'Nederland – wat betekent het idee van een land nog in een geglobaliseerde wereld?,' zo vroeg Bas Heijne zichzelf af in zijn NRC-column van 25 mei 2018. Hij voegde hieraan toe dat tot 'september 2001' in zijn ogen 'identiteit en moraal relatief onschuldige onderwerpen' waren, en dat pas na de aanslagen van 11 september 2001 'de tering uit[brak]' hetgeen hem tot de uitspraak voert:
Niet goed voor de wereld, misschien, maar geweldig voor de columnist. In al die jaren heb ik nooit naar een onderwerp hoeven zoeken.
Waarom is het uitbreken van 'de tering' voor columnist Bas 'geweldig'? De in de polder gelauwerde Heijne geeft als antwoord dat een 'column de stand-up [is] van de literatuur,' en wel omdat een column de opiniemaker onmiddellijk in de schijnwerpers zet, dat wil zeggen, zolang zijn column duurt, meestal een minuut of vijf, waardoor volgens hem '[g]een schrijver zo dicht bij zijn publiek [staat] als de columnist.' Om deze stelling de schijn van logica te geven, beweert Bas Heijne aansluitend dat bij de columnist de 'lichten in de zaal altijd aan [zijn].' Maar ook dit is nonsens. Het publiek heeft niet voor niets de rol van publiek toegewezen gekregen. Van het gehoor wordt verwacht dat het zwijgend de woorden van de spreker in zich opneemt, en langzaam verteert, zeker in het geval van Heijne die van oordeel is dat hij als intellectueel 'de afstand van de beschouwing gewend' is, en dit ook van zijn publiek zal verwachten.
Zelfs als de zaallichten aan zijn, dient het publiek te blijven luisteren naar de man in de schijnwerpers die zijn weloverwogen mening uiteenzet. Dit verklaart tevens waarom Bas 'gaandeweg er plezier' in kreeg -- 'later zelfs heel veel plezier' -- zoveel aandacht te krijgen, die zich uitte in zowel 'het warme bad van het instemmende applaus' als 'vaak genoeg de bierdouche,' een Groninger gebruik om een prijswinnaar met bier te besproeien. Zoveel belangstelling voor een jongen uit de polder steeg Bas snel naar het hoofd, en omdat niemand van de Hollandse intelligentsia hem tegensprak begon hij daadwerkelijk te denken niet alleen een visionaire gave te bezitten, maar ook nog eens een unieke visie te hebben. Als stand-upper die 'zo dicht bij zijn publiek' staat dat er tussen hem en de menigte geen verschil meer is te herkennen, ontging hem de portee van de waarschuwing van wijlen Frans Kellendonk, een talentvolle auteur voor wie de journalist Heijne een grote bewondering had. Kellendonk evenwel wees al in 1986 erop dat ‘[d]e journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn],’ en dat hun ideologie ‘de wereld van het uitgeschakelde denken en de volautomatische moraal’ is. ‘Er zijn maar twee partijen: wij, die goed zijn, en de anderen, die niet deugen.’ Het grote probleem daarbij is dat ‘uit het debat met anderen, retoriek’ ontstaat, terwijl ‘uit het debat met jezelf poezië’ voortvloeit, hetgeen Kellendonk tot de volgende beschrijving voerde:
Voor de schrijver is ethiek iets persoonlijks. De journalist preekt een publieke moraal.
Ethiek betekent voor het 'ik': het kwaad in zichzelf onderkennen. Zonder die twijfel zou zijn denken geautomatiseerd en dus niet meer creatief zijn. De eerste impuls tot een verhaal krijgt een schrijver wanneer hij het met zichzelf oneens is. Twijfel en geloof zijn voor hem complementaire tegengestelden…
De publieke opinie kent geen 'ik.' Twijfel en geloof zijn haar beide wezensvreemd. Ze is extravert. Zelfkritiek is in haar ogen ziekelijke zelfkwellerij. Ze doet aan zelfrechtvaardiging. Om haar eigen voortreffelijkheid aan te tonen zoekt ze een tegenstander die ze met modder kan bekogelen. Kritiek is voor haar etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij…
Kamerleden, actievoerders, journalisten, al die doe-mensen hebben van het denken alleen maar last en vroeg of laat zullen ze proberen om het te beknotten.
Heijne moet dit allemaal vergeten zijn, of heeft nooit begrepen waar Kellendonk het precies over had. Kellendonk vreesde de waan van de dag, en daarom benadrukte hij dat het 'realisme een weerspiegeling van de werkelijkheid [veinst] te zijn,' maar dat 'stiekem het afbeelden precies andersom [gaat]: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.'
Dit is des te gevaarlijker omdat het vertekenende 'realisme,' aldus Kellendonk, 'oppermachtig heerst' in ‘de journalistiek. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid,’ waarbij 'niets zo levend [is], of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.’
Zoals gebruikelijk werden de waarschuwingen van Kellendonk, zelfs door degenen die hem zo bewonderen, genegeerd, het gevolg blijkt uit Heijne's recente opmerking:
Bij mij geen dédain voor de waan van de dag. Ophef en hypes, de even heftige als vluchtige ontzetting die wekelijks door de media jaagt, ik heb het altijd prachtig gevonden,'
en waarom? Volgens Bas zelf
omdat het altijd terug te voeren is naar kwesties die er toe doen. Zwarte Piet, grote grazers, de bonuscultuur, de Nederlandse vlag in het parlement, Turks vlagvertoon op de Erasmusbrug, het haatcabaret van Wilders, de paaipolitiek van Rutte, de onverbeterlijke zelfgenoegzaamheid van de Nederlandse bestuurscultuur, noem maar op -- achter het kleine gaat altijd het grote schuil.
Maar wat is eigenlijk 'het grote' dat 'schuil' ging achter Heijne's beschuldiging -- nog geen vier dagen na het neerstorten van de MH17 -- dat de 'Russen' de daders waren, zonder ook maar over één bewijs te beschikken? Wat kan dit 'grote' anders zijn dan het voeren van een hysterische hetze tegen een nucleaire grootmacht? Welk ander motief kan Bas, als prototypische mainstream-columnist, hebben gehad dan 'zo dicht' mogelijk tegen 'zijn publiek' aan te willen kruipen? Ik zou het niet weten, en Heijne kennelijk ook niet, anders had hij als publieke figuur mijn openbare kritiek wel beantwoordt. Hier stuiten we op het wezenlijke probleem van Nederland en zijn zogeheten intelligentsia. Neerlands grootste historicus Johan Huizing schreef met betrekking tot dit onderwerp:
De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.
En binnen deze context dient de lezer de journalistieke producten van Bas Heijne te beoordelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten