Mijn vriend Ton Lankreijer e-mailde me dit naar aanleiding van mijn opmerkingen over het bediamante schedeltje van Damien Hirst:
'Natuurlijk werd de diamanten schedel op slag een icoon van deze tijd. Een zelfde icoon als het cola-flesje of de Chevy voor een ander tijdvak, the american dream.
Opgetuigde schedels komen altijd en overal voor, van onze middeleeuwen tot de tibetaanse cultuur tot in de feestwinkel.
Maar ten tijde dat het masker van Wallstreet valt, is een schedel bezet met diamanten de perfekte variant.
Wat is immers een beter symbool voor gebakken lucht, dan een steensoort die schaars en dus duur wordt gehouden dankzij monopolie (Beers) en manipulatie (contracten met andere vindplaatsen dan Zuid-Afrika, bijv. Rusland). Ondanks dat de steen al sinds een decenium kan worden gemaakt in een laboratorium – loepzuiver zelfs.
Verder verschillen de steentjes niet zoveel van schelpes, stokjes, muntjes, whatever.
Toch is het een aanstekelijk idee dat diamant – zoals een ingezonden NRC-brief vorige week meldde – uit louter koolstof bestaat en derhalve net zo prachtig smeult als steenkool?
Wat drukt beter uit dat je ondanks de dikke laag rijkdom nog steeds dezelfde sterflijke schedel hebt als een boer in Ethiopië?
Op zich is een schedel als icoon zo plat als de kop van Juul op een dubbeltje. De kunst schuilt in de marketing ervan – ook passend bij deze tijd. Hoe krijg je een meute zo gek om hiervoor in de rij te gaan staan tijdens een koude museumnacht?
En beetje kunstenaar had het ding echter als ‘basismateriaal’ bezien. Misschien had hij het zo gemaakt dat de diamanten langzaam loslieten en eruit vielen. Wat mij betreft, Stan, hadden er wel wat meer tanden mogen ontbreken onderhand.
Of hij had à la Pete Townsend met z’n gitaar en plein publique een groot vergrootglas geinstalleerd, net zolang totdat de schedel in de fik zou vliegen. Met als achtergrondsmuziek ‘Diamands are forever and ever and ever...’
Maar goed, ik ben kunstenaar noch zakenman - slechts jolig.
Als je me nog wat ruimte geeft, Stan, wil ik nog iets opmerken. Alle geschenken die een man na een eeuw marketing aan een vrouw ‘dient’ te geven, zijn inmiddels bedenkelijk of besmet.
Van diamant tot bont tot goud tot parels tot bloemen.
Maar de cliché’s zitten er wereldwijd ingeramd, mede dankzij Hollywood. Zo weet een moderne man in Nepal dat hij een echtelijke ruzie bijlegt met een bloemetje.
Het vinden van een bloemenwinkel in Kathmandu is wellicht lastiger...
Je schreef over de nieuwe betekenis van ‘branding’. Ik hoop dat ik hiermee m’n steentje heb bijgedragen om iets verder te komen dan de branding (of bashing) van het Hirst-schedeltje,-
for the laugh of mankind.'
Opgetuigde schedels komen altijd en overal voor, van onze middeleeuwen tot de tibetaanse cultuur tot in de feestwinkel.
Maar ten tijde dat het masker van Wallstreet valt, is een schedel bezet met diamanten de perfekte variant.
Wat is immers een beter symbool voor gebakken lucht, dan een steensoort die schaars en dus duur wordt gehouden dankzij monopolie (Beers) en manipulatie (contracten met andere vindplaatsen dan Zuid-Afrika, bijv. Rusland). Ondanks dat de steen al sinds een decenium kan worden gemaakt in een laboratorium – loepzuiver zelfs.
Verder verschillen de steentjes niet zoveel van schelpes, stokjes, muntjes, whatever.
Toch is het een aanstekelijk idee dat diamant – zoals een ingezonden NRC-brief vorige week meldde – uit louter koolstof bestaat en derhalve net zo prachtig smeult als steenkool?
Wat drukt beter uit dat je ondanks de dikke laag rijkdom nog steeds dezelfde sterflijke schedel hebt als een boer in Ethiopië?
Op zich is een schedel als icoon zo plat als de kop van Juul op een dubbeltje. De kunst schuilt in de marketing ervan – ook passend bij deze tijd. Hoe krijg je een meute zo gek om hiervoor in de rij te gaan staan tijdens een koude museumnacht?
En beetje kunstenaar had het ding echter als ‘basismateriaal’ bezien. Misschien had hij het zo gemaakt dat de diamanten langzaam loslieten en eruit vielen. Wat mij betreft, Stan, hadden er wel wat meer tanden mogen ontbreken onderhand.
Of hij had à la Pete Townsend met z’n gitaar en plein publique een groot vergrootglas geinstalleerd, net zolang totdat de schedel in de fik zou vliegen. Met als achtergrondsmuziek ‘Diamands are forever and ever and ever...’
Maar goed, ik ben kunstenaar noch zakenman - slechts jolig.
Als je me nog wat ruimte geeft, Stan, wil ik nog iets opmerken. Alle geschenken die een man na een eeuw marketing aan een vrouw ‘dient’ te geven, zijn inmiddels bedenkelijk of besmet.
Van diamant tot bont tot goud tot parels tot bloemen.
Maar de cliché’s zitten er wereldwijd ingeramd, mede dankzij Hollywood. Zo weet een moderne man in Nepal dat hij een echtelijke ruzie bijlegt met een bloemetje.
Het vinden van een bloemenwinkel in Kathmandu is wellicht lastiger...
Je schreef over de nieuwe betekenis van ‘branding’. Ik hoop dat ik hiermee m’n steentje heb bijgedragen om iets verder te komen dan de branding (of bashing) van het Hirst-schedeltje,-
for the laugh of mankind.'