Day
and night the partners of Fear are anxiously preoccupied with telling
themselves and their subordinates the right half-truths, half-truths which hope
to change the world from what it is into something which it is not! […] As a
result, they become unfamiliar with reality, whilst continuing to dream about,
and of course to exercise, power. They continually have to absorb shocks whilst
accelerating. Decisiveness becomes their invarible device for preventing the
asking of questions…
Meanwhile…
the most important thing to grasp and remember is that those who profit from
the chaos, with their embedded commentators in the media, continuously
misinform and misdirect. Their declarations will get nobody anywhere.
John Berger. Hold Everything Dear. Dispatches On Survival
And Resistance. 2007
Tijdens de Radio I-uitzending van 29 april j.l.
over het verschil tussen de tijdgeest in 1980 die van vandaag de dag verklaarde
Geert Mak te denken dat
heel
veel mensen, en ik ook, want eerlijk gezegd weet ook ik het niet, denken na
over hoe wij democratisch kunnen blijven en hoe wij burgers ons teweer kunnen
stellen tegen krachten die ons het burgerschap steeds meer ontnemen.
Niet alleen
heeft ook Mak recentelijk ontdekt dat de macht van wat hij noemt het ‘grootkapitaal’
de democratie heeft uitgehold, maar kennelijk denkt hij tevens na over
de vraag hoe hij en zijn omvangrijke lezerspubliek zich hiertegen ‘te
weer kunnen stellen.’ Hoe dat verzet vorm moet krijgen wist hij tijdens
de uitzending evenwel nog niet. Wat hij wel wist was dat hij met het oog op de
kroning zich ‘even had teruggetrokken’ in zijn vorstelijk gelegen boerderij
op het Friese platteland. Wellicht zal hij daar, omgeven door provinciale rust,
ooit het licht zien, en ik bedoel dit niet sarcastisch noch cynisch. Laat ik
een poging wagen dit uit te leggen.
Allereerst is de
vraag: wat motiveert de journalist en bestseller-auteur
Geert Mak? Die vraag dient beantwoord te worden omdat we dan eveneens weten
wat de drijfveer is van het grote publiek voor wie hij schrijft. Het werk van
Mak is illustratief voor de tijdgeest en voor de verwarring
in onze consumptiecultuur. John Berger schreef daarover in Hold Everything Dear. Dispatches On Survival And Resistance:
The
key term of the present global chaos is de- or relocalization. This does not
only refer to the practice of moving production to wherever labour is cheapest
and regulations minimal. It also contains the offshore demented dream of the
new ongoing power: the dream of undermining the status and confidence of all
previous fixed places, so that the entire world becomes a single fluid market.
The
consumer is essentially somebody who feels, or is made to feel, lost, unless he
or she is consuming. Brand names and logos become the place names of the
Nowhere.
Het feit dat de
moderne mens zich door het technocratische systeem vervreemd voelt van zijn
omgeving en vooral ook van zichzelf is al lang geleden door academici en
auteurs uitgebreid en gedetailleerd beschreven en verklaard. Vandaar dat Mak
had kunnen weten dat de uitgever Derk Sauer hem een leugen verkocht toen de SP-multimiljonair beweerde dat de
Russische editie van het glossy advertentietijdschrift Cosmopolitan ‘de mensen [leerde] om hun individualiteit
weer uit te dragen.’ Zo mogelijk nog absurder is Mak’s kritiek op Nobelprijswinnaar
John Steinbeck wanneer
hij op pagina 521 van Reizen zonder John schrijft dat Steinbeck en andere ‘doemdenkers’ die rond
1960 kritiek hadden op de Amerikaanse cultuur ‘met hun sombere voorspellingen
de plank mis[sloegen],’ en wel omdat volgens Mak ‘Amerika na 1960 nog decennia van
grote voorspoed [zou beleven].’ Zijn materialistisch argument illustreert het onvermogen om te beseffen dat de
gevoelige Steinbeck precies hetzelfde zag als bijna een halve eeuw later John
Berger, toen die schreef dat ‘the consumer is essentially somebody who
feels, or is made to feel, lost, unless he or she is consuming.’ Al in
1960 voelde Steinbeck zich ‘lost’ in het grote ‘Nowhere’
waarin het door Mak bewonderde materialistische ‘droomland,’ was
veranderd.
Waarom begrijpt
Geert Mak zo weinig van onze consumptie cultuur dat hij nu pas beseft dat ‘het
grootkapitaal’ de macht in handen heeft? Daarvoor moeten we allereerst terug
naar zijn jeugd, naar het milieu waarin hij na de Tweede Wereldoorlog als
nakomertje opgroeide. Geert’s vader was een gereformeerde evangelisatie dominee
die naar de toenmalige kolonie Ons Indie was uitgestuurd, in de hoop zieltjes te
winnen op het islamitische eiland Sumatra, precies in hetzelfde gebied waar nog
geen halve eeuw eerder de Nederlandse generaal Van Heutz naam
had gemaakt als de ‘slachter van Atjeh’ omdat zijn troepen er niet voor terug deinsden de inheemse burgerbevolking af te slachten, inclusief vrouwen, kinderen, en bejaarden. De latere gereformeerde minister-president Hendrikus Colijn schreef daarover aan zijn vrouw: 'Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen, die genade vroegen, op een hoop moeten zetten, en zo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar 't kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten.'
Maar hoe moordzuchtig de christelijke cultuur ook mag zijn tegenover andersdenkenden, het had voor de gelovigen zelf één groot voordeel: het kon zin en betekenis geven aan het leven van miljoenen volgelingen, al was het maar omdat het christendom de verlossing belooft. Weliswaar pas na het leven, maar desalniettemin konden degenen die recht in de leer waren geweest er een houvast aan ontlenen, en zo moet ook de kleine Geert het hebben ervaren. Totdat in de fameuze jaren zestig de massale ontkerkelijking doorzette en Geert Mak, net als miljoenen andere jongeren, meedreef met de seculariseringsgolf. Dat leverde hem naast een zekere bevrijding ook een existentieel probleem op, hij was zijn christelijke houvast kwijt en dat gapende gat moest gevuld worden, want wat hij niet was kwijt geraakt was de zendingsdrift die hem als het ware met de paplepel was ingegoten. Net als ontelbare andere westerse jongeren kwam de, volgens eigen zeggen, ‘brave’ Geert in links vaarwater terecht. Als gematigd mens uit een kleinburgerlijk milieu gingen zijn 'revolutionaire' opvattingen niet verder dan wat langere haren, het aanmeten van een snor waar Stalin nog een puntje aan had kunnen zuigen, en een pakket sociaaldemocratische en pacifistische opvattingen die hem tenslotte bij de PSP deden belanden.
Maar hoe moordzuchtig de christelijke cultuur ook mag zijn tegenover andersdenkenden, het had voor de gelovigen zelf één groot voordeel: het kon zin en betekenis geven aan het leven van miljoenen volgelingen, al was het maar omdat het christendom de verlossing belooft. Weliswaar pas na het leven, maar desalniettemin konden degenen die recht in de leer waren geweest er een houvast aan ontlenen, en zo moet ook de kleine Geert het hebben ervaren. Totdat in de fameuze jaren zestig de massale ontkerkelijking doorzette en Geert Mak, net als miljoenen andere jongeren, meedreef met de seculariseringsgolf. Dat leverde hem naast een zekere bevrijding ook een existentieel probleem op, hij was zijn christelijke houvast kwijt en dat gapende gat moest gevuld worden, want wat hij niet was kwijt geraakt was de zendingsdrift die hem als het ware met de paplepel was ingegoten. Net als ontelbare andere westerse jongeren kwam de, volgens eigen zeggen, ‘brave’ Geert in links vaarwater terecht. Als gematigd mens uit een kleinburgerlijk milieu gingen zijn 'revolutionaire' opvattingen niet verder dan wat langere haren, het aanmeten van een snor waar Stalin nog een puntje aan had kunnen zuigen, en een pakket sociaaldemocratische en pacifistische opvattingen die hem tenslotte bij de PSP deden belanden.
Nadat hij uit de provincie was vertrokken ging hij rechten studeren, eerst aan de christelijke Vrije
Universiteit en snel daarna aan de linkse Universiteit van Amsterdam, waar hij tijdens de roerige Provo-jaren en de daarop volgende jaren van universiteitsbezetting en
vernieuwing, vlijtig studeerde. Daarna werd hij docent staats- en vreemdelingenrecht aan
de Universiteit Utrecht. Voor korte tijd; op de universiteit bestond niet echt de mogelijkheid om hij zijn boodschap te verspreiden, het ware hervormingswerk
kon in de jaren zeventig het best via de journalistiek worden uitgedragen en
zo belandde Mak in 1975 bij De Groene Amsterdammer, toen nog het meest
linkse ongebonden tijdschrift in Nederland, waarvan hij tien jaar lang
redacteur was. Via mijn vrouw en een gemeenschappelijke vriend leerde
ik begin 1980 Geert goed kennen en spraken wij vieren met de regelmaat van de klok urenlang over politieke, sociale en
culturele onderwerpen, dit alles overgoten met veel wijn. Mak is een aimabel
mens, is politiek en sociaal niet links, evenmin rechts, hij verkeert doorgaans ergens in het veilige
midden. De meeste mensen vinden hem wel aardig, met de nadruk op wel. Geert
roept namelijk geen heftige gevoelens op, en gedraagt zich in dit opzicht als een typische Nederlander voor wie boven alles geldt: doe maar normaal dan doe je al gek genoeg, en 'don't rock the boat.' Hij schrikt terug voor elke confrontatie, is op zijn best een harmoniemens, en op zijn slechts een allemansvriend die de
vreedzame coexistentie prefereert en daarom een fervent voorstander is van het gratuite poldermodel.
Het
is juist deze gecultiveerde houding die hem intellectueel corrumpeert, want die mentaliteit eindigt in de praktijk veelal in opportunisme en conformisme.
Geert Mak is als een zitzak, degene die het laatst erop zit laat een indruk
achter, terwijl de andere indrukken zijn gewist. Op dezelfde manier neemt Mak vaak de mening over van degene met wie hij het
laatst heeft gesproken. Dat maakt zijn werk ook zo chaotisch, er ontbreekt een specifieke lijn aan, er is geen context, zijn
boeken kennen geen eigen doorleefde werkelijkheid, ze zitten vol paradoxen, overal plukt hij iets vandaan, zonder dat dit leidt tot een logische consistentie in zijn verhaal. Als
geen ander is Geert Mak, zonder overdrijven, ‘lost,’ hij heeft geen houvast meer. Ook bij links heeft hij
niet de verlossing gevonden waarnaar hij sinds zijn adolescentie op zoek is. En dat is voor hem problematisch, want ‘ik kan niet zonder hoop, Stan, dat
klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo.’ De ‘hoop’ dat er aan het einde van de tunnel licht is,
dat hij ergens in opgenomen wordt, een gemeenschap van gelijk gestemden, de 'hoop' dat
wij met z’n allen ergens naartoe op weg zijn, dat er zin en betekenis is aan het
lijden, dat hij verlost wordt van de pijn en eenzaamheid die inherent zijn aan
het menselijk bestaan. Dat alles overweldigende verlangen maakt hem blind voor
de werkelijkheid en verklaart tevens waarom hij pas op zijn 66ste inziet dat
het ‘grootkapitaal’ oppermachtig is en het leven
van de hele mensheid dicteert. Zijn o, zo begrijpelijke drang naar verlossing is tevens de voornaamste reden waarom Mak de kluit belazerd, om het maar
eens kort en bondig te stellen. Zijn vlot geschreven boeken lijden aan een zekere mate van karakterloosheid. Ze laten geen diepe indruk achter. Daarover later meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten