DNA wijzigt joodse geschiedenis
Het leek duidelijk. De Romeinen verdreven de joden uit Palestina, waarna de diaspora begon. Maar volgens historisch onderzoek stammen hedendaagse joden vooral af van bekeerlingen. Die conclusie trekt op zijn manier ook microbioloog Jits van Straten.
Waarom verdiept een microbioloog zich in de oorsprong van de joden? Jits van Straten kreeg belangstelling voor het onderwerp toen hij in de jaren zestig in Israël woonde. Later verhuisde hij naar de VS, hij woont allang weer in Nederland, maar de interesse bleef.
In Israël kwam hij een groep Indiërs tegen. Toeristen, dacht hij. Opmerkelijk, want in die tijd waren de betrekkingen tussen India en Israël slecht. Het waren dan ook geen Indiërs maar Joden uit India, die zich in Israël hadden gevestigd. Maar hoe konden ze er zo Indiaas uitzien? Van Straten ging toen nog uit van het gebruikelijke historische scenario, waarin de Joodse bevolking van Palestina na een opstand tegen de Romeinen in het jaar 70, gedwongen in ballingschap ging. Bijna tweeduizend jaar leefden ze in de diaspora, daarna keerden ze naar Palestina terug, waar ze in 1948 de staat Israël stichtten.
Hij dacht ook dat de Joden zich maar weinig hadden gemengd met hun omgeving. Hoe konden die Indiase joden er dan zo Indiaas uitzien en zo weinig Midden-Oosters? Waarom zijn er zo veel blonde Asjkenazische, Oost-Europese joden? En waarom ogen Marokkaanse joden zo Marokkaans en Chinese joden zo Chinees? Hoe kunnen mensen, wier voorouders tweeduizend jaar geleden één volk vormden, zo verschillen?
Uiteindelijk schreef Van Straten een boek over het onderwerp, althans een onderdeel daarvan: ’De herkomst van de Asjkenazische joden: de controverse opgelost’. Daarin maakt hij gebruik van historisch-demografisch, genetisch, archeologisch en linguïstisch onderzoek.
De vraag naar de herkomst van de joden kan heftige reacties oproepen, omdat hij de nationale mythe van de staat Israël raakt: die van verdrijving, diaspora en terugkeer. De discussie is al ruim een eeuw oud en laait geregeld op. Ze draait om de vraag: stammen de grote joodse gemeenschappen in de wereld af van het oude volk Israël of van bekeerlingen?
Shlomo Sand, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Tel-Aviv, kiest voor het laatste. Hij geeft als voorbeeld een beroemde bekeerlinge, de kahina, de ’priesteres’. Volgens de overlevering hield zij de moslimlegers bij hun verovering van Noord-Afrika in de zevende eeuw lange tijd tegen, in wat nu Algerije is. Ze zou hebben behoord tot een Berberstam, die collectief was overgegaan tot het jodendom. Deze joodse ’priesteres’ is in Algerije nog steeds een nationale heldin, ondanks haar verzet tegen de islam, of – bij Algerije weet je het maar nooit – juist vanwege dat verzet. Sand schreef in 2008 in het Hebreeuws het boek ’Wanneer en hoe is het joodse volk uitgevonden?’ In 2009 volgde de Engelse vertaling: ’The Invention of the Jewish People’.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw baarde de auteur Arthur Koestler opzien met zijn boek ’The thirteenth tribe’ (’De dertiende stam’). Volgens hem stammen de Asjkenazische joden af van de Chazaren, een Turks volk dat duizend jaar geleden een rijk beheerste in de Oekraïne en de Kaukasus. De Chazaren gingen over tot het jodendom, althans de elite.
Felle kritiek was Koestlers deel. Als hij gelijk had dan zouden alle Oost-Europese joden, onder wie bijna de hele Israëlische elite van dat moment, niet afstammen van het bijbelse volk Israël maar van Middeleeuwse Turken. Shlomo Sand gaat zelfs verder. Als er één volk verwant is aan de oude Israëlieten dan zijn dat volgens hem de Palestijnen.
Jits van Straten wijst op de intrigerende genetische verwantschap tussen Jemenitische joden en Palestijnen. Genetisch onderzoek legt verder wezenlijk verschillen bloot tussen Marokkaanse, Tunesische en Jemenitische joden.
Bij veel genetisch onderzoek van joodse populaties ontbreekt overigens, zo merkte Van Straten, een controlegroep van niet-joden uit dezelfde omgeving. Daarmee zou je kunnen aantonen dat een joodse gemeenschap in een bepaalde regio genetisch niet of weinig afwijkt van de niet-joodse buren. Die waarneming blijft zonder de juiste controlegroepen al bij voorbaat buiten beeld.
Het onuitgesproken uitgangspunt was lange tijd dat de onderzochte groep joden af moest stammen van een joodse oerbevolking. In die onderzoeken zijn er wel controlegroepen, maar de verkeerde. Bij Oost-Europese joden bijvoorbeeld was het uitgangspunt dat hun oorsprong in Duitsland lag. Als controlegroepen gebruikten de onderzoekers daarom Duitsers of andere westelijke Europeanen.
In Israël stuitte van Straten op een ’doodgezwegen’ dissertatie uit 1997, van Avshalom Zoosmann-Diskin, die afrekent met al die vooronderstellingen. De wetenschapper, die Van Straten wees op het proefschrift, zei dat hij zelf dit soort onderzoek niet meer deed omdat het politiek en sociaal gevoelig lag. Van Straten is niet onder de indruk van die gevoeligheden. „We kunnen niet blijven leven met leugens”, zegt hij laconiek.
In het proefschrift staat een genetische vergelijking tussen een groep Oost-Europese joden met naaste buren en andere joodse populaties elders. De genetisch naaste verwanten blijken de niet-joodse inwoners van Thracië te zijn, het grensgebied van Bulgarije, Turkije en Griekenland. Daarna komen de Bulgaarse joden, gevolgd door maar liefst 36 niet-joodse populaties. Pas dan is er weer een joodse groep met enige genetische verwantschap, de joden van Iran. Genetisch onderzoek, mits goed uitgevoerd, bewijst dat joodse populaties afstammen van groepen bekeerlingen, en niet van een verdreven joodse oerbevolking uit Palestina.
Over de Oost-Europese, Asjkenazische joden, hoofdonderwerp van van Stratens boek, bestaan twee theorieën. Ook voor Koestler betoogden sommige geleerden al, dat de Oost-Europese joden afstammen van de Turkse Chazaren.
Volgens de traditionele opvatting zijn ze nakomelingen van joden, die in de Middeleeuwen uit Duitsland zijn gevlucht. Dat zou zijn gebeurd na vervolgingen, vanaf de eerste kruistocht (1096) tot de veertiende eeuw, toen de joden de schuld kregen van de grote pestepidemie. Dat scenario oogt aannemelijk, bijvoorbeeld vanwege de Jiddische taal die Oost-Europese joden spraken, tot de Holocaust. Het Jiddisch is een op het Duits gebaseerde taal, aangelengd met Hebreeuwse en Slavische woorden. Dat wijst toch wel sterk op een Duitse afkomst.
Welke ruimte is er dan nog voor twijfel? Veel, zo laat Van Straten zien. Voor massale verdrijvingen uit het Rijnland zijn bijvoorbeeld geen bewijzen. Er zijn wel joden uit steden verjaagd, maar die gingen vaak in naburige dorpen wonen of ze kwamen al gauw weer terug.
Er waren wel Duitse joden, van wie bekend is dat ze naar Polen zijn verhuisd, maar te weinig om het grote aantal Oost-Europese joden rond 1900 te verklaren. Dat waren er (inclusief de emigranten naar de VS en elders) tussen de 7 en de 7,5 miljoen. Ook de joodse emigratie vanuit het huidige Tsjechië en Oostenrijk naar Polen kan niet de oorzaak zijn van het grote aantal Poolse joden.
Blijft het raadsel van de zeer Duitse Jiddische taal. „Hierop word ik het meeste aangevallen”, zegt van Straten. Als de Oost-Europese joden geen Duitse oorsprong hebben, waarom zijn ze dan dat Duitse Jiddisch gaan spreken? Het oudste Jiddisch lijkt op Beiers. Van Straten vermoedt dat de Oost-Europese joden aanvankelijk geen Jiddisch spraken, maar Slavische talen. Ze zouden ook weinig kennis hebben gehad van de joodse godsdienst. Godsdienstleraren reisden vanuit Duitsland naar het oosten, om hun geloofsgenoten daar kennis van hun religie bij te brengen. Onder hun invloed zouden joden op den duur Jiddisch zijn gaan spreken.
Dat ’Beierse’ Jiddisch is terug te vinden in Litouwen. Later ontwikkelde zich nog een speciaal Duits in nieuwe steden in Oost-Europa. De elite daar was Duitstalig. Pools Jiddisch vertoont gelijkenis met het ’koloniale Duits’ van de nieuwe steden, een prestigetaal die de joden zouden zijn gaan spreken, eerst naast hun Slavisch en later in plaats daarvan.
Van Straten wijst op responsa, (antwoorden op vragen over de joodse wet) van onder anderen een rabbijn uit Wit-Rusland. Hij klaagt omstreeks 1600 dat veel joden geen Jiddisch spreken. Het is dus een omgekeerd scenario, in de klassieke visie komen joden vanuit Duitsland naar Oost-Europa, waar hun Duits steeds meer invloed ondergaat van de Slavische talen van de buren. In het alternatieve scenario spreken de Oost-Europese joden aanvankelijk net als hun buren Slavisch, waarna ze geleidelijk overschakelen op een soort Duits.
Zit Van Straten nu op het spoor van Arthur Koestler (en ook Shlomo Sand), die de Asjkenazische joden laat afstammen van de Turkse Chazaren? Van Straten: „Nee, niet helemaal. Het klopt dat de Chazaarse elite het joodse geloof heeft aangenomen. Maar het staat ook vast dat er al ver voor de komst van de Chazaren in de Oekraïne en de Kaukasus joden woonden. Aanvankelijk gingen veel niet-joden over tot het jodendom. Waarschijnlijk gebeurde dat vooral via gemengde huwelijken. In het Romeinse Rijk werden gemengde huwelijken, onder druk van de kerk, steeds moeilijker. Maar in de Oekraïne en de Kaukasus was er een machtsvacuüm, waarin joden en niet-joden nog lang met elkaar konden trouwen. Dat kan verklaren dat juist daar grote joodse gemeenschappen ontstonden. Een deel van die joden is al vanaf het eerste millennium naar Polen getrokken, waar ze uiteindelijk Jiddisch gingen spreken.”
Ethiopische Joden in gebedstenu. Veel Ethiopische christenen beweren van Joodse komaf te zijn. Volgens Jits van Straten is 'Jood' als etnische aanduiding een mythe. (FOTO AP)
Joodse Chinezen arriveren in Israel.
Leon de Winter en zijn partner Jessica Durlacher, zijn als fervente zionisten van oordeel dat ook deze joodse Chinezen en joodse Afrikanen meer recht hebben op het oud-testamentische 'beloofde land' dan de oorspronkelijke bewoners, de Palestijnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten