Al decennialang zijn de Palestijnse burgers in de bezette en belegerde gebieden volkomen vogelvrij, ze worden door niets of niemand beschermd tegen de grootschalige Israelische terreur. De Palestijnen betalen de rekening voor het al twee millennia durende christelijk antisemitisme in het Westen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het probleem in het Midden-Oosten gedumpt.
Over de haat van de meeste Joden in Israel tegen de oorspronkelijke bewoners, de Palestijnen, zei de Israelische auteur Abraham Yehoshua tegenover mij: ‘De haat komt voort uit onze schuldgevoelens. Des te onrechtvaardiger we tegen de Palestijnen zijn des te meer we ze haten. Het is een soort compensatie. Je beticht de ander ervan verschrikkelijk te zijn, moordenaars, en wat niet meer, en op die manier rechtvaardig je je eigen misdaden. Telkens als ze een Palestijn zien worden ze ergens diep in hun ziel herinnert aan het onrecht dat ze de ander aandoen, het is alsof een openliggende zenuw wordt geraakt.’
En de auteur Amos Oz verklaarde op zijn beurt tegen me over zijn Joodse landgenoten: ‘Wanneer men andere mensen onderdrukt verandert men zelf, als men de menselijkheid van anderen vernietigt, vernietigt men de eigen menselijkheid.’
Eerder al had hij geschreven: ‘De ware strijd die vandaag de dag de natie verdeelt is allang niet meer een geschil over gebieden, politieke partijen, veiligheid, voorvaderlijke rechten en grenzen, het is een strijd over het wezen van het judaïsme en het mensbeeld… De vraag is: wie zijn wij?’ Amos Oz, 1988
‘Achter de discussie over de toekomst van de bezette gebieden ontkiemde een vraag die veel dieper ging: wat kwamen we hier doen? Wat willen we zijn en moet het gezag gebaseerd zijn op de wil van het volk dan wel op de godsdienstige geboden? De beslissing werd, als vele andere, uitgesteld en verdrongen onder het voorwendsel dat er niemand was om mee te praten, en we de hindernis wel zouden nemen zodra die zich aandiende. Omdat het leek dat het antwoord op de vraag waar de grenzen moesten komen, kon wachten, ontweken we ook het antwoord op de vraag wie wij waren en wat we hier kwamen doen, een vraag die niet los gezien kan worden van het probleem over de toekomst van de bezette gebieden, de rechtvaardiging van de oorlog en de waarde van vrede. Het grote debat over de grenzen van de macht was bedoeld om diepgaandere discussies tot zwijgen te brengen en te verdringen, zoals die over het doel van het zionisme. En intussen worden wij door onze eigen macht aangetast en gecorrumpeerd.’ Amos Oz, 1990
Oktober 1953 schreef de toenmalige Israëlische premier Moshe Sharett in zijn dagboek met afschuw over de bloedbaden die Ariel Sharons elitetroepen aanrichtten onder de weerloze Palestijnse bevolking. Bij een aanval van een eenheid paratroepers, onder commando van Sharon, werden volgens de historicus Bar-Zohar, biograaf van Ben-Goerion, ‘zeventig lijken onder het puin aangetroffen, onder wie tientallen vrouwen en kinderen.’ Op 31 maart 1955 schreef Sharett in zijn dagboek: ‘We rechtvaardigen het systeem van vergelding op grond van pragmatische overwegingen… We hebben de mentale en morele remmen op dit instinct vernietigd en hebben het mogelijk gemaakt om wraak als morele waarde aan te moedigen. Deze opvatting wordt gedeeld door grote delen van de bevolking in het algemeen en massa’s jongeren in het bijzonder, maar zij is geconcretiseerd en heeft de waarde van een heilig principe bereikt in Sharon’s bataljon, dat het vergeldingsinstrument van de staat is geworden.’ Nadat de Israëlische strijdkrachten tijdens de inval in Libanon in 1982 de bevolking maandenlang met fosfor- en fragmentatiebommen hadden bestookt, moest het jaar daarop Sharon aftreden als minister van Defensie vanwege zijn betrokkenheid bij de massamoorden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Hij bleef echter aan als minister zonder portefeuille. Naar aanleiding van de Israëlische oorlogsmisdaden verklaarde de orthodox-joodse hoogleraar Yeshayahu Leibowitz: ‘Dit is de noodzakelijke en natuurlijke voortzetting van onze politieke lijn. Wanneer we over een ander volk moeten heersen dan is het onmogelijk te voorkomen dat nazimethoden worden gebruikt. De massamoord werd door óns begaan. Wat in Libanon is gebeurd, het aanrichten van een gruwelijk bloedbad in de vluchtelingenkampen, is een nieuwe fase in het zelfmoordproces van de staat Israël.’ En Amos Oz, constateerde: ‘Na Libanon kunnen we het monster niet langer meer negeren, zelfs als het sluimert… Na Libanon moeten we niet net doen alsof het monster alleen in generaal Sharons verblijf huist… of alleen in de Joodse nederzettingen op de West Bank. Het houdt zich half slapend praktisch overal op, zelfs in onze… gemeenschappelijke mythen… We hebben het niet in Libanon achtergelaten… Het is hier, onder ons, deel van ons, als een schaduw.’
En de auteur Amos Oz verklaarde op zijn beurt tegen me over zijn Joodse landgenoten: ‘Wanneer men andere mensen onderdrukt verandert men zelf, als men de menselijkheid van anderen vernietigt, vernietigt men de eigen menselijkheid.’
Eerder al had hij geschreven: ‘De ware strijd die vandaag de dag de natie verdeelt is allang niet meer een geschil over gebieden, politieke partijen, veiligheid, voorvaderlijke rechten en grenzen, het is een strijd over het wezen van het judaïsme en het mensbeeld… De vraag is: wie zijn wij?’ Amos Oz, 1988
‘Achter de discussie over de toekomst van de bezette gebieden ontkiemde een vraag die veel dieper ging: wat kwamen we hier doen? Wat willen we zijn en moet het gezag gebaseerd zijn op de wil van het volk dan wel op de godsdienstige geboden? De beslissing werd, als vele andere, uitgesteld en verdrongen onder het voorwendsel dat er niemand was om mee te praten, en we de hindernis wel zouden nemen zodra die zich aandiende. Omdat het leek dat het antwoord op de vraag waar de grenzen moesten komen, kon wachten, ontweken we ook het antwoord op de vraag wie wij waren en wat we hier kwamen doen, een vraag die niet los gezien kan worden van het probleem over de toekomst van de bezette gebieden, de rechtvaardiging van de oorlog en de waarde van vrede. Het grote debat over de grenzen van de macht was bedoeld om diepgaandere discussies tot zwijgen te brengen en te verdringen, zoals die over het doel van het zionisme. En intussen worden wij door onze eigen macht aangetast en gecorrumpeerd.’ Amos Oz, 1990
Oktober 1953 schreef de toenmalige Israëlische premier Moshe Sharett in zijn dagboek met afschuw over de bloedbaden die Ariel Sharons elitetroepen aanrichtten onder de weerloze Palestijnse bevolking. Bij een aanval van een eenheid paratroepers, onder commando van Sharon, werden volgens de historicus Bar-Zohar, biograaf van Ben-Goerion, ‘zeventig lijken onder het puin aangetroffen, onder wie tientallen vrouwen en kinderen.’ Op 31 maart 1955 schreef Sharett in zijn dagboek: ‘We rechtvaardigen het systeem van vergelding op grond van pragmatische overwegingen… We hebben de mentale en morele remmen op dit instinct vernietigd en hebben het mogelijk gemaakt om wraak als morele waarde aan te moedigen. Deze opvatting wordt gedeeld door grote delen van de bevolking in het algemeen en massa’s jongeren in het bijzonder, maar zij is geconcretiseerd en heeft de waarde van een heilig principe bereikt in Sharon’s bataljon, dat het vergeldingsinstrument van de staat is geworden.’ Nadat de Israëlische strijdkrachten tijdens de inval in Libanon in 1982 de bevolking maandenlang met fosfor- en fragmentatiebommen hadden bestookt, moest het jaar daarop Sharon aftreden als minister van Defensie vanwege zijn betrokkenheid bij de massamoorden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Hij bleef echter aan als minister zonder portefeuille. Naar aanleiding van de Israëlische oorlogsmisdaden verklaarde de orthodox-joodse hoogleraar Yeshayahu Leibowitz: ‘Dit is de noodzakelijke en natuurlijke voortzetting van onze politieke lijn. Wanneer we over een ander volk moeten heersen dan is het onmogelijk te voorkomen dat nazimethoden worden gebruikt. De massamoord werd door óns begaan. Wat in Libanon is gebeurd, het aanrichten van een gruwelijk bloedbad in de vluchtelingenkampen, is een nieuwe fase in het zelfmoordproces van de staat Israël.’ En Amos Oz, constateerde: ‘Na Libanon kunnen we het monster niet langer meer negeren, zelfs als het sluimert… Na Libanon moeten we niet net doen alsof het monster alleen in generaal Sharons verblijf huist… of alleen in de Joodse nederzettingen op de West Bank. Het houdt zich half slapend praktisch overal op, zelfs in onze… gemeenschappelijke mythen… We hebben het niet in Libanon achtergelaten… Het is hier, onder ons, deel van ons, als een schaduw.’
Deze uitspraken zult u niet snel in de Nederlandse commerciele massamedia terugvinden. Ze passen niet in de pro-Israel propaganda. Daar passen beter uitspraken als dat 'in Jenin' het Israelische leger in 2002 'beheerst en effectief te werk' ging.
Nu de feiten: het Israëlische leger vernielde er de huizen van circa 4000 burgers. Ook gebruikte het Israëlische leger burgers als menselijk schild. Ambulances van de Rode Halve Maan en ander medisch personeel werd de toegang geweigerd. En: 'On April 8, a UN envoy, Terje Roed-Larsen, said the devastation in the camp was "horrific beyond belief". He said it was "morally repugnant" that Israel had not allowed emergency workers in for 11 days to provide humanitarian relief. UN Secretary General, Kofi Annan, has asked the Security Council to consider sending an armed multinational force to the region, under Chapter Seven of the UN Charter which authorizes military force to impose council decisions.' Het spreekt voor zich dat de pro-Israel lobby in de wereld deze militaire macht die de Palestijnen moest beschermen wist te voorkomen. Nu wil diezelfde pro-Israel lobby dat het Westen ervoor zorgt dat er geen wapens worden gesmokkeld tussen Egypte en Gaza. Het ziet er naar uit dat dit door het Westen volmondig zal worden gesteund.
Waarom beweert de AD-journalist, Carl Stellweg, nu ineens bijna zeven jaar na dato dat de militaire aanval op het vluchtelingenkamp van Jenin 'beheerst en effectief' was? De enige reden is om alvast de geesten rijp te maken voor nog grootschaligere Israelische oorlogsmisdaden en terreur in de Palestijnse steden nu Israel zich opmaakt die met tanks en zwaar materieel binnen te trekken. Vergeet niet dat Israel de propagandaoorlog verloren heeft, nu door het Israelisch geweld meer dan 900 Palestijnen gedood zijn en meer dan 4000 gewond, 40 procent van hen burgers, onder wie veel vrouwen en kinderen. En hoe verkoop je die handel als pro-Israel lobbyist?
Het punt hier is dat de Israelische militairen te laf zijn om te vechten, ze willen niet sterven voor hun land, in tegenstelling tot de Palestijnen die met de rug tegen de muur staan en buitengewoon gemotiveerd zijn. Dus worden eerst de Palestijnse bevolkingscentra zwaar gebombardeerd in de hoop zoveel mogelijk Palestijnse verzetsstrijders te doden waardoor de Israelische infanteristen straks nauwelijks hoeven te vechten. The softening up of the enemy, noemen de Amerikanen dit. De Israelische autoriteiten hebben liever dat Palestijnse burgers gedood worden dan Joodse soldaten. De gevolgde taktiek is in strijd met het internationaal recht, maar wordt door de overgrote meerderheid van de westerse politici gesteund, omdat voor hen Israel belangrijker is dan het internationaal recht en de mensenrechten. Het gevolg is dat de rest van de wereld maar al te goed beseft dat mensenrechten een politiek wapen is in handen van het Westen. En op die manier hollen wij nu zelf het internationaal recht uit. Tot we straks de rekening daarvoor moeten betalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten