zaterdag 12 juni 2010

Leon de Winter's Slachtoffertroon 2


Leon de Winter 'om de Jood van zijn slachtoffertroon te stoten.'

Het werkelijke probleem van Leon de Winter is dit:

Uit angst van 'zijn slachtoffertroon' te worden gestoten moet hij 24 uur van de dag en 365 dagen per jaar voorkomen dat een ander op 'zijn slachtoffertroon' klimt. Zoals bekend kan er maar 1 op de troon zitten en niet 2. Slechts 1 kan het echte slachtoffer zijn, zo gaat dit nu eenmaal met een 'troon'. Vandaar ook dat De Winter en zijn zionistische kornuiten permanent bezig zijn met het wereldkampioenschap slachtofferisme. In het Guinness Book of World Records moet 'de Jood' bovenaan de lijst staan wat betreft slachtofferschap. Wordt die eerste plaats bedreigd dan zal de zionist er alles aan doen om 'zijn slachtoffertroon' veilig te stellen tegen de indringer. De rol van slachtoffer is niet alleen lucratief maar geeft het slachtoffer ook nog eens een identiteit. Het gaat hier dus niet om niets, het gaat hier om een existentiele strijd. Zodra de zionist van 'zijn slachtoffertroon' wordt gezet dan kost hem dat handenvol geld en misschien erger nog een identiteitscrisis. Spreekt Leon de Winter nu namens 'de Jood'? Nee geenszins. Het volgende vertelde mij de bejaarde Hajo Meijer die Auschwitz overleefde:

Zelfs tijdens de nazi-terreur hielp een Duitse sergeant, Anton Schmid, de joden in Vilnius onder te duiken, weten dat er fatsoenlijke joods-Israëli’s zijn die aan jouw kant staan, zoeken en ontdekken dat er overal goede mensen zijn uit wie je hoop kunt putten. Als je niet meer in de mensheid gelooft, wordt alles uitzichtloos, en kun je alleen nog maar jezelf opblazen, dat doen sommigen dan ook. Zonder hoop valt niet te leven. Aan wraakgevoelens hebben die kinderen niets, ze moeten diep beseffen dat wraak een hele primitieve emotie is die niets oplost, zelfs niet het wraakgevoel, dat verdwijnt namelijk niet door het plegen van een misdaad. Mensen die wraakgevoelens koesteren zijn onverzadigbaar. Dat is ook het probleem van de joden in Israël, die permanente wraakgevoelens, gevoed door de herinnering aan tweeduizend jaar Europees antisemitisme. De eeuwige wrok is ook het probleem van iemand als Leon de Winter, die niet naar Israël zal emigreren maar wel het extremisme van dat land accepteert. Hij denkt als een tribale etnocentrische, xenofobe jood uit de tijd van de oudtestamentische Jozua, de opvolger van Mozes, die de joden Israël liet veroveren en etnisch liet zuiveren. Het is allemaal uiteindelijk gebaseerd op de gedachte dat joden superieur zijn, dat ze anders zijn dan alle anderen, dat ze op de een of andere manier uitverkoren zijn, dat ze zich niet hoeven te houden aan het recht en de ethiek. Het is de verheerlijking van “bloed en bodem” en de overtuiging dat wraak de oplossing is van een conflict. Maar dat is niet mijn wereld, ik heb daar helemaal niets mee. Ik heb weliswaar ongeveer tien jaar lang na de oorlog geen Duits willen spreken, maar dat is toch iets anders. Dat is overgegaan toen ik op een wetenschappelijk congres een goede Duitser van nabij leerde kennen, een generatiegenoot van mij. Toen was het over. Dat komt niet door een genetische aanleg, maar door een socioculturele erfenis. Een van mijn broers heeft eens een genealogisch onderzoek naar onze familie gedaan en ontdekte dat zowel de voorouders van mijn moeder als die van mijn vader al vanaf ten minste het eind van de 16e eeuw in Westfalen woonden. De joden daar hebben al in een vroegtijdig stadium de idealen van de Franse Revolutie omhelsd, die geïntroduceerd werden door Jérôme-Napoléon Bonaparte, een jongere broer van keizer Napoleon, die van 1807-1813 koning van Westfalen was. Bovendien werden ze sterk beïnvloed door de grote 18e-eeuwse joodse hervormer Moses Mendelsohn, de leider van een beweging die culturele assimilatie bepleitte. Onder het sterke en altijd alom aanwezige antisemitisme in de Duits sprekende landen hebben de joodse voormannen het jodendom herzien. De leerlingen van Mendelsohn hebben het reformjodendom gecreëerd waarbij alle nationalistische, tribale, naar binnen gerichte elementen in het orthodoxe jodendom terzijde werden geschoven, en de ethiek centraal werd gesteld. Daardoor ontstond er een grote affiniteit met het christendom van Jezus, die weliswaar een aantal vreemde uitspraken heeft gedaan, maar die toch een humanitaire en universalistische moraal voorstond. Volgens de reformrabbijnen waren het joden- en christendom qua zedenleer nagenoeg identiek. De combinatie van joods-christelijke intermenselijke ethiek van ‘‘heb je naaste lief’’ en de moraal van rabbijn Hillel, ‘’dat wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet,’’ werd nog eens versterkt door de idealen van de Franse Revolutie, de gelijkwaardigheid van alle mensen, onafhankelijk van hun afkomst, sekse, ras, nationaliteit of geloof. Met die tolerante moderne ethiek ben ik opgegroeid, ik ben ervan doordrenkt. En die ethiek missen mensen als Leon de Winter. Die heeft een heel andere achtergrond, komt uit een volstrekt ander joods milieu. In een interview met Ischa Meijer zegt hij over zijn ouders: “Ze zijn allebei van straat-, straatarme afkomst; ze behoorden tot het proletarische jodendom… Allebei alleen lagere school. We hadden thuis geen boek in de kast… Inderdaad, ik ben ook nog eens een onafgemaakte intellectueel… De sfeer bij ons thuis werd gekenmerkt door geborgenheid en een ontzagwekkende angst voor de buitenwereld. Er stond een enorme muur tussen ons en de rest van alle mensen in.” Ik citeer Leon de Winter omdat zijn beschrijving zo treffend is, hij geeft het beeld van het getto met een muur eromheen, een beeld dat veel joden niet van zich af kunnen schudden. Hij zegt afkomstig te zijn uit “een verloren geraakt clubje joden, daar aan de rand van Den Bosch. Er werd bij ons thuis veel, wat zeg ik, constant over de joden en hun lot gepraat… onderduikverhalen… Met dat soort verhalen ben ik grootgebracht… Ik heb van jongs af aan het gevoel gehad dat ik mijn ouders moest beschermen – typische houding van die tweede generatie oorlogsslachtoffers”. Zo benoemt hij zichzelf. Die jongen is getekend door “aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Ik was een verschrikkelijk jongetje. En doodsbang”. Dit is een volstrekt andere belevingswereld dan de mijne. De Winter voelt zich een buitenstaander, zoals ook uit deze beschrijving goed blijkt: “Wij woonden buiten de stadsmuren van Den Bosch. Als wij, vanuit ons huis daar op die vlakte, stadwaarts togen, zag je die dreigende muren waar de stad op gebouwd was, en daarbovenuit staken dan die torens van de Sint-Jan, voorts betrad je de wijk waar de katholieke patriciërs woonden: donkere huizen, smalle straatjes – middeleeuws; zo was het, en zo voelde ik het. Ik ben als kind altijd bevreesd geweest voor dat Den Bosch… Achteraf gezien was dat joodse leven van mijn ouders het enige ijkpunt waardoor ze die krankjorume oorlogservaringen nog een beetje konden verklaren; ze waren eruit gepikt als joden, dus zouden ze, godgloeiende godverdomme, ook verdergaan als joden. En dat deden ze ook. Maar mijn moeder hoort vandaag de dag ook niet meer bij dat, inmiddels over het algemeen welvarende, Bossche jodendom; zij stamt immers af van die doodarme onderlaag, die verdwenen is. Ook jegens dezen is mijn moeder vervult van wrok.” En als Ischa Meijer hem vraagt of zijn ouders hem hebben geleerd te liegen antwoordt Leon de Winter: “Ja – het was die dubbelzinnigheid. Als er bijvoorbeeld leveranciers aan de deur kwamen, en mijn moeder in het Jiddisch opmerkingen over ze maakte tegen ons kinderen. We moesten dan lachen, ondanks onszelf; en zo’n man voelde zich te kakken gezet. Een ongehoord gênante vertoning. Niemand kon in zo’n situatie een kant uit. Ontzettend ingewikkeld ook. Ja, op die manier hebben mijn ouders mij liegen geleerd.” Met andere woorden, we hebben hier te maken met een werkelijkheid die vervuld is van rancune, wrok, haat, angst, en slachtofferschap, buitengewoon frustrerend, een milieu waar De Winter zich volgens eigen zeggen ook voor schaamde. En deze achtergrond staat diametraal tegenover de achtergrond waarin ik ben opgegroeid. Het is de wereld van het benarde, provinciale, ongeletterde jodendom tegenover het universalistische, kosmopolitische, geletterde jodendom. In feite is er altijd al een interne strijd geweest tussen het naar binnen gerichte en het naar buiten gericht jodendom, waarbij milieu en cultuur een doorslaggevende rol spelen.

3 opmerkingen:

Lucas zei

Etnisch slachtofferisme ontaardt al snel in "Wij tegen de rest van de wereld". Rechtsgeleerde Cyrille Fijnaut inventariseert in een van zijn boeken tot welke misdaadverbanden dit kan leiden (Joodse, Oezbeekse, Turkse, Corsicaanse, Napolitaanse, Siciliaanse mafia enz.) en waarschuwt daarbij voor de vorming van een staat binnen de staat. Ik weet niet of hij daarbij Haringuri Rosenthal in gedachten had, die naar verwachting een kabinetje mag formeren dat Nederland zal ontdoen van Marokkanse nozems.

PENOSE TEGEN NOZEMS

Onderwereld veegt de Dam schoon

Politie keek toe

Een dertigtal onderwereld-figuren van de beruchte Zeedijk en omgeving hebben dinsdagavond omstreeks half tien het 'recht' in eigen hand genomen en met knuppels en gummistokken de omgeving van het Nationaal Monument op de Dam gezuiverd van roerige nozems. Kort na half negen waren de onderwereld-mensen onder leiding van Rinus Vet, de "vette lap", Haring Arie en Zwarte Joop met een auto aangekomen tegenover hotel Krasnapolsky, waar zij aanvankelijk postvatten.Tot half tien monsterden zij de nozems, die-op de vingers gekeken door een groot aantal politiemannen-hun gebruikelijke uittartende houding aannamen.
http://home.kpn.nl/rpn60/volkskrant.2-9-59.htm

Lucas zei

"Als we de politieagenten van hun superieuren niet mogen ingrijpen, zullen we de nozems, die gisteren de verloofde van een sergeant aanranden, desnoods neerschieten", verzekerde een beruchte inbreker, die jarenlang in de gevangenis heeft gezeten. "De vrijheid is een te groot goed om het door een paar honderd van die blagen te laten afnemen", meende deze recidivist.
http://home.kpn.nl/rpn60/volkskrant.2-9-59.htm

Sonja zei

Leon de Winter in Der Spiegel:

"When I was young, I really wanted to be a prophet, sometimes even the Messiah. But that is what all Jewish boys at a certain age want to be. They all wake up one morning and are absolutely positive: I am the Messiah! Who else would they be?"

Is dat het geval met alle joodse jongetjes? Wat een merkwaardig fenomeen. Alle jongetjes in mijn omgeving willen piloot worden, voetballer, of brandweerman.
Vervolg:

De Winter: We could have told them [Iran]: If you don't stop, we'll wipe you out!

SPIEGEL: You can't really mean that.

De Winter: Yes, I really do. I would have told the Iranians that if they don't halt their nuclear program today, we'll put the fear of God into them tomorrow. And they would have stopped because that's a language they understand.

...

SPIEGEL: That is, with all due respect, the slightly simplified worldview of a novelist who lives in nice, little Holland and doesn't have to make such decisions. A foreign minister has responsibilities and has to be more cautious in his judgments.

Dat is natuurlijk een goede vraag, die door onze "kwaliteitspers" nooit gevraagd zou worden, zo schat ik in. Vervolgens vertelt hij over de vele gevaren van bloeddorstig Iran. Dat lijkt echter meer op het gebrabbel van een Korsakow-patient wanneer je weet dat Iran nog nooit een land aangevallen heeft.

"You cannot negotiate without threatening to use force, especially if you want to prevent the development of nuclear arms by people who are practically longing for the apocalypse."

"I tried to save the world. That's also a terrible Jewish habit."

Interview hier:
http://www.spiegel.de/international/world/0,1518,568154,00.html