zaterdag 3 april 2021

Geert Mak's 'Schuldige Tijdgebondenheid'

 

In zijn roman 
Heart of Darkness laat Joseph Conrad zijn protagonist Marlow over het koloniale, Belgische regime in Kongo zeggen:

They were conquerors, and for that you want only brute force — nothing to boast of, when you have it, since your strength is just an accident arising from the weakness of others. They grabbed what they could get for the sake of what was to be got. It was just robbery with violence, aggravated murder on a great scale, and men going at it blind — as is very proper for those who tackle a darkness. The conquest of the earth, which mostly means the taking it away from those who have a different complexion or slightly flatter noses than ourselves, is not a pretty thing when you look into it too much. 


En over Kurtz, de ivoorhandelaar en ‘commander of a trading post’ in het oeroud die als een halfgod regeert over inheemse Afrikanen schrijft de gezaghebbende Amerikaanse literaire criticus Lionel Trilling: 


By his regression to savagery Kurtz had reached as far down beneath the constructs of civilization as it was possible to go, to the irreducible truth of man, the innermost core of his nature, his heart of darkness. 


Daarentegen bleef na Kurtz’s dood zijn verloofde met al haar ‘self-cherishing, self-deceiving idealism of Europe’ geloven in de nobele intenties van haar levenspartner, absoluut ervan verzekerd dat ‘her lost lover had been the reproachless knight of altruism,’ een houding die tot nu toe telkens weer herkenbaar is bij mainstream-propagandisten van het westerse superioriteitsdenken. Deze opvatting was kenmerkend voor Geert Mak’s vader, dominee Catrinus Mak, over wie de opiniemaker het boek De eeuw van mijn vader schreef, en leidde er ondermeer toe zijn vrienden te verraden. Catrinus' opportunisme was al snel zijn tweede natuur. In dit verband schreef zoon Geert dat zijn vader na één van de vele protestantse schisma’s zich: 


voorzichtig op[stelde] omdat hij niet uit de Gereformeerde Kerken wilde worden gezet zoals twee van zijn studievrienden was overkomen en vertrok daarom naar Nederlands-Indië.


Daar aangekomen kon hij als blanke christen in ‘een villabuurt die in bouwstijl en comfort te vergelijken was met Bussum of Aerdenhout’ de vrome ‘grand seigneur’ spelen, net als de vele ‘gewone Hollandse boerenzoons, die vanwege de problemen in de landbouw op andere activiteiten waren overgestapt en zo in de Indische plantages waren beland,’ als leidinggevenden, wel te verstaan, het zware werk deden vanzelfsprekend de koelies. ‘Maar tegelijk bleven het ook zoons van de kleine luyden die hun ouders ooit waren,’ waarbij sprake was van ‘overdaad aan luxe en het overgemakkelijk verdiende geld’ die de moraal van de Gereformeerden nog verder aantastte. Geert Mak citeert daarover de schrijfster M.H. Székely-Lulofs, zelf de echtgenote van een planter, die in de roman Rubber. Roman uit Deli (1931) schreef dat ‘alle grenzen die het bewustzijn en de wil trekken’ werden overschreden. En hoewel de middelmaat de regel lief heeft, raakt de kleinburger die weinig gewend is, in dit soort situaties al snel de verhoudingen kwijt, en kon de gekleurde onderklasse ‘ieder ogenblik hun vrouw of hun dochter verliezen als de blanke man haar begeert,’ aldus citeert Mak junior de Indonesische plantageonderwijzer Tan Malaka. ‘De planter was almachtig.’ In een hiërarchische maatschappij wordt naar boven gelikt en naar beneden getrapt. Zoals bekend treft men het meest virulente racisme doorgaans aan onder degenen die zelf uit een lagere klasse komen, in dit geval de blanke christen-boer die daar heer en meester was. Racisme is bij hen als het ware genetisch ingebouwd. Mak junior:



Als een contractkoelie wegliep was er geen sprake van een gewone contractbreuk, nee, het was een strafrechtelijk vergrijp. Volgens de Koelie-ordonnantie die in 1880 voor Deli werd afgekondigd, konden koelies met geldstraffen of dwangarbeid bestraft worden voor ‘elke willekeurige inbreuk op het werkcontract, […] verzet, belediging of bedreiging tegen werkgevers of hun personeel, rustverstoring, verregaande luiheid, dienstweigering, opruiing.’


Het is dan ook niet overdreven te stellen dat tussen een koelie en een slaaf geen wezenlijk verschil bestond, behalve dan dat een plantage-eigenaar in de VS voorzichtiger met een slaaf omsprong dan een Nederlandse planter met een koelie, omdat de slaaf nog altijd een investering vertegenwoordigde en een koelie niet, die kon zonder extra kosten worden vervangen en dat gebeurde dan ook. Het sterftepercentage onder hen was opmerkelijk hoog. Het leven van een koelie was voor de blanke christen letterlijk geen cent waard. Hoe stond de evangelisatie-predikant Catrinus Mak tegenover dit flagrant racisme? Geert Mak:


Mijn vader was in deze woelige periode op één front actief: hij pleitte ijverig voor de invoering van de zondagsrust op de plantages. Op de Indische ondernemingen kregen de employés en koelies maar twee vrije dagen per maand en alle kerken liepen daartegen te hoop…


Als ik de radiolezing van mijn vader over dit onderwerp doorneem — ik vond haar terug in een doos met oude preken — is het duidelijk dat hij en zijn collega’s zich vooral druk maakten om de zondagsrust van het Europese personeel. Dat zag door deze regeling namelijk steeds minder de kerk van binnen, en steeds vaker de sociëteit.


En waarom was Mak senior blind voor zijn eigen racisme dat hij als lid van de gevestigde ‘orde’ diende en zelfs als kapitein van het KNIL militair verdedigde? Zijn zoon Geert zwijgt er over. Wel merkte hij op in De eeuw van mijn vader:


Veel later, toen hij zijn herinneringen opschreef, sprak mijn vader van een ‘schuldige tijdgebondenheid.’ Achteraf schaamde hij zich diep over deze periode. Ik maakte me, schreef hij, enkel druk over de handhaving van het sabbatsgebod. De andere negen geboden – ‘Gij zult niet stelen. Gij zult niet begeren. Gij zult uw naaste liefhebben als uzelve’ – leken niet te bestaan ten aanzien van de Indiërs  ‘Hebben wij – de kerkeraad en onze gemeenteleden – ons solidair verklaard met hen, die vochten voor vrijmaking van onze koloniale overheersing? Ik moet eerlijk bekennen: nee, geen sprake van.’ Bij excessen ergerde men zich, zeker, ‘maar voor de rest hadden we met de maatschappelijke structuur geen moeite.’ ‘Was er bij ons enige pijnlijke gedachte of ongerustheid, dat wij ondanks de zegeningen van ons bewind, in feite hun overheersers waren en vaak hun uitbuiters? In het minst niet!’ Vlak na de oorlog vonden bijna alle Nederlanders het nog vanzelfsprekend dat de oude posities zonder slag of stoot weer zouden worden ingenomen. ‘Zelf was ik ook zo naïef.’ Pas daarna zou hij wakker worden.


Geert Mak’s laatste bewering is in zijn algemeenheid een leugen, gezien het feit dat zijn vader na terugkeer in Nederland over de vele oorlogsmisdaden bleef zwijgen die de Nederlandse militairen, onder wie oud-SS-ers, tijdens de zogeheten ‘politionele acties’ hadden begaan. En toch zweeg ook het het geweten van dominee Mak. Catrinus' eufemisme ‘naïef’ is eveneens bezijden de waarheid. ‘Naïef’ racisme? ‘Naïef’ antisemitisme, en dit allemaal uit de mond van een koloniale zielzorger, die God’s woord moest verspreiden? Naïviteit betekent kinderlijk, natuurlijk, eenvoudig, ongevaarlijk, en is een geesteshouding die gekenmerkt wordt door onbevangenheid, eenvoud, ongekunsteldheid en openhartigheid. Met andere woorden: hier is weer sprake van een onwaarheid, en opnieuw geeft Mak junior geen verklaring, een gebrek dat typerend is voor de Makkiaanse geschiedschrijving. Van echt ‘wakker worden’ was geen sprake. Omdat hij geen verklaring had voor zijn lafheid verzon Mak senior het vage begrip ‘schuldige tijdgebondenheid,’ naar ik aanneem: het achteraf schuldig voelen voor het feit dat je je voorheen als een conformist en opportunist had gedragen. Maar waarom zou een dominee zich ‘tijdgebonden’ voelen, terwijl hij de eeuwige waarheid van Gods woord ter beschikking had? Waarom was de christelijke leer voor hem zo weinig zeggend dat hij zich veel later ‘diep [schaamde] over deze periode’?   


Ik weet dat na de zonde het berouw komt, maar ik wil allereerst van iemand die zich onterecht laat aankondigen als ‘historicus’ weten wat nu precies de drijfveren van zijn vader zijn geweest, over wie Geert een 524 pagina’s tellend boek schreef. Waarom gedroegen Mak’s ouders zich als racisten, door een koloniale ‘orde’ tot op het laatst met woord en daad te steunen? Ik bedoel, wanneer Mak’s gezinsleden zouden zijn behandeld als koelies dan hadden ze dit buitengewoon verwerpelijk gevonden, maar omgekeerd niet. Waarom niet? Nog afgezien van de grove schendingen van de tien geboden die voor een verkondiger van God’s woord onverdraaglijk zouden moeten zijn, is de vraag waarom Mak senior en zijn vrouw dit systeem normaal vonden? De enige conclusie die ik kan trekken is dat voor hen het leven van de koelie minder waard was dan dat van een ‘blanke’dominee of planter. Die houding heet zowel in de volksmond als in de wetenschappelijke lectuur eenvoudigweg ‘racisme.’ Waarom stelde dominee Catrinus Mak het systeem van ‘overheersers’ en ‘uitbuiters’ destijds niet ter discussie? Hij mag dan wel beweren dat hij ‘naïef’ was, maar dat is slechts een beschrijving, en zeker geen verklaring. 


Omdat zijn vader het antwoord schuldig blijft, moet de bestseller-auteur zelf met een steekhoudende verklaring komen. Nadat Geert eerst heeft opgemerkt dat de ‘kern van hun denken bleef uitgaan van de absolute superioriteit van de blanke Hollanders, hoe dom, dik, agressief, geldzuchtig, kortzichtig en stompzinnig velen ook waren,’ meldt hij dat tegen:


het eind van zijn leven mijn vader [schreef] dat hij zich nog altijd afvroeg hoe de vrijheidslievende Nederlanders — hemzelf inbegrepen — ‘jaren en jaren lang zonder hartzeer deze koloniale toestanden hebben geaccepteerd, vrijheidsstrijders als misdadige opstandelingen onschadelijk hebben gemaakt, veroveraars geëerd en kalmweg gesproken hebben van óns Indië. En zelfs de eerste legitieme tekenen van “merdeka” (vrijheid. svh) hebben we niet onderkend, laat staan erkend!’ 


Ook dit is alleen maar een beschrijving, en absoluut geen verklaring voor het diep verankerde en zelfs geïnstitutionaliseerde racisme van de Nederlander. Nogmaals zijn zoon Geert:


Het antwoord ligt mede in deze denkstijl waarmee de Europeanen zichzelf in slaap hadden gewiegd. Doordat alleen de blanke kennis over Indië telde — sterker nog, wat de Nederlanders dachten en schreven over Indië — werden ze totaal verrast door de massale volksbeweging die hen na de Tweede Wereldoorlog binnen enkele jaren uit het land zou wegspoelen.


Omdat ook Mak junior beseft dat hij een of andere verklaring moet bieden voor het weerzinwekkende gedrag van het koloniale regime dat zijn ouders dienden beweert hij 'Er was iets anders aan de hand, iets wat gecompliceerder was dan enkel rassendiscriminatie en misplaatste blanke superioriteitsgevoelens.’ Op dit punt aangekomen maakt Mak gebruik van de bekende Makkiaanse methode om het beestje niet bij zijn naam te noemen, een oude en beproefde techniek om een zo groot mogelijk publiek te behagen, waarbij ‘the looseness of the language seems to speak for an imprecision in the thinking,’ zoals een recensent in The New York Times de werkwijze van de Amerikaan Russell Shorto noemde in een bespreking van diens boek Amsterdam: A History of the World’s Most Liberal City (2014), terwijl een andere Amerikaanse recensent constateerde dat:


When faced with inconvenient facts, like the slave labor instrumental in this financial miracle, or the atypical nature of Amsterdam among other Dutch cities, Mr. Shorto has a simple strategy: gloss over them.


Zoals buitenlandse intellectuelen maar al te goed beseffen is kenmerkend voor wat ik de Makkiaanse geschiedschrijving noem, het verbloemen van pijnlijke zaken. Geert Mak vergoelijkt, maskeert, en laat de werkelijkheid achter een mist van woorden verdwijnen. Via een omtrekkende beweging suggereert Mak dat zijn ouders niet racistisch waren. Over zijn ouders en de rest van het Nederlandse koloniale regime schrijft hij:


Hun relatie met Indiërs en Indië was doortrokken van datgene wat Edward Said in zijn beroemde studie later zou aanduiden met ‘oriëntalisme.’ Said bedoelde met oriëntalisme een manier van denken die ervan uitgaat dat het Oosten en het Westen fundamenteel anders zijn. Oriëntalisme is, anders gezegd, het idee van de rationele witte man en de mysterieuze, intuïtieve oosterling, van het mannelijke en ondernemende Westen en het passieve, genotzuchtige Oosten, een visie die eindeloos is uitgewerkt door wetenschappers, bestuurders, dominees, journalisten en romanschrijvers. In zijn boek heeft Said het vooral over de Engelsen en het Midden-Oosten, maar zijn gedachtegoed is ook toepasbaar op de relatie tussen de Nederlanders en ‘hun’ Indië…


Het oriëntalisme was, zo benadrukt Said keer op keer, niets anders dan een Europese fictie, een buitengewoon eenzijdige manier van kijken en denken. In wezen was het een erfenis van het typisch laat-negentiende-eeuwse gedachtegoed dat we ook bij sommige godsdienstkwesties en bij het nationaal-socialisme en het antisemitisme tegenkomen, een mengeling van raciale theorieën romantiek, angst voor decadentie, vooruitgangsdrift en opkomend nationalisme, en dit alles overgoten met een saus van wilde jonge wetenschap.


Het is dus in Mak’s uitleg een cocktail van alles en nog wat, maar hij verzwijgt bewust dat Edward Said’s these gebaseerd is op het feit dat door de hele Europese geschiedenis heen ‘every European, in what he could say about the Orient, was a racist, an imperialist, and almost totally ethnocentric,’ en dat juist als gevolg van dit ‘racisme’ de koloniale repressie en uitbuiting mogelijk was. Een Arabische intellectueel schreef in verband hiermee:


As Carl Schmitt has noted, political institutions rely on a ‘friend/foe’ concept in order to define their own political identity. However, it is also crucial that civil society allows or ‘give consent’ to these political institutions to go about ‘defining the enemy.’ Orientalism plays a great role in this. Orientalism filters through the Orient into Western consciousness. Statements proliferated out from Orientalism forms the general culture.
 

Ultimately, cultural racism is indeed Orientalist, and so is scientific racialism. Edward Said quite clearly states this in his book, ‘It is hegemony or rather the result of cultural hegemony at work that gives orientalism the durability and the strength I have been speaking about so far.’

http://curecurious.wordpress.com/2009/07/04/scientific-racialism-is-orientalist-cultural-racism-is-not/ 


Maar omdat zijn publiek en de Nederlandse recensenten Edward Said’s werk niet hebben gelezen, laat staan bestudeerd, slaagt Mak erin hen te overtuigen dat er ‘iets anders aan de hand [was], iets wat gecompliceerder was dan enkel rassendiscriminatie en misplaatste blanke superioriteitsgevoelens,’ en verdwijnt het racisme van zijn ouders in het bijzonder en de Nederlanders in het algemeen achter de veel onschuldiger lijkende term ‘oriëntalisme.’  Een andere autoriteit op het gebied van hedendaagse Islam en de Arabische politiek is Amerikaanse geleerde Martin Kramer die ‘earned his undergraduate and doctoral degrees in Near Eastern Studies from Princeton University. During a twenty-five-year academic career at Tel Aviv University, he directed the Moshe Dayan Center for Middle Eastern and African Studies. Kramer has taught as a visiting professor at Brandeis University, the University of Chicago, Cornell University, Georgetown University, and The Johns Hopkins University (SAIS). He has served as a visiting fellow at the Woodrow Wilson International Center for Scholars in Washington, The Washington Institute for Near East Policy, and Harvard University's Olin Institute for Strategic Studies.’


Ook deze vooraanstaande geleerde stelt dat:


Orientalism, according to Said, was racism of a deceptively subtle kind, and he sought to demonstrate its pervasiveness and continuity ‘since the time of Homer,’ but especially from the Enlightenment to the present.


Met andere woorden, wanneer Mak beweert dat er bij zijn ouders en de rest van de witte kolonialen in Ons-Indië ‘iets anders aan de hand [was]’ dan het kleinburgerlijk racisme van ambitieuze en opportunistische witte christelijke Hollanders, dan is dit opnieuw een kenmerkend voorbeeld van de wijze waarop hij de geschiedenis vertekent door een verkeerde voorstelling van zaken te geven. De reden is simpel, omdat hij anders zijn publiek voor het hoofd zou stoten, want in wezen is er niets veranderd aan de onderhuidse racistische mentaliteit van de doorsnee autochtone Nederlander. Mak's ouders staan, net als Geert's geschiedschrijving, model voor het pragmatische conformisme en opportunisme van de Nederlander. Het probleem is daarbij ook nog dat de Nederlandse botheid niet beseft wordt. Een illustrerend voorbeeld gaf Geert Mak zelf in De eeuw van mijn vader toen hij het volgende schreef over zijn zuster:


Toen Anna in de eerste klas van de Medanse hbs zat – ze was toen dertien – heeft ze eens op een voordrachtavond het sprookje van Sneeuwwitje met een zwaar aangezet Indisch accent naverteld, een act waarmee ze in familieverband veel succes had gehad. Maar dit was een ander publiek, hier zaten ook Chinese en Indische jongens. ‘Mijn ouders vonden het prachtig en lachten erom, en die jongens hebben ook allemaal keurig geapplaudisseerd  Maar terwijl ik voor die zaal stond, voelde ik al: dit kan helemaal niet! Toch sprak niemand me erover aan. Niemand heeft eerder of later tegen me gezegd: ‘Dat kon je niet maken!’ Die Indische jongens hebben vreselijk veel moeten pikken.’


Haar broer Geert Mak voegde hier onmiddellijk aan toe dat ‘Op deze wijze de oriëntalistische manier van denken als het ware twee tegengestelde werelden schiep.’ Maar het was juist dit ‘denken’ dat uiteindelijk tot de massamoorden van Hiroshima en Auschwitz leidden,  ‘men oogst wat men zaait.’ Dat de Hollandse kleinburger te bot was om zich te realiseren dat men ook thuis niet de draak moest steken met mensen die onderdrukt en uitgebuit werden, beseft zelfs hun zoon Geert Mak niet. Dat juist een domineesgezin dit niet doorhad toont aan hoe diep het grove racisme was geïnternaliseerd, hoe krampachtig Mak junior ook probeert dit fenomeen weg te moffelen achter een wetenschappelijk klinkende term. Door de beschrijving van zijn ouders geeft hij zijn Nederlandse even kleinburgerlijke lezers de mogelijkheid om aan de eigen verantwoordelijkheid te ontsnappen. En het meest absurde is dat in feite Geert Mak zelf vandaag de dag, precies hetzelfde doet als zijn ouders destijds deden. Dit verklaart mede zijn populariteit onder de mainstream. Het is niet vreemd dat de cultuurcriticus, wijlen Michaël Zeeman, in zijn VPRO-boekenprogramma de in 2000 tot ‘beste boek’ uitgeroepen De eeuw van mijn vader betitelde als ‘voer voor debielen.’ In feite is er niets fundamenteels veranderd sinds de ouders van Mak op aarde liepen. Daarover, en over Geert Mak's eigen 'schuldige tijdgebondenheid,'  later meer. 



Dominee Catrinus Mak: ‘schuldige tijdgebondenheid.’ 



De Schaamtelozen

 

Mark Rutte wil door, ook nu ChristenUnie-leider Segers niet meer met hem wil samenwerken in een nieuw kabinet. "Ik ben strijdbaar", zei de fractievoorzitter van de VVD in een reactie op de uitspraken van Segers.

De ChristenUnie-leider zei vandaag dat er afgelopen week iets geknapt is, waardoor hij niet meer wil samenwerken met Rutte in een nieuw kabinet. Segers had het over tien jaar politiek waarbij "op een manier met de waarheid wordt omgegaan die voor ons heel problematisch is".

De uitspraken laten Rutte niet onbewogen, net zoals het debat afgelopen donderdag hem ook heeft geraakt, zei Rutte tegen de NOS. De CU-leider informeerde Rutte gisteren telefonisch, op Goede Vrijdag. "Dat raakt je zeker, als je zo ineens 'out of the blue' dat soort dingen hoort van iemand met wie je vier jaar lang goed hebt samengewerkt. Dat is heftig."

Volgens Rutte gaan partijen echter niet over het personeelsbeleid van anderen:

Rutte: 'Partijen moeten zich niet met personeelsbeleid van anderen bemoeien'

Rutte is naar eigen zeggen strijdbaar omdat "we in Nederland voor heel grote problemen staan. Met corona, en hoe we dit land na corona weer opbouwen". Hij noemde het verder "een goede traditie in dit land" dat partijen zelf beslissen wie ze naar voren schuiven in een formatie.

"En uiteindelijk moet je ook terug naar de inhoud", zegt Rutte, die benadrukte dat ook de VVD ideeën heeft om de politieke cultuur in dit land te veranderen. Dat kan wat Rutte betreft ook nog steeds met de ChristenUnie. "Laten we de komende tijd inhoudelijk het gesprek voeren."

Rutte bevestigde dat hij leider van de partij blijft, en daarmee de kandidaat-premier. Ook zei hij dat hij, als een formatie met de VVD niet lukt, bereid is om in de oppositie te gaan.

Omtzigt

Deze week kwam Rutte zwaar onder vuur te liggen in de Tweede Kamer. Toen bleek dat hij, in tegenstelling tot wat hij eerder tegen de NOS verklaarde, in verkenningsgesprekken wel met de toenmalige verkenners Jorritsma en Ollongren had gesproken over de positie van het kritische CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt. Ook zijn verklaring dat niemand daar een toelichting op zou geven, was tegen het zere been van veel Kamerleden.

De hele Kamer behalve zijn eigen VVD steunde donderdagnacht een motie van afkeuring tegen Rutte. Een motie van wantrouwen haalde het net niet, omdat de huidige coalitiegenoten CDA, D66 en ChristenUnie tegenstemden. Zij wilden dat Rutte wel leiding blijft geven aan het demissionaire kabinet.

De VVD sprak vandaag steun uit aan Rutte, na de uitspraken van Segers. Volgens partijvoorzitter Van der Wal en waarnemend fractievoorzitter Hermans is het geen optie om met Rutte te breken. Hermans en Van der Wal noemen Rutte "de man die Nederland tien jaar lang door verschillende grote crises heeft geloodst. Die met open vizier politiek bedrijft en vele partijen en meningen heeft weten te verbinden in oplossingen voor Nederland."

Ze erkennen dat er fouten zijn gemaakt. Maar "waar het om gaat is dat de intenties oprecht zijn. En dat er van fouten geleerd wordt. Dat geldt voor onze partij en dat geldt in de eerste plaats voor Mark Rutte zelf."

De twee roepen leden van de partij vandaag in een brief op het hoofd koel te houden. "Met veel berichten in de media, een mogelijk effect op de peilingen en veel mensen die een mening zullen hebben over de VVD. Dat hoort helaas ook bij de politieke strijd die gaande is. Maar het is juist aan de VVD om daarbij het oog op de bal te houden. Wij doen dit namelijk niet voor onszelf, maar voor Nederland."






Ab Gietelink Brief aan Burgemeester Femke Lukashenko

 

#55 Ab Gietelink Brief van het Museumplein aan Burgemeester Femke Lukashenko

#55 Ab Gietelink Brief van het Museumplein aan Burgemeester Femke Lukashenko



Het Stalinistisch verraad van Femke Halsema


De burgemeester van Amsterdam, boegbeeld van progressieve vrijzinnigheid, reageert met ongekend brute repressie op vreedzame demonstranten in Amsterdam, stelt Ab Gietelink in deze column.

“Iedere zondagmiddag verzamelen zich voor het Rijksmuseum bussen met pelotons MEers. De politie te paard stelt zich op. Daarnaast hebben we de agressieve hondenbrigades die de demonstranten bedreigen. Tenslotte worden de waterkanonnen in stelling gebracht en wordt het plein met grof geweld leeg geveegd.”

Op zaterdag 20 maart ging het er nog heftiger aan toe. “Op de Leidschekade gaf u opdracht 1500 mensen voor 5 uur vast te zetten. Er ontstond een uitputtingsslag van intimidatie en politiedreiging. 5 uur gedwongen worden met natte kleren in de kou te staan. Mensen zijn daar ziek van geworden. Een aanslag op de Volksgezondheid mevrouw Lukashenko, pardon Halsema.”

De volgende zondag, vertelt Gietelink, die regelmatig op het Museumplein te vinden is, “liet u nog eens 150 vreedzame demonstranten oppakken en strafrechtelijk vervolgen. Mensen worden geïntimideerd en bewust bang gemaakt door uw politieterreur.”

Op zondag 28 maart “waren we er weer en met meer demonstranten. Het verzet groeit. Deze keer marcheerde uw politieleger binnen een half uur op.
Een groep demonstranten is vanuit een pacifistisch verzet blijven zitten. U heeft 334 demonstranten laten oppakken en in bussen geladen. Urenlang werden ze getraineerd en uitgeput. U koos voor genadeloze repressie van het demonstratierecht. Urenlang ingesloten vrouwen mochten de bus niet verlaten, begonnen te huilen en zagen zich gedwongen hun behoefte te doen op de vloer van de bus waar U ze gevangen liet houden.”

Zo gaat het op dit moment in het Amsterdam van Halsema, die afgelopen zomer het demonstratierecht nog zo vol vuur verdedigde. “In uw persoon tekent zich het stalinistische verraad van de vrijzinnig linkse beweging die zich in de jaren 70 en 80 ontwikkelde. We zien in een notendop de tragedie van het socialisme in het Oost-Europa tussen 1945 en 1989. Toen men het pluche veroverde begonnen de socialistische bonzen in naam van ‘sociale veiligheid en bescherming bevolking’ een repressief en intimiderend bewind.”

Maar, zegt Gietelink, “de DDR Staats Sicherheitsdienst met haar archiefkasten waren amateurs vergeleken met het digitale geweld waarvan de moderne surveillancestaat zich nu bedient. Kritiek krijgt op grote schaal het etiket van ‘desinformatie en complotdenken.”

Wat voor Halsema geldt, geldt ook voor een andere “progressieve” politica: Kajsa Ollongren, voormalig wethouder in Amsterdam, nu vicepremier in het kabinet-Rutte, heeft zelfs een censuurwet tegen ‘desinformatie’ geïntroduceerd. “Overheidsmedewerkers. zelf de grootste verspreiders van desinformatie, gaan definiëren wat waarheid en fakenieuws is. Het einde van de vrijheid van meningsuiting.”

www.abgietelink.nl


Ab Gietelink Brief van het Museumplein aan Burgemeester Femke Lukashenko



De Nederlandse Mentaliteit

 


The Liberal Contempt for Martin Luther King’s Final Year

 

The Liberal Contempt for Martin Luther King’s Final Year


This Sunday, on the anniversary of his assassination, few will recall Dr. King’s condemnation of U.S. militarism, write Jeff Cohen and Norman Solomon.

April 4, 1968: Firefighters attempt to extinguish a blaze in Washington, D.C., during the unrest in the U.S. capital after the assassination of Dr. Martin Luther King Jr. (George Scurlock, courtesy of the Smithsonian Institution, National Museum of American History: Archives Center)

By Jeff Cohen and Norman Solomon
NormanSolomon.com

The anniversary of his assassination always brings a flood of tributes to Martin Luther King Jr., and this Sunday will surely be no exception. But those tributes — including from countless organizations calling themselves progressive — are routinely evasive about the anti-militarist ideals that King passionately expressed during the final year of his life.

You could call it evasion by omission.

The standard liberal canon waxes fondly nostalgic about King’s “I have a dream” speech in 1963 and his efforts against racial segregation. But in memory lane, the Dr. King who lived his last year is persona non grata.

The pattern is positively Orwellian. King explicitly condemned what he called “the madness of militarism.” And by any reasonable standard, that madness can be diagnosed as pervading U.S. foreign policy in 2021. But today, almost all politicians and mainstream media commentators act as though King never said such things, or if he did then those observations have little to do with today.

Bombing Scarcely Noticed 

But they have everything to do with the USA now in its 20th year of continuous warfare. The Pentagon’s constant bombing in the Middle East and elsewhere is the scarcely noticed wallpaper in the U.S. media’s echo chamber.

What compounds the madness of militarism in the present day is the silence that stretches eerily and lethally across almost the entire U.S. political spectrum, including the bulk of progressive organizations doing excellent work to challenge economic injustice and institutionalized racism here at home.

But as for the institutionalized militarism that terrorizes, wounds and kills people overseas — overwhelmingly people of color — a sad truth is that most progressive U.S. organizations have little to say about it. At the same time, they eagerly and selectively laud King as a visionary and role model.

King didn’t simply oppose the Vietnam War. In an April 4, 1967, speech at New York’s Riverside Church delivered exactly a year before he was assassinated — titled “Beyond Vietnam” — he referred to the U.S. government as “the greatest purveyor of violence in the world today” and broadly denounced the racist and imperial underpinnings of U.S. foreign policy. From Vietnam to South Africa to Latin America, King said, our country was on the “wrong side of a world revolution” — suppressing revolutions “of the shirtless and barefoot people” in the Global South, instead of supporting them. 

Friends and family, including Loretta Scott King, Harry Belafonte Jr., and Jesse Jackson, holding hands at Martin Luther King Jr. funeral services in Memphis, Tenn., 1968. (Smithsonian National Museum of African American History)

King critiqued the economics of U.S. foreign policy, complaining about “capitalists of the West investing huge sums of money in Asia, Africa and South America, only to take the profits out with no concern for the social betterment of the countries.” And he castigated U.S. federal budgets prioritizing militarism: “A nation that continues year after year to spend more money on military defense than on programs of social uplift is approaching spiritual death.” 

Mainstream media today pretend that King’s anti-militarism pronouncements were never uttered, but that was not the case in 1967. Condemnation was swift, emphatic and widespreadLife magazine denounced the “Beyond Vietnam” speech as “demagogic slander that sounded like a script for Radio Hanoi.” The New York Times and Washington Post both published harsh and patronizing editorials.

Today, it’s not just a problem of elite media — but also a vast spectrum of organizations that are taking a dive in the fight against the warfare state. This problem undermines the political resonance and social mission of countless organizations that do wonderful work but are betraying a crucial part of the living legacy of Dr. King, whom they never tire of claiming to be emulating and venerating.

Oct. 15, 1969: Corretta Scott King leads a march at night to the White House as part of the Moratorium to End the War in Vietnam. (U.S. News & World Report Magazine Photograph Collection via Picryl)

This crisis is now heightened under the Biden administration. In an ominous echo of the mid-1960s, when King began speaking out against the warfare state, the kind of split between somewhat progressive domestic policies and militaristic foreign policies that occurred under the Lyndon Johnson presidency now appears to be occurring under the presidency of Joe Biden.

In the persistent “guns vs. butter” reckoning, it’s clear that federal funds needed to uplift poor and working-class people as well as our planet keep getting diverted to militarism and war.

Dr. King pointed out that, in effect, what goes around comes around. As he put it, “the bombs in Vietnam explode at home.” But there is a dire shortage of large progressive organizations willing to say that the bombs in Afghanistan and Iraq and elsewhere have been exploding at home for two decades.

Twenty-first century bombs that have been exploding overseas, courtesy of U.S. taxpayers, also explode at home in terms of the further militarization of the economy, police, culture and consciousness — as well as the misdirection of vital resources to the Pentagon rather than human needs.

“It challenges the imagination to contemplate what lives we could transform if we were to cease killing,” Dr. King said as the Vietnam War raged. The massive U.S. military budget still functions the way King described it — “some demonic, destructive suction tube.” Yet the silences across so much of the U.S. political spectrum, including the liberal establishment and a great many progressive groups, persist in contempt of what Martin Luther King stood for during the final year of his life.

Jeff Cohen is an activist, author and co-founder of RootsAction.org. He was an associate professor of journalism and the director of the Park Center for Independent Media at Ithaca College, and founder of the media watch group FAIR. In 2002-2003, he was a producer and pundit at MSNBC. He is the author of Cable News Confidential: My Misadventures in Corporate Media.

Norman Solomon is the national director of RootsAction.org and the author of many books including War Made Easy: How Presidents and Pundits Keep Spinning Us to Death. He was a Bernie Sanders delegate from California to the 2016 and 2020 Democratic National Conventions. Solomon is the founder and executive director of the Institute for Public Accuracy.

This article is from NormanSolomon.com

https://consortiumnews.com/2021/04/02/the-liberal-contempt

-for-martin-luther-kings-final-year/

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...