In 1913 schreef
Walter Benjamin, lang voordat hij als marxistische joodse cultuurfilosoof op de vlucht voor de nazi’s zelfmoord
pleegde, het essay ‘Ervaring,’ waarin
hij het volgende stelde:
‘Ons
gevecht om verantwoordelijkheid vechten wij uit met een gemaskerde. Het masker
van de volwassenen heet “ervaring”. Het is uitdrukkingloos, ondoorgrondelijk,
altijd hertzelfde. Alles heeft deze volwassene al achter de rug: jeugd,
idealen, hoop, de vrouwen. Het was allemaal een illusie. Vaak zijn wij uit het
veld geslagen of verbitterd. Misschien heeft hij gelijk. Wat zouden we er
tegenin moeten brengen? Wij missen nog elke ervaring.’
Het is deze ‘ervaring’
waarop journalisten als de televisiejournalist Chris Kijne voortdurend een beroep doen. Zo schreef Kijne niet zo lang geleden in Spreek'buis,
het personeelsblad van de omroepmedewerkers:
'Ook ik heb mijn hoogmoedige
jaren gehad – en er zijn vast mensen die vinden dat ze nog steeds niet voorbij
zijn. Maar waar ík met milde verachting op terugkijk, is de zekerheid waarmee
ik vroeger in zoiets als een socialistische heilstaat kon geloven. Die bestaat
niet, en iedere poging om er te geraken leidt tot massamoord. Maar juist omdat
ik dat inmiddels begrepen heb, weet ik ook dat het heil aan de andere kant van
het spectrum evenmin te vinden is: de volledig vrije markt is net zo
bloeddorstig als de dictatuur van het proletariaat.'
De ‘ervaring’ heeft de
kleinburger geleerd dat het onverschillige midden het veiligst voor hem is, het
geengageerde verleden was een jeugdzonde, een dwaasheid van te hoog gegrepen
idealen waar hij volgens eigen zeggen ‘met
milde verachting op terugkijkt,’ dus nu moet hij de mensheid
waarschuwen om zo min mogelijk kleur te bekennen, ook al houdt het midden een
failliete orde in evenwicht.
Wat meer verklaart Walter Benjamin over de
conformistische levenshouding van de orthodoxie? Dit:
‘We zullen eens een poging doen om
het masker op te lichten. Wát heeft deze volwassene ervaren? Wát wil hij ons
bewijzen? Vóór alles eerst dit: ook hij is jong geweest, ook hij heeft gewild
wat wij wilden, ook hij heeft zijn ouders niet geloofd, maar het leven heeft
ook hem geleerd dat zij gelijk hadden. Nu denkt hij met een hautain glimlachje:
zo zal het ook ons gaan – bij voorbaat ontneemt hij de jaren die we doormaken
hun waarde, deelt ze in bij de tijd van de zoete jeugdzonden, de kinderlijke
roes voordat de lange nuchtere jaren aanbreken van de ernst deze levens. Aldus
de welwillenden, de verlichten. We kennen nog andere pedagogen, en die zijn zo
bitter dat ze ons niet eens de snel voorbijgaande jaren van de “jeugd” gunnen;
ernstig en onverbiddellijk willen ze ons nu al onder de zware last van het
leven doen buigen. Beide types ontwaarden en ruineren onze levensjaren. En
steeds meer krijgen wij het gevoel van: je jeugd is niet meer dan een korte
nacht (vul haar met roes!); daarna volgt de grote “ervaring”, jaren van
compromissen, ideeenarmoede en gebrek aan vitaliteit. Zo is het leven. Dat
vertellen de volwassenen ons, dat hebben ze ondervonden. Ja! Dat hebben ze
ondervonden, dit ene, onveranderlijke: de zinloosheid van het leven. De hardheid
van het leven. Hebben ze ons ooit opgewekt tot het grote, tot het nieuwe, het
toekomstige? O nee, want dat kan men immers niet ervaren. Alle zin, het ware, goede
en schone is geworteld in zichzelf; wat moeten we hier met ervaring? – En daar
hebben we het geheim: omdat hij nooit zijn blik richt op het grote en zinvolle
werd de ervaring het evangelie van de fillister. Ze werd voor hem de boodschap
van de alledaagsheid van het leven. Maar hij heeft nooit begrepen dat er nog iets anders is dan alleen maar
ervaring, dat er waarden zijn – niet te ervaren waarden – die wij dienen.’
In de droom schuilt een waarde die
niet in geld is uit te drukken, schuilt ‘een hoger belang’ dan het belang
van de macht. Daar heerst Kijne’s adagium ‘doe
maar normal dan doe je al gek genoeg’ niet. Maar probeer hem en de zijnen
dit nu eens duidelijk te maken. De gemaskerde fillisters dienen de macht en hun
eigen opportunisme en niets anders.
Walter Benjamin:
'Zegt u hem
Dat hij de dromen van zijn jeugd
Niet minacht als hij eenmaal man geworden is.
Niets haat de filister meer dan "de dromen van zijn jeugd." [...] Want wat er in die dromen aan hem verscheen, was de stem van de geest die ook hem eens riep, net als ieder ander.'
Walter Benjamin:
'Zegt u hem
Dat hij de dromen van zijn jeugd
Niet minacht als hij eenmaal man geworden is.
Niets haat de filister meer dan "de dromen van zijn jeugd." [...] Want wat er in die dromen aan hem verscheen, was de stem van de geest die ook hem eens riep, net als ieder ander.'
1 opmerking:
Mooie tekst van Benjamin, van mystieke diepte.
Hier staat ergens het Duitse (gescande) origineel dat ik zal trachten leesbaar te reproduceren online binnenkort.
Een reactie posten