Nazmiye Oral schreef onlangs in de Volkskrant:
Na de aanslag op de Twin Towers veranderde het klimaat en zou je kunnen stellen dat moslimjongeren zich gevangen voelen in een clichébeeld waar ze maar niet los van komen.
Maar laten we eerlijk zijn: het integreren in Nederland is vele decennia subtiel ontmoedigd door angstige ouders. Ik ben opgevoed met de code dat elke vorm van vernederlandsing een vorm van falen was. Erger nog: het betekende een gebrek aan loyaliteit (en dus liefde) aan je ouders en je ‘wortels’. http://opinie.volkskrant.nl/artikel/show/id/7686/Gevangen%20in%20de%20klauwen%20van%20bange%20ouders//
De vraag die mevrouw Oral bij mij oproept is deze: is de breuk met de ouders het waard om mee te mogen doen aan een samenleving die 'na de aanslag op de Twin Towers veranderde' waardoor 'moslimjongeren zich gevangen voelen in een clichébeeld waar ze maar niet los van komen'?
Ik stel die vraag ook nadat ik onlangs een van de mooiste beschrijvingen van New York heb gelezen, geschreven in een bloedhete ruimte in de zomer van 1948 door de Amerikaanse auteur E.B White. Het staat in een boekje getiteld Here is New York en White noteert een aantal alledaagse voorvallen in de metropool, een vallende kroonlijst die een voorbijganger doodt, het bezoek van de gouverneur aan de stad etc. en stelt vervolgens:
I mention these merely to show that New York is peculiarly constructed to absorb almost anything that comes along (whether a thousand-foot liner out of the East or a tenty-thousand-man convention out of the West) without inflicting the event on its inhabitants; so that every event is, in a sense, optional, and the inhabitant is in the happy position of being able to choose his spectacle and so converse his soul. In most metropolises, small and large, the choice is often not with the individual at all... A cornice falls, and it hits every citizen on the head, every last man in town.... The quality in New York that insulates its inhabitants from life may simply weaken them as individuals. Perhaps it is healthier to live in a community where, when a cornice falls, you feel the blow; where, when the governor passes, you see at any rate his hat. I am not defending New York in this regard. Many of its settlers are probably here merely to escape, not face reality... Although New York often imparts a feeling of great forlornness or forsakenness, it seldom seems dead or unresourceful; and you always feel that either by shifting your locaion ten blocks or by reducing your fortune by five dollars you can experience rejuvenation. Many people who have no real independence of spirit depend on the city's tremendous variety and sources of excitement for spiritual sustenance and maintenance of morale. In the country there are a few chances of sudden rejuvenation -- a shift in weather, perhaps, or something arriving in the mail. But in New York the chances are endless. I think that although many persons are here from some excess of spirit (which caused them to break away from their small town), some, too, are here from a deficiency of spirit, who find in New York a protection, or an easy substitution.
Welnu, Nederland bezit geen metropool die alles naar zich toetrekt en verwerkt in een groter geheel, en waaraan je je totaal anoniem kunt onttrekken terwijl tegelijkertijd 'the chances are endless.' Nederland is een polder, waar het heldere licht elke afwijking genadeloos registreert, en iedere niet-westerling een 'allochtoon' wordt genoemd. In New York bestaan geen allochtonen, want niemand daar komt op het idee om een ander als allochtoon te kwalificeren. Waarom zou men? In een kosmopolitische cultuur waarin het individu op zijn/haar eigen waarde wordt geschat, bestaan er geen allochtonen. Die bestaan alleen in een provinciale cultuur, permanent krampachtig op zoek naar zichzelf. Wat we nu nu in Nederland zien is de eeuwige en groeiende haat van de provincie tegen de stad, van het kleinburgerdom tegen de kosmopolitische cultuur, zo treffend beschreven door wijlen Joachim Fest in zijn reisverslag Tegenlicht:
De profetische vervloekingen van de stad zijn niet in de laatste plaats ingegeven door de bekrompenheid van een inferieure dorpscultuur. Er is namelijk geen scherpere tegenstelling denkbaar dan tussen het platteland met zijn archaïsche zelfvoldaanheid, en de stad, die het verstrooide samenvoegde, blootstelde aan de druk achter knellende muren en daardoor leidde tot een onvoorstelbare verruiming van de menselijke krachten en mogelijkheden. De stad is niets anders dan begin en doorgeefster van alle hogere beschaving... De stad als zetel van onrust, overmoed en misdaad, en ook van luxe en slechtheid, haar tegennatuurlijke neiging tot taal- en rasvermenging: dat alles behoort sinds de vroegste tijden tot de grondslag van voortdurend aangepaste vervloekingsfantasieën... de grote hoer Babylon, die zit aan vele wateren en in vele bedden slaapt... Van haar typische dubbele gezicht, dat altijd vrijheid èn reglementatie betekende, gemeenschap-vormende èn isolerende energieën, grootsheid èn verdorvenheid, mocht alleen nog de ideale kant benadrukt worden... En wanneer sommige geleerden de post-antieke stad hebben herleid tot de stichting van kloosters, dan hebben die steden zichzelf, als gemeenschap van de gelovigen, iets als een leefregel gegeven, die na verloop van tijd verwereldlijkt is tot burgerlijk ethos.
Turks-Nederlandse jongeren groeien niet op in de anonimiteit van een kosmopolitische metropool waar 'the chances are endless,' maar in de geborneerde benepenheid van een provinciaal landje. Nederland is nog steeds een verzuilde samenleving met een regenteske elite, een zichzelf coöpterende club waarvan de meesten zijn uitgesloten, zoals tevens zo helder tot uitdrukking komt in het discriminerende begrip 'allochtoon.' In een dergelijke samenleving vervult de allochtoon de rol van de Ander, de Buitenstaander aan wie de rest zichzelf kan afmeten en voor zichzelf de schijn kan ophouden er toch bij te horen. Vroeger waren de buitenstaanders, de 'allochtonen,' in het christelijke Nederland 'de joden', nu zijn het 'de Turken, de Marokkanen, de islamieten,' wie dan ook op wie de angst en frustratie bot gevierd kan worden.
De vraag die mevrouw Oral bij mij oproept blijft dan ook deze: is de breuk met hun ouders het waard om mee te mogen doen aan een samenleving die 'na de aanslag op de Twin Towers veranderde' waardoor 'moslimjongeren zich gevangen voelen in een clichébeeld waar ze maar niet los van komen'?
1 opmerking:
Op mijn elfde jaar, in1970, ben ik met mijn ouders van Den Haag naar een dorp in het Groene Hart verhuisd. We werden nog net geen allochtonen genoemd, nee, wij waren "import". Op de lagere school kreeg ik een berisping als ik "goh" of jee" zei. "Hou je Haagse vloeken voor je!" riep de leraar door de klas.
Eén avond in de week ging ik met mijn zus op de fiets naar het dorpshuis, naar een knutselclub. Figuurzagen en pitriet vlechten. Op de terugweg werden we regelmatig opgewacht door twee oudere dorpsjongens. Die trokken ons een weiland in om ons te bedreigen en te slaan. Gewoon, omdat we 'vreemdelingen' waren, omdat we uit een grote stad kwamen. De klappen vond ik niet zo erg. Maar de vernedering die ik voelde, dat is me altijd bijgebleven.
Xenofobie en racisme hebben helemaal niets te maken met haar slachtoffers. Het zijn de daders die mankeren.
Een reactie posten