De Leidse achterban van Geert Wilders
Of: De Edmund Burke Stichting en de Universiteit Leiden
Maria Trepp
Voor een betere leesbaarheid van dit bestandje: download de pdf.versie
Een beter opgemaakte en beknopte tekst over de Burke Stichting heeft Frans Gieles van de Stichting Tegenwicht samengesteld, en hierbij ook gebruik gemaakt van mijn teksten.
Inleiding
Deze tekst is een uitgebreide, maar vooralsnog fragmentarische documentatie over de Edmund Burke Stichting, die ik bewerk tot een (Engelstalig) proefschrift.
Dit onderzoek- of betoog- is uitdrukkelijk en uitgesproken kritisch.
Dit bestand kan worden beschouwd als een materiaalverzameling voor mijn Engelstalig proefschrift en als een polemisch-politiek schotschrift, dat naast mijn wetenschappelijk onderzoek naar het neoconservatisme en de Burke Stichting zal blijven bestaan en groeien.
Richard Rorty beschrijft in Solidariteit of objectiviteit een wetenschappelijk pragmatische houding, die ook de mijne is:”Het gaat [de pragmatici] […] [erom], dat wij het traditionele onderscheid tussen kennis en opinie moeten laten vallen, voor zover dat althans wordt uitgelegd als een onderscheid tussen waarheid als overeenstemming met de werkelijkheid en waarheid als aanbeveling voor voldoende gerechtvaardigde overtuigingen. […] [De pragmaticus] waardeert coöperatief menselijk onderzoek. “
Dit onderzoek wordt geschreven in coöperatie en interactie met anderen.
Behalve een beschrijving van en een kritiek op de Burke Stichting en de rechtspopulistische Leidse intellectuelen is deze tekst óók een verslag – in feite een culturele hypertekst- van de brede intellectuele weerstand tegen de “conservatieve revolutie” in Nederland aan het begin van de 21ste eeuw.
Baukje Prins, auteur van het belangrijke boek over het integratiedebat Voorbij de onschuld (2000/2004) schrijft over de kwestie van objectiviteit in de wetenschap, en ik sluit mij bij haar aan:
“Ik wil in dit boek […] de stelling verdedigen dat elke wetenschappelijke bewering, hoe objectief ook, een bepaalde (moreel-politieke) partijdigheid impliceert. De ivoren toren van de wetenschap bestaat helemaal niet, ook het meest neutrale of ‘fundamentele’ onderzoek is door allerlei lijntjes verbonden met de alledaagse werkelijkheid van belangen, waarden, ambities en machtsverhoudingen, van materiële en niet-materiële obstakels en prikkels. En ook aan die partijdigheid mankeert volgens mij niets. De kritische vraag aan de wetenschap wat betreft har aanspraken op ‘de werkelijkheid’, is volgens mij dan ook niet zozeer: in hoeverre is wetenschappelijke kennis bevooroordeeld? Maar: welke vooringenomenheid is ‘beter’? Welke partijdigheid levert kennis op die maatschappelijk van nut kan zijn, en welke heeft een negatieve uitwerking? De kennistheoretische vraag naar de ‘objectieve’, ‘juiste’ weergave van de werkelijkheid maakt dan plaats voor de moreel-politieke vraag naar de (maatschappelijke) effecten van verschillende (re)constructies van de werkelijkheid. “[1]
In 2004 en 2005 werden bij de Leidse Rechtenfaculteit drie nieuwe hoogleraren benoemd, die alle drie direct of indirect bij de neoconservatieve Burke Stichting betrokken zijn en/of tot kort geleden waren: prof. Andreas Kinneging, prof. Paul Cliteur en prof. Afshin Ellian. De concentratie van Burkianen in Leiden is natuurlijk geen toeval. Afshin Ellian werd, zoals hij in zijn oratie zelf zegt, door Paul Cliteur naar Leiden gehaald.[2]
De Universiteit Leiden heeft ook bij de opening van het nieuwe Rechtengebouw in september 2004 blijk gegeven van een sterke neoconservatieve bias, door de omstreden Amerikaanse rechter Antonin Scalia uit te nodigen voor een toesprak.
Is de neoconservatieve bias in Leiden dan een probleem?
Maarten Huygen:
“Is de ideologische samenstelling van dit hooggeleerde gezelschap dat in Leiden over filosofische en ideologische grondslagen van recht en staat nadenkt niet eenzijdig?” Kinneging: "Vrijwel alle universiteiten, hogescholen en ook media worden gedomineerd door links. Dat geldt ook voor de departementen en de staf van overheidsadviesorganen zoals de WRR. De publieke sector wordt gedomineerd door het linkse circuit. Linkse circuits benoemen elkaar. Er is een groot gebrek aan pluriformiteit. Hier zijn eindelijk eens een paar mensen aangenomen met andere opvattingen. Het is dan een gotspe om te zeggen 'is het niet een beetje veel'"[3]
De Leidse rechtsfilosoof Labuschagne ( zelf spreker bij de Burke Stichting en volgens Bart Jan Spruyt maatje met Kinneging, Cliteur en hem zelf) zegt:“Het wekt inderdaad de indruk alsof het hier een bijkantoor is van de Burke Stichting.[…] Niet iedereen is daar gelukkig mee.”[4]
Ellian ziet er wél een groot probleem in het feit dat de Leidse Rechtenfaculteit beschouwd wordt als een bijkantoor van de Burke Stichting. Hij ontkent iets met de Burke Stichting te maken te hebben[5] - wat merkwaardig is, gezien het feit dat hij eredonateur is van de Burke Stichting, en samen met Bart Jan Spruyt afgebeeld staat op de site van de Burke Stichting.
Bart jan Spruyt, gepromoveerd in Leiden, is sterk betrokken bij het opleidingsprogramma van de Burke Stichting, dat zich o. a.op Leidse studenten richt. “Via lezingen, masterclasses en een zomerschool wordt een nieuwe voorhoede klaargestoomd, die het conservatisme verder moet uitdragen. 'Een soort schaduwuniversiteit', legt Spruyt uit. 'Op universiteiten en hogescholen is nauwelijks aandacht voor conservatisme. Dus groeit er weer een generatie op die daar niet mee in aanraking komt. Als je echt iets wilt, moet je de nieuwe generatie de goede boeken en lezingen aanreiken. Building and arming, in de hoop dat je een nieuwe voorhoede creëert.” ( de Volkskrant, 12-3-2005)
Gezien het expliciete “schaduw-universiteits”-karakter van de Burke Stichting, en gezien het feit dat de stichting vooral Leidse studenten rekruteert voor haar cursussen is het niet geheel trivaal en is het niet echt vanzelfsprekend dat de Universiteit Leiden een onderdak biedt aan een bijkantoor van de Burke Stichting….
Nog paar opmerkingen vooraf:
- met Paul Cliteur ben ik eerder in debat gegaan, en ook met prof. Kinneging en met prof. Ellian zou ik heel graag in debat gaan, als deze mij daartoe een gelegenheid geven. De volgende samenstelling kan beschouwd worden als mijn voorbereiding op een toekomstig confronterend debat.
- ik keer me niet tegen het conservatisme, ik ben zelf ook redelijk conservatief. Ik keer me tegen het revolutionaire conservatisme, tegen het neoconservatisme alsmede het rechtspopulisme van de Burke Stichting.
- het gaat me er zeker niet om dat een of meerdere van de genoemde personen uit hun ambt moeten worden gezet. Ik vind het belangrijk de politieke machtstructuren kritisch te bekijken en ik zoek debat en gesprek. Ik wil niet meer en niet minder dan – samen met anderen- een tegenwicht vormen tegen de rechtse opiniemakers in Leiden. Anders dan de Burkianen ben ik geen aanhanger van de naziefilosoof Carl Schmitt, die de wereld graag scherp in vriend en vijand wil verdelen.
- ik beweer niet dat alles wat de Burkianen zeggen onzin is. Ik beweer alleen dat zij op een bedenkelijke manier complexe kwesties reduceren tot rechtspopulisme.
- ik beweer ook niet dat de Burkianen op alle punten exact hetzelfde zeggen of willen. Er zijn zeker op veel punten belangrijke verschillen te vinden. Maar op nog veel meer gebieden zijn er belangrijke overeenkomsten, en deze probeer ik te beschrijven.
- weinig van hetgeen ik schrijf is origineel of nieuw. Voor mij geldt wat ook Burke voorzitter Kinneging over zijn eigen schrijven zegt: “Allemaal citaten. Uit mijn mond is nog nooit een origineel woord gekomen.”[6] Het citeren dient bij mij ( maar niet bij Kinneging, die weinig levende anderen citeert) ook het construeren van een sociale groep: een virtuele gemeenschap van mensen die zich verzetten tegen de aanval op solidariteit, op respect voor anderen en op de rechtsstaat die van de Burke Stichting en Wilders gelanceerd wordt.
Mijn intentie is het, de belangrijke kritiek die van veel anderen al geleverd is te inventariseren, verder uit te werken en te onderbouwen.
Leidse wetenschappers betrokken bij de Edmund Burke Stichting
De Burke Stichting wordt vooral door stemmen van Leidse wetenschappers vertegenwoordigd. De Burkiaanse intellectuelen, die niet in Leiden thuis zijn, zoals Arend Jan Boekesteijn ( Universiteit Utrecht) , Joshua Livestro (wel een Leidse leerling van Kinneging) , Michiel Visser en Leon de Winter worden hier ook aangehaald, maar de invloed van deze denkers is van geringere omvang en betekenis. Michiel Visser en Leon de Winter traden bovendien vaak als coauteurs op samen met respectieve Bart Jan Spruyt en Afshin Ellian.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten