woensdag 8 oktober 2008

De Commerciele Massamedia 147


Herman en Chomsky concluderen in Manufacturing Consent onder andere het volgende: 'Given the imperatives of corporate organisation and the workings of the various filters, conformity to the needs and interests of privileged sectors is essential to succes. In the media, as in other major institutions, those who do not displey the requistite values and perspectives will be regarded as "irresponsible," "ideological," or otherwise aberrant, and will fall by the wayside." Nadat ik gisteren de kritiek van onder andere Milan Kundera en Edwards en Chomsky op de commerciele journalistiek op de website van de Nederlandse Vereniging van Journalisten had geplaatst, verscheen dit bericht: 'Niet gevonden. Helaas, de door u opgevraagde pagina is niet gevonden. Deze kan zijn verplaatst of is niet langer beschikbaar.'
Zie: http://www.dejournalist.nl/opinie/bericht/waarom-ik-jullie-arrogant-vind/

Edwards en Chomsky schrijven voorts: 'Those who adapt, perhaps quite honestly, will then be free to express themselves with little managerial control, and they will be able to assert, accurately, that they perceive no pressures to conform. The media are indeed free - for those who adopt the principles required for their "societal purpose".' De journalisten die carriere willen maken in de comemerciele massamedia dienen de regels zo te internaliseren dat ze er geen last meer van hebben. Sterker nog, dat ze het idee hebben dat ze vrij zijn te schrijven wat ze willen.

8 opmerkingen:

Sonja zei

Inderdaad, het is rigoreus van de website verwijderd. Maar in de cache is het nog wel te lezen. Gauw kopiëren voor ze daar ook 'werk' van gaan maken.

stan zei

ook daar is het weg
stan

Sonja zei

Wat raar, bij mij toont de link het wel, ook in andere browsers.
Ga hier in Google en klik vervolgens niet op de link, maar op 'Cached' onderaan de link.

stan zei

ik krijg nu alleen dit te lezen:

'hierdoor op bezwaren moeten stuiten. Dat is ook gebeurd. Eerst in de Verenigde Staten en veel later in Nederland. Men ontwikkelde daarop een manier om met die bezwaren om te gaan; een oplossing die is uitgegroeid tot de kern van de hedendaagse journalistiek, maar tevens de bron is van de ellende waar dit stuk over gaat.

Die oplossing is de objectieve methode. Een journalist zou door het hanteren van de objectieve methode de subjectiviteit zoveel mogelijk kunnen uitschakelen. Concreet hield dat in: baseer nieuws uitsluitend op feiten, scheid die feiten strikt van het commentaar, gebruik meer dan één bron, wees onpartijdig, pas hoor en wederhoor toe, presenteer het nieuws neutraal, en glip zo door een handig achterdeurtje alsnog de troonzaal van de objectiviteit binnen.

Want dat is eigenlijk wat er gebeurde: alles bleef bij het oude, de journalistiek behield zijn troon. Het absolute geloof in objectiviteit werd weliswaar ingeruild voor een streven naar objectiviteit, maar door de invoering van de objectieve methode werd en wordt die nuance tenietgedaan.

Dat ligt vooral aan één van de geboden die de objectieve methode stelt: de objectieve presentatie van het nieuws in de vorm van een feitelijke schrijfstijl. Die stijl pretendeert wel degelijk absolute objectiviteit, zoals te zien is aan zijn talrijke schrijfwetten. Dat zijn allemaal regels die bijdragen aan een feitelijkheid waarmee elke vorm van twijfel en onzekerheid verdoezeld wordt.

Door deze eis van een objectieve presentatie is er geen enkel verschil tussen een journalist die vindt dat hij volledig objectief is en een journalist die erkent dat hij niet volledig objectief kan zijn. De vereiste manier van schrijven doet dat verschil in mensbeeld teniet. De objectieve methode pretendeert een objectieve journalist, of die journalist dat nu is of niet.

Tegenstrijdiger had het niet kunnen zijn. Juist toen de journalistiek tot de erkenning kwam dat objectiviteit een boven de vermogens van een mens uitgaand ideaal is, voerde het een methode in die niet méér in de objectieve gedachte geworteld had kunnen zijn. Een methode met een keihard objectief uiterlijk: de feitelijke schrijfstijl.

Toch zit de fout ten diepste niet in die contradictie. De fout zit in het mensbeeld waar het gehele idee van objectiviteit op gebaseerd is en dat daarom leidraad is voor de objectieve methode. De objectieve methode gaat ervan uit dat een journalist, een mens, in staat is de werkelijkheid om hem heen op een waarachtige wijze te kennen. Anders gesteld: de journalist weet in zijn stukken altijd alles.

Dat is wat ik noem hoogmoed. De journalist wordt niet beschouwd als onderdeel van de werkelijkheid, maar als een buitenstaander die de werkelijkheid met een metablik overziet. Daardoor wordt niet de werkelijkheid het primaat gegeven, maar de journalist zelf. Het gaat van de journalist uit: híj moet door middel van de juiste methode de werkelijkheid waar presenteren.

Treffender dan Levi Weemoedt zou ik dit mensbeeld niet kunnen weergeven: ‘Toen God het niet meer wist, schiep Hij de journalist.’ Het is het rijmend refrein dat in sierlijke letters onder elke krantentitel staat gedrukt.

Ik wil echter niet alles terugvoeren op het foute mensbeeld van een methode. Een methode zelf heeft geen mensbeeld, het zijn de mensen die de methode hanteren die dat beeld koesteren. Oftewel: de genoemde relativering van veel journalisten dat volledige objectiviteit niet bestaat, is valse bescheidenheid. In feite is ook hun geloof in de mens te groot. En dat is waarom ik jullie arrogant vind.

Hoe moet het anders? Eigenlijk is het heel simpel: het mensbeeld moet anders. En dat nieuwe mensbeeld is samen te vatten in één woord: nederigheid. Erken dat je als mens ín de werkelijkheid staat, en enkel met grote ogen om je heen kan kijken naar al die ingewikkelde, onkenbare mensen, gebeurtenissen, processen, ideeën, et cetera. Zie de wereld en zeg geïnspireerd door Calimero: jij bent groot en ik ben klein. Dán ben je pas eerlijk.

Naar mijn idee heeft deze erkenning veel te maken met de erkenning van God – omdat een mensbeeld uiteindelijk een kwestie is van je levensovertuiging, niet van argumenten voor en tegen. Als je God kent, weet je je plaats als mens: je weet hoe klein én slecht je bent. Je weet ook hoe onnozel en verwaand het is om je vanuit die positie te verheffen tot iemand die anderen gaat vertellen hoe de wereld in elkaar zit.

Dit mensbeeld moet zo journalistiek vorm krijgen dat een lezer beseft dat wat hij leest een verslag is van één persoon, die met één paar ogen, één paar oren en één mond iets heeft onderzocht om daar vervolgens met één stel hersens één kort stukje tekst over te schrijven. Niets meer en niets minder.

Wat zo’n vorm zou kunnen zijn? Ik denk zelf aan het negentiende-eeuwse naturalisme. Een stijl waarin kleurrijk en beeldend beschreven wordt wat een bepaalde journalist gezien, gehoord, gevoeld heeft. De zintuiglijke en persoonlijke ervaring is belangrijk. Het is een stijl waarin de grens tussen literatuur en journalistiek veel vager is.

Elementen uit die stijl zijn nodig in de huidige journalistiek. De journalist moet meer op de voorgrond treden. Niet dat hij altijd in de ik-vorm moet schrijven, maar de lezer moet beseffen dat er iemand achter het verhaal zit.

Ik zou het niet subjectief noemen, maar eerlijk. Eerlijkheid is de hoogste deugd voor een journalist. Een lezer mag best weten dat er hiaten in je verhaal zitten, dat je iets niet weet, dat je zelf ook vragen hebt. Het is jouw verhaal, niet het verhaal. Laat dat merken.

Dit is een ingekorte versie van de afstudeeressay van Jordi Kooiman, die in augustus cum laude is afgestudeerd aan de opleiding journalistiek aan de Christelijke Hogeschool Ede.'

Sonja zei

O je bedoelt de reacties? Die zijn inderdaad niet meer te traceren.

De schrijver van het bericht, Jordi Koopman, is met het verwijderde bericht in augustus 2008 cum laude afgestudeerd aan de opleiding Journalistiek aan de Christelijke Hogeschool Ede. Misschien wanneer hij vanaf heden blijft zwijgen over het ons-kent-ons clubje maakt hij nog een kans in de journalistiek.

Sonja zei

Jonathan Cook reageert op MediaLens:

Lesson 3: Professional means servile

Most journalists learn their trade by working on local media with periods of study spent at one of dozens of journalism colleges around the country. Typically, the young journalist is taken on by a newspaper for up to two years on probation (indentures) at very low pay, and the study periods are paid for by the newspaper.

During this period, when they are both financially and professionally vulnerable, journalists are taught the main skills: how to structure and write news stories, master shorthand, navigate through the system of local government, and abide by the laws of libel. The newcomer is offered proper employment if he or she passes the exams, shows competency and is considered to have absorbed satisfactorily the constraints described above.

(...)

A change in the media’s view of its role began in the early stages of the twentieth century, provoked by several parallel developments, among them: universal suffrage, the emergence of large corporations, the establishment of psychology as a field of study, and the consolidation of the PR industry.

(...)

The most urgent battleground for the press barons, and the financial interests that lay behind them, was the winning of a popular mandate for the corporations to accrete even greater power. The chief tool for sanctioning this agenda would be the media. As part of this concentration of power, the proprietors waged a relentless war against the radical and socialist presses, gradually starving them of advertising until their demise was inevitable. (The free sheets of the 1980s would pose a similar threat and be dealt with in much the same way by the established local newspapers.)

But there was a catch: once only a few rich individuals exclusively owned the country’s media, the propagandastic nature of their papers’ journalism would be even more evident. After all, the public understood only too well that newspapers were there to serve the interests of their proprietors. This impression needed to be changed if the public was to be successfully pacified in the face of the corporations’ agenda.

And so dawned the era of the “professional” media. Journalists were no longer to be seen as tradesmen; they were professionals. Their Hippocratic oath was balance, objectivity, neutrality. Unlike their predecessors, they would be trained in academic institutions and could then be trusted to offer only facts in news reports. Opinion would be restricted to the comment pages to give a newspaper “character”. That conveniently explained why there was so little differentiation in the various papers’ coverage or in their selection of news stories.

Be sure: the product was the same as it had always been. But now the media became much better at packaging itself. While reporters on the red tops continued to be characterised as “hacks”, journalists on “quality papers” started to be trusted as reliable and impartial conduits of information.

The campaign of “professionalising” the media was so successful that, after their training, even the journalists believed they were disinterested parties in reporting the news. The selection of certain stories as newsworthy and the further selection of certain facts as relevant to the story had once been understood to be dependent on the biases of the organisation a journalist worked for. Now reporters were made to believe that these arbitrary criteria were inherent in a category of information called ”news”. And that only through their training could journalists recognise these criteria.

Nou ja, gewoon lezen dus

Anoniem zei

Nu staat dit er. Ik ben benieuwd welke reacties NIET terugkeren..

Dit stuk is eerder op deze site gepubliceerd, maar per abuis verwijderd. Tot onze grote spijt zijn daarbij ook de 35 reacties verdwenen. Die zijn teruggevonden en de meeste reacties keren donderdag terug online. Reageren is nu weer mogelijk. Excuus voor het ongemak.
Dolf Rogmans
Hoofdredacteur Villamedia

Anoniem zei

Ik heb deze reactie er ook nog maar bij gepleurd. Nu ben ik er helemaal van overtuigd dat de democratie via de media worden gestuurd.

goede journalistiek ontleent haar validiteit aan de zelfreflectie van een journalist.
Om dat te leren zijn twee insteken mogelijk:
insteek 1: wat is journalistiek, wat is (zijn) de functie(s) die het vak in de maatschappij heeft, welke rol wil ik (de journalist) daarin vervullen/waar binnen dat kader wil ik (de journalist) me positioneren;
insteek 2. wie ben ik/welke journalistieke rol wil ik vervullen.
Aandachtspunt bij 2:
functie van journalistiek wordt niet in twijfel getrokken noch bediscussieerd maar als gegeven beschouwd. Alsof niet alles (onder invloed van, of beter gezegd, in relatie tot alles) aan verandering onderhevig is. Om als voorbeeld te noemen: onderlinge afhankelijkheidsverhoudingen, niets is een eiland meer; commercie etc. Mogelijk Gevolg: failliet van de journalistiek ligt op de loer; verstoffing van het vak.
Aandachtspunt bij 1:
(her)definiering van de functie van journalistiek kan huidige systeem (bestaande verhoudingen, belangen) volledig op de helling zetten.
Mogelijk Gevolg: Machtsstrijd prefaleert boven Vernieuwing.
Mark Deuze
maart 10th, 2008 at 6:15 pm
in de samenvatting en knelpunten van Lia kan ik me helemaal vinden - dat is de ideale samenvatting van een mooi vierde- of vijfdejaars vak op een opleiding journalistiek.