De zionist Leon de Winter die ervoor kiest niet in Israel te wonen, maar gewoon in het 'beschaafde' Westen, waar hij ongestoord het slachtoffer kan spelen, pontificaal gezeten op zijn 'slachtoffertroon.'
Het volgende is het slot van een betoog van de zionist Leon de Winter gepubliceerd door de Telegraaf naar aanleiding van het bloedbad in internationale wateren waarbij een Israelisch doodseskader negen vredesactivisten standrechtelijk vermoordde:
Laat ik het verschijnsel tot slot nog eens op een andere manier beschrijven: waaruit bestaat het verlangen van de nuttige idioot om zich moreel superieur tegenover Joden op te stellen? Een stil anti-Joods wantrouwen heeft een deel van de burgerij en progressieve krachten altijd beheerst – velen benijdden en haatten de Joden vanwege hun bijzondere status als Ultiem Slachtoffer na de Holocaust. Maar nu mag de nuttige idioot de Jood volkomen minachten en haten. Doordat het lot van de Palestijnen als het Ergste-DatDe-Wereld-Kent is gedefinieerd, heeft de nuttige idioot de morele superioriteit verworven om de Jood te veroordelen. Dit is het verleidelijke van het Palestijnse drama voor de idioot en de antisemiet – de kans om de Jood van zijn slachtoffertroon te stoten.
Let op deze omschrijving:
'om de Jood van zijn slachtoffertroon te stoten.'
Ik had dit werkelijk niet treffender kunnen omschrijven, behalve dan dat 'Jood'met een kleine letter moet worden gespeld, aangezien De Winter het over alle joden heeft en die vormen geen volk, behalve dan in Israel. Leon de Winter behoort allereerst tot het Nederlandse volk, met hoofdletter, en pas als hij naar Israel emigreert behoort hij tot het Joodse volk. Hoe dan ook, deze zelfbenoemde woordvoerder van 'de Jood' formuleert het voortreffelijk wanneer hij schrijft 'slachtoffertroon'. Dat is precies wat het is, het gecultiveerde slachtofferisme plaatst het slachtoffer op een 'troon'. En alles dat op een 'troon' zit is onschendbaar, en is boven de wet verheven. Het slachtofferschap heeft hem onaantastbaar gemaakt, heeft hem de aura van heiligheid verschaft. Daar zit hij, Het Slachtoffer, boven het gewoel van de wereld, en hij wentelt zich in de macht die het slachtofferisme hem heeft gegeven.
Het gecultiveerde slachtofferschap is de ziekte van onze tijd schreef ik eerder. Het maakt het slachtoffer autistisch. Al achttien jaar geleden waarschuwde de juriste Heikelien Verrijn Stuart voor het gegeven dat het cultiveren van het slachtofferschap uiteindelijk is een modern fascisme zou eindigen. Ze schreef dat: 'slachtofferisten via erkenning of genoegdoening uit [zijn] op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap.' Ze bestreed vooral 'het excuus dat het slachtofferschap bood om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.' Een paar jaar later wees de Duitse filosoof Peter Sloterdijk erop dat: 'Verantwoordelijkheid steeds lager [wordt] ingeschat, terwijl het slachtofferschap steeds hoger wordt gewaardeerd. Het is een ontwikkeling die buitengewoon gevaarlijk is voor onze samenleving. Deze slachtofferistische manier van denken is de belangrijkste vorm van ressentiment geworden… Het slachtofferisme, het verleidelijke gevoel slachtoffer te zijn, kan men overal om ons heen waarnemen, en is een extreem morele kracht geworden.' En de in asiel levende joods-Russische dichter Joseph Brodsky adviseerde vlak voor zijn dood in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason: 'Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen.' Het fundamentele probleem is dat de slachtofferist er voetstoots van uitgaat dat hij (of zij) nooit zelf handelt, dus per definitie meent altijd onschuldig te zijn. Juist naar die onschuld is het slachtoffer op zoek. Het gevoel onschuldig te zijn vormt de kern van zijn identiteit. Vandaar dat hij niet anders kan dan zich fanatiek vastklampen aan zijn slachtofferrol. Schuldig is altijd de ander. Hij kent geen relativering, geen nuance, geen scepsis, geen ironie, geen satire. Hij kent alleen zijn eigen alles overstemmende weeklacht. Als een wereldvreemd kind weigert de slachtofferist de onvermijdelijke schaduwkant van het moderne bestaan te accepteren: de vervreemding, het isolement, de eenzaamheid, de anonimiteit, de melancholie en de talloze negatieve manifestaties die onlosmakelijk daaraan verbonden zijn, met de angst voor de misdaad als fixatiepunt. Hij is te vol van zichzelf en bezit te weinig verbeeldingskracht om een innerlijk proces op gang te brengen waarover Albert Camus schreef: 'De eerste stap van een geest die vervuld is van vervreemding is het besef dat hij dat gevoel van vervreemding deelt met alle mensen en dat de mensheid als geheel lijdt onder deze distantie ten opzichte van zichzelf en de wereld,' hetgeen bij een betrokken individu leidt tot een 'solidariteit van de ketenen' die ieder mens aan de ander bindt. De slachtoffferist evenwel is alleen solidair met zichzelf, omdat hij weigert zijn slachtofferschap op te geven. In een razendsnel veranderende wereld en temidden van de multiculturele verwarring zoekt de slachtofferist een houvast dat hij niet kan vinden in zijn rol van consument. Die vult de existentiële leegte niet; hoeveel hij ook verteert, de honger blijft. In de week voor de moord op Pim Fortuyn schreef Arnon Grunberg: 'Juist zij die ogenschijnlijk nauwelijks reden hebben zichzelf als slachtoffer te zien, hebben hun identiteit opgebouwd rond de cultus van het slachtofferschap, een cultus die de verongelijktheid legitimeert en het falen excuseert. Welke machteloos wil zich niet laten vertegenwoordigen door een andere machteloos? En daar is Mr. Fortuun, het ex-slachtoffer dat nu alle andere slachtoffers zal leiden naar de vruchtbare velden waarop hij al enige tijd graast.'
Negen jaar geleden schreef ik dit in Het AD:
‘De mens wenst zich een wereld waarin het goed en het kwaad duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, want in hem huist het ingeschapen en ontembare verlangen te oordelen alvorens te begrijpen.’ Ik moet telkens weer aan deze observatie van de schrijver Milan Kundera denken wanneer ik een stuk lees van iemand die op hoge toon en met veel retoriek onze Westerse waarden bejubeld om vervolgens obsessief het kwaad in de ander te projecteren. Een tijdje geleden publiceerde Trouw een artikel van Leon de Winter waarin hij suggereerde dat veel, misschien wel de meeste Arabieren niet deugen, ze al heel lang niet deugen en evenmin in de toekomst zullen deugen. Tegelijkertijd gaf hij hoog op over de voortreffelijkheid van het Westen. Tweeënhalve pagina had De Winter nodig om dezelfde haat en minachting te ventileren die hij eerder al in zijn columns in het AD veel beknopter had verwoord. Zijn gecultiveerd slachtofferschap ziet hij kennelijk als vrijbrief om alle Palestijnen van het begin van de twintigste eeuw te omschrijven als ‘weinig erudiete inboorlingen.’ Het ‘succes’ van de zionisten ‘riepen woede, haat, jaloezie, afgunst op.’ Dat en niet de terreur van de Israëlische onderdrukking zijn de oorzaken van het conflict, zo deed de columnist het voorkomen. Kortom, een strijd tussen beschaafde joden en barbaarse Arabieren voor wie ‘Israël een weerzinwekkend stukje Europa is op heilige islamitische grond, bedoeld om moslims te vernederen en te vernietigen en de satanische verleidingen van het goddeloze Westen te verspreiden.’ In zijn zwart-wit voorstelling van zaken negeerde De Winter het feit dat 20 procent van de Palestijnen christelijk is. Het is bekend: dit soort opvattingen voeden latent racistische en antisemitische sentimenten, want ook de Arabieren zijn semieten. De wrange ironie is dat de wijze waarop hij over Arabieren denkt vergelijkbaar is met de eeuwenlange minachting van christenen voor joden: laatst genoemden zouden niet kunnen tippen aan de Westerse superioriteit. Dezelfde ‘superioriteit’ waaruit de holocaust voortkwam als exclusief Westers fenomeen. In de islamitische wereld is er nooit sprake geweest van massale jodenvervolgingen. De vraag is dan ook: gelooft Leon de Winter in zijn eigen simplistisch wereldbeeld? Het antwoord moet zijn: nee, tenzij hij gek is. Sterker nog: gezien zijn denkbeelden heb ik het sterke vermoeden dat hij zelfs niet in de democratie en de mensenrechten gelooft, dat hij diep in zijn hart nergens meer echt in gelooft. Afgelopen zaterdag attaqueerde hij in zijn column de schrijver Karel Glastra van Loon vanwege diens kritiek op de zogenaamde ‘Oorlog tegen het Terrorisme.’ Glastra van Loon is volgens hem ‘een gelovige.’ En: ‘Gelovigen leven in een andere wereld dan niet-gelovigen.’ Tot het kamp der ‘ongelovigen’ rekent de columnist zichzelf, het logisch resultaat van het feit dat hij zichzelf slechts ziet als slachtoffer, die ooit eens verraden is. Na Auschwitz en Hiroshima kan bijna niemand meer werkelijk geloven in de onvergankelijkheid van al die ‘normen en waarden van de Westerse beschaving.’ Wat overblijft voor wie het leven zinloos lijkt is zelfmoord of het koesteren van het eigen slachtofferschap. Dat laatste doet De Winter door een schijnwereld op te bouwen waarbij goed en kwaad, schuld en onschuld haarscherp gescheiden zijn. Daarom kan hij ook geen kritiek op Israël verdragen; tot aan het einde der tijden moet voor De Winters eigen overleven de joodse staat het goede blijven en de Arabische gemeenschap onvermijdelijk het kwade. De een kan niet zonder de ander. In het goede zelf is hij niet wezenlijk geïnteresseerd en ook niet in het kwade. Goed is goed, kwaad is kwaad, de duivel heeft geen motieven, die is het kwaad zelve. Dezelfde zaterdag spraken in AD Magazine de historicus Chris van der Heijden en Leon de Winter over hun verbroken vriendschap. Van der Heijden vertelde: ‘Natuurlijk wist Leon dat mijn vader in de oorlog de verkeerde kant had gekozen… Toch heeft hij mijn vader nooit willen ontmoeten.’ De Winter zei: ‘Het oorlogsverleden van Chris’ vader fascineerde mij. Ik was nooit eerder zo dicht in de buurt van het kwaad gekomen.’ Desondanks wilde hij geen contact om het complexe en tragische van het menselijk bestaan direct te onderzoeken, zoals een schrijver had gedaan, niet om te veroordelen maar om te kunnen begrijpen. Het verschil tussen een propagandist en een schrijver is dat de een alles al weet en de ander blijft twijfelen en het kwaad in zichzelf analyseert. Over Van der Heijdens boek ‘Grijs Verleden’ merkte De Winter op: ‘Een zeer scherpzinnig boek, voor een deel, maar het bevat ook een grijs gebied.’ Een pamflettist haat het grijze, angstaanjagende gebied in de menselijke geest, in zijn eeuwige onschuld kent hij alleen zwart-wit. Uiteindelijk is die houding kitsch. Ze wordt gevoed door ‘de behoefte om zichzelf te bekijken in de spiegel van de verfraaiende leugen en zich erin te herkennen met ontroerende bevrediging,’ en is gebaseerd op ‘pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elke oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt,’ aldus opnieuw Kundera. Wat dat betreft verschilt De Winter in niets van elke andere massamens voor wie goed en kwaad twee gescheiden werelden zijn, terwijl in hun naam overal ter wereld de beschaving wordt geterroriseerd. Blind voor de werkelijkheid hebben ze alleen oog voor hun eigen onstilbaar verdriet.
Het Algemeen Dagblad, 18 december 2001
Het Algemeen Dagblad, 18 december 2001
Inmiddels is Leon de Winter op zijn zelf gefabriceerde 'slachtoffertroon' volledig onschendbaar geworden. Hij hoort niets meer en ziet niets meer. De macht dat het slachtofferisme hem en zijn kornuiten geschonken heeft zal hij nooit meer uit handen geven. Hoeveel doden er mogen vallen, hoeveel terreur de 'Joodse staat' ook mag begaan, zijn positie op zijn 'troon' levert hem te veel op. Hij zou een dief van eigen zak zijn wanneer hij van 'zijn slachtoffertroon' afstapt en zich gedraagt als alle andere fatsoenlijke burgers. Welke identiteit heeft hij dan nog?
1 opmerking:
Mooi stuk maar het kan korter.
Helemaal mee eens.Mijn uitdrukking voor dit soort joden is 'beroepsjoden': hun beroep is slachtoffer , het verschaft hen voorlopig nog een politiek inkomen.
Ken je Gilad Atzmon? Ex Israeli met bijtende woede over die gekte.Woont nu in Londen.
Een reactie posten