zaterdag 9 juni 2018

Bas Heijne's 'Hollands Perspectief' 3


Bas Heijne's woorden in de NRC: 

Het is mijn ambitie geweest de onderstromen zichtbaar te maken.
Daar ga ik de komende tijd mee door in NRC, maar niet op deze plaats. Het afgelopen jaar begon juist de vorm van de column te knellen, als een mooie maar iets te strakke broek. Juist de broodnodige opwinding over de actualiteit waarop columns gedijen, begon bij mij af te nemen. Rutte I had ik gevolgd, en Rutte II, en Rutte III. 
Had ik nog zin in Rutte IV en V?
Wat beweert hier NRC-opiniemaker Bas Heijne precies? Wel, dat het zijn 'ambitie [is] geweest om onderstromen zichtbaar te maken,' door 'Rutte I, II, en III' te volgen. Kennelijk is Heijne de mening toegedaan dat het volgen van de Nederlandse politiek de 'onderstromen' van het wereldgebeuren 'zichtbaar' maakt. De provinciaal denkt al snel dat wat bij hem in de buurt gebeurt van universeel belang is. Maar dit is natuurlijk onzin. Moest hij tot 11 september 2001 zich nog inspannen om als gevolg van de Hollandse 'windstilte' niet in slaap te sukkelen, de afgelopen 17 jaar bleef hij klaarwakker door zich te concentreren op de politiek van wat de emeritus hoogleraar Kees van der Pijl -- niet zonder reden -- de '150 makke schapen' van de Tweede Kamer betitelt. Desondanks bleven deze schapen Bas fascineren. Tot hij onlangs bij zichzelf ontdekte dat '[j]uist de broodnodige opwinding over de actualiteit waarop columns gedijen, bij mij [begon] af te nemen.' Ik kan me daarbij wel iets voorstellen: 'makke schapen' in een polderland veroorzaken bij de meeste mensen, laat staan bij serieuze journalisten, alles behalve 'opwinding.' Maar zonder een zo groot mogelijk publiek telt een mainstream-columnist van de commerciële massamedia niet mee. 

Blijft over de vraag welke 'onderstromen' Heijne 'zichtbaar' wilde maken. De neoliberale ideologische 'onderstroom' die sinds het eind van de jaren zeventig door middel van deregulering en privatisering, benevens het massaal overhevelen van arbeid naar lage lonen-landen, de westerse samenleving heeft verwoest? Nee, deze 'onderstroom,' die het Westen zo ingrijpend heeft veranderd, speelde bij Heijne geen centrale rol. Pas in 2001, twee decennia na het begin van de neoliberale revolutie, schrok hij wakker, niet van het vanwege deze ideologie die hele culturen verpletterde, maar van de aanslagen op 11 september in New York en Washington. Dat       na alle westerse terreur de slachtoffers met spectaculaire contra-terreur begonnen terug te vechten, was voor Bas in zijn windstille Holland een schok van jewelste. Ineens stond  zijn wereldje ondersteboven. Bombarderen is namelijk sinds jaar en dag een westerse privilege. Dat er sprake was van een Keerpunt (de titel van het boek dat ik drie maanden na de aanslagen publiceerde) begreep Heijne niet. De geschiedenis was voor hem ontspoord geraakt. 

In zijn boek A History of Bombing (2001) vertelt de Zweedse journalist en auteur Sven Lindqvist, dat enkele maanden na de wapenstilstand die een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog in Groot-Britannië

a demand was made that the German pilots who had bombed London be brought to trial as war criminals. The British Air Ministry protested. Trials of that sort 'would be placing a noose round the necks of our airman in future wars.' Since the aim of the British air attacks against German cities had been 'to weaken the morale of civilian inhabitants (and thereby their 'will to win') by persistent bomb attacks which would both destroy life (civilian and otherwise) and if possible originate a conflagration (vuurzee. svh) which should reduce to ashes the whole town,' the application of the Hague Convention in these cases would defeat the very purpose of bombardment. 

This was top secret. Publicly the air force continued to say something quite different, just as the navy had done throughout the 19th century. This was the best tack to take, wrote the air staff in 1921: 'It may be thought better, in view of the allegations of the "barbarity" of air attacks, to preserve appearances by formulating milder rules and by still nominally confining bombardment to targets which are strictly military in character… to avoid emphasizing the truth that air warfare has made such restrictions obsolete and impossible.’

De ‘waarheid’ dat ‘bombardementen’ vanzelfsprekend ‘barbarij’ zijn, aangezien er geen onderscheid kan worden gemaakt tussen militaire- en burgerdoelen, weerhield de westerse autoriteiten er niet van om op grote schaal het oorlogsrecht te schenden. De overgrote meerderheid van de westerse politici zijn nog steeds van oordeel dat ‘our airman in future wars’ niet veroordeeld moeten worden voor hun onvermijdelijke oorlogsmisdaden, die in het moderne jargon ‘collateral damage’ heten. De Shock and Awe-strategie van de NAVO, onder aanvoering van de VS, is een eufemisme voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Een moderne oorlog is per definitie een voortdurende massale schending van het recht, zo weet elke deskundige en elk slachtoffer, uit ervaring. Dit systeem is politiek mogelijk gemaakt omdat onder politici en militairen de opvatting heerst dat ‘[t]here is no such thing as an innocent civilian,’ om hier nu eens de formulering te citeren van Curtis LeMay, die opklom tot stafchef van de Amerikaanse luchtmacht. 

Gedurende de Vietnam Oorlog was de Amerikaanse strategie al even simpel: ‘We will bomb them back to the Stone Age.’ En ook de term Shock and Awe geeft aan dat ‘tijdens de oorlog de wetten [zwijgen],’ zoals de grote Romeinse schrijver en staatsman Cicero ruim twee millennia geleden al wist. In de met een Oscar bekroonde documentaire The Fog of War (2003) wierp Robert McNamara de vraag op: ‘Why was it necessary to drop the nuclear bomb if LeMay was burning up Japan?’ Het antwoord is simpelweg dat met grootscheepse terreur tegen een burgerbevolking de VS zijn hegemonie probeerde te consolideren. Niets nieuws onder zon. De Amerikaanse hoogleraar politicologie, Samuel Huntington, vatte het in zijn bestseller The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) als volgt samen: 

the West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.

Iedere militair, politicus, academicus, journalist weet dit. In zijn boek De Natuurlijke Historie van de Verwoesting (2004) wees de gelauwerde Duitse auteur en hoogleraar Europese Literatuur, wijlen W.G. Sebald, erop dat ‘Van een insectenkolonie je niet [verwacht] dat ze verstart van verdriet om de verwoesting van een naburige mierenhoop. Maar van de menselijke natuur verwacht je een zekere mate van empathie.’ Maar de elite, haar politici en haar massamedia beschikken eenvoudigweg niet over dit vermogen. De voornaamste taak van de ‘vrije pers’ is het verdedigen van de belangen van de economische en financiële 'elite,' en op zich al demonstreert dit proces dat 'power corrupts.' In het interbellum schreef de Franse intellectueel Julien Benda in La Trahison des Clercs (1927) over datgene wat de Nederlandse historicus Ewoud Kieft het 'oorlogsenthousiasme' noemt:

Our age is indeed the age of the intellectual organization of political hatreds. It will be one of its chief claims to notice in the moral history of humanity… All these passions of today… have discovered a ‘historical law,’ according to which their movement is merely carrying out the spirit of history and must therefore necessarily triumph, while the opposing party is running counter to this spirit and can enjoy only a transitory triumph. That is merely the old desire to have Fate on one’s side, but it is put forth in a scientific shape. And this brings us to the second novelty: Today all political ideologies claim to be founded on science, to be the result of a ‘precise observation of facts.’ We all know what self-assurance, what rigidity, what inhumanity… are given to these passions today by this claim.

To summarize: Today political passions show a degree of universality, of coherence, of homogeneousness, of precision, of continuity, of preponderance, in relation to other passions, unknown until our times. They have become conscious of themselves to an extent never seen before. Some of them, hitherto scarcely avowed, have awakened to consciousness and have joined the old passions. Others have become more purely passionate than ever, possess men’s hearts in moral regions they never before reached, and have acquired a mystic character which had disappeared for centuries. All are furnished with an apparatus of ideology whereby, in the name of science, they proclaim the supreme value of their action and its historical necessity. On the surface and in the depths, in spatial values and in inner strength, political passions have today reached a point of perfection never before known in history. The present age is essentially the age of politics.

De lezer doet er goed aan Benda's beschrijving in herinnering te roepen wanneer hij of zij leest dat bij Bas Heijne '[j]uist de broodnodige opwinding over de actualiteit waarop columns gedijen,' begon 'af te nemen. Rutte I had ik gevolgd, en Rutte II, en Rutte III.' Zelfs zijn politieke haat en afschuw bevredigden hem niet meer voldoende.

Inderdaad, 'Our age is the age of the intellectual organization of political hatreds.' Bas Heijne is hiervan een sprekend voorbeeld. 

Geen opmerkingen: