All dressed up and nowhere to go. Het is het lot van mensen die worstelen met hun identiteit, die ergens bij willen horen, het liefst bij een groep. Het is het probleem van onze ontzielde tijd. We blijven wanhopig in kringetjes draaien. Fellini zei het enkele jaren voor zijn dood zo treffend: 'Gebleven is slechts het labyrint van rituelen, en niemand herinnert zich meer de ingang en de uitgang en al evenmin de zin van het labyrint.'
Ik moest hier aan denken toen ik las dat Tuvit Shlomi opgroeide in het zwaar christelijke Veenendaal. De CIDI voorlichter/public relations die de propaganda openbaar maakt van haar 'pro-zionistische lobbygroep' is afkomstig uit 'de enige joodse familie' die daar in die achterlijke uithoek leefde. Een joodse familie die alleen de 'culturele aspecten van het joodse leven in ere' hield. Als kind ontdekte ze dat ze door haar joodse achtergrond 'anders' was 'dan de rest'. Ik herken dat, ook ik groeide in die omgeving op, in Ede, enkele kilometers oostelijker. Ook ik had een afwijkende achtergrond, en ook ik was 'anders... dan de rest'. Later besefte ik dat de meeste mensen 'anders' zijn 'dan de rest', zo is nu eenmaal het leven. De mens is omgeven door stilte en eenzaamheid. Voor sommige mensen is dit een traumatische ontdekking. Ik denk dat Tuvit Shlomi zo iemand is. Vervreemding, all dressed up and nowhere to go. Ze probeerde dan ook zich aan te sluiten bij de groep met wie ze zich het nauwst verwant voelde, met de Joden in Israel. Het gaf haar enige tijd een identiteit. En die identiteit moest ze verdedigen ten koste van alles. Vandaar dat ze zonder enige wroeging in dienst van een joodse organisatie propaganda kan maken voor terreur, en zonder blikken of blozen akkoord gaat met de visie dat een aanval op de Palestijnse burgerbevolking, waarbij tenslotte meer dan 300 Palestijnse kinderen vermoord werden, een 'gerechtvaardigd antwoord' is.
Propaganda is allereerst vervuiling van de taal. Desondanks wil Shlomi zichzelf presenteren als dichter. Die schizofrenie dus. Degene die de taal verkracht, verkracht daarmee de mens. Eerst zijn er de woorden, dan volgen de moorden. Zonder woorden is het moorden onmogelijk. De taal is de mens. Zodra die het moorden rechtvaardigt is hij/zij een moordenaar.
Tuvit Shlomi, laat ik je enkele uitspraken voorleggen van auteurs, joodse auteurs, om het aanvaardbaarder voor je te maken:
De joodse auteur Susan Sontag verklaarde toen ze de Jerusalem Prize aanvaardde:
'It isn't what a writer says that matters, it's what a writer is. Writers -- by which I mean members of the community of literature -- are emblems of the persistence (and the necessity) of individual vision... The unceasing propaganda in our time for "the individual" seems to me deeply suspect, as "individuality" itself becomes more and more a synonym for selfishness. A capitalist society comes to have a vested interest in praising "individuality" and "freedom" -- which may mean little more than the right to the perpetual aggrandizement of the self, and the freedom to shop, to acquire, to use up, to consume, to render obsolete. I don't believe there is any inherent value in the cultivation of the self. And I think there is no culture (using the term normatively) without a standard of altruism, of regard for others. I do believe there is an inherent value in extending our sense of what a human life can be. If literature has engaged me as a project, first as a reader and then as a writer, it is as an extension of my sympathies to other selves, other domains, other dreams, other words, other territories of concern.'
Kortom Shlomi, propaganda en dichtkunst sluiten elkaar uit. Je kunt niet tegelijkertijd een propagandist zijn voor een systeem dat meer dan 300 kinderen vermoord en vervolgens een nieuwe pet opzetten en jezelf als dichter presenteren. I don't believe there is any inherent value in the cultivation of the self.
Om het je nog duidelijker te maken, Susan Sontag zei in Jeruzalem verwijzend naar de joods-Israelische terreur:
'I believe that the doctrine of collective responsibility, as a rationale for collective punishment, is never justified, militarily or ethically. I mean the use of disproportionate firepower against civilians, the demolition of their homes and destruction of their orchards and groves, the deprivation of their livelihood and their right to employment, schooling, medical services, untrammeled access to neighboring towns and communities... all as a punishment for hostile military activity that may or may not even be in the vincinity of these civilians. I also believe that there can be no peace here until the planting of Israeli communities in the Territories is halted and is followed -- sooner rather than later -- by the dismantling of these settlements and the withdrawal of the military units amassed there to guard them.'
Kortom Shlomi, propaganda en dichtkunst sluiten elkaar uit. Je kunt niet tegelijkertijd een propagandist zijn voor een systeem dat meer dan 300 kinderen vermoord en vervolgens een nieuwe pet opzetten en jezelf als dichter presenteren.
In De Verbannen taal schrijft de joodse auteur Imre Kertész over de twintigste eeuw:
Het is een feit dat in deze eeuw alles ontmaskerd is: alles heeft minstens eenmaal zijn ware gezicht laten zien, alles is echter geworden. De militair werd tot beroepsmoordenaar, de politiek tot misdaad, het kapitaal tot mensenvernietigingsindustrie compleet met lijkverbrandingsovens, de wet tot spelregels van het vuile spel, de wereldvrijheid tot gevangenis van de volkeren, het antisemitisme tot Auschwitz, het nationale gevoel tot genocide. Overal schijnt de ware intentie doorheen, alle idealen van onze eeuw zijn doordrenkt van geweld en destructiviteit.
Hij voegde hieraan toe:
Dichters zijn de wetgevers van de wereld. Ik denk dat hier ergens ons vertrekpunt moet liggen. Het is namelijk waar dat dichters – en we moeten dit woord hier ruim opvatten, in de betekenis van creatieve fantasie in het algemeen – wetten niet maken zoals juristen in het parlement dat doen, maar zij zijn degenen die de wet gehoorzamen, de wet die nog altijd als zodanig functioneert in de wereld, en die de verhalen, en het grote verhaal van de mens, creëert en redigeert. De dichter is degene die nooit de wet kan schenden, want dan is zijn werk niet te rechtvaardigen en dus gewoon slecht. Deze wet, die ongrijpbaar is en toch doeltreffender dan wat dan ook, geeft niet alleen richting aan onze geest, maar wordt ook onophoudelijk gevoed door ons eigen leven, aangezien ze anders ook niet zou bestaan. Ik zou deze wet nu graag, in mijn radeloosheid en bij gebrek aan beter, met een uitdrukking van Thomas Mann de geest van de vertelling willen noemen. Die bepaalt wat er in de mythe terechtkomt en op welke manier, wat er in het verhalenboek van een civilisatie bewaard blijft, ondanks het feit dat de ideologen dat graag zelf zouden willen uitmaken. Dat lukt hun bijna nooit, althans niet zoals ze dat zouden willen. De mythe wordt bepaald door iets anders, een geheim gemeenschappelijk besluit, dat ongetwijfeld werkelijke motieven en behoeften van de ziel weerspiegelt en waarin de waarheid naar voren komt. De horizon van ons dagelijks leven wordt begrensd door deze verhalen, die uiteindelijk over goed en kwaad gaan, en in onze wereld binnen die horizon heerst een eindeloos gefluister over goed en kwaad. Ik wil een gewaagde uitspraak doen: in zekere zin en op zeker niveau leven we uitsluitend ter wille van de geest van de vertelling; die geest, die in ons aller harten en hoofden steeds in wording is, heeft de plaats van God ingenomen, die met de middelen van de geest niet af te tasten is; dit is de symbolische blik die we op ons gevestigd voelen bij alles wat we doen of laten.
Kortom Shlomi, propaganda en dichtkunst sluiten elkaar uit. Je kunt niet tegelijkertijd een propagandist zijn voor een systeem dat meer dan 300 kinderen vermoord en vervolgens een nieuwe pet opzetten en jezelf als dichter presenteren. De dichter is degene die nooit de wet kan schenden, want dan is zijn werk niet te rechtvaardigen en dus gewoon slecht.