Om te
voorkomen dat het lijkt alsof alleen kritische journalisten weten hoe de
commerciele massamedia functioneren zal ik enkele opvattingen geven van
binnenuit, van journalisten die al jaren meedraaien in het mainstream circus. Zo
schreef de Volkskrant-journalist-columnist Bert Wagendorp dat 'het
in ons eigen belang [kan] zijn dat we stevig worden voorgelogen,' een
opvatting die symptomatisch is voor de mentaliteit
onder Nederlandse journalisten, voor wie zoals VPRO-journalist Chris Keijne
stelde: ‘Nederland een journalistiek paradijsje is.’ Een 'journalistiek
paradijsje' dat Kijne eerder -- zonder enige
ophef -- als volgt aanprees:
had u tot
voor kort gedacht dat een minister van Financien er mee weg zou komen wanneer
hij tegen de Kamer zei: "Nee, natuurlijk heb ik u vorige week, toen ik op
het punt stond de grootste ingreep in de economie te doen die een minister van
financien ooit heeft gedaan, niet de waarheid verteld. En als ik volgende week
een nog grotere ingreep ga doen, vertel ik het u weer niet.'' Is toch gebeurd.
Gaat over democratie. En het vreemdste is: we vinden allemaal nog dat Bos
gelijk heeft ook. Voor ons journalisten was het natuurlijk niet nieuw dat
Wouter Bos ons niet altijd de waarheid vertelde. Wel is het nieuw dat ik op dit
moment even niet meer weet of ik wel even hard als vroeger mijn best moet doen
om hem die waarheid te laten vertellen. Of er inderdaad niet even een hoger
belang is dan "de waarheid, niets dan de waarheid."
In dit
geval ging volgens Kijne cum suis het landsbelang, dat wil zeggen, het
neoliberale kapitalisme, boven de waarheid, dus om collega Wagtendorp nog eens
aan te halen was 'het in
ons eigen belang… dat we stevig worden voorgelogen.’ Ook het poldermodel wordt in stand gehouden door de oude en beproefde
propagandatraditie, zoals men al gauw tot de ontdekking komt wanneer men ondermeer
het boek van Larry Tye, een veel gelauwerde journalist van The Boston Globe,
leest over Edward Bernays, de neef van Sigmund Freud die de Amerikaanse elite
de elementaire technieken van de
moderne propaganda bijbracht. De conclusie van Tye in zijn studie 'The
Father of Spin. Edward L. Bernays and the Birth of Public Relations,' is
kort samengevat dat Bernays 'remains, in the end, a role model for
propaganda who take us to war.' Bernays, die 'was named one
of the 100 most influential Americans of the 20th century by Life magazine' is 'the
father of the spinmeisters who manipulate our perceptions of politicians,' een 'profi' die
al in 1928 zijn rijke opdrachtgevers leerde dat aangezien een echte
democratie in een massamaatschappij absoluut onmogelijk was:
the
engineering of consent the very essence of the democratic proces,' is oftewel 'the freedom to persuade and suggest... The conscious and
intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is
an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen
mechanism of society constitute an invisible government which is the true
ruling power of our country.
Waar
gehakt wordt vallen spaanders. In een boekbespreking van The Father of
Spin. Edward L. Bernays and the Birth of Public Relations geschreven
door John Stauber and Sheldon Rampton wordt een duidelijke illustratie
gegeven van de rucksichtlosheid van de spindoctor:
The term "banana republic" actually
originated in reference to United Fruit's domination of corrupt governments in
Guatemala and other Central American countries. The company brutally exploited
virtual slave labor in order to produce cheap bananas for the lucrative U.S.
market. When a mildly reformist Guatemala government attempted to reign in the
company's power, Bernays whipped up media and political sentiment against it in
the commie-crazed 1950s.
"Articles began appearing in the New York Times, the New York Herald Tribune, the Atlantic Monthly, Time, Newsweek, the
New Leader, and other
publications all discussing the growing influence of Guatemala's
Communists," Tye writes. "The fact that liberal journals like the Nation were also coming around was
especially satisfying to Bernays, who believed that winning the liberals over
was essential. . . . At the same time, plans were under way to mail to American
Legion posts and auxiliaries 300,000 copies of a brochure entitled 'Communism
in Guatemala -- 22 Facts.'’
His efforts led directly to a brutal military
coup. Tye writes that Bernays "remained a key source of information for
the press, especially the liberal press, right through the takeover. In fact,
as the invasion was commencing on June 18, his personal papers indicate he was
giving the 'first news anyone received on the situation' to the Associate
Press, United Press, the International News Service, and the New York Times,
with contacts intensifying over the next several days."
The result, tragically, has meant decades of
tyranny under a Guatemalan government whose brutality rivaled the Nazis as it
condemned hundreds of thousands of people (mostly members of the country's
impoverished Maya Indian majority) to dislocation, torture and death.
Bernays relished and apparently never regretted
his work for United Fruit, for which he was reportedly paid $100,000 a year, a
huge fee in the early 1950s. Tye writes that Bernays' papers "make clear
how the United States viewed its Latin neighbors as ripe for economic
exploitation and political manipulation -- and how the propaganda war Bernays
waged in Guatemala set the pattern for future U.S.-led campaigns in Cuba and,
much later, Vietnam."
Dit inzicht is
van belang om te begrijpen hoe het geweld tegen Syrie verkocht wordt. Het zijn
niet alleen de Angelsaksische intellectuelen die weten hoe propagandistisch de
mainstream media functioneren. Neem bijvoorbeeld de uitspraken van de
gezagsgetrouwe Frits van Exter, de voormalige hoofdredacteur van Trouw
en huidige hoofdredacteur van Vrij Nederland die de Nederlandse
journalistiek als volgt samenvatte:
De
aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd …
door de politieke machten … Dat geldt voor de nationale politiek, maar
natuurlijk ook voor de internationale politiek … Het heeft voor een deel te
maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar,
sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag … Als je volgend
bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een
bepaald gezag uit te oefenen, zegt “ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar
gaan we nou es wat aan doen,” dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij het
niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig.
Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.
Een
andere ‘geconditioneerde’ journalist die via ‘reflexen’ werkt is de
Vlaamse hoofdredacteur van NRC/Handelsblad, Peter Vandermeersch, die op 23 juni
2011 zijn lezers ondermeer het volgende liet weten:
wat
drijft mij eigenlijk? Daar moest ik toch wel even voor gaan zitten. Want wat
drijft een mens om intussen bijna een kwarteeuw – bijna de helft van mijn leven
tot nu toe – te wijden aan journalistiek? Wie dat doet, bedacht ik me, moet
misschien wel goed gek zijn. Had ik eigenlijk niet beter iets nuttigs met dat
halve leven kunnen doen?
Er is immers niks dat vluchtiger is dan
journalistiek…
En
wel omdat volgens Vandermeeersch die journalist niet meer is dan
Een
kroniekschrijver die zijn tijd niet zou besteden aan het zoeken naar dieper
liggende verbanden, maar voortaan de waan van de dag achterna zou
hollen.
Want hollen is wel degelijk het woord. Dagbladjournalistiek, dat
is immers een snelle sprint…
Journalistiek
is niet alleen vluchtig, ze dreigt ook oppervlakkig te zijn. Want, op gelukkig
nu en dan een uitzondering na, we moeten toegeven dat we als journalisten soms
niet meer kunnen dan aan de oppervlakte van het dossier krabben. Wat weten we
eigenlijk van die regeringsvorming, van die beursgang, van die transfer, van
dat politieonderzoek, van dat festival? In veel gevallen wel iets – soms iets
meer; maar zelden alles. We hebben slechts voor een deel zicht op de waarheid…
Meer
dan eens blijkt die waarheid er een dag of week later toch net iets anders uit
te zien, een tikkeltje genuanceerder te zijn, een heel stuk gecompliceerder
vooral, dan we de avond of middag daarvoor wel dachten. Eigenlijk zouden we bij
elk stuk moeten afdrukken: dit is enkel de waarheid zoals we die vanmiddag bij
het ter perse gaan van de krant meenden te kennen…
Daarom
is ons vak soms bijzonder frustrerend… Als journalist moet je je werk doen in
de wandelgangen. Ben je afhankelijk van bronnen die jou iets willen
toefluisteren, die het jou gunnen als eerste zicht op dat dossier te krijgen.
Maar dat zelden belangeloos doen. Do
ut des. Voor wat hoort wat, in dit vak.
Dus
zitten we met zijn allen in een tredmolen die soms behoorlijk – excusez le mot – hoerig is.
Journalistiek is verleiden en verleid worden. Gebruiken en gebruikt worden. Hoe
verleid je een bron om nieuws naar jou te lekken? In welke mate laat je je
gebruiken door die bron? Wat is de wederdienst? Welke informatie gebruik je net
niet, om je bron te beschermen? En wanneer gaat het verhaal vóór die bron? […]
Wij
journalisten schurken zolang tegen die macht aan dat wij er zelf ook wel eens
van willen proeven…
Dit
alles overdenkend werd ik er bijna een beetje treurig van. De vaststelling dat
ik dag in dag uit de waan van de dag achterna moet hollen; niet veel meer
kan doen dan even krabben aan het oppervlakkig en glanzend glazuur waaronder de
brute waarheid zich verbergt; en dat mijn macht over het algemeen toch maar
zeer beperkt is.
Daarbij
kwam bovendien nog eens het gevoel bovendrijven dat de journalistiek zoals we
die bedrijven niet goed genoeg is. Dat ook wij, journalisten, Dutroux nodig
hadden om te beseffen hoe gecorrumpeerd politie en justitie waren. Dat we
Lehman Brothers nodig hadden om te zien hoe fout het financiële systeem in
elkaar zat en zit. Dat we Fortuyn nodig hadden om in te zien dat we sommige
maatschappelijke problemen ook in de pers niet durfden te benoemen. Dat we een
Griekse schuldencrisis nodig hadden om te beseffen op welke lemen voeten de
Europese reus staat. Dat we de ene na de andere dopingaffaire nodig hebben om
nog niet te beseffen dat we zelf meeschrijven aan de illusie van een eerlijke
sport. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Deze
omschrijving van de journalistiek past naadloos is het beeld dat serieuze
wetenschappelijke studies keer op keer geven, zoals de lezer van mijn weblog
maar al te goed kan weten. Het interessante nu is dat ondanks het feit dat
de direct betrokkenen ervan overtuigd zijn dat ze zich laten gebruiken door de macht en een ‘hoerige’
rol spelen, zij desondanks blijven weigeren kritisch tegenover dezelfde macht te
staan, waarschijnlijk omdat ‘journalisten zolang tegen die macht aan[schurken]
dat wij er zelf ook wel eens van willen proeven.’ Uit de uitspraken van
de mainstream-journalisten blijkt boven alles hoe weinig zelfrespect ze
bezitten, hoe de menselijke waardigheid door hen voor een habbekrats wordt
ingeleverd, hoe ze bereid zijn anderen die elders wonen op te offeren door weer
eens massaal geweld aan het grote publiek te verkopen. Daar komt nog iets bij. Vandaag meldt nrc.next onder de stellige
bewering: ‘Fransen hangen graag de redder uit,’ met evenveel
stelligheid ‘ongeveer tweederde van de Fransen voelt weinig voor interventie in
Syrie.’ Binnen enkele zinnen spreekt de journalist zichzelf tegen, maar dit maakt niets meer uit. Bij de ‘vrije westerse pers’ speelt de
waarheid geen enkele rol meer van betekenis. We leven inderdaad in een virtuele
wereld die door de socioloog C. Wright Mills al in de jaren vijftig werd gedefinieerd
als ‘rationality
without reason,’ er is geen logica meer in onze hoog technologische
samenleving. Onze opiniemakers weten dat, ze zijn zelfs bereid publiekelijk toe
te geven dat ze corrupt zijn, maar opnieuw, het maakt niets meer uit, zoals uit het volgende voorbeeld blijkt. Ditmaal
de bestsellerauteur Geert Mak, die het volgende verklaart:
Nemen
wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van
onwaarheid’, serieus genoeg. Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op
dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de
werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.
In
zijn schitterende verslag van een reis door Zuid Italie, getiteld Tegenlicht,
schreef de Duitse auteur Joachim Fest:
Voor de
eerste maal zijn wij getuige van een decadentieproces dat niet begeleid wordt
door verfijningen, dat grootsheid noch stijl afleidt uit het bewustzijn van de
eigen vergankelijkheid, en waarbij de instellingen samen met de goede smaak in
verval raken. Geen feestelijk vuurwerk in elk geval, geen apotheose, maar een
dood zonder verheerlijking. Dat blijkt op allerlei punten, uit het brutalisme
van de architectuur en van de kunsten in het algemeen, uit het steeds
primitiever worden van de taal en de expressie, en ook uit de ordinaire vreugde
in alles wat massaal is. Bij het beeld van cultureel late tijdperken, van het
hellenisme tot in het begin van deze eeuw, hoort de cultus van het individuele
en wat daar voor doorgaat: scepsis en ironie, het gevoel voor maskerade, spel
met ideeën en citaten, en de algemene transformatie van al het reële tot
literatuur. In plaats daarvan overheersen nu de overtuigingen. In het koor van
als oerkreet uitgestoten opvattingen, waarvan de straten weergalmen, verdrinkt
elke mogelijkheid tot intelligente omgang met de tegenstellingen, het geluk van
de radeloosheid, zonder dat het gehoord wordt. En een alternatieve cultuur, die
alles loochent wat bij het begrip cultuur hoort, namelijk het streven naar vorm
in alle opzichten, vindt ontelbare aanhangers. Men kan jammeren over dergelijke
verschijnselen. Opvallend is hierin dat de geschiedenis dergelijke
regressieprocessen steeds verbindt met de beelden van geestelijke ondermijning
of van geweld dat van buiten komt, terwijl de verwoesters in dit geval uit de
coulissen van de verouderde cultuur zelf te voorschijn komen: een avant-garde
van de verveling, vol verachting voor het traditionele en open voor elke
afbrekende neiging; zonder ware kracht echter, ondanks alle voorkeur voor het
vulgaire en haveloze.
Een nog heldere beschrijving van onze tijd is voor
mij ondenkbaar.
2 opmerkingen:
En zo is het Stan! Bedankt voor je onophoudelijk tegengeluid ter lering! In plaats van de tenenkrommende commentaren en analyses in de Nederlandse massamedia (de msm) te verteren kan men ook eens luisteren en kijken naar een onafhankelijke, jonge, erg slimme en creatieve jongen die uiterst consciëntieus en gewetensvol bericht over tal van achtergronden die in de msm onbelicht blijven. Onze journalisten gedragen zich als sportverslaggevers die zich verheugen op een groot toernooi dat ze mogen verslaan. Of zijn onze media zo door en door corrupt dat de bovenbazen eenvoudig verbieden om hun medewerkers kritische visies en grotere verbanden aan het licht te brengen? Of allebei?
Kijk, en huiver voor wat ons te wachten staat. Achter je redactiebureau, je keukentafel of vanuit je luie fauteuil de laptop op schoot.
hier
Kijk eens wat minder TV en ontdek meer!
nee, de journalisten hebben geen bovenbazen meer nodig, ze weten intuitief al wat ze wel en niet mogen. alleen na de jaren zestig mochten ongeveer iets meer dan een kwarteeuw dissidente stemmen aan het woord komen, maar nu niet meer. ik hoorde vanmiddag van een oude collega van me bij de vpro dat de oude ploeg inmiddels collectief eruit wordt gewerkt. die collega's mogen opnieuw naar hun eigen baantje solliciteren, maar weten nu al dat ze te duur zijn en te eigenwijs. dus worden freelancers aangenomen met een tijdelijk contract zodat alle sociale rechten, die door een eeuwlang strijd verworven zijn, omzeild kunnen worden. geen journalist die in de toekomst zal eigenwijs zijn als hij weet dat hij er elk moment kan uitvliegen. zie ook chmosky met marr.
Een reactie posten