woensdag 7 juli 2010

Zochrot 8


Park Zonder Rust: De Latrun dorpen en Zochrot
Door Eitan Bronstein


(Uit het Engels vertaald door Marijke Kruyt)

Op een dag in maart zwierf ik door de ruines van ‘Imwas’ in de buurt van het kerkhof van het dorpje, terwijl ik wachtte op een groep mensen die het verhaal van Canada Park wilden horen. Er staan nog resten van muren en tot mijn verbazing vond ik een rond metalen voorwerp op de grond met een blauw geschilderde rand. Het leek op een bord. Mijn vriend Umar Ighbarieh bevestigde mijn vermoeden. “Ik at vroeger van zulke borden” vertelde hij me. En ik had nog wel overwogen om het naar het lab te brengen om het te laten onderzoeken… De ontdekking van een bord waarvan de inwoners van ‘Imwas, zoals nu blijkt, gegeten hadden, maakte het mij duidelijk dat ook nu, zeven jaar nadat ik de streek voor het eerst leerde kennen, de aarde nog steeds nieuwe geheimen prijs geeft.
Ik gebruik graag de naam ‘Canada Park’ als ik het verhaal over deze plek begin te vertellen. Het is de geschiedenis van een naam die verbergt dat er hier andere namen zijn uitgewist. En niet alleen de namen van ‘Imwas, Yalu and Beit Nuba zijn weggevaagd toen de  ‘Keren Hakayemet Leyisrael’ of KKL (in het Nederlands: het Joods Nationaal Fonds of JNF) dit park inrichtte. Ironisch genoeg waren ook de Canadezen er niet blij mee dat dit in hun naam geschiedde. Wellicht om die reden ontdekt de bezoeker dat het ook wel het “Ayalon Park” of het “Canada-Ayalon Park” wordt genoemd. Deze schizofrene dubbele naamgeving was het gevolg van de verwarring die ontstond als gevolg van de berichtgeving dat het park was opgezet met de financiële steun van Joden uit Toronto. Vijftien miljoen Canadese dollars waren gedoneerd om duizenden dennen en cipressen te planten, aan de verkeerde kant van de Groene Lijn, om het braakliggende land waar de ruines lagen van deze drie dorpen met groen te bedekken. De KKL voelde zich genoodzaakt om Canada excuses aan te bieden en om de schande te beperken de naam van het Park te wijzigen. Maar de Canadezen zijn het niet vergeten. In 2003 vroeg iemand van de Canadese Ambassade mij om een rondleiding in het gebied en zei dat hij hun vertegenwoordiger uit Ramallah ook mee zou brengen.
We spraken een datum af, maar na een aantal keren uitstel vond de excursie nooit plaats. Zij vonden het blijkbaar ook moeilijk om onder ogen te zien wat er in hun naam gedaan was.
Het Canadese geld, dat gebruikt had kunnen worden om scholen te stichten of wegen te verharden in Canada, was gebruikt om een prachtig park aan te leggen op in 1967 bezet gebied, bovenop de ruines van drie dorpen. Een KKL vertegenwoordiger beweerde tegen een verslaggeefster van Channel 5 in Canada dat de gelden niet aan de andere kant van de Groene Lijn waren geïnvesteerd maar “in een ander deel van het park.” Zij zat met hem naast een groot houten bord midden in het park ter ere van de familie Tannenbaum uit Toronto voor hun bijdrage aan de totstandkoming.”Als ik het goed begrijp” zei ze tegen hem: “Dus dit bord aan de verkeerde kant van de Groene Lijn staat hier ter ere van een familie uit Toronto, omdat ze geld gedoneerd hebben dat ergens anders geïnvesteerd is?”
“Ja” antwoordde hij schaamteloos. Grondig onderzoek van de journaliste wees uit dat bijna het hele park aan de andere kant van de Groene Lijn ligt, en het is duidelijk dat deze miljoenen in strijd met de Canadese wet zijn besteed. Als ik Israëlische bezoekers van het Canada Park vertel dat we op land staan dat in 1967 bezet is en niet in 1948 dan kunnen velen dat niet geloven en dat is ook begrijpelijk. Het gebied rond het park is helemaal “ge-Israeliseerd.” Geen enkele wegblokkade of ander teken wijst erop dat de reiziger de Groene Lijn passeert, Israels’ Internationaal gerespecteerde grens. Een autobestuurder, die betrapt werd op een snelheidsovertreding op het stuk van de interlokale weg Route 1 dat langs het Canada park loopt, kon een veroordeling ontlopen door voor de rechtbank te betogen dat de plaats waar hij aangehouden was buiten de bevoegdheid van de rechter lag.

Politieke borden
Maar duizenden bezoekers van het park zijn zich blijkbaar niet bewust dat hier niet alleen tot 1967 dorpen lagen, maar dat het ook voor hen verboden is om van de weg tussen Ramallah en Latrun af te gaan, omdat volgens een Militair Bevel van april 1968 dat de in beslagname van dit land (Gebied Yod) regelt, “weggebruikers hun reis niet mogen onderbreken noch de weg verlaten[i].”


Deze ordemaatregel was vastgesteld om te voorkomen dat de verdreven mensen uit deze dorpen terug zouden keren naar het land waar zij tot juni 1967 woonden. Om dezelfde reden zijn in dit bevel ook precies vastgelegd voor welke uren het verbod geldt – dit verbod is uiteraard niet van toepassing op de bezoekers van het KKL park. Of hoeft de KKL zich wellicht niet aan de Militaire Bevelen te houden? Zou dat kunnen? Het is in ieder geval duidelijk dat de JNF boven de Israëlische politiek staat. Want toen Zochrot het verzoek indiende bij de KKL directeuren of zij borden mocht plaatsen in het park waarop stond aangegeven dat hier vroeger Palestijnse dorpen lagen, antwoordden zij het volgende: “Helaas houdt de KKL zich niet met onderwerpen bezig die een politieke lading hebben, daarom moet u zich met uw verzoek tot die bevoegde instanties richten, die daarover gaan.”

De brief van Zochrot aan de KKL kwam na een manifestatie om te herdenken dat de Latrun dorpen 36 jaar geleden met de grond gelijk gemaakt werden. Samen met inwoners van het nabij gelegen gehucht Neve Shalom en vertegenwoordigers van de dorpen zelf, zette Zochrot borden neer waarop stond dat er vroeger dorpen lagen op het land waarop het park was aangelegd. Op brochures van Zochrot die we bij een van de borden hadden achter gelaten stond mijn telefoonnummer. Twee dagen later ging de telefoon.
“Hallo, spreek ik met Eitan?”
“Ja”
“U spreekt met Cohen. Ik ben hoofdopzichter van het Canada Park. Hebt u die borden neergezet?”
“Ja.”
“Waarom?”
“Om de mensen te informeren over wat er daar vroeger was.”
“Maar dat is illegaal”
“Er staan duizenden illegale borden in Israël, zelfs in het park, bijvoorbeeld die waarop allerlei dingen te koop worden aangeboden.”
“Maar uw borden zijn politiek.”
“En uw borden waarop de Romeinen, de Hasmoneanen, de Byzantijnen en de Ottomanen worden beschreven maar die geen woord bevatten over de eeuwen van Palestijnse bewoning, zijn die niet politiek?”
“Maar die zijn legaal…”
De parkopzichter maakte duidelijk dat de borden verwijderd moesten worden en aangezien de KKL zich niet met politieke zaken bezighoudt namen we contact op met het “Burger Bestuur” (een vreemde naam voor een organisatie als je bedenkt dat deze verantwoordelijk is voor verscheidene zaken die over de bezetting van land gaan en niet over burgers).
In juni 2003 schreven we hen het volgende:
“…Bezoekers van het Canada Park kunnen veel kennis opdoen over de geschiedenis van het gebied door de tientallen borden te lezen die in het hele park staan waarop vele verschillende verhalen te vinden zijn, maar niet die over de historie van de plaatselijke Palestijnen. Het KKL wil het publiek voorlichten over het land waar we in leven. Wij vinden niet juist dat de informatie, die in of buiten het park verstrekt wordt, de Palestijnen die hier honderden jaren gewoond hebben, selectief negeert.
Daarom zouden we het op prijs stellen als u borden met deze informatie zou toevoegen. Als hiervoor vergunning nodig is van de plaatselijke autoriteiten dan zal Zochrot deze graag voor u aanvragen, maar daarvoor is wel uw toestemming voor het plaatsen van deze borden nodig.”
Het Burger Bestuur antwoordde niet onmiddellijk. Uit betrouwbare bron hoorden we dat de juridisch adviseurs hadden vastgesteld dat er geen wet was op grond waarvan ons verzoek geweigerd kon worden.
Aan de andere kant vonden ze het erg moeilijk om het uitdrukkelijk toe te staan, dus ze gaven het uit handen aan het hoofdbureau van de Centrale Regering, dat het op zijn beurt bekeek en doorstuurde naar het Ministerie van Justitie voor nader advies. Toen we begrepen dat het waarschijnlijk een eindeloze procedure zou worden, startten we een gerechtelijke procedure bij het Hooggerechtshof tegen de Militaire Commandant van Judea, het Burger Bestuur en de KKL, waarbij we ons lieten vertegenwoordigen door advocaat Michael Sfarad.
De complete tekst van deze aanklacht staat op de website van Zochrot en dit is een gedeelte ervan: “… Het besluit om bepaalde delen van de geschiedenis van het gebied achter te houden is uitermate onredelijk, het ondermijnt de bovengenoemde waarden en de rechtvaardiging om historische borden neer te zetten, zoals dat gewoonlijk gebeurt bij elk project over de hele wereld. Aangezien we geen opgave van redenen voor het afwijzen van ons verzoek hebben gekregen, vermoeden we, met alle respect, dat de afwijzing was gebaseerd op politieke gronden met het doel te voorkomen dat de bezoekers van deze plek iets te weten komen over de geschiedenis van de Arabische nederzettingen waar tot de oorlog van 1967 een vitale en levenslustige Palestijnse bevolking woonde.”
In zijn antwoord van juli 2005 deed de KKL de eerste toezegging op schrift:
“De KKL was geen tegenstander van het opnemen van relevante informatie over de dorpen Yalu en ‘Imwas op de borden die in het park stonden en in feite stelden ze een tekst voor waarin de geschiedenis van deze dorpen beschreven werd en deze zou op de bestaande borden gezet worden. Dit voorstel was uitsluitend gebaseerd op professionele overwegingen. Gelet op het karakter van het park zou een overvloed aan borden de schoonheid aantasten en men wenste het als een plek voor rusten recreatie te behouden. Geen woord over politiek. Alleen beroepsmatige argumenten: schoonheid en recreatie… ?

Het kantoor van de Officier van Justitie antwoordde het Hooggerechtshof uit naam van de Militaire Bevelhebber en het Burger Bestuur van de Bezette Gebieden: “De respondenten stellen vast dat in het licht van de voorafgaande discussies gehouden binnen het Burger Bestuur en in het kantoor van de Officier van Justitie in de periode 2003-2004 en naar aanleiding van een extra discussie in het hoofdkantoor van Het Burger Bestuur, instructies zijn gegeven op 27 juni 2005 door het hoofd van het Burger Bestuur dat, zoals verzocht, borden zouden worden geplaatst waarop stond dat de dorpen Yalu en ‘Imwas in dit gebied lagen tot 1967.
Alle respondenten eisten dat de aanklacht nietig verklaard zou worden aangezien de overeenkomst om de borden te plaatsen deze in hun ogen overbodig maakte. Advocaat Michael Sfarad eiste dat de procedure voor het Hooggerechtshof doorgang zou vinden, maar als vóór de zitting de borden er zouden staan, zouden we de aanklacht intrekken.
De KKL en het Burger Bestuur gingen daarom akkoord met het neerzetten van nieuwe borden in het park waarop melding gemaakt werd van het bestaan van de dorpen  Yalu en ‘Imwas. Het dorp Beit Nuba lag eigenlijk niet binnen de grenzen van het park en alleen een deel van het land dat erbij hoorde viel binnen het park. De nederzetting Mevo Horon is gebouwd op de fundamenten van Beit Nuba. De zitting bij het Hooggerechtshof werd vastgesteld op 4 april 2004. Nu moest overeenstemming bereikt worden over de tekst van de borden. Michael Sfarad deelde Zochrot mede dat er geen schijn van kans was dat de tekst de woorden “bezetting”, “verdrijving”, “verwoesting van de dorpen” of “vluchtelingen” zou bevatten, maar alleen een luchtige verwijzing naar datgene wat daar voor de oorlog van 1967 geweest was. De leden van Zochrot reageerden hierop verontwaardigd. Enerzijds was het besluit om borden in Israël neer te zetten ter nagedachtenis van verwoeste Palestijnse dorpen een aanzienlijk winstpunt dat een precedent zou scheppen, maar anderzijds was het geaccepteerde taalgebruik zo eufemistisch dat de indruk gewekt kon worden dat de dorpen verdwenen waren als resultaat van een natuurlijk ontwikkelingsproces in plaats van een zionistische verovering. Beide partijen kwamen de volgende woordkeus overeen:
”De dorpen ‘Imwas en Yalu lagen in het gebied van het park tot 1967. ‘Imwas had 2000 inwoners die nu in Jordanië en in Ramallah wonen. Er is een begraafplaats vlakbij de ruines van het dorp. In Yalu woonden 1700 mensen die nu in Jordanië en in Ramallah leven. Een bron en een aantal waterreservoirs zijn daar nog te vinden.”
Stel je de reacties in Israël eens voor als een soortgelijke tekst gegraveerd zou zijn op een monument in Warschau ter nagedachtenis van het Joodse getto…
De borden werden niet geplaatst tot slechts een paar dagen voor de geplande zitting. Twee arbeiders, twee opzichters en een fotograaf verschenen ter plekke. De mannen groeven een gat en mengen cement. De opzichters gaven aanwijzingen en de fotograaf vereeuwigde de gebeurtenis om het Hof te laten zien dat het werk inderdaad uitgevoerd was. Umar van Zochrot was er ook bij en nam eveneens foto’s. De mensen van KKL legden hem uit hoe open ze zijn in het naar voren brengen van verschillende geschiedenissen. Het nieuwe bord met witte letters op een bruine ondergrond werd neergezet op de plaats waar vroeger Yalu had gelegen, naast het oude bord dat alleen verwees naar Tel Ayalon uit de Hasmoneaanse periode. Het bord voor het gebied van ‘Imwas werd geplaatst op een paar meter afstand van de plek waar Zochrot drie jaar geleden zijn ‘illegale’ bord had neergezet. Deze keer werd het geplaatst door de autoriteit zelf en de officiële aanduiding:  “Het burgerbestuur van Judea en Samaria” stond er ook op vergezeld van het gekleurde wapen als een  soort “goedkeuringsstempel.”
Een paar maanden later sprak ik met het kantoor van de KKL in Eshtaol. Zij hebben een “bordenafdeling”, echt waar! Ik probeerde er achter te komen wat er met de borden gebeurd was die wij ooit neergezet hadden en die weggehaald waren. Ik sprak met Osnat die hiermee graag wilde helpen.
“Ja er waren borden neergezet door een of andere Moslim Gemeenschap waarop stond hoeveel mensen er in de dorpen gewoond hadden en hoeveel scholen er waren. Die hebben we weggehaald. Er staan nergens KKL borden in het park die verwijzen naar de dorpen, want we willen alleen maar zorgen dat de mensen de weg kunnen vinden in het park. Het is niet dat we willen verbergen wat hier vroeger was.” Ik vertelde haar over het bord voor het Romeinse badhuis dat op het kerkhof van ‘Imwas was neergezet, maar ze antwoordde dat dat stuk park niet onder hun verantwoordelijkheid viel en dat die borden ook niet van hen waren. Ik hield vol dat er borden waren die bezoekers naar het badhuis leidden. Michael, een staflid, bevestigde dat een van hun borden de weg wees naar het badhuis. Zij lichtte toe dat : “We geven geen speciale verwijzingen naar dorpen die in 1948 verwoest zijn, dat doen we nergens in Israël.” Daar heeft ze gelijk in. Maar deze specifieke dorpen zijn toch in 1967 verwoest, vroeg ik. Ze antwoordde direct dat het gebied ‘niemandsland’ was en dat de dorpen sinds 1948 verlaten waren.

Ik toonde me verbaasd en ze zei dat ze er niet zeker van was. Michael bevestigde dat de dorpen verlaten waren aangetroffen in 1967 en dat ze al sinds 1948 ontruimd waren. Ze verwezen me naar Amikam, zo te horen de plaatselijke chef. Hij had persoonlijk de gele “Moslimgemeenschapsborden“ verwijderd. Hij vertelde dat: “de mensen van Neve Shalom borden neer hadden gezet waarop stond hoeveel mensen er in elk dorp hadden gewoond.” Hij bevestigde ook dat er nergens in het park verwijzingen stonden naar de Palestijnse dorpen.


Verjoodsing van het Landschap
Ook tijdens een Hannukah excursie in 2002 in het Canada Park werden de Palestijnse dorpen niet vermeld. Ik nam deel aan de tocht “De oorlogen van de Maccabeën” georganiseerd door de Natuurbechermings organisatie samen met mijn 10 jaar oude zoon Gal. Het was een speciale gezinstocht, dat wil zeggen een tocht voor kinderen samen met hun ouders die door hun aanwezigheid bevestigen dat het waar is wat de kinderen verteld wordt. De gids neemt ons mee terug naar de mythologische tijd in de Joodse geschiedenis – de oorlogen van de Maccabeën, waarvan de meest bekende de slag van Emmaus is. Ze begint de tocht bij het uitzicht over Yalu: “Hier staan we boven de rivierbedding van de Ayalon waar beroemde veldslagen plaats vonden. Dit zijn de heuvels van Judea, daar die van Samaria en dat is de kustvlakte. Links de stad Modi’in, recht tegenover ons ligt Laag Beit Horon en daarboven Hoog Beit Horon – je hoort er wel eens iets over op Galgalatz [een bekend radiostation]. Beneden in het dal naast Modi’in, Re’ut en Maccabim ligt Mavo Horon.”
Het uitzicht recht voor ons kijkt voornamelijk op Arabische dorpen: Beit Sira, Beit Liqiya, Beit Ur-a-Tahta, Beit Ur-a-Fuqa, Beit Inam.
Maar de gids vestigt onze aandacht alleen op de Joodse nederzettingen. Het landschap is ‘ver-Joodst’, zelfs de plaats waar we staan te kijken is ontdaan van zijn Palestijnse identiteit. Yalu, honderden jaren een levendig dorpje totdat de inwoners in 1967 verdreven werden, wordt tijdens deze rondleiding helemaal niet genoemd. Wat we hier zien gebeuren is een poging om ons bewustzijn zo te veranderen dat zelfs de verovering en de bezetting van de dorpen, terwijl we over de ruines hiervan lopen, uit ons zicht en uit onze gedachten wordt gewist.
Tijdens het vervolg van de tocht vertelt de gids op dramatische wijze het Joodse Hannukah verhaal over de acht veldslagen door de Macabeën  die gesymboliseerd worden door de acht kaarsen van de Hannukah menorah. Tijdens dit verhaal zitten de luisteraars op de ruines van huizen in de schaduw van een grote Carobboom. Dit zijn de resten van het dorp ‘Imwas dat ook verwoest is in 1967. Maar die lijken wel onzichtbaar als het verhaal verder gaat: “Tijdens die gevechten gebeurde er iets belangrijks. In het jaar 187 vinden ze de kruik met olie en verklaren de Joodse onafhankelijkheid van het land. De vreugde is groot want voor die tijd heersten de Grieken er. De vreugde bij het uitroepen van de onafhankelijkheid van de staat Israël was even groot. Wat een geluk toen Ben Gurion de staat oprichtte! Het is dezelfde Joodse onafhankelijkheid als toen in de Hasmoneaanse staat, bij ons is het net vijftig jaar geleden.”
Deze vijf zinnen dragen een zware last met zich mee. De oude Joodse mythologie dient de Israëlische mythologie en plaveit de weg voor voorzetting van het conflict met de Palestijnen. Net zoals we toen – wij de Macabeën – zullen we onze vijanden nu verpletteren.
Tegen het einde van de rondleiding maakt de gids een vreemde opmerking: “Er zijn hier vele overblijfselen gevonden van bewoning in de periode vóór de Hasmoneaanse tijd en ook van de tijden daarna.” Er zijn hier inderdaad vele resten uit de “na-Hasmoneaanse” tijd, maar daarover geen woord. Toch is de opmerking belangrijk misschien juist wel omdat ze er niet verder op in ging. Het symboliseert de Palestijnse Nakba. De verwoesting van het hier geleefde leven, iets dat onderdrukt is en dat soms op een bijna oncontroleerbare manier  tevoorschijn komt. Niemand vroeg de gids wat zij bedoelde en van wie die “vele resten” waren, omdat het moeilijk is om dat te vragen en nóg moeilijker om er een antwoord op te geven en er verantwoording voor af te leggen.

Zo ziet verplaatsing eruit
Een klein verhaaltje dat aansluit bij de oorlog in 1967, geeft de mogelijkheid om een begin te maken met het afleggen van verantwoordelijkheid over de effecten van de oorlog in de streek rond Latrun. Yosef Hochman, een professioneel fotograaf, woonde in die tijd in de Kibboets Har’el. Hij vermeld dat een paar dagen voor de Israëlische aanval er een paar schapen uit de kibboets waren gestolen. De verdenking viel op de bewoners van het dorp ‘Imwas, die waarschijnlijk in staat waren om de grens nogal gemakkelijk over te komen. Nadat de regio overwonnen was en “onze troepen“ in zes uur naar de buitenwijken van Ramallah oprukten zonder enige weerstand te ontmoeten in het gebied rond Latrun, besloten leden van kibboets Har’el dat dit een uitgelezen kans was om de gestolen schapen terug te halen. In een jeep, gewapend met hun geweren, en Hochman met zijn camera, voegden de kibboetsniks zich in hun werkkleren bij de soldaten in Imwas, Yalu en Bayt Nuba. Eerst namen ze deel aan de patrouilles die naar Egyptische commando´s zochten die in het gebied waren. De Egyptenaren werden gevangen genomen en één van hen werd gedood. Een Israëlische soldaat die een van de commando´s arresteerde werd lachend gefotografeerd wijzend naar de camera dat er een foto van hem genomen moest worden. Het verbaasde Hochman te zien dat het leger begon met het vernietigen van huizen en hij registreerde alles. Hij vertelde me dat Uzi Narkiss van het GOC Central Command twee weken na het eind van de oorlog een lezing hield in kibboets Har’el. Hochman vroeg hem waarom de dorpen verwoest waren. Narkiss antwoordde dat het wraak was voor wat er daar in 1948 gebeurd was.
De laatste foto van ‘Imwas laat een groot aantrekkelijk dorp zien met ruime huizen omringd door groen. Hochman maakte foto’s van de bulldozers die de huizen sloopten- waarschijnlijk dezelfde bulldozers die in dezelfde tijd honderden Palestijnse dorpen vernietigd hebben, waarvan de inwoners tijdens de Nakba[ii] verdreven waren. De meest aangrijpende foto’s tonen vluchtelingen die hun dorpen verlaten – lange rijen vluchtelingen met alles wat ze kunnen dagen in hun armen of op ezeltjes. Daarnaast staan de soldaten van het Israëlische leger. Hun voertuigen staan opgesteld in tegenovergestelde richting aan die van de vluchtelingenstroom. Amos Keinan schreef een ooggetuigenverslag over deze colonnes van vluchtelingen toen hij als reserve militair diens deed bij een van de wegversperringen die moesten voorkomen dat de vluchtelingen naar hun dorpen zouden terugkeren. Zijn indringende rapport werd over de hele wereld verspreid en veroorzaakte een schandaal waardoor Israël werd gedwongen om Moshe Dayan een halt toe te roepen toen hij was begonnen met het verwoesten van Qalqilya. Eén foto trof mij diep, als vader, zelfs nadat ik hem honderden keren gezien had en even zovele keren aan anderen had laten zien. Er staat een Palestijns gezin op dat zijn dorp verlaat. De moeder draagt een grote mand op haar hoofd en een baby op haar arm. Een kind dat ongeveer twaalf lijkt draagt zijn zusje van anderhalf op zijn rug. Op de achtergrond staat een Israëlische soldaat het tafereel te bekijken met zijn armen op zijn rug. Hij kijkt in de camera en ziet dat hij gefotografeerd wordt. Het is alsof hij ons recht aankijkt alsof hij eist dat wij waarnemen wat er gebeurt. De jongen met een witte vlag in zijn hand kijkt ook in de camera. Hij eist ook dat we kijken. Hij loopt verder zijn ballingschap tegemoet. De soldaat en wij blijven achter als veroveraars[iii].

Vroeger was er al een man in onze geschiedenis die vertrok om ezels te gaan zoeken en terugkwam als koning. In 1967 was er iemand die schapen ging zoeken en tevoorschijn kwam met een bloedstollende reportage van etnische zuivering. Volgens Hochman vonden ze de schapen terug, als iemand dat nog belangrijk vind, en brachten ze weer naar Kibboets Har’el.
Een paar jaar later hoorden de vluchtelingen uit Latrun van het bestaan van deze foto’s van mensen uit de Nachshon kibboets. Ze spoorden Hochman op kregen de foto’s waar zij en hun dorpen op stonden en zetten die op Internet. Nu kan iedereen, die dat wil, zien hoe die verdrijving eruit zag.

Het JNF wist zijn sporen uit
Een oudere foto van ‘Imwas is genomen in 1958. Je ziet mensen door de straten wandelen en vooraan op de foto zie je de heilige plaats die in verband gebracht wordt met Obeida Ibn Al-’Jarah, een bevelhebber die aan de leiding stond tijdens de verovering van Palestina door de moslims in 632. Links daarvan zien we een grote amandelboom die er nu nog staat. Het gebouw is erg laag. Aan een kant komt het maar net boven de grond uit en aan de andere kant is het niet meer dan twee meter hoog. Deze foto biedt een goed uitgangspunt om de totale verandering van het Israëlische landschap te kunnen overzien. Wat mij betreft moeten we het zien als een deel van de getuigenis van het hele proces, wat inhoudt dat het hele Israëlische landschap opnieuw werd ingericht, te beginnen bij de vernietiging van de Palestijnse dorpen die van hun inwoners ontdaan waren tijdens de Nakba van 1948. De klaarblijkelijk onnatuurlijke opvolger van deze foto is een tiental jaren later op dezelfde plek genomen een jaar na de oorlog in 1967. Het dorp is vrijwel geheel weggevaagd door de bulldozers die door Hochman zijn gefotografeerd. Alleen de grote amandelboom en de heilige plaats zijn er nog. Het gebouw is nog steeds vrij laag. Op een foto uit 1978, genomen op bijna dezelfde plek, ziet men dat de bomen van het Canada Park al bijna het hele landschap bedekken. Zoals al eerder is vermeld is de KKL begonnen om het park in te richten in het begin van de zeventiger jaren. De amandelboom staat er nog en gebouwtje op de heilige plaats is nog laag.
Een foto uit 1988 laat zien hoe de bomen van de KKL de braakliggende grond volledig bedekken en veranderd hebben in een weelderig groen park waar duizenden bezoekers van genieten. Het gebouw dat aan Obeida Ibn Al-’Jarah wordt toegeschreven is op de foto niet meer te zien maar het staat er nog tussen de bomen. En voor zover ik weet is het gebouw in de jaren tachtig hoger geworden. Niet, God verhoede, omdat er iets bovenop gebouwd is, maar omdat ze de funderingen hebben uitgegraven en de arbeiders twee meter onder het grondoppervlak de fundamenten van een Romeins badhuis ontdekt hebben, daterend uit de tweede eeuw na Christus.

Het verhaal gaat dat hier tot ongeveer 500 jaar geleden, toen een grote aardbeving het gebied trof, warme bronnen waren en dat het water voor het badhuis niet verwarmd hoefde te worden. Sinds 1980 zijn er ten minste drie borden neergezet met betrekking tot dit gebouw. Alle drie noemen ze dit het “Romeins Badhuis”. De Moslim bevelhebber die het gebied veroverde wordt niet genoemd.  “Stop de Bezetting!”

Ondeugdelijke borden
Maar zoals ik al eerder schreef, nam het verhaal van de borden in het Canada Park een andere wending als gevolg van de strijdlust van Zochrot. De KKL zette dus inderdaad twee nieuwe borden neer die het bestaan van Yalu en ‘Imwas aangaven, maar ongeveer twee weken na plaatsing was er alweer een uit de grond getrokken met betonnen sokkel en al. Zo’n drie meter verderop stond een nieuw metalen bord met het verhaal van het bijbelse Tel Ayalon. “Een oude vertelling” zou je het kunnen noemen. Cohen de hoofdopzichter opperde dat dit vandalisme het werk was van metaaldieven. Maar dat kon niet waar zijn want het metalen bord met de tekst over Tel Ayalon stond er nog (tenzij de metaaldieven natuurlijk de voorkeur gaven aan een progressievere tekst…)
Het tweede bord dat bij het kerkhof van ‘Imwas stond, is er nog. Ongeveer een maand nadat het neergezet was is het onderste deel van de tekst zwart geverfd. De ‘schilder’ heeft ervoor gezorgd dat allen de ‘oudere’ tekst zichtbaar bleef. De summiere beschrijving van de dorpen die hier eens gelegen hadden was met zwarte verf afgedekt. Die zwarte verf is het onuitwisbare bewijs zowel van het wegvagen van de dorpen als van het wegvagen van het feit dat ze zijn weggevaagd. Iemand wil óf dat we niet te weten komen wat er gebeurd is óf dat die kennis niet in het openbaar ten toon wordt gesteld. Men kan de overgeverfde tekst niet negeren. Bij het oorspronkelijke bord, voordat het beklad was, had een onoplettende lezer die over hoofd kunnen zien. Maar nu is er iets verdonkeremaand. Nu wordt het duidelijk dat er kennis wordt weggemoffeld over wat er hier was voordat de Joodse staat werd uitgeroepen. Het feit dat je kunt zien dat het overgeverfd is maakt de lezer van het bord nieuwsgierig naar wat er eerst stond.

Tijdens een van de rondleidingen in 2007 toen ik het verhaal van de strijd om de borden aan het vertellen was liep een van de deelnemers naar het bord en begon met een munt de zwarte verf eraf te schrapen. Toen werden de woorden “Yalu” en “’Imwas” weer zichtbaar.
Blijkbaar was deze onthullende daad iemand te veel. Een paar minuten nadat ik dit artikel geschreven had, hoorde ik dat het bord was weggehaald. Een fotojournalist van de Ha’aretz die er naar toe gestuurd was om een foto te maken om bij mijn stukje te plaatsen, meldde mij dat er alleen nog maar een metalen frame stond.
Zochrot eiste van de KKL dat ze de borden zouden herstellen. Ze gaven als antwoord dat ze dit mee zouden nemen als alle borden in het park geprepareerd zouden worden. De KKL stuurde meteen ook antwoord op een brief van meer dan een jaar geleden, van vlak na het plaatsen van de borden, waarin ze voorstelden om soortgelijke borden te plaatsen op alle plekken die onder de KKL vallen ter nagedachtenis van alle na 1948 verwoestte dorpen. “We verzoeken u om ons een gedetailleerde lijst van al deze dorpen te verstrekken” schreven ze.
Noga Kadman deed hier onderzoek naar en haar boek verschijnt binnenkort. De KKL kreeg informatie over tientallen gebieden die onder hun beheer vallen en op welke ruïnes ze ingericht waren. We zijn benieuwd of ze nu anders zullen reageren dan voorheen en deze keer uit eigen vrije wil en niet onder dwang.

Stenen met de namen van de donoren op de huizen
Soms vraag ik me af hoe de Canadese geldgevers en hun kinderen gereageerd zouden hebben als ze de geschiedenis van het gebied hadden gekend en geweten hadden hoe hun geld is gebruikt.
De namen van honderden mensen die geld gegeven hebben staan op de muren van een speciaal voor dit doel ingericht plek in het park. Ik heb hen nog niet geschreven. De stenen waar de muren van gebouwd zijn lijken verdacht veel op de stenen die de dorpelingen gebruikten om hun huizen mee te bouwen. Het idee dat de stenen van de verwoeste huizen van verdreven Palestijnen gebruikt zijn om de namen van de donoren met wiens geld een park op de ruines van hun dorpen is ingericht, leert ons iets over de geschiedenis van ons leven. (Tomer Gardi de eindredacteur van het tijdschrift Sedek, kortgeleden door Zochrot uitgegeven, heeft een artikel over een soortgelijk verhaal in de eerste uitgave opgenomen).
De muren met de namen van de geldgevers doen ons denken aan de plaquettes ter nagedachtenis aan de omgekomen Israëlische soldaten. Hemelsbreed ongeveer een kilometer verderop staan andere muren met de namen van meer dan 5000 Israëlische soldaten, generaties van doden van het Armored Corps. “Het monument van Armored Corps kan ik van harte aanbevelen bij iedereen die het nog niet gezien heeft,” zei de gids van de rondleiding.
Enkele vluchtelingen uit de dorpen van Latrun zijn ook strijders geworden, “terroristen” worden ze in de taal van de Israëlische bezetters genoemd. De verslaggever van de Canadese televisie zegt in zijn reportage dat twee zonen van deze vluchtelingen zichzelf hebben opgeblazen in Jeruzalem. En hoeveel dynamiet was er eigenlijk nodig om dit vredige park aan te leggen?

De zwartste dag uit mijn leven
Ondanks alles vind ik het belangrijk om aan het eind van dit verhaal een hoop vol geluid te laten horen. Een van Hochmans foto’s laat twee soldaten zien die in een deuropening van een van de huizen staan naast een Arabische vrouw, waarschijnlijk een bewoonster. De was hangt nog buiten aan de lijn. Zo’n ontmoeting was bijzonder in de tijd dat ze bezig waren de dorpen te verwoesten, omdat de meeste inwoners al weg waren. Dat vertelde Zakaria Sunbati, die in het nabij gelegen Beit Laqiya woonde, ons toen wij in 2001 het gebied bezochten. Ik werkte toen nog op de School voor de Vrede in Neve Shalom en ik had een rondleiding georganiseerd voor middelbare scholieren van de Regionale Brenner School. Een van de docenten had een rol gespeeld bij de verovering van de dorpen. Hij had toegezegd dat hij ons zijn verhaal zou komen vertellen. Zakaria begon, en hij vertelde dat alle inwoners een paar dagen voordat de oorlog uitbrak te horen kregen dat hun dorpen ingenomen zouden worden en het leger waarschuwde dat alle inwoners de tientallen dorpen in het gebied moesten verlaten. Zakaria was toen negen jaar oud. Hij weet nog dat ze hun dorp ontvluchtten en zich schuil hielden in grotten en onder bomen in de omgeving. De oorlog brak uit en het Israëlische leger rukte op naar Ramallah. Er waren geen Jordaanse troepen om de aanval af te slaan. De tweede of de derde dag[iv] van de oorlog waren de Israëlische soldaten al begonnen de huizen van Yalu, ‘Imwas en Beit
Nuba te verwoesten[v]. Zakaria herinnert zich dat hij vanuit de verte zag dat ze de woningen opbliezen. Een paar dagen later mochten de dorpelingen terugkeren, behalve inwoners van deze drie dorpen, die met de grond gelijk gemaakt waren. Toen de oorlog voorbij was ging Zakaria, als kind, kijken wat er van over was. Hij zag de verwoestingen en weet nog dat hij ook lijken onder het puin zag liggen. Dat houdt dus in dat sommige huizen verwoest zijn terwijl er nog mensen binnen waren.
Daarna vertelde de leraar, afkomstig uit de Kibboets Netiv HaLamed Heh, zijn kant van het verhaal. “Alles wat Zakaria gezegd heeft klopt, behalve een ding. We hebben geen huizen verwoest terwijl er mensen in zaten. In tegendeel, we verzekerden ons ervan dat er niemand meer binnen was en als we nog mensen aantroffen dan haalden we hen eruit.
Het is belangrijk voor me om aan jullie te vertellen wat hier gebeurd is, omdat het de zwartste dag van mijn leven was. Er zijn dingen gebeurd die niet hadden moeten gebeuren en ik heb meegedaan aan een actie waar ik niet aan mee had moeten doen. Ik kom hier niet voor mijn lol, want ik ben hier niet meer geweest sinds het in 1967 is ingenomen. Ik ben hier weer voor het eerst om aan jullie te vertellen wat ik gedaan heb. Ik maakte deel uit van een eenheid die tot taak had om te zorgen dat er niemand in de huizen achterbleef voordat ze verwoest werden. We gingen van huis tot huis en af en toe troffen we een oude man of vrouw die we wegvoerden. Daarna werd de woning platgegooid. Op een gegeven moment kwamen we bij een huis waarin zich een oude man bevond. Hij zei dat zijn huis verlaten voor hem op hetzelfde zou neerkomen als doodgaan en dat hij daarom liever in zijn eigen huis wilde sterven. Op dat moment viel bij mij het kwartje. In een flits drong de betekenis van wat we daar deden tot me door. Ik wist dat de bedoeling was te voorkomen dat het gebied ooit weer in handen van Jordanië of de Palestijnen zou vallen door alle huizen te vernietigen.
En ik wist ook dat deze verwoesting een wraakactie was voor de nederlaag die Israël hier in 1948 leed. Maar niets van dit alles rechtvaardigde het vernietigen van het leven van deze oude man en dat van de duizenden die hier verdreven werden. Ik vroeg mijn bevelhebber om met de actie te stoppen. Natuurlijk weigerden ze naar me te luisteren. We namen de oude man mee en maakten zijn huis kapot. Ik heb er spijt van”
Na die dag wist ik dat we hierheen moesten komen om borden neer te gaan zetten met informatie over wat hier vroeger geweest was en nu verdwenen was. Dat was de start van Zochrot.
De soldaat op de foto van Hochman kijkt ons aan. Hij doet een beroep op ons om ons medeverantwoordelijk te voelen voor wat hier in 1967 aangericht is. De verdrijving van de bewoners van de Latrun dorpen is de schakel tussen de Nakba en de Naksa, tussen het in bezit nemen van 78% van het land in 1948 en het bezetten van de rest in 1967.
In de blik van de soldaat zouden we de hoop kunnen lezen dat hij hiermee iemand ter verantwoording kan roepen voor de misdaden die hier gepleegd zijn. De foto
toont de verdrijving niet alleen als “iets dat daar gebeurde” maar ook als iets dat we in de ogen van de Israëlische soldaat zien en dat altijd een beroep op ons zal blijven doen. Hij wendt zijn blik van de Palestijnse vrouw naar ons alsof hij wil zeggen dat de last voortaan op de schouders rust van degenen die weigeren om de wereld slechts te zien door de gleuf van de collectebus van de KKL. De ogen van de Israëlische soldaat die een Palestijnse vrouw uit haar huis verdrijft, smeken ons om de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor hem als bezetter als ‘verdrijver’. Hij is daar uit naam van ons land, hij vertegenwoordigt ons, de burgers. De docent vertelde zijn studenten dat hij het litteken van zijn immorele gedrag de rest van zijn leven mee zal dragen. Deze getraumatiseerde soldaten vragen om medeleven, dat hen en ons in staat stelt om het verleden te verwerken. De erkenning van het recht op terugkeer van deze Palestijnse vrouw naar haar thuisland is het belangrijkste onderdeel van het verzoeningsproces.

Met hartelijk dank aan Norma Musih, Tomer Gardi and Amaya Galili voor hun uitstekende commentaar.




[i] Adv. Zvi Freizler (Ed.), n.d. Legislation in Judea and Samaria
(Hoofdstuk  A, p. 23). Jerusalem: Ktuvim Publishing Co. [Hebreews]
[ii] Aharon Shai, 2002. “The fate of the abandoned Arab villages in
Israel on the eve of the Six Day War and afterwards.” Qathedra,
105, pp. 151-170.
[iii] Voor nadere informatie over de mogelijkheid van het opzetten van een ‘fotograferende burgerij’
zie Ariela Azoulay, 2007, The Civil Contract of Photography
Tel Aviv: Resling. [האמנה האזרחית של הצילום]
[iv] Dat er zo snel begonnen werd met de verwoestingen geeft aan dat de plannen hiervoor eerder gemaakt waren. Het veroveren en vernietigen van de Latrun dorpen geeft aan dat er een verband is tussen de Nakba en de bezetting in 1967, tussen de massale vernietiging van dorpen in1948 en de gebeurtenissen in 1967 waarbij relatief veel minder dorpen werden verwoest.
[v] Tegelijkertijd werden de ruines van Latrun, waarvan de inwoners die tijdens de Nakba waren verdreven en zich in ‘Imwas en Yalu hadden gevestigd, nu ook weggevaagd.


Geen opmerkingen:

"Israel is burning children alive"

Khalissee @Kahlissee "Israel is burning children alive" "You are destroying this country shame on all of you" Ex U.S. ...