The political merchandisers appeal only to the weaknesses of voters, never to their potential strength. They make no attempt to educate the masses into becoming fit for self-government; they are content merely to manipulate and exploit them. For this purpose all the resources of psychology and the social sciences are mobilized and set to work. Carefully selected samples of the electorate are given ‘interviews in depth.’ These interviews in depth reveal the unconscious fears and wishes most prevalent in a given society at the time of an election. Phrases and images aimed at allaying or, if necessary, enhancing these fears, at satisfying these wishes, at least symbolically, are then chosen by the experts, tried out on readers and audiences, changed or improved in the light of the information thus obtained. After which the political campaign is ready for the mass communicators. All that is now needed is money and a candidate who can be coached to look ‘sincere.’ Under the new dispensation, political principles and plans for specific action have come to lose most of their importance. The personality of the candidate and the way he is projected by the advertising experts are the things that really matter.
In one way or another, as vigorous he-man or kindly father, the candidate must be glamorous. He must also be an entertainer who never bores his audience. Inured to television and radio, that audience is accustomed to being distracted and does not like to be asked to concentrate or make a prolonged intellectual effort. All speeches by the entertainer-candidate must therefore be short and snappy. The great issues of the day must be dealt with in five minutes at the most — and preferably (since the audience will be eager to pass on to something a little livelier than inflation or the H-bomb) in sixty seconds flat. The nature of oratory is such that there has always been a tendency among politicians and clergymen to over-simplify complex issues. From a pulpit or a platform even the most conscientious of speakers finds it very difficult to tell the whole truth. The methods now being used to merchandise the political candidate as though he were a deodorant positively guarantee the electorate against ever hearing the truth about anything.
https://www.huxley.net/bnw-revisited/
In het voorwoord stelt Huxley:
The soul of wit (verstand. svh) may become the very body of untruth. However elegant and memorable, brevity can never, in the nature of things, do justice to all the facts of a complex situation. On such a theme one can be brief only by omission and simplification. Omission and simplification help us to understand -- but help us, in many cases, to understand the wrong thing; for our comprehension may be only of the abbreviator's neatly formulated notions, not of the vast, ramifying reality from which these notions have been so arbitrarily abstracted.
En aangezien de commerciële media nooit verder komen dan korte verslagen van wat zij de werkelijkheid en waarheid betitelen, kunnen de diepste overtuigingen van mainstream-journalisten doorgaans alleen maar op de lachspieren werken. Een schoolvoorbeeld daarvan: ‘Wat nauwelijks beter kon waren de artikelen’ van ‘Wilmer Heck en Andreas Kouwenhoven,’ aldus chef binnenland van de NRC, Herman Staal, in het journalistiek jaarverslag 2020 met betrekking tot ondermeer ‘de vraag wie achter De Andere Krant zat,’ waaraan hij vol trots toevoegde: ‘Dat mag van ons worden verwacht, dat we onderzoek doen naar wat er leeft binnen de samenleving, dat we alle stemmen laten horen.’ Wie achter De Andere Krant zat, was simpel te traceren. Eén telefoontje was voldoende geweest. Niets geheim aan, hoewel de NRC wel suggereerde dat de Russen er achter konden zitten, een op niets gebaseerde beschuldiging, die de kwalificatie kreeg dat de NRC-verslaggeving 'nauwelijks beter kon,' hetgeen mij als onafhankelijke journalist geenszins verbaasd.
https://www.nrc.nl/nieuws/2020/12/31/journalistiek-jaarverslag-2020-a4025799
Men kan de NRC deze zelfgenoegzame peptalk niet echt kwalijk nemen. Ook deze krant functioneert als een chauvinistische club, die zichzelf ziet als dappere strijders tegen het grote kwaad in de wereld. Maar wat men het avondblad van het establishment wel kan verwijten is dat het aperte leugens verspreidt, weigert een betrouwbare context te geven van ‘het nieuws,’ en als ideologisch beginsel de steun aan het Atlantisch bondgenootschap heeft, met voorop de NAVO, terwijl het tegelijkertijd niet expliciet als beginsel steun erkent aan de Nederlandse democratische rechtstaat en/of het internationaal recht. Een dagblad dat de gewelddadige status-quo in de wereld als onaantastbaar uitgangspunt heeft, laat natuurlijk nooit ‘alle stemmen horen,’ zoals chef Herman Staal beweert. Waarom zou het, nietwaar? De NRC is uiteindelijk geen journalistiek product, maar een avondblad met een missie, te weten: de verkoop van het Atlantisch bondgenootschap, zoals het in één van zijn beginselen is vastgelegd. Met dit besef in het achterhoofd dient men de krant te lezen wanneer het weer eens Rusland als de grote boeman afschildert en Nederland oproept om bijvoorbeeld de illegale Amerikaanse inval in Irak militair te steunen, zoals het in 2003 deed.
De NRC verschilt in dit opzicht niet van de vroegere Pravda, van 1917 tot 23 augustus 1991 het officiële orgaan van het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. De Pravda verspreidde de ideologische waarheid van het marxisme-leninisme, terwijl de NRC nog steeds de ideologische waarheid van het kapitalisme verspreidt. Evenals de Pravda tijdens het Russische communisme een ieder ‘the right to tell people what they do not want to hear,’ ontzegde, weigert de NRC nog steeds ‘het recht’ te accepteren ‘om mensen te vertellen wat zij niet willen horen.’ Het probleem daarbij is dat ‘An idea is something you have; an ideology is something that has you,’ aldus verwoordde de gezaghebbende Amerikaanse historicus en cultuur-criticus, professor Morris Berman het in 2011 toen ik hem interviewde over zijn boek The Reenchantment of the World (1981). In de Nederlandse vertaling van zijn boek, getiteld De Terugkeer van de Betovering (1986) stelt Berman dat het westerse bestaan wordt beheerst door:
een proces van steeds sterker worden entropie, economische en technologische chaos, ecologische rampspoed, en uiteindelijke psychische ontreddering en ontbinding.
Met nadruk wijst deze geleerde erop dat de moderniteit:
wat de geestelijke kant van de zaak betreft, wordt gekenmerkt door een almaar toenemende ontluistering. Vanaf de zestiende eeuw is het aandeel van de geest steeds sterker weggedrukt uit de waarneembare wereld. Alle wetenschappelijke verklaringen verwijzen, althans in theorie, naar materie en beweging — wat resulteert in een door wetenschapshistorici ‘mechanisch’ genoemde filosofie. Ontwikkelingen die dit wereldbeeld in twijfel hebben getrokken — zoals de kwantummechanica of bepaalde vormen van hedendaags ecologisch onderzoek — hebben geen gaten van betekenis geslagen in de heersende denktrant. Die denkwijze kan het beste worden beschreven als ontluistering, als gebrek aan betrokkenheid, want hij onderstreept een streng onderscheid tussen de waarnemer en het waargenomene.
Of zoals de Franse filosoof Merleau-Ponty schreef ‘De wetenschap manipuleert de dingen en ziet ervan af hen te bewonen.’ Morris Berman zegt hetzelfde, in iets andere bewoordingen:
Wetenschappelijk bewustzijn is vervreemd bewustzijn: er is geen sprake van een extatische versmelting met de natuur, maar volstrekte afzondering ervan voert de boventoon. Subject en object worden altijd als elkaars tegengestelden gezien. Ik val niet samen met mijn ervaringen, en maak dus niet echt deel uit van de wereld om me heen. Het logische eindpunt van dit wereldbeeld is een gevoel van totale materialisering: alles is een object, een vreemd lichaam, iets-wat-ik-niet-ben; en ook ik ben uiteindelijk een object, een vervreemd ‘ding’ in een wereld van andere, allemaal evenzeer betekenisloze dingen.
Met als gevolg dat de:
vervreemding en vergeefsheid die de waarnemingen van een handjevol intellectuelen aan het begin van deze eeuw kenmerkten (20ste eeuw. svh) zijn aan het eind ervan de trekken geworden van het bewustzijn van de gewone man. Banen zijn afstompend, relaties oppervlakkig en kortstondig, en de politieke arena biedt een absurd schouwspel. In de door het verval van de traditionele waarden geschapen leegte manifesteren zich… de algemene vlucht in de vergetelheid waarin drugs, televisie en kalmerende middelen voorzien.
En aldus worden we:
achtervolgd door onze onechtheid, ons komediespel, onze vlucht voor wie of wat we werkelijk zijn. Als de schuld toeneemt brengen we de sarrende stem tot zwijgen… met alles waarmee we maar kunnen vermijden de realiteit van de situatie onder ogen te zien.
Volgens professor Berman blijkt:
aan het eind van de twintigste eeuw met name het moderne wetenschappelijke paradigma net zo moeilijk houdbaar als het religieuze paradigma in de zeventiende eeuw.
Toen ik Morris Berman in Londen interviewde, antwoordde hij op mijn vraag ‘Vanwaar het eeuwenoude Amerikaans expansionisme?’:
Die vraag houdt mij al lang bezig en probeer ik te beantwoorden in mijn laatste boek Why America Failed. Ik verklaar het in grote lijnen als volgt. Vanaf het begin ging het in de Verenigde Staten over zelfverrijking. Wij zijn een natie van mensen permanent gemobiliseerd door hebzucht. We verlangen ernaar zo snel mogelijk ten koste van alles en iedereen zo rijk mogelijk worden. Daar draait het allemaal om. De praatjes over democratie klinken aardig maar zijn altijd een dekmantel geweest voor iets anders, net als de inval in Irak andere motieven had dan het verspreiden van de democratie en de mensenrechten. Wat de Amerikanen in Irak doen weerspiegelt het oude patroon, expansionisme, hebzucht, begeerte, geweld. Het opmerkelijke is dat het Amerikaanse systeem in feite al ruim vier eeuwen bestaat en dat is lang gezien het feit dat er nooit eerder een religie is geweest of een beschaving van betekenis die niet als kern van haar waardesysteem de idee had dat je je broeders hoeder bent. Toen de grootste rabbijn van het judaïsme, Hillel, rond het begin van de jaartelling door een Romeinse centurion werd gevraagd om kort maar krachtig de boodschap van het joodse geloof te formuleren antwoordde hij dat het simpelweg neerkwam op de regel ‘wat u niet wilt dat u geschiedt, doet u dat ook een ander niet,’ met andere woorden: hebt u naaste lief. Zonder dit als leidraad is een ware gemeenschap onmogelijk, aangezien er dan geen sprake is van datgene wat een gemeenschap tot een geheel bindt.
Ons systeem is in een voortdurende staat van oorlog, allen tegen allen, geweld tegen mens en natuur. De Amerikaanse ‘civilisatie’ is gebaseerd op de overtuiging dat de mens juist niet iemand anders hoeder is. Sterker nog: men dient zoveel mogelijk van de ander te profiteren, hem of haar maximaal uit te buiten, al dan niet via zwendel of geweld. Hoe een dergelijke filosofie al meer dan 400 jaar kan bestaan is voor mij raadselachtig. Het is uiterst verbazingwekkend dat een pervers systeem, één individu multimiljardair laat worden terwijl het vele anderen in bittere armoede achterlaat, en dat dit niet fundamenteel ter discussie wordt gesteld. Het agressieve egoïsme, de mateloze begeerte is het kenmerk bij uitstek van onze cultuur. Dat viel De Tocqueville al op in 1831 toen hij in een brief schreef: ‘Terwijl men dieper graaft in het nationale karakter van de Amerikanen, ontdekt men dat zij de waarde van alles in deze wereld hebben gezocht in het antwoord op die ene vraag: hoeveel geld levert het op?’ De materialistische gerichtheid is onze belangrijkste eigenschap. Zelfverrijking wordt gezien als deugdzaam, dienstbaarheid aan de gemeenschap vormt daarbij alleen maar een belemmering.
Oftewel, ‘Greed is Good’ zoals de speculant Gordon Gekko het publiek vertelt in de film Wall Street. ‘Greed’ is de motor van de Amerikaanse geschiedenis. Desondanks beweert de journalist Geert Mak op pagina 156 van zijn bestseller Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika (2012) dat ‘de politieke idealen van de Verlichting’ in de VS:
voor het eerst op grote schaal in de praktijk [werden] gebracht, hier ontstond een nieuw systeem en een nieuwe wereld, waarvan de Europeanen alleen nog maar konden dromen. Als eersten in de geschiedenis waagden de Amerikanen het om de idealen van de volkssoevereiniteit in de praktijk te brengen, en wel op een briljante manier,
waarbij ‘burgerzin’ de ‘basis [was en is] van de Amerikaanse politiek.’ Hoe die ‘burgerzin’ te rijmen valt met — opnieuw Mak — ‘de traditionele Amerikaanse drang tot zelfverwerkelijking,’ legt hij niet uit. Daarentegen toont de historicus Berman in zijn werk gedocumenteerd aan dat de Amerikaanse ‘zelfverwerkelijking’ heeft geleid tot een keiharde maatschappij waarin ‘the winner takes all.’ Morris Berman tegenover mij:
Het veel geroemde ‘ruige individualisme’ van de Amerikanen is niets anders dan gecultiveerd egoïsme, hetgeen heeft geleid tot een asociale maatschappij waarin volgens het Budget Office van het Congres het inkomen van 0,1 procent van de bevolking tussen 1979 en 2005 meer dan 400 procent is gestegen, de rijkste 1 procent 43 procent van al het vermogen in handen heeft, terwijl 80 procent van de bevolking slechts 7 procent van het totale vermogen beschikt. Ondertussen verkeren de meeste Amerikanen (58,5 procent) tenminste één jaar onder de armoedegrens, leeft één op de vijf kinderen ondervoed en in bittere armoede. De officiële cijfers betreffende erfenissen vertellen hetzelfde verhaal. 1,6 procent van de Amerikanen erft 100.000 dollar of meer, terwijl 91,9 procent van de bevolking bijna niets erft. De top 1 procent bezat in 2007 meer dan 38 procent van alle aandelen, daarentegen bezat 80 procent van de Amerikanen minder dan 9 procent. En die ongelijkheid blijft groeien, de kloof tussen arm en rijk blijft toenemen. In 1982 ontving de 1 procent allerrijksten 12,8 procent van al het inkomen, in 2006 was dat gestegen tot 21,3 procent. Dit ging ten koste van de onderste 80 procent van de Amerikanen die in 1982 meer dan 48 procent van al het inkomen verdiende en in 2006 nog slechts 38 procent. In 2011 leefden, volgens cijfers van de overheid, 49,1 miljoen Amerikanen onder de armoedegrens. In Japan verdient een topmanager 11 keer meer dan een gemiddelde arbeider in zijn bedrijf, in de Verenigde Staten is dat 475 keer zoveel, tenminste 21 keer meer dan in Groot Brittannië, het land waar topmanagers in Europa het meest opstrijken.
Voor meer dan 100 miljoen werknemers, zijnde 72 procent van de Amerikaaanse beroepsbevolking, was eind 2000 hun reëel inkomen minder dan in 1979, ondanks de zogeheten ‘boom’ onder president Bill Clinton. Bovendien zijn sinds 2000 de lonen nog verder gedaald. En dit terwijl sinds de Reagan-jaren de productiviteit van werknemers er met bijna 40 procent is gestegen. Ondertussen blijft de groei van het inkomen van een topmanager wel toenemen. In 1965 kreeg hij 26 keer meer dan een gemiddelde werknemer. In 1989 was dat 72 keer, in 1999 310 keer meer, en in 2004 was dit 500 keer. Ondanks de kredietcrisis en de economische terugval steeg het loon van de Amerikaanse topmanagers bij de 200 grootste concerns in 2010 met maar liefst 23 procent, bijna een kwart, tot gemiddeld 10,8 miljoen dollar. En met hun gigantische rijkdom kopen de gefortuneerden nog meer politieke macht. Daarentegen zien steeds minder Amerikaanse kiesgerechtigden stemmen als een zinvolle activiteit en komt al sinds een halve eeuw tussen de 40 en 50 procent van hen tijdens presidentsverkiezingen niet meer opdagen. Ze merken aan hun portemonnaie dat de democratie de ongelijkheid in de Verenigde Staten legitimeert, en aangezien alles in geld wordt uitgedrukt beseffen de burgers dat er geen sprake is van een ware democratie. De afgelopen decennia is er door het verplaatsen van ook geschoold werk naar de lage lonenlanden steeds minder werk voor hoger geschoolden en hebben de ongeschoolden hun minimumloon sinds begin jaren tachtig zien dalen en de koopkracht met 29 procent zien afnemen. Het minimumloon zelf is meer dan een vijfde minder dan het in 1979 was. Het directe gevolg is dat werknemers langer en harder moeten werken in een poging het verschil goed te maken. De conclusie is dan ook, ik citeer nu uit een officieel onderzoek, dat ‘hoewel de Amerikaanse werknemers… harder werken, langere uren maken, en ze desondanks steeds verder achterop raken, terwijl de Amerikaanse topmanager 500 keer beter af is sinds Reagan.’ Die teruggang hebben de meesten opgevangen met bankleningen, niet alleen om een huis te kunnen kopen maar ook allerlei luxeartikelen, met als resultaat dat 90 procent van de Amerikanen opgezadeld zit met bijna drie kwart van alle openstaande schuld.
Feiten spelen evenwel in de mainstream-versie geen doorslaggevende rol. Daardoor is het grote publiek verloren geraakt in een steeds beklemmendere, virtuele werkelijkheid. Berman constateerde al vier decennia geleden:
Zodra de door ons beleden zelf-mystificatie, of het effect van de pillen slijt, blijven wij achter met de verschrikking van ons eigen verraad en de leegte van onze gemanipuleerde ‘successen.’
De statistieken die deze situatie alleen al in Amerika weerspiegelen zijn zo schrikbarend dat ze ons bevattingsvermogen te boven gaan. Het zelfmoordcijfer binnen de leeftijdsgroep van zeven tot tien is opmerkelijk hoog en de zelfmoorden onder ‘tieners’ verdrievoudigden tussen 1966 en 1976 tot zo’n dertig per dag. Meer dan de helft van de patiënten in Amerikaanse psychiatrische inrichtingen is jonger dan éénentwintig. In 1977 bleek uit een onderzoek onder kinderen van negen tot elf aan de westkust dat bijna de helft ervan regelmatig alcohol gebruikte en dat grote aantallen uit deze leeftijdsgroep regelmatig dronken op school kwamen. Dr. Darol Treffert, van de Wisconsin’s Mental Health Institute, merkte op dat miljoenen kinderen en jonge volwassenen vandaag de dag gekweld worden door ‘een knagende leegte of zinloosheid die niet wordt uitgedrukt als een angst voor wat hen zou kunnen gebeuren, maar eerder als een angst dat er helemaal niets met hen zal gebeuren…'
‘De pillen en de psychiatrische inrichting,’ schrijft een politieke wetenschapper, ‘zijn de onontbeerlijke smeerolie en servicebeurt geworden om de menselijke machine te verhinderen volledig kapot te gaan.’ Dit zijn de Amerikaanse cijfers, maar ze gelden alom.
Opvallend is het grote aantal Amerikaanse academici en literatoren dat serieus en diepgravend zijn eigen cultuur tot op het bot analyseert. Ook de analyse van Berman, die zich zijn werkzame leven lang in de Amerikaanse cultuur heeft verdiept, wijkt fundamenteel af van het beeld, dat een opiniemaker als Geert Mak probeert te geven, dat ‘Amerikanen, vergeleken met ons fatalistische Europeanen, op een bepaalde manier hele optimistische mensen [blijven]. Echt, dat vind ik ook fantastisch van ze! Ze blijven de moed erin houden.’
Deze infantiele cliché’s mogen hier dan wel als zoete koek worden geslikt, maar zeker niet in de Verenigde Staten, waar intellectuelen van naam trachten de chaos in kaart te brengen. Eén van hen is de Amerikaanse geleerde Henry A. Giroux, die in 2019 onder de kop ‘Neoliberal Fascism as the Endpoint of Casino Capitalism’ ondermeer het volgende schreef:
Democracy is the scourge of neoliberalism and its ultimate humiliation. As the ideas, values, and institutions crucial to a democracy have withered under a savage neoliberalism, which has been fifty years in the making, fascistic notions of racial superiority, social cleansing, apocalyptic populism, hyper-militarism, and ultra-nationalism have gained in intensity moving from the repressed recesses of US history to the centers of state and corporate power. Decades of mass inequality, wage stagnation, the collapse of the manufacturing sector, tax giveaways to the financial elite, and savage austerity policies that drove a frontal attack on the welfare state have further strengthened fascistic discourses and redirected populist anger against vulnerable populations and undocumented immigrants, Muslims, the racially oppressed, women, LBGTQ people, public servants, critical intellectuals, and workers. Not only has neoliberalism undermined the essential elements of democracy by escalating the mutually reinforcing dynamics of economic inequality and political inequality — accentuating the downhill spiral of social and economic mobility — it has also created conditions that make fascist ideas and principles more attractive.
Under these accelerated circumstances, neoliberalism and fascism conjoin and advance in a comfortable and mutually compatible movement that connects the worse excesses of capitalism with authoritarian ‘strong man’ ideals—the veneration of war, a hatred of reason and truth; a celebration of ultra-nationalism and racial purity; the suppression of freedom and dissent; a culture which promotes lies, spectacles, scapegoating the other, a discourse of deterioration, brutal violence, and ultimately erupting in state violence in heterogeneous forms. In the Trump administration, neoliberal fascism is on steroids and represents a fusion of the worse dimensions and excesses of gangster capitalism with the fascist ideals of white nationalism and racial supremacy associated with the horrors of the past.
Neoliberal structural transformation has both undermined and refigured ‘the principles, practices, cultures, subjects, and institution of democracy understood as a rule by the people.’ Since the earlier seventies, the neoliberal project has mutated into a revolt against human rights, democracy, and created a compelling narrative that refigures freedom and authority to legitimize and produce massive inequities in wealth and power. Its practices of offshoring, restructuring everything according to the dictates of profit margins, providing tax cuts for the rich, eliminating corporate regulations, promoting unchecked privatization, and the ongoing commercializing of all social interactions ‘inflicts alienating misery’ on a polity newly vulnerable to fascist ideals, rhetoric, and politically extremist movements.
Furthermore, the merging of neoliberalism and fascism has accelerated as civic culture is eroded, notions of shared citizenship and responsibility disappear, and the forces of civic illiteracy replace reason and informed judgment. State-sanctioned attacks on the truth, facts, and scientific reason in Trump’s America are camouflaged — as one expects of the first Reality TV president — by a corporate controlled culture of vulgarity that merges celebrity culture with a non-stop spectacle of violence. Neoliberalism strips democracy of any substance by promoting an irrational belief in the ability of the market to solve all social problems and shape all aspects of society. This shift from a market economy to a market-driven society has been accompanied by a savage attack on equality, the social contract, and social provisions as wages have been gutted, pensions destroyed, health care put out of reach for millions, job security undermined, and access to crucial public goods such as public and higher education considerably weakened for the lower and middle classes. What has become distinctive about neoliberal capitalism is its attack not only on all vestiges of the social contract, but its culture of cruelty in which more and more individuals and groups are considered excess, waste, contaminated, and subject to forms of racial and social cleansing.
In the current historical moment, neoliberalism represents more than a form of hyper-capitalism, it also denotes the death of democracy if not politics itself. Anis Shivani’s (auteur, en cultuurcriticus. svh) articulation of the threat neoliberalism poses to democracy is worth quoting at length:
‘Neoliberalism believes that markets are self-sufficient unto themselves, that they do not need regulation, and that they are the best guarantors of human welfare. Everything that promotes the market, i.e., privatization, deregulation, mobility of finance and capital, abandonment of government-provided social welfare, and the reconception of human beings as human capital, needs to be encouraged, while everything that supposedly diminishes the market, i.e., government services, regulation, restrictions on finance and capital, and conceptualization of human beings in transcendent terms, is to be discouraged… One way to sum up neoliberalism is to say that everything — everything — is to be made over in the image of the market, including the state, civil society, and of course human beings. Democracy becomes reinterpreted as the market, and politics succumbs to neoliberal economic theory, so we are speaking of the end of democratic politics as we have known it for two and a half centuries.’
What is particularly distinctive about the conjuncture of neoliberalism and fascism is how the full-fledged liberation of capital now merges with an out-and-out attack on the racially oppressed and vulnerable populations considered disposable. Not only do the oppressive political, economic and financial structures of casino capitalism bear down on people’s lives, but there is also a frontal attack on the shared understandings and beliefs that hold a people together. One important and distinctive place where neoliberalism and fascism converge is in the undermining of social bonds and moral boundaries. Displacement, disintegration, atomization, social isolation, and deracination have a long history in the United States which has been aggressively exploited by Trump, taking on a distinctive right-wing twenty-first-century register. There is more at work here than the heavy neoliberal toll of social abandonment. There is also, under the incessant pedagogical propaganda of right-wing and corporate controlled media, a culture that has become cruel and cultivates an appetite for maliciousness that undermines the capacity for empathy, making people indifferent to the suffering of others or, even worse, willing participants in their violent exclusion.
https://pdfs.semanticscholar.org/6cd2/56bd16da859d73a2351fbba09ea9ac9eb863.pdf
Omdat de westerse beschaving kampt met een ‘system crisis’ -- zij heeft immers geen alternatief voor haar politieke, economische, financiële en psychische malaise -- kunnen de Atlantische ‘corporate media’ niets anders dan de aandacht te neutraliseren voor het groeiende gebrek aan interne cohesie. Dit doen ze door het creëren van een externe vijand die het Westen zou bedreigen. En dus krijgt de NRC-lezer op 30 november 2018 de sensationele kop te lezen: ‘Russische ambassade in Den Haag is een zenuwcentrum voor spionage,’ en de inleiding ‘Net als in de Koude Oorlog is de Russische ambassade in Den Haag een zenuwcentrum voor spionage.’
Met andere woorden: de Russen komen niet, ze zijn er al!!! Waar? Ze zitten verscholen in ‘de Russische ambassade in Den Haag,’ een ‘zenuwcentrum voor spionage.’ Hoe weten de NRC-journalisten dit zo zeker? Voor het merendeel van ‘Bronnen in Den Haag’ die van alles ‘bevestigen’ maar die anoniem blijven, onder wie functionarissen van de inlichtingendiensten AIVD en MIVD die
al jaren [waarschuwen] dat Nederland zich ‘volop in het vizier van Russische inlichtingendiensten’ bevindt.
Zonder enige journalistieke distantie gaat de NRC er blind van uit dat deze geheime diensten, verbonden aan het Atlantisch bondgenootschap, de waarheid spreken, en dit terwijl de NRC op geen enkele manier de bewering van de algemene- en militaire inlichtingendiensten kan controleren. Desondanks beweert de krant zelf dat een ‘deel van de’ in Den Haag ‘gestationeerde diplomaten agent’ is van de Russische ‘inlichtingendienst GROe.’ Dit is vanzelfsprekend propaganda van notabene een zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant’ die op 13 april 2019 van oordeel was dat de ‘gang naar de Amerikaanse rechter de enige juiste uitweg’ voor Julian Assange zou zijn, omdat deze journalist de Amerikaanse misdaden en schendingen van het internationaal recht openbaar had gemaakt. Volgens de NRC moest Assange ‘zich publiekelijk, net als Manning, dienen te verantwoorden.’ https://www.nrc.nl/nieuws/2019/04/13/alleen-de-rechter-kan-assange-zelfgebouwde-labyrint-afbreken-a3956785
Als Atlantische spreekbuis eist de NRC dat journalistieke openheid zwaar wordt bestraft, zodra het Washington betreft, maar keurt het tegelijkertijd ten strengste af dat de Russen allerlei rechtsregels schenden. Deze krant bedrijft al heel lang tendentieuze actie-journalistiek, zodra de gevestigde orde bedreigd wordt, zoals eveneens in de Tweede Wereldoorlog bleek, toen de NRC heulde met de nazi-bezetter en zijn 'nieuwe orde.' De NRC speelt opnieuw een gevaarlijke rol, aangezien de spanning met de Russische Federatie en China na Biden’s aantreden als president nog verder zal blijven toenemen. Zo werd op 9 december 2020 bekend dat de:
Recently-appointed Special Presidential Envoy for Climate John Kerry has announced his intention of dealing with the pressing issue of global warming as a national security concern. ‘America will soon have a government that treats the climate crisis as the urgent national security threat it is,’ the 76-year-old former Secretary of State wrote. ‘I am proud to partner with the President-elect, our allies, and the young leaders of the climate movement to take on this crisis.’
The announcement drew praise from many professional climate activists and groups, perhaps assuming that Kerry was taking his lead from Bernie Sanders, who has for years been saying the same thing. Executive Director of the Sunrise Movement, Varshini Prakash said his statement was an ‘encouraging move,’ while 350.org’s Bill McKibben, predicted Kerry would be an excellent climate czar. Yet, as media critic Adam Johnson argued, Kerry’s proclamation should deeply concern progressive activists and will likely lead to expanding the already bloated military budget.
Kerry is a founding member of the Washington think tank, the American Security Project (ASP), whose board is a who’s who of retired generals, admirals and senators. The ASP also hailed the appointment of their man, explaining, in a little-read report, exactly what treating the climate as a national security threat entails. And it is nothing like what Sanders advocates.
For the ASP, climate change constitutes an ‘accelerant of instability’ and a 'threat multiplier’ that will ‘affect the operating environment,’ and notes that Kerry will have three priorities in his role as President Biden’s right-hand man. What were those three priorities? Making sure people in the Global South could eat and have access to safe drinking water? Reparations? Disaster relief or response teams? Cutting back on fossil fuel use? Indeed not. For the ASP, the primary objectives were:
A huge rebuilding of the United States’ military bases,
Countering China in the Pacific,
Preparing for a war with Russia in the newly-melted Arctic.
The ASP notes that rising sea levels will neutralize or destroy dozens of American naval bases around the world, including the world’s largest such base in Norfolk, VA. The ASP recommends ‘prioritizing the measures that can protect readiness’ of the military to strike at any time, also warning that rising sea levels will hurt the combat readiness of the Marine Expeditionary Force. Thus, a rebuilding of the U.S.’ worldwide network of military bases is in order.
The report notes that the nations most immediately affected by climate change are South Pacific island chains like Vanuatu or the Marshall Islands, claiming that these countries are ‘strategically important in the contest between the U.S. and China.’ It recommends that the U.S. must use all tools available to remain in control of those islands, claiming that China is “showering cash” on them, building seawalls, ports, and clean energy stations that are a threat to U.S. dominance of the region.
The ASP also notes that the Arctic is the fastest-warming area of the world, and envisions a pitched battle with Russia to control the area, which is increasingly open to maritime traffic thanks to melting arctic ice. ‘NATO faces a severe military challenge in the European Arctic area of operation,’ it writes, advocating that, ‘the U.S. military should actively participate in Arctic joint exercises, and publicize U.S. military deployments to the region, with particular focus on the Russian border — perhaps by returning the U.S. Marine deployment to Norway.’ ‘There is no time to waste,’ it concludes, insisting that, ‘the region needs a concerted diplomatic, security, and economic push from the U.S. government.’
What will the designation of the climate crisis as a ‘national security threat’ entail domestically? Last year, the ASP wrote that ‘Given that climate change will force more families to migrate, funding for border security should include improving facilities for holding and transporting migrants.’ In other words, an expansion of the militarized border and network of detention centers, often condemned as ‘concentration camps.’
Michelle Flournoy, tipped by many for a top job in Biden’s team, also argued that the military as part of the solution to climate change, suggesting it could be turned into a force for environmentalism. Yet there is little chance of this happening. The Pentagon is the largest single polluter in the world, and the U.S. has historically insisted on exempting the military from any climate treaties. Just one B-52 bomber consumes as much fuel in an hour as an average car driver uses in seven years. As the Institute for Policy Studies wrote, ‘militarism and climate justice are fundamentally at odds’ while ‘climate change and border militarization are inextricably linked.’
Huxley: The methods now being used to merchandise the political candidate as though he were a deodorant positively guarantee the electorate against ever hearing the truth about anything.
Maar dit soort informatie zult u niet van de NRC vernemen. Vandaar dat de krant al geruime tijd een aanval heeft ingezet op wat zij de sociale media noemt. Alleen overheidscensuur en zelfcensuur kan de geloofwaardigheid van de krant nog redden. Meer daarover de volgende keer.