Terrorism
is the war of the poor, and war is the terrorism of the rich.
Sir Peter
Ustinov. Achtung! Vorurteile. 2003
UN
resolutions and the International Court of Justice in the Hague have condemned
the building of Israeli settlements on Palestinian territory (there are now
nearly half a million such ‘settlers’) and the construction of the ‘seperation
fence’, which is an 8-metre high concrete wall, as illegal. The Occupation and
Wall nevertheless continue. Every month the IDF’s stanglehold across the
territories is tightened. The stranglehold is geographic, economic, civic and
military.
All
this is clear; it is not happening in some remote, war-locked corner of the
globe; every Foreign Office of every rich nation is watching and not one takes
measures to discourage the illegalities. ‘For us,’ a Palestinian mother says at
a checkpoint says after an IDF soldier has
lobbed a tear gas bomb behind her, ‘for us the silence of the West is worse’ –
she nods towards the armoured car – ‘than their bullets.’
Zo toont John
Berger in de essaybundel Hold Everything Dear. Dispatches On Survival And Resistance zijn walging over de westerse hypocrisie en onverschilligheid. De al meer dan zes decennia durende
zionistische terreur tegen de Palestijnse bevolking is één van de meest
schrijnende voorbeelden van de Europese en Amerikaanse minachting voor de
universaliteit van de mensenrechten en voor het internationaal recht in het
algemeen, en al die andere normen en waarden die het Westen beweert te
respecteren. De Palestijnse onderdrukking is uitgegroeid tot het voorbeeld bij
uitstek van wat de westerse beschaving daadwerkelijk in de praktijk betekent.
Het is de reden waarom een Britse intellectueel als Berger, wiens joodse voorouders uit Polen,
Galicië en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk kwamen, publiekelijk afstand nam van
zijn joods ‘recht op terugkeer’ en wel omdat
ik mijzelf zonder te aarzelen [identificeer] met de
rechtvaardige zaak en de pijn van degenen die de staat Israël (en neven van
mij) veroorzaken in een mate die tragisch totalitair is.
Eind 2008 wees hij erop dat:
We are now spectators of the latest -
and perhaps penultimate - chapter of the 60 year old conflict between Israel
and the Palestinian people. About the complexities of this tragic conflict
billions of words have been pronounced, defending one side or the other. Today,
in face of the Israeli attacks on Gaza, the essential calculation, which was
always covertly there, behind this conflict, has been blatantly revealed. The
death of one Israeli victim justifies the killing of a hundred Palestinians.
One Israeli life is worth a hundred Palestinian lives. This is what the Israeli
State and the world media more or less - with marginal questioning - mindlessly
repeat. And this claim, which has accompanied and justified the longest
Occupation of foreign territories in 20th C. European history, is viscerally
racist. That the Jewish people should accept this, that the world should
concur, that the Palestinians should submit to it - is one of history's ironic
jokes. There's no laughter anywhere. We can, however, refute it, more and more
vocally. Let's do so.
Maar dat verzoek heeft de bestseller auteur en journalistieke
opiniemaker Geert Mak telkens naast zich neergelegd. Tot nu toe heeft hij ervan afgezien uitgebreid in te gaan op wat Berger ‘one of history’s
ironic jokes’ noemt. De ironie van een door het christelijke Europa
eeuwenlang vervolgd volk in Israel dat nu een ander volk traumatiseert. In zijn
maar liefst anderhalve kilo wegende In Europa besteedt Mak geen enkele
aandacht aan het door het avondland veroorzaakte noodlot van de
Palestijnen. En in zijn vuistdikke
Reizen zonder John, waarin hij claimt ‘op zoek naar Amerika’ te
zijn, wordt de westerse steun aan Israel met 8 zinnetjes terloops afgedaan als
een ‘delicate kwestie.’ En zo glijdt hij handig aan controverses voorbij. Ook verzoeken om over deze ‘delicate kwestie’ te schrijven
negeert hij, zo weet ik uit eigen ervaring. De verklaring daarvoor is simpel: Mak moet
dan kleur bekennen, want zoals ook Berger duidelijk maakt kan een betrokken
mens zich in dit geval niet langer meer verbergen achter een sluier van
onverschilligheid en holle woorden. De zaak is zo zwart/wit dat de jurist Mak zich bloot zou
moeten geven door partij te kiezen voor democratie en mensenrechten. En dat wil hij in dit soort gevallen absoluut niet, Mak wil in het risicoloze midden
blijven ronddobberen. Die veilige plaats garandeert hem de hoge oplages van zijn boeken
en zijn imago bij de macht. Het is voor hem inderdaad een ‘delicate
kwestie,’ omdat hij dan niet langer meer langs de geschiedenis kan
schampen. In de
praktijk komt deze houding neer op dezelfde typisch Nederlandse
onverschilligheid die tijdens de Tweede Wereldoorlog ertoe leidde dat driekwart van de joodse Nederlanders in vernietigingskampen werden vermoord, terwijl
de zeer weinige overlevenden ‘na
de Tweede Wereldoorlog Joodse oorlogsslachtoffers alsnog’ werden ‘aangeslagen
en beboet voor het niet betalen van erfpacht tijdens de oorlogsjaren,’ zo
berichtte Het Parool onlangs. Nobelprijswinnaar Elie Wiesel heeft gelijk
wanneer hij stelt dat:
The opposite of love is not hate, it's
indifference. The opposite of art is not ugliness, it's indifference. The
opposite of faith is not heresy, it's indifference. And the opposite of life is
not death, it's indifference.
Alleen zijn vandaag de dag de Palestijnen
het slachtoffer van die onverschilligheid. Dit maakt de opportunistische Mak ook
zo typisch Nederlands met zijn ‘lichte graad van knoeierij,’ zoals
Johan Huizinga opmerkte, waaraan hij toevoegde dat
macht in zichzelf, niet geheiligd door
een volwaardig doel, een kwaad [is]. Zij kan slechts heilzaam worden, indien
zij gedragen wordt door persoonlijke zedelijke verantwoordelijkheid, en haar
doel heeft buiten en boven de machtswil en het belang der dragers van die
macht.
Al in 1934 constateerde Nederland’s grootste
historicus dat
elke organisatie stolling van vrije
geest [betekent], fixering van een geestelijk gemiddeld. Zij brengt een zekere
rigiditeit der gedachte teweeg… De werkelijke belangstelling van het grote
publiek is niet meer bij de werken des geestes… Het kan soms schijnen, alsof de
hedendaagse mensheid geen hoger gemeenschappelijke cultuurfunctie meer kent,
dan met blijde of toornige blik in de pas te lopen…. Men spant de instincten in
het gareel om van het oordeel geen last te houden.
De huidige werkelijkheid laat Mak geen ruimte om controversiele onderwerpen serieus te
behandelen. Het moet voor het grote publiek duidelijk blijven waar hij precies staat in de chaos der dingen. Een controversiele positie innemen is daarbij onmogelijk, dissidente opvattingen worden niet
geacceptererd in en door de mainstream. De massamaatschappij is een maatschappij met, in de woorden van Huizinga, een ‘weerloze massa.’ Die wordt voortdurend
door de ‘termieten van de reductie’ verteld hoe de ‘waarheid’ eruit
ziet, aldus de auteur Kundera, waarbij de overal opduikende mainstream opiniemakers:
over de hele wereld dezelfde
simplificaties en cliché’s uitstrooien waarvan mag worden aangenomen dat ze door de meerderheid
zullen worden aanvaard, door allen, door de hele mensheid. En het is niet zo
belangrijk dat in de verschillende organen van de media de verschillende
politieke belangen tot uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst een
en dezelfde geest.
In die bewustzijsvernauwing voelt Mak zich als een vis in het water. Het ironische is dat tijdens de Radio
I-uitzending over het oproer van 30 april 1980, waarin hij uitgebreid aan het
woord kwam, juist ik werd genoemd als
een ‘destijds omstreden verslaggever,’
kennelijk omdat ik de euvele moed
had gehad om dissidente ’krakers’ aan het woord te laten, wat in onze
‘democratie’ getuigt van onvoldoende maatschappelijke verantwoordelijkheid, of
zoiets. Terwijl toch in een naderhand verschenen officieel politierapport over
30 april 1980 onder andere mijn radioverslagen als ‘uitstekend’ werden gekwalificeerd en ‘van bijzonder hoge kwaliteit.’
In het rapport, getiteld De Dag
van de Ether. Anatomie van een rel, met een chronologisch verslag van een onderzoek naar de feitelijke
gebeurtenissen, spontaan en georganiseerd, in Amsterdam op 30 april 1980 staat verder letterlijk:
Een groot gedeelte van der media
spreekt, brult en schrijft schande van de realistische reportage die de
medewerkers van Radio Stad over het eerste treffen met de Mobiele Eenheid van
actievoerders, krakers en overig publiek. Het is nochthans de beste
beschrijving van de gebeurtenissen die de media ons verschaft.' En verder: 'Ook de daden van de
actievoerders c.q. relschoppers worden er duidelijk in beschreven.
Ondanks de radioverslagen ‘van bijzonder hoge kwaliteit’
blijft degene die dissidenten aan het woord liet tot het einde der dagen een
verdacht sujet voor de gedweeë Hilversumse omroepen. Opmerkelijk hierbij is dat de
kwalificatie ‘omstreden’ voor het besproken onderwerp volstrekt
irrelevant was, behalve dan dat de Radio I-presentator daarmee te kennen gaf
aan de goede kant van de streep te staan, namelijk gezagsgetrouw. Dat bleek
bovendien ook uit het feit dat hij Mak onweersproken de grootst mogelijke
daadwerkelijk omstreden en aantoonbare nonsense liet vertellen.
Meer daarover later.
I would argue as forcefully as I can that since the Palestinians are facing Nazi-like State [Israel] terrorism, the holocaust narrative and its meaning belongs to them at least as much as it belongs to the Jews or anyone else.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten