''De verborgen hand van de markt zal nooit werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15,' zo omschreef Thomas Friedman het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. De vooraanstaande columnist van de New York Times voegde er tevreden aan toe: 'De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.' Op zijn beurt verklaarde een andere Amerikaanse strategische denker, Stephen Pelletiere: 'Het draait om de olie, maar u moet weten binnen welke context. Het is niet zo dat de Verenigde Staten de olie van Irak fysiek moet bezitten, het is dat de Verenigde Staten het vruchtgebruik, de heerschappij over de olie moet hebben. Want als het die zeggenschap er niet over heeft, dan heeft het geen greep op OPEC en kan het de wereld olieprijs niet bepalen. Daarnaast: als de Verenigde Staten de Irakese olie niet beheerst, als de Irakezen er de heerschappij over hebben, dan zullen de Irakezen ervoor zorgen een regionale supermacht te worden en dat zal botsen met de Amerikaanse belangen in de Golf.' Met deze feiten als achtergrond voorspelde Pelletiere al meer dan een jaar geleden een Amerikaanse invasie van Irak. Als voormalig hoofd van de sectie Irak van de CIA en emeritus hoogleraar Nationale Veiligheid van het Army War College weet Pelletiere uit eerste hand wat de drijfveren zijn achter de Amerikaanse energie politiek. Centraal daarbij staat de snel toenemende Westerse afhankelijkheid van olie uit de OPEC-landen. Volgens de National Energy Policy Development Group van het Witte Huis, met aan het hoofd vice president Cheney, is sinds 1985 de Amerikaanse olie import verdubbeld en zal tegen 2020 tweederde van zijn benodigde olie moeten worden ingevoerd, waardoor 'de Golf de voornaamste focus van de internationale energiepolitiek van de Verenigde Staten [zal] zijn,' aangezien 'een aanzienlijke inkrimping van de wereldwijde olievoorziening onze economie ernstig zou treffen… onze buitenlandse- en economische politiek ingrijpend zou beperken.' In het kader daarvan sprak het Congres met generaal Tommy Franks, commandant van de Amerikaanse troepen in het Perzische Golf gebied, om vervolgens te concluderen dat het verschaffen van de 'toegang tot energiebronnen' in die regio zijn voornaamste taak is. Vooruitlopend daarop heeft de Verenigde Staten in de jaren negentig in acht olielanden militaire bases aangelegd. Hoe vitaal de onbelemmerde oliestroom uit dat gebied is blijkt uit de feiten. Tot het einde van de jaren zestig beheerste zeven Westerse concerns de hele aardolie industrie. Maar toen begon het ene na het andere olieproducerende land zijn aardolievoorraden te nationaliseren. Bovendien werkten ze steeds nauwer samen binnen de in 1960 opgerichte OPEC, met als gevolg dat zij de prijs van 's werelds meest vitale grondstof gingen bepalen. De consequenties van die machtswisseling werden in 1973 pijnlijk merkbaar toen na de Jom Kippoer Oorlog de Arabische OPEC-landen de prijs van een vat olie met zeventig procent verhoogden, waardoor de meeste Westerse naties in een economische crisis belandden. Inmiddels is -gezien vanuit het perspectief van de rijke industrielanden - de situatie nog meer verslechtert, aangezien de wereld olievoorraden binnen afzienbare tijd hun hoogtepunt bereiken en er van dan af aan steeds minder olie op aarde zal zijn. Een van de deskundigen die daarop wees is Kenneth Deffeyes, emeritus hoogleraar van de Princeton Universiteit, adviseur van de olie industrie en jarenlang werkzaam geweest op het onderzoekslaboratorium van Shell in Houston. Twee jaar geleden verscheen zijn boek 'Hubbert's Peak. The Impending World Oil Shortage,' waarin hij schreef over de oliegeoloog King Hubbert, die aan de hand van een door hem ontworpen model al in 1956 voorspelde dat de Amerikaanse olieproductie begin jaren zeventig zou pieken. De Verenigde Staten zou vanaf dat moment olie moeten gaan importeren. Zijn berekening kwam precies uit. Deffeyes constateert dat 'rond 1995, verschillende analisten de methode van Hubbert begonnen toe te passen op de wereld olieproductie, en de meesten van hen schatten dat het piekjaar voor de olie op aarde tussen 2004 en 2008 zal zijn.' Een conclusie die gedeeld wordt door Colin Campbell, afgestudeerd in Oxford en veertig jaar lang als exploratiegeoloog werkzaam geweest in de olie industrie, auteur van 'The Coming Oil Crisis.' Als gerespecteerd wetenschapper vroeg het Britse Lagerhuis hem in 1999 een lezing te geven over zijn vakgebied. Campbell waarschuwde de parlementsleden dat rond 2008 de aardoliereserves over hun hoogtepunt heen zijn en dat 'de productie dan haar onvermijdelijke… afname zal beginnen met ongeveer drie procent per jaar. Toenemende tekorten zullen ontstaan, landbouw en transport zullen ernstig getroffen worden. De wereldwijde markt zal aan een eind komen door hoge transportkosten.' Hij attendeerde zijn gehoor erop dat het vinden van nieuwe olievelden in de jaren zestig piekte en dat 'we nu maar één vat vinden voor elke vier vaten die we verbruiken,' met als resultaat dat de welvaart in ons deel van de wereld volledig afhankelijk wordt van de elf OPEC-naties, waar 77 procent van alle oliereserves liggen. Maar liefst 67 procent van die olie ligt in slechts vijf landen in het Midden Oosten. Campbell waarschuwde het Britse parlement dan ook dat binnenkort 'de landen in het Midden Oosten… beseffend dat ze geen competitie hebben, zich dan vrij voelen om veel hogere prijzen op te leggen… Ik vind het absurd dat het beheer over het uitputten van de wereldvoorraad van de meest belangrijke brandstof over wordt gelaten aan een paar feodale families in het Midden Oosten. De regeringen die de olie afnemen zouden zich moeten realiseren waar hun belangen liggen.' Vanuit deze achtergrond is het Amerikaanse en Britse militaire optreden te verklaren. Kon de Verenigde Staten tot begin jaren zeventig nog zelf in zijn oliebehoefte voorzien, nu moet het al 55 procent importeren. Daarmee wordt 's werelds machtigste staat steeds afhankelijker van de OPEC landen, op Venezuela na alle naties met een overwegend islamitische bevolking. In 1998, tijdens het presidentschap van Clinton, bepleitte een groep neoconservatieven in een brief aan het Congres voor militair ingrijpen. 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' De brief was ondertekend door de huidige vice president Cheney, de huidige minister van Defensie Rumsfeld, de huidige onderminister van Defensie Wolfowitz, de huidige onderminister van Buitenlandse Zaken Armitrage, benevens een aantal leidinggevende functionarissen uit de olie industrie, en tenslotte de voormalige onderminister van Defensie en huidige voorzitter van de Raad voor Defensiepolitiek van het Pentagon Richard Perle, die in 1996 samen met drie andere vooraanstaande joodse Amerikanen het rapport schreef 'A Clean Break: een Nieuwe Strategie voor het Veilig Stellen van het Rijk,' waarin toenmalig premier Netanyahu werd geadviseerd de Oslo Akkoorden te verwerpen en om de West Bank en Gaza onmiddellijk te annexeren. Daarnaast pleitte deze extremisten voor het elimineren van Saddam Hoessein als eerste stap op weg naar het omverwerpen van de regeringen van Syrië, Libanon, Saoedi Arabie en Iran. Kortom: de machtige olielobby en de pro-Israel lobby hadden elkaar gevonden in een gemeenschappelijk streven: het verwijderen van Saddam Hoessein. Niet omdat hij een schurk is, maar om enerzijds de olie te beheersen en anderzijds de Israëlische hegemonie over het Midden Oosten te handhaven, die alleen maar kan blijven bestaan zolang 'de nationale veiligheid' van de Verenigde Staten niet bedreigd wordt, dat wil zeggen: zolang het niet overgeleverd is aan de politiek van de islamitische olielanden.'
Lees verder: http://home.planet.nl/~houck006/oorlogomolie2.html
En voor de VPRO-Radio maakte ik in begin 2003 een 5 uur durende serie programma's over dreigende olietekorten en Amerikaanse geopolitieke belangen. Hoewel ik zeer veel reacties kreeg van luisteraars reageerde geen enkele collega van de Nederlandse commerciele massamedia op de waarschuwing dat de dreigende tekorten aan olie de wereldpolitiek nog gewelddadiger zouden maken. Integendeel, de waarschuwingen werden gezien als overdreven nonsens, overigens zonder dat mijn Nederlandse collega's dit zelf toentertijd serieus onderzochten. Tot aan de dag van vandaag beweert bijvoorbeeld de gerennommeerde NRC-correspondent Raymond van den Boogaard dat olie geen enkele rol speelde bij de Amerikaanse illegale inval in Irak, maar dat het verspreiden van de democratie de ware reden is. De enige reactie op deze serie was eigenlijk dat de hoofdredacteur Radio van de VPRO liet weten dat voor 'dit soort programma's geen ruimte meer was bij de VPRO,' en enkele jaren later liet de nieuwe hoofdredactrice van de Humanist weten dat voor dit soort informatie bij haar tijdschrift geen belangstelling meer was.
Maar hosannah, ziedaar, zelfs mijn Nederlandse collega's van de commerciele massamedia beginnen nu langzaam, heel langzaam, wakker te worden. De NRC bericht vanavond op de voorpagina:
'Olievelden sneller uitgeput. IEA: ernstig tekort aan olie na 2010.
Gepubliceerd: 12 november 2008 13:56 Gewijzigd: 12 november 2008 13:56
Door een onzer redacteuren
Door een onzer redacteuren
Rotterdam, 12 nov. De wereld koerst af op een ernstig tekort aan olie na 2010. Olievelden raken sneller uitgeput dan gedacht en investeringen in het opsporen en ontginnen van nieuwe velden blijven achter bij wat nodig is.'
Wat u zich nu dient af te vragen is wat de commerciele massamedia nog meer verzwijgen. Een andere conclusie is niet te trekken. De informatie waarmee de NRC nu komt is al jaren bekend via websites en bloggers op internet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten