Masada. Sicarii, joodse doodseskaders.
Natascha van Weezel: Ik ben ervan overtuigd dat een deel van mijn anorexia door de Tweede Wereldoorlog komt. Altijd werd er in mijn omgeving over gepraat, vanaf mijn geboorte al.
Idith Zertal, een joods-Israëlische hoogleraar die geschiedenis en cultuur doceert, verklaarde tegenover mij over het joods slachtofferisme het volgende:
Onze jeugd wordt naar Auschwitz gestuurd om betere soldaten te worden en aan Auschwitz en het conflict met de Palestijnen ontlenen we onze nationale identiteit. Die twee zaken, Auschwitz en het Conflict, zijn samengevoegd tot één mythische realiteit, die ver van de werkelijkheid afstaat. Het voortdurende conflict conditioneert de Israelische visie op de Holocaust en op zijn beurt voedt de Holocaust het conflict, waardoor beide fenomenen één zijn geworden.... De herinnering aan de Holocaust is een politieke constructie. Ik doceer over de Holocaust en merk hoe weinig jonge Israëli’s erover weten. Er zijn té veel lessen in de Holocaust en er is té weinig kennis erover. Het probleem is dat de Israëli’s zichzelf leren definiëren als slachtoffers. En het lijkt alsof we zodoende carte blanche hebben gekregen, als ultieme slachtoffers voelt men zich gerechtigd alles te doen wat men wil omdat men denkt nog steeds in een Holocaustsituatie te verkeren.
Ditzelfde kunnen we constateren bij een deel van de joodse Nederlanders, dat als het ware reflexmatig reageert op kritiek. Kritiek kan niet verwerkt worden, het gecultiveerde slachtofferschap belemmert dit. Het probleem wordt gecontinueerd omdat deze psychische stoornis overdraagbaar blijkt te zijn, met als gevolg dat sommige kinderen van de kinderen van de slachtoffers geinfecteerd zijn door existentiele angsten. Een voorbeeld daarvan is Natascha van Weezel, een Facebook-vriendin van Daphne Meijer en de dochter van Anet Bleich en Max van Weezel, de 'linkse' journalist die ooit eens verklaarde:
De belangrijkste levensles die ik heb geleerd gaat over vertrouwen in mensen. Dat kreeg je vroeger mee van je ouders als je net na de Tweede Wereldoorlog werd geboren en joods was. Als ik iemand leer kennen vraag ik me af of ik in tijden van nood bij hem of haar zou durven onderduiken, zou ik me bij deze persoon veilig en geborgen voelen.
Bewust en onbewust dragen de zionisten hun angsten, de woede om het verraad en de rancune over op hun kinderen, met alle onvermijdelijke individuele zowel als collectieve consequenties van dien, van het lijden van de Palestijnen tot aan de drang Auschwitz te bezoeken. De angst van de ouders wordt hun angst, het trauma werkt als een besmettelijke stoornis, alsof men eeuwig verdoemd is dan wel gestraft tot in het zevende geslacht.
Het boek dat Natascha van Weezel over haar angsten schreef wordt als volgt gepresenteerd:
Hoe het is om anorexia te hebben, elke calorie te tellen, je sociale contacten te verwaarlozen, te leven op een appel per dag, beschrijft Natascha van Weezel op pijnlijke eerlijke wijze in haar dagboek. Zes jaar lang leed zij aan deze ziekte, zes jaar lang vocht ze tegen het monster in haar hoofd, tegen de stem die haar dwong niet alleen zichzelf te verraden maar ook haar ouders en vrienden. Tot de dood er bijna op volgde.
Als verklaring voor haar stoornis schrijft ze:
Ik ben ervan overtuigd dat een deel van mijn anorexia door de Tweede Wereldoorlog komt. Altijd werd er in mijn omgeving over gepraat, vanaf mijn geboorte al.
Vandaar haar reis naar een vernietigingskamp in de hoop en de verwachting daar 'een kijkje' te 'nemen in het verleden' om op die manier 'een heldere toekomst te creëren.'
En zo sleept men via het gecultiveerde slachtofferschap het trauma met zich mee en breekt de vrede nooit aan. Het alsof Hitler alsnog de oorlog heeft gewonnen. Bij meisjes slaat de agressie naar binnen in de vorm van het zelfvernietigende anorexia. Bij jongens wordt naar buiten geprojecteerd in de vorm van geweld tegen anderen. Een illustrerend voorbeeld daarvan is de bekendste Nederlandse slachtofferist Leon de Winter, die tegenover Der Spiegel verklaarde:
When I was young, I really wanted to be a prophet, sometimes even the Messiah. But that is what all Jewish boys at a certain age want to be. They all wake up one morning and are absolutely positive: I am the Messiah! Who else would they be?
Om in een adem het volgende te stellen:
We could have told them [Iran]: If you don't stop, we'll wipe you out!
SPIEGEL: You can't really mean that.
De Winter: Yes, I really do. I would have told the Iranians that if they don't halt their nuclear program today, we'll put the fear of God into them tomorrow. And they would have stopped because that's a language they understand.
En ook uit andere citaten blijkt Leon de Winter alle proporties uit het oog te hebben verloren, het slachtofferisme heeft hem tenslotte waanzinnig gemaakt.
You cannot negotiate without threatening to use force, especially if you want to prevent the development of nuclear arms by people who are practically longing for the apocalypse.
En:
I tried to save the world. That's also a terrible Jewish habit.
Wat ooit wellicht als een ironische pose is begonnen is nu geeindigd in een diepe en levensgevaarlijke overtuiging. Harry Mulisch had gelijk toen hij schreef dat:
het ironische van de ironie [is] dat zij het plotseling niet meer is. Men is als het ware door de dubbele bodem van de ironie gezakt.
De angst en haat van de onverzadigbare slachtofferisten eindigt altijd in geweld, dat zien we in Israel, en dat zien we bij fanatieke zionisten, ook degenen die het preferen om niet in de 'Joodse staat' te leven, zoals De Winter. Het probleem is nu dat deze zionisten, van Daphne Meijer tot Avigdor Lieberman het doen voorkomen alsof ze namens alle joden spreken. Klopt dit ook? Spreekt bijvoorbeeld Leon de Winter namens 'de joden' ? Nee, geenszins. Het volgende vertelde mij de bejaarde Hajo Meijer die Auschwitz overleefde:
Zelfs tijdens de nazi-terreur hielp een Duitse sergeant, Anton Schmid, de joden in Vilnius onder te duiken, men moet zich realiseren dat er fatsoenlijke joods-Israëli’s zijn die aan jouw kant staan, zoeken en ontdekken dat er overal goede mensen zijn uit wie je hoop kunt putten. Als je niet meer in de mensheid gelooft, wordt alles uitzichtloos, en kun je alleen nog maar jezelf opblazen, dat doen sommigen dan ook. Zonder hoop valt niet te leven. Aan wraakgevoelens hebben kinderen niets, ze moeten diep beseffen dat wraak een hele primitieve emotie is die niets oplost, zelfs niet het wraakgevoel, dat verdwijnt namelijk niet door het plegen van een misdaad. Mensen die wraakgevoelens koesteren zijn onverzadigbaar. Dat is ook het probleem van de joden in Israël, die permanente wraakgevoelens, gevoed door de herinnering aan tweeduizend jaar Europees antisemitisme. De eeuwige wrok is ook het probleem van iemand als Leon de Winter, die niet naar Israël zal emigreren maar wel het extremisme van dat land accepteert. Hij denkt als een tribale etnocentrische, xenofobe jood uit de tijd van de oudtestamentische Jozua, de opvolger van Mozes, die de joden Israël liet veroveren en etnisch liet zuiveren. Het is allemaal uiteindelijk gebaseerd op de gedachte dat joden superieur zijn, dat ze anders zijn dan alle anderen, dat ze op de een of andere manier uitverkoren zijn, dat ze zich niet hoeven te houden aan het recht en de ethiek. Het is de verheerlijking van “bloed en bodem” en de overtuiging dat wraak de oplossing is van een conflict. Maar dat is niet mijn wereld, ik heb daar helemaal niets mee. Ik heb weliswaar ongeveer tien jaar lang na de oorlog geen Duits willen spreken, maar dat is toch iets anders. Dat is overgegaan toen ik op een wetenschappelijk congres een goede Duitser van nabij leerde kennen, een generatiegenoot van mij. Toen was het over. Dat komt niet door een genetische aanleg, maar door een socioculturele erfenis. Een van mijn broers heeft eens een genealogisch onderzoek naar onze familie gedaan en ontdekte dat zowel de voorouders van mijn moeder als die van mijn vader al vanaf ten minste het eind van de 16e eeuw in Westfalen woonden. De joden daar hebben al in een vroegtijdig stadium de idealen van de Franse Revolutie omhelsd, die geïntroduceerd werden door Jérôme-Napoléon Bonaparte, een jongere broer van keizer Napoleon, die van 1807-1813 koning van Westfalen was. Bovendien werden ze sterk beïnvloed door de grote 18e-eeuwse joodse hervormer Moses Mendelsohn, de leider van een beweging die culturele assimilatie bepleitte. Onder het sterke en altijd alom aanwezige antisemitisme in de Duits sprekende landen hebben de joodse voormannen het jodendom herzien. De leerlingen van Mendelsohn hebben het reformjodendom gecreëerd waarbij alle nationalistische, tribale, naar binnen gerichte elementen in het orthodoxe jodendom terzijde werden geschoven, en de ethiek centraal werd gesteld. Daardoor ontstond er een grote affiniteit met het christendom van Jezus, die weliswaar een aantal vreemde uitspraken heeft gedaan, maar die toch een humanitaire en universalistische moraal voorstond. Volgens de reformrabbijnen waren het joden- en christendom qua zedenleer nagenoeg identiek. De combinatie van joods-christelijke intermenselijke ethiek van ‘‘heb je naaste lief’’ en de moraal van rabbijn Hillel, ‘’dat wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet,’’ werd nog eens versterkt door de idealen van de Franse Revolutie, de gelijkwaardigheid van alle mensen, onafhankelijk van hun afkomst, sekse, ras, nationaliteit of geloof. Met die tolerante moderne ethiek ben ik opgegroeid, ik ben ervan doordrenkt.
Welnu,
die ethiek missen mensen als Leon de Winter. Die heeft een heel andere achtergrond, komt uit een volstrekt ander joods milieu. In een interview met Ischa Meijer zegt hij over zijn ouders: “Ze zijn allebei van straat-, straatarme afkomst; ze behoorden tot het proletarische jodendom… Allebei alleen lagere school. We hadden thuis geen boek in de kast… Inderdaad, ik ben ook nog eens een onafgemaakte intellectueel… De sfeer bij ons thuis werd gekenmerkt door geborgenheid en een ontzagwekkende angst voor de buitenwereld. Er stond een enorme muur tussen ons en de rest van alle mensen in.” Ik citeer Leon de Winter omdat zijn beschrijving zo treffend is, hij geeft het beeld van het getto met een muur eromheen, een beeld dat veel joden niet van zich af kunnen schudden. Hij zegt afkomstig te zijn uit “een verloren geraakt clubje joden, daar aan de rand van Den Bosch. Er werd bij ons thuis veel, wat zeg ik, constant over de joden en hun lot gepraat… onderduikverhalen… Met dat soort verhalen ben ik grootgebracht… Ik heb van jongs af aan het gevoel gehad dat ik mijn ouders moest beschermen – typische houding van die tweede generatie oorlogsslachtoffers”. Zo benoemt hij zichzelf. Die jongen is getekend door “aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Ik was een verschrikkelijk jongetje. En doodsbang”. Dit is een volstrekt andere belevingswereld dan de mijne. De Winter voelt zich een buitenstaander, zoals ook uit deze beschrijving goed blijkt: “Wij woonden buiten de stadsmuren van Den Bosch. Als wij, vanuit ons huis daar op die vlakte, stadwaarts togen, zag je die dreigende muren waar de stad op gebouwd was, en daarbovenuit staken dan die torens van de Sint-Jan, voorts betrad je de wijk waar de katholieke patriciërs woonden: donkere huizen, smalle straatjes – middeleeuws; zo was het, en zo voelde ik het. Ik ben als kind altijd bevreesd geweest voor dat Den Bosch… Achteraf gezien was dat joodse leven van mijn ouders het enige ijkpunt waardoor ze die krankjorume oorlogservaringen nog een beetje konden verklaren; ze waren eruit gepikt als joden, dus zouden ze, godgloeiende godverdomme, ook verdergaan als joden. En dat deden ze ook. Maar mijn moeder hoort vandaag de dag ook niet meer bij dat, inmiddels over het algemeen welvarende, Bossche jodendom; zij stamt immers af van die doodarme onderlaag, die verdwenen is. Ook jegens dezen is mijn moeder vervult van wrok.” En als Ischa Meijer hem vraagt of zijn ouders hem hebben geleerd te liegen antwoordt Leon de Winter: “Ja – het was die dubbelzinnigheid. Als er bijvoorbeeld leveranciers aan de deur kwamen, en mijn moeder in het Jiddisch opmerkingen over ze maakte tegen ons kinderen. We moesten dan lachen, ondanks onszelf; en zo’n man voelde zich te kakken gezet. Een ongehoord gênante vertoning. Niemand kon in zo’n situatie een kant uit. Ontzettend ingewikkeld ook. Ja, op die manier hebben mijn ouders mij liegen geleerd.” Met andere woorden, we hebben hier te maken met een werkelijkheid die vervuld is van rancune, wrok, haat, angst, en slachtofferschap, buitengewoon frustrerend, een milieu waar De Winter zich volgens eigen zeggen ook voor schaamde. En deze achtergrond staat diametraal tegenover de achtergrond waarin ik ben opgegroeid. Het is de wereld van het benarde, provinciale, ongeletterde jodendom tegenover het universalistische, kosmopolitische, geletterde jodendom. In feite is er altijd al een interne strijd geweest tussen het naar binnen gerichte en het naar buiten gericht jodendom, waarbij milieu en cultuur een doorslaggevende rol spelen,
aldus Hajo Meijer, het tegendeel van een slachtofferist. Het is niet zo dat Auschwitz de overlevenden heeft gedetermineerd, het slachtofferisme is dus een keuze, geen onvermijdelijkheid. Maar zolang de slachtofferist beloond wordt voor zijn gecultiveerd slachtofferschap zal deze stoornis steeds meer verergeren. We moeten daarbij 1 ding niet vergeten. Het slachtoffer heeft een dader nodig om zijn slachtofferschap te kunnen cultiveren. En op zijn beurt heeft de dader een slachtoffer nodig. Beiden vormen geen symbiose waarbij beide partijen elkaar versterken, maar ze vormen een wederzijds parasitaire relatie die tenslotte culmineert in de vernietiging van zowel de dader als het slachtoffer. Ik kom daar later op terug. Intussen is het belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat we hier de hele tijd te maken hebben met een ernstige stoornis die ook ernstige sociale gevolgen heeft. Dat blijkt ondermeer uit het volgende slot van een betoog van Leon de Winter dat recentelijk werd gepubliceerd door de Telegraaf naar aanleiding van het bloedbad in internationale wateren waarbij een Israelisch doodseskader negen vredesactivisten standrechtelijk vermoordde:
Hier komt de aap uit de mouw. Het gaat de slachtofferisten onder de zionisten niet om eigenwaarde, om -- in dit geval -- joodse waardigheid, want dan zouden ze de waarschuwing in acht nemen die de joods-Russische dichter Joseph Brodsky gaf vlak voor zijn dood in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason:
Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen.
Maar juist die persoonlijke verantwoordelijkheid wil de joodse slachtofferist niet, net zomin als een christelijke of islamitische slachtofferist dit wil. De slachtofferisten zijn uit op macht of zoals bijna twintig jaar geleden de juriste Heikelien Verrijn Stuart stelde:
slachtofferisten zijn via erkenning of genoegdoening uit op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap.
Ze bestreed vooral
het excuus dat het slachtofferschap bood om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.
En zolang het slachtofferisme van de zionisten beloond wordt zullen ze er gebruik van maken. Zolang het geweten van het christelijke Westen gesust moet worden vanwege zijn betrokkenheid bij de holocaust zullen de zionisten beloond worden voor hun slachtofferisme. Beide partijen hebben belang erbij dat de stoornis onbelemmerd doorgaat. Vandaar dat het Nederlandse parlement onmiddellijk in het geweer komt zodra er sprake is van al dan niet vermeend antisemitisme, terwijl het veel omvangrijkere racisme tegen islamieten politiek wordt genegeerd, tot het straks te laat is en we een nieuwe groep slachtoffers hebben voor wie men zich schuldig moet voelen. En het zionisme speelt hierin een vitale rol, van de 'conservatieve' Ronny Naftaniel tot de 'progressieve' Daphne Meijer, want allen profiteren van de situatie. Het slachtoffer zit inderdaad pontificaal op een 'troon' en iedereen die hem van die 'troon' wil 'stoten', valt de macht van de slachtofferist aan. En die macht wil hij niet inleveren, het is financieel veel te aantrekkelijk op de troon te blijven zitten. Bovendien, welke identiteit heeft de slachtofferist nog als hij van zijn 'troon' wordt gestoten? Het grootste gevaar van het slachtofferisme is de onverzadigbaarheid van het slachtoffer. Hij ervaart nooit werkelijk genoegdoening, en wel omdat het niet om genoegdoening handelt, maar om een bevestiging van de identiteit die het slachtoffer aan het slachtofferisme ontleent. Dus moet de slachtofferist op elk niveau eeuwig gecompenseerd worden voor zijn grote verlies dat hij weigert te accepteren. Aan dit feit kleeft een buitengewoon gevaarlijk aspect want omdat de slachtofferist niet kan accepteren dat zijn negatieve identiteit door kritiek aangetast wordt, zal hij tot het uiterst gaan om zijn identiteit te beschermen, zover zelfs dat het hem zijn leven en het leven van desnoods miljoenen anderen zal kosten. De geschiedenis levert daarvoor genoeg voorbeelden. Er kleeft dus een zelfmoordaspect aan het slachtofferisme. Het martelaarschap is niet voor niets kenmerkend voor de monotheistische godsdiensten, en zeker ook voor het judaisme.
De joods-Israelische geleerde Benjamin Beit-Hallahmi, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Haifa, schrijft in Original Sins, Reflections on the History of Zionism and Israel hoe
het zionisme een directe continuïteit claimt met de sporen van joodse soevereiniteit in de oudheid, en met de tragische opstanden tegen de Romeinen die allemaal mislukten.
Om die continuïteit van heldhaftigheid te ondersteunen, moest de werkelijke geschiedenis geweld worden aangedaan. Zo moest “1745 jaar uit de collectieve herinnering worden uitgewist, een zwart gat,’’ en wel omdat
het zionistische concept van de joodse geschiedenis een verdeling [kent] in verschillende periodes. De joodse geschiedenis is verdeeld in perioden van activiteit en heldendom (de geschiedenis van de oudheid en het moderne zionisme, vóór 135 van onze jaartelling, toen de laatste opstand tegen de Romeinen eindigde, en na 1880, toen de Zionistische kolonisatie van Palestina begon), én de lange periode van onderwerping en passiviteit.
De zionisten keken neer op de levenshouding van de joden in de diaspora, de nieuwe joodse identiteit moest gebaseerd zijn op de joodse rebellen uit de oudheid, die weliswaar een geweldige tragedie hadden veroorzaakt, maar desondanks - in de ogen van de zionisten - dappere nationalisten waren.
Dus werd Bar-Kochva, de leider van de tweede opstand, de directe voorganger van de nieuwe joodse krijgers van de twintigste eeuw. Het judaïsme van de rabbijnen beschouwde Bar-Kochva als een valse Messias die een holocaust had veroorzaakt. Hij werd niet herdacht in de diaspora en kinderen werden nooit naar hem genoemd. Het seculiere zionisme was daarentegen bereid hem zonder aarzeling te omarmen, en op Israelische kleuterscholen zingt ieder kind over zijn heldenmoed.
Een nog belangrijker
symbool van het nieuwe nationalisme is Masada, een fort in de woestijn nabij de Dode Zee, waar, tussen 70 en 73 van de jaartelling… een bende rebellen,
zich verschansten en volgens de geschriften van de joodse historicus en tijdgenoot Josephus Flavius uiteindelijk zelfmoord pleegden om zich niet te hoeven over te geven, in totaal 960 mannen, vrouwen en kinderen. Er moet daarbij sprake van dwang zijn geweest, niet alleen omdat kleuters geen zelfmoord plegen, maar ook omdat twee vrouwen en vijf kinderen zich in een cisterne verborgen waardoor ze aan het bloedbad wisten te ontsnappen. Josephus Flavius beschrijft de rebellen als religieuze terroristen. Toen ik lang geleden in een gesprek met wijlen professor Israel Shahak, die Bergen Belsen had overleefd, alleen nog maar het woord Masada had uitgesproken, reageerde deze mensenrechtenactivist als door een bij gestoken:
Masada is een ramp. Ik was al tegen die hele Masadamythe toen ik nog een zionist was, omdat ze terroristen waren, die joodse leiders vermoordden. Ze waren als de islamitische Jihad. De verdedigers van Masada kwamen uit een sekte voort, de Sicarii, die joodse tegenstanders op straat met een speciaal mes om het leven brachten. Na de opstand van de joden tegen de Romeinen probeerden ze het bevrijde Jeruzalem in hun macht te krijgen, maar de joodse burgers van de stad vermoordden hun leider en verdreven zijn aanhangers. Ze vluchtten naar Masada en tijdens hun verblijf in dat fort bleven ze in leven door het beroven van hun mede-joden in de directe omgeving. Deze misdadige zeloten tot helden uitroepen is voor mij iets weerzinwekkends.
Desondanks leggen vandaag de dag Israelische militairen van pantsereenheden in Masada de eed van trouw aan de joodse staat af met de woorden: “Masada zal nooit meer vallen.” Beit-Hallahmi schrijft:
2000 jaar lang hoorden de joden niets over Masada. Rabbijnse bronnen stonden vijandig tegenover de rebellen. Zij zagen de opstand als een daad van godslastering en stupiditeit die leidde tot de vernietiging van de Tempel in Jeruzalem. Een massa zelfmoord kon zeker niet vergeven worden door joodse autoriteiten. De legende van Masada werd opgepakt door het seculiere zionisme in de twintigste eeuw. Niet de zelfmoord maar de strijd werd het voorbeeld voor inzet: ‘Masada zal nooit meer vallen.’ is de Israelische strijdkreet gebleven.
Later meer over de pathologie van de 'Joodse staat' en de steun daarvoor van linkse en rechtse zionisten.
3 reacties:
- Maar dat mannetje komt mij bekend voor! (Enig nietwaar dat de JP hem opnieuw gebruikt alsof hij nog bruikbaar is). Trouwens, die Massadatravestiet wordt op handen gedragen in kringen waar meisjes het niet moeten wagen in een broek op school te verschijnen.
- De pathologie van de 'Joodse staat' - dat klinkt als de titel van een boek. Redactioneel artikel in The New York Times: The Israeli reaction to serious peacemaking efforts is nothing less than pathological — the consequence of an inability to adjust to the Jewish people’s reentry into history with a state of their own following 2,000 years of powerlessness and victimhood. Former Prime Minister Yitzhak Rabin, whose assassination by a Jewish right-wing extremist is being remembered this week in Israel, told Israelis at his inauguration in 1992 that their country is militarily powerful, and neither friendless nor at risk. They should therefore stop thinking and acting like victims. Prime Minister Benjamin Netanyahu’s message that the whole world is against Israel and that Israelis are at risk of another Holocaust — a fear he invoked repeatedly during his address in September at the United Nations General Assembly in order to discredit Judge Richard Goldstone’s Gaza fact-finding report — is unfortunately still a more comforting message for too many Israelis. This pathology has been aided and abetted by American Jewish organizations whose agendas conform to the political and ideological views of Israel’s right wing. These organizations do not reflect the views of most American Jews who voted overwhelmingly — nearly 80 percent — for Mr. Obama in the presidential elections. Schrijver: Henry Siegman, a former national director of the American Jewish Congress [17 jaar lang!], is director of the U.S./Middle East Project. Lees verder: http://www.nytimes.com/2009/11/02/opinion/02iht-edsiegman.html?_r=1
- velen benijdden en haatten de Joden vanwege hun bijzondere status als Ultiem Slachtoffer na de Holocaust. zegt Leon de Winter. Benijdenswaardig slachtofferschap. Doet mij denken aan dat vrouwelijke staflid, net Feministisch en Dus Ook Lesbisch geworden, en nu ijverig aan Het Kijken Of Ze Ook Marxist Moest worden. Zij was in de positie mij te laten slagen of zakken, en zij kwam met affiches aan waarop de tekst "Seksisme is discriminatie van mensen met een vrouwelijk lichaam". "Dit moet zijn: Mensen met een lichaam" maakte ik er van (want heb je ook mensen zonder lichaam dan?). "Haha, ja we willen allemaal wel bij de onderdrukten behoren." Die zeit wat. Slachtofferisme is bon ton en "links" geworden, ergens in de jaren zeventig, en ik denk niet dat het voorbij is, ook al zijn de ergste jankerds nu weer bij rechts - want ja, dit was een truukje dat iedereen kon doen.
2 opmerkingen:
Slachtoffer zijn van een gebeurtenis die je niet hebt meegemaakt, is 'technisch' beschouwd een keuze. Maar ook bekend is dat onverwerkte trauma's van generatie op generatie kunnen worden doorgegeven. In zo'n geval kun je bij de kinderen niet spreken van een keus. Men spreekt dan van de slachtoffers van de slachtoffers.
Wel is het zo dat de kinderen als ze volwassen zijn, met als voorwaarde dat ze ontdekken dat er iets aan hun ideeën en gedrag schort, waardoor ze zich ongelukkig voelen, en de geestelijke vermogens bezitten tot introspectie, wél een keus hebben om er iets aan te doen. Maar dan nog is het zeer moeilijk te veranderen, omdat het zich slachtoffer voelen zo'n ingesleten gewoonte is. Een geestelijke toestand die bekend is, waar mensen zich veilig in voelen, en die veel voordelen biedt. Het is niet niks om je ineens verantwoordelijk te voelen voor je eigen leven en daden, in plaats van een speelbal van het lot, zoals een slachtoffer een speelbal is van de dader.
Zodra mensen met hetzelfde generaties lang doorgegeven trauma bij elkaar komen, zullen ze elkaars gedrag bevestigen en vaak ook versterken. Daarnaast is iedere uiting, van kritiek tot vijandigheid, naar hen (of hun ideeën, geloof, etc.) een bevestiging van hun angst en slachtofferschap. Zodra deze groep mensen de macht neemt of krijgt om hun verwrongen wereldbeeld in beleid om te zetten krijg je... een 'lunatic state'.
Interessant artikel!
Jaap
Een reactie posten