Via zijn columns in Spreek'buis, het personeelsblaadje van de Hilversumse omroepen, kan men zich een beeld vormen van een Nederlandse doorsnee televisiejournalist als Chris Kijne. Zo schrijft hij:
'Ook ik heb mijn hoogmoedige jaren gehad – en er zijn vast mensen die vinden dat ze nog steeds niet voorbij zijn. Maar waar ík met milde verachting op terugkijk, is de zekerheid waarmee ik vroeger in zoiets als een socialistische heilstaat kon geloven. Die bestaat niet, en iedere poging om er te geraken leidt tot massamoord. Maar juist omdat ik dat inmiddels begrepen heb, weet ik ook dat het heil aan de andere kant van het spectrum evenmin te vinden is: de volledig vrije markt is net zo bloeddorstig als de dictatuur van het proletariaat.'
Het pleidooi voor het zoeken naar een neutraal midden is volgens mij verklaarbaar vanuit zijn afkomst. Tegenover één van zijn broodheren zei hij eens:
‘Ik ben de zoon van een dominee en de VPRO is natuurlijk een domineesomroep.’
http://3voor12.vpro.nl/nieuws/2005/mei/presentator-chris-kijne-mijn-vader-heeft-de-bijbel-geschreven.html
Voor mij en vele andere voormalige VPRO-programmakers was de VPRO nu juist het tegenovergestelde van een domineesomroep. Het was de omroep van het liberaire deel van de samenleving dat zich tegen alle ingesleten vormen en inhouden verzette. Het is Kijne kennelijk allemaal ontgaan, tenminste als we afgaan op zijn eigen woorden. Daarbij geldt voor hem als vuistregel dat er niemand ter wereld is 'die grenzen voor ons in de gaten moet houden... wij bepalen ze zelf.'
http://www.spreekbuis.nl/content/2758/Kijne:_Grenzen.html
Kijne, als journalist, en niemand anders bepaalt of hij, als journalist, zijn 'best moet doen om hem (minister Bos svh) die waarheid te laten vertellen. Of er inderdaad niet even een hoger belang is dan "de waarheid, niets dan de waarheid".'
Omdat in zijn ogen alleen hij de journalistieke 'grenzen' mag bepalen duikt weer de vraag op: voor welk 'hoger belang' werkt Kijne? Hij weigert hier antwoord op te geven. Dus doe ik het maar. Kijne's 'hoger belang' komt in feite neer op een conformistische consumptiemaatschappij die als volgt is omschreven door niemand minder dan John Berger:
'De veronderstellingen waarvan het mediabedrijf uitgaat namens het publiek zijn behalve blind ook verblindend… Misschien is het precies op dit punt dat onze vorm van democratie een langzame dood sterft. Als dat zo is, dan als gevolg van een weigering. De weigering van het mediabedrijf om het feit te erkennen en te laten doorwerken dat het publiek in zijn hart weet hoe de wereld in elkaar zit… De reden van deze weigering die een bedreiging is voor onze vorm van democratie, de reden waarom het mediabedrijf stelselmatig onderschat wat we gemeen hebben, die reden is steeds dezelfde: de normloze drang tot verkopen…'
In het neoliberalisme is winst maken het heiligste geloofsartikel en alles moet daarvoor wijken. Berger spreekt dan ook van 'the dealers of the Free Market and their corollary, the Mafia,' die weten dat
'they now have the world in their pocket. They have. But to maintain their confidence they have to change the meaning of all the words used in languages to explain or praise or give value to life: every word, according to them now, is the servant of profit. And so they have become dumb. Or, rather, they can no longer speak any truth. Their language is too withered for that. As a consequence they have also lost the faculty of memory. A loss which one day will be fatal.'
De 'vrije pers' dient 'hogere' belangen dan 'de waarheid,' en iedere journalist die dit ontkent bedriegt zijn publiek en zichzelf. http://stanvanhoucke.blogspot.com/search?q=walter+lippmann
De burger moet beheerst worden via de pers. Al in 1928 pleitte de vooraanstaande adviseur van de Amerikaanse politieke- en economische elite, Edward Bernays, voor een aristocratische politiek. Aangezien een echte democratie niet mogelijk is, was volgens hem
'the engineering of consent the very essence of the democratic proces, the freedom to persuade and suggest... The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen mechanism of society constitute an invisible government which is the true ruling power of our country.'
Bernays was niet de eerste de beste. Zijn boek 'Propaganda' (1928) was niet alleen in de VS een succes. Het was ook in nazi-Duitsland invloedrijk. Zijn werk stond zelfs in Goebbels' werkkamer. Bernays onderwees de elite dat ze zich moest concentreren op ‘regimenting the public mind every bit as much as an army regiments the bodies of its soldiers.’
Ook de
invloedrijke Amerikaanse publicist Walter Lippmann was uiterst
sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne
samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan
formuleren, want dan zou het een chaos worden. Het publiek moest wel de illusie krijgen dat het daadwerkelijk zijn lot kon bepalen en mocht daarom tijdens
verkiezingen zijn stem geven aan - door coöptatie gekozen – beleidsbepalers. Om dit proces mogelijk te maken en zo glad mogelijk te laten
verlopen, moest de pers worden gebruikt. Zij was verantwoordelijk voor
‘het fabriceren van consensus… een zelfbewuste vaardigheid en standaard instrument van regeringen die namens het volk besturen.’
In 1933, het jaar dat Hitler democratisch aan de macht kwam, schreef de gezaghebbende Amerikaanse hoogleraar Harold Lasswell in de Encyclopedia of the Social Sciences dat aangezien de 'masses are still captive to ignorance and superstition' de komst van de democratie 'compelled the development of a whole new technique of control, largely through propaganda.' Want, zo stelt Lasswell, propaganda is 'the one means of mass mobilisation which is cheaper than violence, bribery or other possible control techniques.' En om een hoog technologische massamaatschappij zo efficient mogelijk te laten draaien is propaganda de goedkoopste en veiligste manier voor de elite om de massa gehoorzaam te houden. Tegelijkertijd benadrukte Lippmann als invloedrijkste journalistieke ideoloog in de jaren twintig van de vorige eeuw dat
'public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press... Without some form of censorschip, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable.' Immers: 'How small our proportion of direct observations is when compared to those observation that are conveyed to us through the media.'
Om nu te voorkomen dat de massa, in de woorden van Lippmann, 'a bewildered herd' op hol slaat, moeten de beelden die de massa krijgt toegediend streng geselecteerd worden, zodat de juiste opvattingen ontstaan
'for the real environment is altogether too big, too complex, and too fleeting for direct acquaintance.' De massamens 'is not equipped to deal with so much subtlelety, so much variety, so many permutations and combinations. And although we have to act in that environment, we have to reconstruct it on a simpler model before we van manage with it.'
'de machthebbers de opinies [verschaffen] en de middelen waarmee die gerealiseerd kunnen worden. Mensen bestaan in de mediamarkten alleen als massa; hun acties verlopen parallel omdat hun opinies parallel verlopen, en opinies zijn parallel omdat ze alle uit één bron afkomstig zijn: die van de media. [...] De mensen zijn, zelfs als ze handelen, meer toeschouwers dan medespelers. Het publiek van de massamaatschappij handelt bij acclematie, bij plebisciet. Passief staat het toe, actief klapt het in de handen. Het is geen handelen dat uit eigen, autonome beslissingen of initiatieven voortkomt; het is geconditioneerde reactie op gecontroleerde stimuli die van het centrale beheerapparaat uitgaan. Omdat het publiek van de massamaatschappij markt voor de media en geactiveerde massa is geworden, is de discussiefase van het proces van opinievorming vrijwel uitgeschakeld.'
Mills toonde al een halve eeuw geleden aan dat
'het doel van de opinie-organisatoren [is] om de bevolking in een voortdurende staat van emotionele onderworpenheid te houden... Immers, als het maar eenmaal gelukt is om een mentaliteit van volgzaamheid en gehoorzaamheid te kweken, is het niet moeilijk meer om de mensen te doen geloven en te doen voelen wat men maar wil... hun opinies zijn parallel omdat ze alle uit één bron afkomstig zijn: die van de media.'
Op zijn beurt stelt een van 's werelds beste onderzoeksjournalisten, John Pilger:
'On August 24 2006 the New York Times declared this in an editorial: “If we had known then what we know now the invasion if Iraq would have been stopped by a popular outcry.” This amazing admission was saying, in effect, that journalists had betrayed the public by not doing their job and by accepting and amplifying and echoing the lies of Bush and his gang, instead of challenging them and exposing them. What the Times didn’t say was that had that paper and the rest of the media exposed the lies, up to a million people might be alive today. That’s the belief now of a number of senior establishment journalists. Few of them—they’ve spoken to me about it—few of them will say it in public.'
In deze werkelijkheid speelt Chris Kijne de rol die van hem verwacht wordt, en dat is het geven van alleen de officieel gesanctioneerde versie van wat hij noemt 'de waarheid.' Om dat zo vlekkeloos te kunnen doen moet hij zodra het 'hoger belang' van de macht wordt bedreigd de 'waarheid, niets dan de waarheid,' verzwijgen of verdraaien. Vanuit het veilige conformistische, kleurloze midden kijkt hij 'met milde verachting terug' op 'de zekerheid waarmee ik vroeger in zoiets als een socialistische heilstaat kon geloven.' Nu kent hij de 'zekerheid' van het ware geloof in het 'hoger belang' van de macht. En wat dit concreet betekent weten we door gewoon om ons heen te kijken en te zien hoe een ondemocratische elite de toekomst van de mens vergokt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten