Zo zag hij eruit, in de vorige eeuw, in 1966 om precies te zijn, Hans van Mierlo, van D'66, een van de meest tragische politici van Nederland. Hij was de vleesgeworden vernieuwing die nooit kwam, het icoon van een partij zonder beginselen, en daar trots op was. De pragmaticus die toen het establishment hem eindelijk minister liet worden, hem minister van Defensie in een conservatief kabinet maakte, verantwoordelijk voor het voortbestaan van het meest reactionaire instituut dat het Westen kent, de NAVO.
Niks vernieuwing, niks pragmatisme, gewoon doodordinaire beginselloosheid, tenminste, dat wil zeggen: krampachtig behoud van de beginselloze macht als meest belangrijke beginsel. Het hoogtepunt, zo u wilt, dieptepunt beleefde D'66 in 2003 toen de redelijk alternatieven ervoor zorgden dat het CDA langdurig en in volle glorie kon terugkeren in de regering. Dankzij de vernieuwing kregen we zeven lange aaneengesloten jaren Balkenende, het meest beginselloze, karakterloze conservatisme denkbaar. Daar loopt hij, Hans van Mierlo, de kraag omhoog gestoken, guur weer op komst, maar toch die vieve tred, die ongestuurde dynamiek, het product van marketing en hoop. Het is alleen nooit duidelijk geworden waar D'66 op hoopte. Van het pragmatisme is niets overgebleven, wel van de beginselloosheid. D'66 doet denken aan een hoestdrank tegen kriebel in de keel. Zodra de hoest voorbij is, zet je het drankje weer in het medicijnkastje, net zolang tot je weer een rauwe keel krijgt.
En het meest ironische is het feit dat de D'66-vernieuwers nooit zullen beseffen dat 'alleen verandering eeuwig is, bestendig en onsterfelijk,' zoals Schopenhauer het formuleerde. Hun beginselloosheid heeft hen blind gemaakt voor de werkelijkheid. Dat is pas echt tragisch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten