zaterdag 26 mei 2007

Laura Starink 2

Gisteren gebruikte ik onder meer het volgende citaat van Laura Starink om haar een aantal kritische vragen te stellen: Precies vijfeneenhalf jaar nadat het Westen een oorlog begon tegen de Taliban kon onlangs de NRC-lezer de volgende bekentenis vernemen van u als chef van het magazine M van NRC: 'Na de aanslagen op de Twin Towers was ik voor de inval in Afghanistan. Met angst en beven natuurlijk, maar met velen deelde ik de overtuiging dat de trainingskampen van Al-Qaeda moesten worden gesloten en de Talibaan, die Osama bin Laden onderdak hadden verschaft, dus maar het veld moesten ruimen.'
Lees verder: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2007/05/laura-starink.html

Naar aanleiding hiervan kreeg ik de volgende reactie van Sonja:

Afgezien van de emotionele beweegredenen van Starink's "overtuiging" is het duidelijk dat haar "overtuiging" synoniem is met een politiek besluit, en dus was haar overtuiging een politieke overtuiging. Dat resulteert in praktijk natuurlijk met het schrijven van stukjes die het neo-conservatieve geloof in de plundering en vernietiging van het Midden-Oosten ondersteunen. Dan ben je dus geen journalist, maar een propagandeur. Op zich niet verrassend, maar het moet wel gezegd worden.

Sonja heeft gelijk. Het is inderdaad 'niet verrassend.' Laura Starink staat model voor de kritiekloze en conformistische wijze van journalistiek bedrijven door de westerse commerciele massamedia, voor wie het grote kwaad niet bij onszelf moet worden gezocht maar constant in de ander moet worden geprojecteerd.

Drie jaar geleden schreef ik over haar:

Als chef van ‘Het Maandblad van NRC Handelsblad’ verbaasde Laura Starink zich onlangs over een ‘shi’itisch meisje’ dat in de fotoreportage ‘De bruiden van Bagdad’ in het december nummer van de glossy bijlage figureerde. Het betrof hier overigens een volwassen vrouw van twintig jaar oud, genaamd Leyla, wier ‘vader is gesneuveld in de oorlog tussen Iran en Irak.’ Ze leeft in de armenwijk van de Irakese hoofdstad. Starink schreef in een inleidend commentaar over Leyla: ‘Als de vrouw-voor-de-spiegel alleen is met de fotografe werpt zij haar zwarte kleed af. Plots ontluikt een twintigjarige schoonheid. Leyla heeft in het leven maar één droom: ze wil martelares worden. Dat fanatisme is zo intrigerend omdat het zo totaal onbegrijpelijk is… Zij trekt ten strijde tegen de Amerikaanse heidenen die haar dictator hebben verdreven. Leyla is misschien nog wel moeilijker te doorgronden dan de Marokkaan Mohammed B. die Theo van Gogh met messen heeft doorboord om Ayaan Hirsi Ali te treffen.’ Kennelijk weet de adjunct- hoofdredactrice van NRC iets niet wat het ‘shi’itisch meisje’ maar al te goed weet, namelijk dat vóórdat de Amerikaanse strijdkrachten ‘haar dictator’ verdreven de Amerikaanse CIA precies veertig jaar eerder de partij van ‘haar dictator’ via een gewelddadige coup aan de macht had geholpen. Op die manier probeerden ‘de Amerikaanse bevrijders’ de nationalisatie van de oliebronnen te voorkomen. Bovendien konden nu de invloedrijke Irakese communisten vernietigd worden, hetgeen gebeurde, met als gevolg dat het toenmalige hoofd van de CIA voor het Midden Oosten, James Critchfield, naderhand tevreden kon spreken van ‘een grote overwinning.’ In 1980 profiteerde ‘haar dictator’ nog eens van de aanzienlijke militaire en financiële steun van de Verenigde Staten toen Saddams troepen het shi’itische Iran binnenvielen en daar honderdduizenden shi’iten om het leven brachten tijdens een bloedbad waarbij -in de woorden van Henry Kissinger- 'het uiteindelijke Amerikaanse belang… is dat beide partijen zullen verliezen.' Een ander feit dat Laura Starink kennelijk ontging, maar zeker niet ‘het shi’itische meisje,’ is dat elf jaar later president Bush senior een oproep had gedaan aan 'de Irakese militairen en het Irakese volk om de zaken in eigen hand te nemen en om Saddam Hoessein te dwingen op te stappen.' Maar toen de shi’itiische bevolking in Zuid Irak in maart 1991 daadwerkelijk in opstand kwam, weigerden de Amerikaanse troepen de rebellen toegang te verlenen tot de militaire wapendepots in Irak. Ondertussen lieten de Amerikaanse strijdkrachten de Republikeinse Garde hun linies passeren om de opstandelingen te kunnen aanvallen. Daarbij werd vanuit Irakese helikopters kerosine gesproeid over grote groepen vluchtende burgers en vervolgens met lichtspoorkogels in brand werd geschoten, terwijl 'ik met mijn eigen ogen de Amerikaanse helikopters zag die boven de [Irakese] helikopters vlogen... Ze namen foto's en ze wisten precies wat er gebeurde,' aldus een rebellerende brigadier generaal. Wat Leyla ook weet en Laura niet is dat de shi’iten zwaar hebben geleden onder de vernietiging van de totale infrastructuur van het land en de jarenlange economische sancties, die uiteindelijk meer dan een miljoen doden hebben veroorzaakt, aldus de schattingen van de Verenigde Naties. Een mensenoffer die volgens de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright ‘de prijs waard' was geweest. Daarnaast is Irak twaalf jaar lang gebombardeerd. 13 augustus 1999 berichtte de New York Times: ‘Amerikaanse oorlogsvliegtuigen hebben op een methodische manier en met zo goed als geen publieke discussie Irak aangevallen. In de laatste acht maanden hebben Amerikaanse en Britse piloten meer dan 1100 raketten afgevuurd op 359 doelen in Irak.’ Een maand later vertelden Amerikaanse functionarissen de Wall Street Journal dat er binnen afzienbare tijd geen doelen meer over zouden zijn: ‘Er resteert alleen nog maar een enkel bijgebouw.’ Al op 16 juni 2000 schreef Edward Cody, buitenlandredacteur van de Washington Post, dat ‘burgerslachtoffers routine zijn geworden’ in de bombardementscampagne die jaarlijks een miljard dollar kostte. Desondanks gingen deze oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid gewoon door. Tegenover de Washington Post verklaarde William Looney, brigadier-generaal van de Amerikaanse luchtmacht die de bombardementscampagne tegen Irak leidde: 'Ze weten dat wij hun land bezitten… wij dicteren de manier waarop zij leven en spreken. En dat is wat Amerika zo groots maakt. Het is een goede zaak, want er zit daar veel olie die we nodig hebben.'

Eerder al had de voormalige VN-coördinator van het Humanitaire Programma in Irak, Dennis Halliday, de economische boycot 'volkerenmoord' genoemd. Na uit protest te zijn opgestapt zei hij: 'Ik had opdracht gekregen om een politiek uit te voeren die voldoet aan de definitie van genocide: een bewust beleid dat in feite meer dan een half miljoen individuen… heeft vermoord. We weten allemaal dat het regime van Saddam Hoessein de prijs voor de economische sancties niet betaalt… Het zijn de gewone mensen die hun kinderen verliezen, of hun ouders… Juist de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties en de Verklaring van de Rechten van de Mens worden opzij geschoven. We voeren een oorlog, via de VN, tegen kinderen en burgers van Irak, en met onvoorstelbare gevolgen: gevolgen die u niet zou verwachten in een oorlog onder de richtlijnen van de Geneefse Conventies. Wij gebruiken burgers als doelwit.’ In een brief schreef hij: ‘Ik treed af omdat de politiek van economische sancties totaal bankroet is. We zijn met een proces bezig waarbij een hele samenleving vernietigd wordt. Het is zo simpel als dat… Vijfduizend kinderen sterven elke maand…. Ik wil niet aan het hoofd staan van een programma dat resulteert in dergelijke cijfers.’ Na een loopbaan van 34 jaar bij de VN waar Halliday uiteindelijk de op één na hoogste functie bekleedde, zei hij tegenover de gerenommeerde onderzoeksjournalist John Pilger: ‘De genocide in Irak is de test voor onze wilskracht. Ieder van ons moet de stilte doorbreken: om degenen die verantwoordelijk zijn in Washington en Londen bewust te maken dat de geschiedenis hen zal vernietigen.’ De Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller zocht een verklaring voor het collectief zwijgen in het volgende: ‘De gedachte dat de staat krankzinnig is geworden en zoveel onschuldige mensen straft is ontoelaatbaar. En dus moet het bewijs innerlijk ontkend worden.’ En ook op die manier worden de slachtoffers onzichtbaar en hun motieven onbegrijpelijk. Maar dat doorgaans de Westerse massamedia met haar veelgeprezen ‘vrijheid van meningsuiting’ daaraan meedoet is pas echt onbegrijpelijk. Vooral ook omdat de bewijzen voor het oprapen liggen. Zo rechtvaardigde Robert Gates, de Nationale Veiligheids Adviseur van Bush senior, de vernietigingspolitiek publiekelijk met de opmerking: 'Irakezen zullen de prijs moeten betalen zolang Saddam aan de macht is.' In 2001 hadden de bombardementen op Irak langer geduurd dan de Amerikaanse invasie van Vietnam. Door al dit geweld was binnen een decennium het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking gedaald tot slechts eenzesde van het vooroorlogse bedrag. Het waren vooral de shi’iten, de allerarmste groep, die het slachtoffer werden van het Amerikaans en Brits terrorisme. In tegenstelling tot Laura weet Leyla daar uit eigen ervaring alles van. En onder andere die concrete ervaringen met de wrede kant van het democratische Westen hebben haar wereldbeeld meer gevormd dan de westerse propaganda over ‘civil society’ en ‘nation building.’ In de harde praktijk van de dagelijkse werkelijkheid hebben de inwoners van de derde wereld allang geleerd dat het Westen de bescherming van de mensenrechten alleen predikt zolang ze de economische belangen niet belemmeren.

De woorden van Laura Starink illustreren een schrikbarende onwetendheid. Van een zelfde onwetendheid getuigde NOS-Journaal verslaggever Wouter Kurpershoek in maart 2003 toen hij zich in een reportage verbaasde over het feit dat de Amerikaanse/Britse ‘bevrijders’ in het zuiden van Irak niet door de shi’itische bevolking met gejuich werden ontvangen, maar dat men zelfs ‘negatief’ op hun komst reageerden. Omdat het NOS-Journaal geen eigen correspondent ter plaatse had, was de immer hard werkende, multi-inzetbare Kurpershoek met te weinig achtergrondinformatie afgereisd om het grote wantrouwen van de locale bevolking te kunnen snappen. Waar het hier in wezen om gaat is gekweekte onwetendheid; er is immers sprake van een bewuste keuze om geen correspondenten te stationeren in een van de belangrijkste gebieden op aarde, waar de meest vitale grondstof ter wereld wordt opgepompt. Maar ook het journalistieke beleid van de NRC liet geen ruimte over voor een gedegen continue diepgravende berichtgeving uit de Arabische regio, waarbij de gebeurtenissen in een brede context werden geplaatst. De krant had jarenlang maar één correspondent voor het hele islamitische gebied, dat zich van Marokko tot India uitstrekt. Die was niet in staat om in de diverse landen zelfstandig onderzoek te verrichten, met als gevolg dat niet alleen de lezers maar ook de adjunct-hoofdredactrice volstrekt verbijsterd zijn zodra de contraterreur toeslaat. Door een gebrek aan kennis en interesse beschikt men over geen enkel aanknopingspunt om de situatie waarin honderden miljoenen anderen leven te kunnen begrijpen. Het is ook opmerkelijk dat de ‘kwaliteitskrant’ al geruime tijd geen enkele correspondent meer in de Arabische wereld heeft. Omdat nagenoeg alle Nederlandse massamedia de slachtoffers in het Midden Oosten grotendeels onzichtbaar hebben gemaakt, blijven hun motieven ‘totaal onbegrijpelijk’ en is hun handelwijze moeilijk ‘te doorgronden.’ Men komt niet verder dan een kwalificatie als ‘fanatisme’ tegen de ‘Amerikanen‘ die ‘haar dictator hebben verdreven.’ Overigens verzwijgt Laura Starink daarbij dat secretaris-generaal Kofi Annan in september 2004 de Amerikaanse inval ‘illegaal’ heeft genoemd, in strijd met het VN-Handvest en het internationaal recht, waarmee nog eens wordt benadrukt hoe hier goed en kwaad door elkaar heen lopen. Desondanks zijn in haar visie niet de Amerikanen fanatiek, bezeten van een idee, maar juist degenen die zich tegen de illegale bezetting verzetten. In dit simplistische, manicheïsche wereldbeeld wordt een islamitische Nederlander die een andere Nederlander vermoordde, omschreven als een ‘Marokkaan,’ die als het ware zomaar pardoes ‘Theo van Gogh met messen heeft doorboord.’ Zijn Marokkaanse achtergrond is evenwel niet de reden van de moord, net zomin als Volkert van der G.’s Nederlandse achtergrond de reden van de moord op Fortuyn was. En ook zijn islamitische achtergrond is niet de drijfveer, net zo min als het ontbreken van een religieuze overtuiging Volkert van der G. motiveerde. Mohammed B. gebruikte de godsdienst als kapstok, net zoals Volkert van der G. een ideologie als kapstok gebruikte en net als op zijn beurt de Amerikaanse president het christendom misbruikt voor zijn ‘kruistocht tegen het terrorisme.’ Het extremisme wordt gevoed niet door een of andere religieuze of ideologische identiteit, maar juist door het ontbreken van een identiteit, niet door macht maar juist door een gevoel van machteloosheid. Het is een probleem waarmee alle culturen altijd worden geconfronteerd. Uit de Europese geschiedenis weten we dat er soms een collectieve identiteitscrisis kan ontstaan, meestal als gevolg van een uitzichtloze sociaal-economische situatie, het verlies van een oorlog of een andere traumatische ontwikkeling. Desondanks gebruikt de chef van NRC’s Maandblad de woorden Marokkaan en messen die in de context waarin ze gebruikt worden geen objectieve feiten zijn, maar stigmatiserende beelden. Deze beelden verhelderen niets, men hoeft niet over ze na te denken, ze dwingen niet tot inleving en prikkelen niet de verbeeldingskracht. Ze mobiliseren slechts de primaire gevoelens: angst en daarmee haat en op die manier vervuilt de allesoverheersende beeldcultuur de cultuur van het woord. Ik ga er vanuit dat Laura Starink dit alles niet beoogt, maar het werkt wel zo in een eendimensionale massacultuur, waarin ‘de macht van de afbeelding alleen maar [is] toegenomen’ en er sprake is van ‘beeldterreur,’ zoals onlangs de schrijver Henk van Woerden in dezelfde NRC schreef. In tegenstelling tot de simplificatie van de journalistiek toont de literatuur de complexiteit. In de roman Blackbox analyseert de Israëlische auteur Amos Oz de identiteitsloosheid van fundamentalisten: ‘Geloof uit on-geloof: hoe meer hij zijn geloof in zichzelf verliest, des te sterker wordt zijn fervente geloof in de verlossing, des te intenser zijn dringende behoefte verlost te worden…. In dezelfde mate waarin zijn zelfrespect, zijn bestaansgrond, ja de zin van zijn leven verloren gaan, wordt de recht-vaardiging van zijn geloof, zijn volk, zijn ras, het ideaal dat hij aanhangt of de beweging waaraan hij trouw gezworen heeft, verheven, vergroot, verheerlijkt en geheiligd.’ Het gaat in deze roman over joodse fundamentalisten, maar het mechanisme geldt voor alle religies, alle ideologieën en alle culturen, want zoals Oz stelt: ‘De mens houdt zich bezig met persoonlijke zaken zolang hij zaken heeft en zolang hij een persoonlijkheid heeft. Als die afwezig zijn, gaat hij zich, uit angst voor de leegheid van zijn leven, vol vuur bezighouden met zaken van anderen: hij brengt hen op het rechte spoor. Tuchtigt hen. Probeert te onderrichten wie malende is en te verpletteren wie dwalende is. Schenkt andere gunsten of vervolgt hen meedogenloos. Tussen de nobele fanaticus en de moorzuchtige fanaticus is uiteraard een verschil van morele gradaties, maar geen verschil in aard.’ Dat is tevens de reden waarom elkaar bestrijdende fundamentalisten zoveel op elkaar lijken, vertelde Oz me toen ik hem veertien jaar geleden over dit onderwerp interviewde. De atheïst die de gelovige te vuur en te zwaard bestrijdt, verschilt nagenoeg in niets van zijn opponent. En de grootste fanatici zijn doorgaans degenen die tot een andere religie of rationalistisch ‘geloof’ zijn bekeerd. December 2004 waarschuwde de AIVD in een rapport aan de Tweede Kamer dat de radicalisering onder moslim jongeren de afgelopen drie jaar razendsnel is toegenomen. Het gaat daarbij om jongeren die via onder andere internet met de ideologie van de radicale islam in aanraking komen. Tegelijkertijd benadrukken de analisten van de inlichtingendienst dat de politici het radicaliseringsprobleem niet moeten versimpelen. Het betreft hier niet een simpel politiek probleem, maar een gecompliceerd sociaal psychologisch verschijnsel. ‘Omdat hij niets te doen weet met zijn holle, troosteloze leven, valt hij anderen om de hals of grijpt hij hen naar de keel.’ Maar dit is de wijsheid van een schrijver en niet die van een politicus. Professor Muqtedar Khan van het Brookings Instituut, een van de oudste denktanks in Washington, verklaarde recentelijk over Irakezen die een zelfmoordaanslag plegen: ‘De dood van hun eigen families, de vernietiging van hun huizen – al deze zaken leiden tot frustratie en woede en uitzichtloosheid en ze willen de vijand dezelfde frustratie en uitzichtloosheid laten voelen, dus nemen ze hun toevlucht tot deze vorm van geweld.’ Dat geldt niet alleen voor de shi’iten maar ook voor de soennieten. Dit heeft niet met fanatieke godsdienst te maken, maar wel met schreeuwend onrecht. Volgens ABC News heeft de recente aanval op de stad Fallujah met de ‘invallen in privé woningen en militaire bombardementen die Irakese burgers doodden, jonge Irakezen geradicaliseerd.’ Men hoeft de Irak-foto’s maar te bekijken van Geert van Kesteren in zijn boek ‘Why Mister, Why?’ over het Amerikaanse geweld en met een beetje empathie kan men begrijpen waarom iemand tenslotte bereid is zich op te offeren. Niet ‘elke-vrouw-voor-de-spiegel’ die ‘haar zwarte kleed afwerpt,’ is meteen een van ‘De bruiden van Bagdad,’ ook al ‘ontluikt plots een twintigjarige schoonheid.’ Niet alles is keukenmeiden romantiek. Hoe ‘onbegrijpelijk’ het ook moge klinken: niet voor ieder ‘shi’itisch meisje’ vertegenwoordigt ‘Sex and the City’ het hoogste ideaal, met al die eenzaam achtergebleven vrouwen, die dag en nacht hunkeren naar ‘kerels, kopen en natuurlijk sex.’ Levend temidden van zoveel verschrikkingen identificeren sommige vrouwen zich eerder met Jeanne d’Arc dan met Carrie Bradshaw. Dat dit 'zo totaal onbegrijpelijk is' zegt meer over de Laura's hier dan over de Leyla’s daar. Het meest opmerkelijke is misschien wel het feit dat enkele Irak-foto’s van Geert van Kesteren door het maandmagazine van NRC in augustus 2003 waren gepubliceerd. Hoewel aangekondigd als een fotoreportage over ‘De moordmachine. Na de val van Saddam gingen in Irak de massagraven open. Overal zoeken wanhopige familieleden naar hun dierbaren. In de haast gaat veel bewijsmateriaal verloren,’ zag de doorsnee NRC-lezer toch iets volstrekt anders dat ernstig verontrustte. Een van hen, Maikel Steur, schreef: ‘veel beelden van arrestaties met voeten op hoofden geplaatst en getrokken wapens. Gegevens van arrestanten worden met gaffer-tape aan het hoofd geplakt… De MACHT waarmee de Amerikanen te werk gaan stoort me enorm. Ik heb medelijden met de angst van de arrestanten. Zijn de Amerikanen dan zulke enorme hufters?’ Tekenend voor de sfeer in de Nederlandse massamedia is het onvermogen zich te verplaatsen in de positie van de onderdrukte. Iemand die geen last heeft van dit soort wereldvreemdheid is Chalmers Johnson, een van de meest gerespecteerde geleerden in de Verenigde Staten. Al meer dan een jaar vóór 11 september 2001 waarschuwde hij voor grootscheepse terroristische aanslagen, die volgens hem niets anders zijn dan ‘blowback… de onbedoelde consequenties van politieke beleidsdaden die voor het Amerikaanse volk geheim waren gehouden.’ In zijn geruchtmakende boek ‘Blowback’ over ‘de kosten en consequenties van het Amerikaans imperium’ schreef deze emeritus hoogleraar: ‘Ik ben van mening dat de lichtzinnige verkwisting van onze hulpbronnen aan irrelevante wapensystemen… en terroristische aanvallen op Amerikaanse installaties en ambassades, alle voortekenen zijn van een eenentwintigste eeuwse crisis in Amerika’s informeel wereldrijk, een rijk gebaseerd op de uitbreiding van militaire macht naar elke uithoek van de wereld en op de inzet van Amerikaans kapitaal en markten om een wereldwijde economische integratie af te dwingen op onze voorwaarden, tegen welke kosten voor anderen dan ook.

Lees verder: http://home.planet.nl/~houck006/autisme2.html En ook:

http://stanvanhoucke.blogspot.com/search?q=maria+goos+4

Kenmerkend voor de vorm van journalistiek die de Laura Starinks van deze wereld praktiseren is dat hun berichtgeving ongeinformeerd, onnozel en vooral ook kritiekloos is. Bovendien is het gebaseerd op een vastomlijnd pakket van al dan niet onuitgesproken vooroordelen. Wanneer deze vorm van journalistiek nauwkeurig onderzocht wordt blijkt al snel dat we met propaganda te maken hebben. Het is geen toeval dat Laura Starink op een sleutelpositie zit. Dat is een bewuste keuze geweest van de directie van de krant, via de hoofdredactie natuurlijk, want vorm is van levensbelang in een zogeheten democratie. Dat proces beschreef Noam Chomsky eens kort maar krachtig toen hij tijdens een BBC uitzending in 1996 de volgende vraag kreeg van
de Britse journalist Andrew Marr: How can you know that I'm self-censoring? How can you know that journalists are...

Chomsky antwoordde: I don't say you're self-censoring - I'm sure you believe everything you're saying; but what I'm saying is, if you believed something different, you wouldn't be sitting where you're sitting.
Lees verder http://www.zmag.org/Chomsky/interviews/9602-big-idea.html

Zo is het en niet anders. Het systeem prijst het unieke maar verordonneert het conformisme, de massamaatschappij verheerlijkt het individualisme, maar dwingt het collectivisme af. Net als de overgrote meerderheid van de massa is de overgrote meerderheid van de journalisten bang om gemarginaliseerd te worden, de massa wil erbij horen, voor de overgrote meerderheid van de journalisten geldt alleen de van hogerhand officieel goedgekeurde versie van de werkelijkheid en niets anders. De dissident wordt ogenblikkelijk gemarginaliseerd. Daar zijn de meeste mensen bang voor, ze zijn bang uitgestoten te worden uit de groep. Uitgestoten zijn betekent niet alleen een sociale, maar vooral ook financiele klap. Een prestatiemaatschappij, waarin geld en dus status de hoogste waarden zijn, dwingt de mens tot conformisme.

Ons systeem heet de vrijheid van meningsuiting. De vraag is alleen: wiens mening. Behalve de officieel gesanctioneerde is er voor de commerciele massamedia geen andere. Dissidente stemmen zult u er zelden aantreffen.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

En toch heeft veel van wat je schrjft in de NRC gestaan. Over de bombardementne, de slachtoffers van het olie voor voedsel programma. Bijna alles wat je erover schrijft heb ik in de NRC gelezen. Zoals er nu ook regelmatig ander nieuws in staat - terwijl jij toch de NRC verwijt niet kritisch genoeg te zijn. Ik vraag me dus af of de houding die jij bekritiseert, dat naieve, wel met onwetendheid te maken heeft. Want journalisten zien en horen veel dat helemaal niet gepubliceerd of uitgezonden wordt.
Waarschijnlijk is het uiteindelijk een gedragskwestie, simpelweg een dierlijke kritiekloosheid, het aapse accepteren van de pikorde, het volgen van de macht, ongeacht wie die macht uitoefent of wat er de gevolgen van zijn. Nederlanders, maar ook anderen, hebben we gemerkt, zijn erg volgzaam. Zelfs in hun zogenaamde nonconformisme zijn ze conform andere nonconformisten.

stan zei

beste anoniem.
in dit geval heb ik het niet over de nrc-redactie in zijn geheel, maar over laura starink, als chef van het M magazine. misschien heb ik me niet duidelijk genoeg uitgedrukt. het zijn in de strikte zin van het woord ook geen verwijten die ik uit. ik heb een aantal vragen. op die manier probeer ik aan te tonen wat starink precies doet. overigens is het geven van een reeks feiten niet voldoende. het gaat om de context en de onuitgesproken veronderstellingen waarbinnen die feiten worden gebracht. ik bedoel bijvoorbeeld dat een westers bombardement waarbij talloze afghaanse burgers om het leven komen een oorlogsmisdaad is en niet zoiets als collatoral damage. ik bedoel dat er nog steeds geen enkele nederlandse krant/omroep uitgebreid geanalyseerd heeft waarom precies het westen een geweldadig conflict is begonnen in het midden oosten. we weten wel dat de officiele argumenten leugens waren, maar nog steeds hebben de commerciele massamedia niet onderzocht waarom we er wel zitten.

Anoniem zei

Jouw laatste vraag begrijp ik ook wel - ook al is de NRC met een poging tot onderzoek gekomen naar de Nederlandse volgzaamheid en ik neem aan dat Laura Starink dat gelezen heeft.
Ik heb die vragen ook en ik ben blij dat jij met je weblog fragmenten van antwoorden laat zien.
Maar het gaat hier om die zwijgzame, volgzame, schouderophalende ogenneerslaande houding. Zo van, ach, wat maakt het uit, laten ik maar gewoon meedoen met dezelfde houding als de anderen. Na een tijdje is iedereen net als ik vergeten wat er eigenlijk aan de hand was en kan ik verbaasd zijn over iets wat ik eigenlijk gewoon had kunnen weten.
Ik denk dat het antwoord niet in de inhoud van de problematiek gevonden kan worden, maar in de menselijke neiging tot volgzaamheid in de kudde, of beter gezegd, het dierlijke in de mens dat een mens maar al te gaag ontkent. Het klinkt misschien plat, maar mensen gaan gewoon met de mode mee. En dan klinkt het bijvoorbeeld "lekker" om op een bepaalde manier over een onderwerp te schrijven. Dat dat afbreuk doet aan de presentatie van een geinformeerde visie, doet er niet toe.

stan zei

dat is waar, mensen zijn bang om gemarginaliseerd te worden, buiten de groep te vallen, maar toch zijn er overal en altijd individuen die de menselijke waardigheid respecteren, die weigeren zich te conformeren aan onrecht. zij zijn voor mij voorbeelden. ik zag net de documentaire harlan county usa, over amerikaanse mijnwerkers die met geweld geconfronteerd worden wanneer ze voor het recht om zich te organiseren opkomen, gedwarsboomd worden door een rechter, door de politie, door politici, door moordenaars en stakingsbrekers en toch blijven ze opkomen voor hun menselijke waardigheid. het kan dus wel. ik ben altijd en overal in de wereld in contact gekomen met collega's die blijven berichten over onrecht. niet iedereen conformeert zich aan de macht.

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...