cease to exist, in the way the former Soviet Union did. A long, Argentina-style decline is the most likely upshot of the current crisis, but the US has been a far more powerful force in world affairs than Argentina ever was. As a result, the breakdown of the model of capitalism which the US incessantly urged on other countries, and even on occasion applied itself, looks set to reshape the global order in deep and lasting ways. In the first edition of this book, published in March 1998, I wrote: ‘Today’s regime of global laissez-faire will be briefer even than the belle époque of 1870 to 1914, which ended in the trenches of the Great War’( p. 7). Not much more than a decade ago this seemed outlandish, but there have since been many signs that global capitalism was heading for a fall.
Waarom ontgaat dit alles Buruma en de polderpers? Het gevolg is ondermeer geweest dat zij in 2008 in totale verwarring toekeken hoe de kredietcrisis culmineerde in de ergste economische crisis sinds 1929. Om de eigen onnozelheid nog eens te onderstrepen, verklaarde op 7 oktober 2008, een verbijsterde Egbert Kalse, destijds economisch redacteur van nrc.next:
[c]ontrary to the hopes which buoyed up Enlightenment thinkers throughout the modern period, find at the close of the modern age a renaissance of particularisms, ethnic and religious,’
aldus John Gray. Hij stelt dat:
within Western cultures, the Enlightenment project of promoting autonomous human reason and of according to science a privileged status in relation to all other forms of understanding has successfully eroded and destroyed local and traditional forms of moral and social knowledge; it has not issued in anything resembling a new civilization, however, but instead in nihilism… The legacy of the Enlightenment project — which is also the legacy of Westernization — is a world ruled by calculation and willfulness which is humanly unintelligible and destructively purposeless. Wherever the Enlightenment project has animated a culture or a polity, it has evoked counter-projects of re-enchantment of the world, via fundamentalist religion or a reversion to premodern forms of thought or community. Where traditional cultural forms remain intact, it is sensible to seek to nurture them, to shelter them from modern technologies which would rend (verscheuren. svh) them, and to develop new technologies which serve human needs while preserving traditional communities and cultural forms. Where modernization has been achieved without the destruction of the traditional culture, and without the incursion of the illusions of the Enlightenment — as in Japan and Singapore, Malaysia and potentially perhaps in China, despite its Marxist inheritances — it is reasonable, and in fact imperative, to resist Western demands for the development of social and economic institutions on a bankrupt Western model. Even in those non-Occidental cultures which have preserved themselves substantially intact, and which have modernized without Westernizing their social forms and structures, the impact of the revolutionary nihilism of Westernization has been to disrupt traditional conceptions of the human relationship with the earth, and to supplant them by humanist and Baconian instrumentalist understandings, in which nature is no more than an object of human purposes. In those non-Occidental cultures which have remained substantially intact, there may nevertheless be a possibility of a recovery of their traditional conceptions, such that they might successfully integrate Western technology without thereby succumbing wholly to Western humanism and nihilism.
Onwetend van wat er werkelijk onder hun neus en elders in de wereld gebeurt, onbewust van het feit dat het neoliberale kapitalisme geenszins gewonnen heeft en niet 'het einde van de geschiedenis' van de mensheid heeft ingeluid, blijven de geprivilegieerde opiniemakers de bestaande status quo propageren, kennelijk in de hoop dat de storm zal overwaaien. In juni 2017 vroeg ik Buruma via een email hoe ‘betrekkelijk goedaardig’ het ‘imperialisme uit Washington’ in zijn optiek was geweest:
gezien het feit dat een alom gerespecteerde Amerikaanse onderzoeksjournalist als Tim Weiner, die jarenlang voor The New York Times had gewerkt, in zijn boek Legacy of Ashes: The History of the CIA (2008), 720 pagina’s lang het bloedspoor analyseert dat de CIA door de hele wereld heeft getrokken en nog steeds trekt. De recensent van The Washington Times kwalificeerde dit boek als:
Een vernietigend rapport van een inlichtingendienst die meestal faalde bij het voorspellen van belangrijke politieke gebeurtenissen op de wereld, mensenrechten schond, Amerikanen bespioneerde, moordaanslagen op buitenlandse regeringsleiders beraamde en geld stak in klungelige doofpotacties dat hij niet toekwam aan zijn eigenlijke werk, het verzamelen en analyseren van informatie.
De titel is afkomstig van president Eisenhower, die na acht jaar presidentschap
called into his office, the former legendary OSS officer and director of the CIA Allen Dulles, and said to him point- blank. ‘After eight years you have left me, a legacy of ashes.’
Concreet gesteld: zijn Vietnam, Afghanistan en Irak voorbeelden van 'het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington'? Of waren de door de VS gesteunde staatsgrepen in Perzië en Guatemala, Chili en Congo voorbeelden van die goedaardigheid? Zo nee, waren dit soort bloedige interventies slechts te verwaarlozen details in een verder goed bedoeld beleid?
Wie zijn 'we' die met 'weemoed terugkijken' op zoveel 'betrekkelijk goedaardige imperialisme'? Toch niet de vele miljoenen slachtoffers van het uiterst gewelddadig Amerikaans imperialisme. Waarom tellen die — gekleurde doden en verminkten — niet mee in jouw beschouwing?
Ik hoop snel iets van je te vernemen, nu je op het punt staat The New York Review of Books te gaan leiden.
Collegiale groet,
Stan
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/09/pax-americana-nadert-haar-einde-11006828-a1562395
Ik kreeg geen concreet antwoord op de vraag hoe ‘betrekkelijk goedaardig’ het ‘imperialisme uit Washington’ was geweest, waarin hij nog drie jaar geleden braaf geloofde. Dat kon ik ook niet verwachten aangezien Ian Buruma zelfs Pankaj Mishra, de auteur van onder andere het scherpzinnige boek Age of Anger (2018), probeerde wijs te maken dat keizer Napoleon Bonaparte een Verlichtingsautoriteit was geweest, die ‘the idea of the universality of rights’ had verspreid. Dat was een een makkelijk te ontzenuwen leugen, aangezien Napoleon opdracht had gegeven tot een massaal bloedbad op Haiti, omdat de slaven daar zich onafhankelijk hadden verklaard. Met het oog op de verwarde Buruma’s van de westerse mainstream-pers wijst Mishra er in het recente nummer van The New York Review of Books erop dat:
It was clear, even during the cold war, that the shape of things to come would be decided by ideas and movements occurring in places geographically remote from the West, with their vast majority of the world’s population, rather than by Western cold warriors. The Chinese Revolution of 1949 always seemed to hold greater consequences for the wider world than the Russian Revolution, and Mao Zedong’s declaration that ‘the Chinese people have stood up’ after a century of humiliation by Western countries was always more than just boosterish rhetoric, inaugurating as it did a feverish, calamity-prone, but ultimately successful pursuit of national wealth and power.
Today, it cannot be denied that the major developments within Anglo-America — from de-unionization, increased corporate clout (slagkracht. svh), and the outsourcing of jobs to extreme inequality and white supremacist upsurge — cannot be explained without reference to the rise of China as a manufacturing giant and aggressively nationalist world power. In other words, understanding the contemporary world requires a truly global perspective — and not just one that merely adds the history of ‘democratic’ India and ‘authoritarian’ China to preexisting narratives of Western eminence. It means forsaking the whole structure of preconceptions on which a parochial West-centric view has long been based.
It is not easy to stop beating the old drums. The self-images and modes of thought and perception developed during the cold war are as pervasive as they are tenacious. American and British commentators were then battling against a potent indictment of Western-style democracy and capitalism by Communists and Communist sympathizers around the world. One consequence of this intense ideological clash was that anti-Communist commentators consistently overestimated their ‘free world’: they saw in it more widespread and enduring material, moral, and intellectual uplift than could be supported by historical facts.
In the most significant defensive maneuver by Western commentators during the cold war, liberalism became ‘not only the dominant but even the sole intellectual tradition,’ as Lionel Trilling confidently put it in 1950. This moral promotion was an odd fate for an ideology of individual freedom and property rights that had been denounced from both the left and the right for conceitedly fueling inequality and mass disaffection. As Reinhold Niebuhr wrote in 1944, ‘bourgeois liberalism was, on the whole, completely unconscious of the corruption of its own class interest and fondly imagined its perspectives to be ultimate.’
Nevertheless, as the cold war intensified, liberalism came to have, almost by default, a flattering image, especially when set against the miserable realities of Soviet and Chinese communism. It acquired, too, as contemporary scholars have shown, a prestigious intellectual ancestry, with John Locke and Thomas Hobbes enlisted as brainy forebears. The Enlightenment, sharply questioned within Europe from the late nineteenth century onward, came to be depicted as the source of the free world’s uniquely good fortune. This tradition of self-congratulation has reached its reductio ad absurdum in Steven Pinker’s (Canadees-Amerikaanse taalkundige, experimenteel psycholoog. svh) door-stopping data banks that claim things are getting better all the time and we just don’t realize it.
Many outraged young people today want to know how it became possible for white police officers to murder black people and for armed vigilantes to assault antiracist protesters in broad daylight with the tacit consent of a sitting US president. The glowing accounts of the free world as custodian of liberalism and democracy, heir to the Enlightenment, and nemesis of authoritarianism were never going to be of much help here. These cold war mythologies of virtue suppressed too many awkward facts — about, for instance, Voltaire, who described black people as ‘animals’ with ‘little or hardly any intelligence’; Kant, who believed that dark skin constituted a clear proof of stupidity and that women were unsuited for public life; or John Stuart Mill, who assumed that Indians were ‘barbarians,’ unfit for self-rule.
Moreover, a fixation on the crimes of Stalin, Mao, and Hitler managed to obscure the long centuries of global violence and dispossession that made Britain and the United States uniquely powerful and wealthy. As the feminist philosopher Lorna Finlayson recently wrote:
‘As surely as terrible crimes have been committed by socialist states, the history of liberal nations is the history of systematic acquisitive (hebzuchtige. svh) violence: from the genocide of indigenous populations, to chattel slavery, to contemporary ‘regime change’ and ‘humanitarian intervention. This much is uncontroversial, even though it may not be thought relevant — or polite, perhaps — to talk about it.’
https://www.nybooks.com/articles/2020/11/19/liberalism-grand-illusions/
Meer over de ingrijpende omwenteling waarvan wij nu getuige zijn, de volgende keer.