zondag 16 januari 2011

Manfred Gerstenfeld. Extremistische Zionist 4

Jaap Hamburger, voorzitter van Een Ander Joods Geluid schreef deze kritiek voor bol.com 


‘Het Verval’ , ‘joden in een stuurloos Nederland’, van Manfred Gerstenfeld bestaat uit drie delen: een kort ‘woord vooraf’, een inleidend ‘essay’ van een kleine  100 pagina’s dat een aparte bespreking verdient, en 18 interviews, waarvan 10 met niet-joden.
Ik vat samen wat Gerstenfeld in dat inleidend ‘essay’ betoogt: joden vormen in Nederland een onbetekenende minderheid die niettemin steeds zwaarder  onder discriminatie te lijden heeft,  -Gerstenfeld gebruikt natuurlijk uitsluitend het speciale woord voor jodendiscriminatie: antisemitisme-  een minderheid echter, waar men tegelijk maar niet over uitgepraat raakt, bijna altijd in negatieve zin. Israël is een Godsgeschenk voor de antisemieten, want die kunnen hun nooit gedoofde jodenhaat nu op dat land uitleven. Gerstenfeld doet er alles aan om kritiek op het Israëlische beleid gelijk te stellen aan antisemitisme. De inleiding van ‘Het Verval’is terug te brengen tot het sentiment in de joodse gemeenschap dat vertolkt wordt met de woorden: ‘wanneer laten ze ons eindelijk eens met rust’.
Vorm en stijl: in de inleiding springt Gerstenfeld van de hak op de tak; hij beweert -en fantaseert-  van alles maar veel is anekdotisch en hij bewijst weinig tot niets. Hij haalt uit naar en belastert iedereen die hem niet bevalt, met name maar niet alleen Job Cohen en de PvdA. Dit is geen essay, waarin een stelling of theorie wordt geponeerd, die zorgvuldig en met kracht van argumenten wordt uitgewerkt, en daarmee tot nieuwe inzichten of conclusies leidt: dit is een takkenbos van bij elkaar geraapte woorden, zinnen en vooroordelen, bijeengehouden door een dun touwtje van verongelijktheid. 
Ook als interviewer sla ik Gerstenfeld niet hoog aan. De interviews dragen geen datum, waardoor ze niet in de tijd te plaatsen zijn; de vragen die hij heeft gesteld,  laat Gerstenfeld weg, hij voert de geïnterviewde op, als hield die een lange monoloog, zodat we de spanning tussen vraag en antwoord moeten missen, die ons iets kan vertellen over de opvattingen van de geïnterviewde. Gerstenfeld, zo lijkt het, heeft de opnameband laten lopen, de gesprekken laten uittypen, weggelaten wat hem niet paste, en tussen wat overbleef zijn verbindende zinnetjes geplakt. Vooraf nog een mini-CV-tje, en klaar was Kees. Van een kritisch bevragen van de geïnterviewde is amper, van kritisch doorvragen is helemaal geen sprake; hij schrijft als een klerk klakkeloos op wat er beweerd wordt, en lijkt vooral mensen en meningen bij elkaar gezocht te hebben die de gedachtespinsels  uit zijn ‘essay’ ondersteunen; hij noemt dit sprokkel- en broddelwerk een ‘onderzoek’, waarmee hij een wetenschappelijke benadering van zijn onderwerp suggereert. Hij ‘verantwoordt’ de keuze van geïnterviewden summier en gemakzuchtig: ‘Waarom koos ik juist deze personen om te interviewen? Het antwoord daarop is subjectief: omdat zij een relevant verhaal voor dit boek hadden. Ik heb dus niet geprobeerd een zo breed mogelijk scala aan opvattingen te weerspiegelen.’ Hier staat in deftige woorden: ik heb alleen gebruikt wat in mijn kraam te pas kwam.
Maar wie opvattingen huldigt en stellingen poneert doet zichzelf, zijn onderwerp en zijn lezers tekort door niet te zoeken naar andersluidende meningen, die immers hoogst relevant kunnen zijn voor het onderwerp. Het zou maar leiden tot politiek correcte interviews, die niet verhelderend maar verdoezelend werken, schrijft Gerstenfeld. Oh ja? Evelien Gans, Lily van den Bergh, Hajo Meyer, Harry de Winter, MaartenJan Hijmans, Ido de Haan, zelfs Ed van Thijn zijn joden met ervaringen en opinies die niet in Gerstenfelds straatje passen. Die laat hij dus gemakshalve buiten zijn boek. Maar ze hebben wel degelijk zaken te melden, die er voor Gerstenfelds onderwerp toe doen.  Ook zijn er in Nederland heel wat niet-joden te vinden met meningen over antisemitisme, joden en Israël die voor Gerstenfelds thematiek van belang zijn. Maar die heeft hij al ‘ontmaskerd’, dat zijn antisemieten. Zo ontaardt zijn boek in een vorm van mentale zelfbevrediging, waar geen lezer wijzer van wordt. ‘Wie herkauwt brengt geen nieuw materiaal naar boven’, schrijft Gerstenfeld in zijn woord vooraf.  Soms ligt zelfinzicht om de hoek.

Als iemand hier stuurloos  is, dan het orakel Gerstenfeld, die met zijn beschuldigingen keer op keer uit de bocht vliegt; als iets hier in verval is, dan de kunst  en de vaardigheid van het analyseren, redeneren en betogen, en van het helder opschrijven van bevindingen. Gerstenfelds boek is bovendien het verval van de rijke Hollandse traditie van het kritische vraaggesprek. Ischa Meijer, Joop van Tijn, Martin van Amerongen, Bibeb, Ben Haveman, Joris vd Berg en vele anderen  hebben die traditie geschapen: de herkauwer Manfred Gerstenfeld valt er buiten. Maar hij weet wel raad met mijn misprijzen, reken maar. Hamburger?  Oh die, typisch een gevalletje zelfhaat.


Geen opmerkingen: