Amerikanen
zagen zichzelf als uitverkoren volk dat na veel ontberingen eindelijk het ‘beloofde land’ had bereikt… Zelfs mijn oude atheistische
vriendin Edith vierde braaf met haar grotendeels joodse familie Thanksgiving
Day, het dankfeest van de vrome protestantse Pilgrims na hun eerste oogst in
1621… Terwijl elders ter wereld, zeker in Europa, religie en vrijheid
voortdurend met elkaar op gespannen voet stonden, wisten de Amerikanen deze
uiteenlopende principes op een wonderlijke manier te combineren. Het gaf de
Nieuwe Wereld een ongekende dynamiek.
Geert
Mak. Pagina 97 van Reizen zonder John.
Nu
de werkelijkheid:
Jewish quota was a percentage that limited the
number of Jews in various establishments…
Jewish educational
quotas could be state-wide law or adopted only in certain
institutions, often unofficially. The limitation took the form of total
prohibition of Jewish students, or of limiting the number of Jewish students so
that their share in the students' population would not be larger than their
share in the general population. In some establishments, the Jewish quota
placed a limit on growth rather than set a fixed level of participation to be
achieved.
According to historian David Oshinsky, on
writing about Jonas Salk, ‘Most of the surrounding medical
schools (Cornell, Columbia, Pennsylvania, and Yale) had rigid quotas in place. In 1935
Yale accepted 76 applicants from a pool of 501. About 200 of those applicants
were Jewish and only five got in.’ He
notes that the dean's instructions were remarkably precise: ‘Never admit
more than five Jews, take only two Italian Catholics, and take no blacks at
all.’ […] One American who fell victim
to the Jewish quota was late physicist and Nobel laureate Richard P. Feynman, who
was turned away from Columbia College in
the 1930s and went to MIT
instead.
En:
Through unofficial quotas, Yale
administrators kept the Jewish student population to a minimum.
It was not until the 1960s,
under the leadership of Dean of Admissions R. Inslee Clark, that the quota was
lifted, and the student body was drawn from wider sources such as public
schools and urban areas.
Kortom,
deze top universiteiten voor de Amerikaanse elite discrimineerden op religie en
ras, zelfs nog tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Overigens, joden en
Italianen waren niet de enigen die gediscrimineerd werden. Het gold voor elke
nieuwe groep immigranten, hetgeen ook nu nog het geval is. In Barbarian Virtues. The United States Encounters Foreign Peoples at Home
and Abroad, 1876-1917 schrijft Matthew Frye Jacobson, hoogleraar American
Studies & History aan Yale University, hoe de blanke Angelsaksische
Amerikanen neerkeken op immigranten uit andere delen van de wereld, inclusief
Zuid- en Oost-Europeanen. Over de Amerikaanse protestants christelijke elite en
hun vermeende superieure cultuur, schreef hij:
The
decaying civilizations of Asia and the Middle East and the semibarbarous
societies of Latin America, too, represented peoples frozen in time, bugs in
amber displaying the virtues and the vices of an earlier moment in human
evolution… The Jews of Jerusalem were but ‘debased, misbegotten… remnants of sin,
squalor, and bad living,’ and
‘Africa, ‘as we had been taught, lies in heathen darkness.’ For Teddy Roosevelt many Africans were ‘ape-like naked savages,
who dwell in the woods and prey on creatures not much wilder or lower than
themselves,’ and much of the continent
lay ‘engulfed in the black oblivion of a lower barbarism,’
aldus
de Amerikaanse president, die in dit racisme een rechtvaardiging vond om het
Amerikaanse rijk uit te breiden. Uitgebreid laat professor
Jacobson zien hoe die opvattingen het beeld van ook de doorsnee Angelsaksische
Amerikaan beinvloedde ten aanzien van immigranten uit andere delen van de
wereld. Jacobson:
Like the
marketplaces of Warner’s Egypt or the villages along Stanley’s Congo, immigrant
ghettos were populated not by individuals, who might speak for themselves and
whose recognizable humanity might make a claim on our sympathies, but by
crowds, throngs, masses of unindividuated and unspeakably odd folk whose very
numbers overwhelmed the capacity for empathy. Accoridng to Harper’s, ‘The pure type of
the Hebrew swarms,’ on the Lower East
Side; ‘the variety of street life is perfectly bewildering… the babel of
strange tongues… strange business signs in Hebrew characters; venerable
Shylocks with long beards and greasy curls.’
[…] But more than this, immigrant peoples are not merely exotic; they are fully
savage or heathen. News boys and other children of the street, significantly
called ‘street arabs,’ seem ‘a
set of hardened little scouncdrels, quite beyond the reach of missionary
effort.’ The inhabitant of Chinatown
likewise seemed well beyond the moral reach of Christian civilization: ‘All
attempts to make an effective Christian of John Chinaman will remain abortive
in this generation; of the next I have, if anything, less hope. Ages of
senseless idolatry, a mere grub-worship, have left without essential qualities
for appreciating the gentle teachings of a faith whose motives and unselfish
spirit are alike beyond grasp.’ And as
for the Jews of the Lower East Side, they stand ‘where the new day that
dawned on Calvary left them standing, stubbornly refusing to see the ligt. A
visit to a Jewish house of morning is like bridging the gap of two thousand.
years.’
De
werkelijkheid relativeert en nuanceert Mak’s bewering over ‘een ongekende dynamiek,’ van
‘de Nieuwe Wereld’ (met hoofdletters,) waar ‘de
Verlichting’ werd ‘uitgevoerd, als real life experiment.’ De
dynamiek kwam niet voort uit tolerantie, want daar was nauwelijks sprake van in
een land dat tot voor een halve eeuw nog rassenscheiding kende tussen bank en zwart, waar joden en Italianen door de top
universiteiten grotendeels werden geweerd, en waar nu nog Arabische Amerikanen en
‘Hispanics’ worden gediscrimineerd.
De kapitalistische dynamiek kwam juist door het tegenovergestelde: de
discriminatie waarbij de netwerken van de eerdere generaties immigranten en
zeker ook de elite elkaar onderling bevoordeelden. Door telkens weer nieuwe
golven immigranten toe te laten konden de lonen laag worden gehouden, en de
invloed van georganiseerde arbeiders worden gebroken, waardoor het kapitalisme
kon bloeien. Wat betreft die economische uitbuiting van de nieuwkomers, ook die
leek verdacht veel op de ellende van de ‘Oude
Wereld.’ Professor Jacobson:
This story
of the ghetto, of course, has a moral. In economic terms, such scenes of
squalor might have been taken to depict the limits or the human costs of ‘progresss.’ But the lingering attention to the
denizens’ foreignness rather than to their economic circumstances and their
levels of exploitation tacitly suggest a contrary conclusion: these pockets of
poverty in the modern industrial city are explained, not by the ravages of
capitalism, but by the innate racial character of their inhabitants. If
domestic travel literature began with the bemused discovery of an imported
population, it ended – by its exoticizing rhetoric and gaze – in the effective
export of human misery and want. Wretchedness, evidently, was never homegrown,
but only came ashore with the immigrants themselves. For instance, Italians and
Jews, noted Riis, ‘carry their slums with them wherever they go, if allowed
to do it’; the Italian immigrant ‘reproduces
conditions of destitution and disorder…’
Vooruitgang,
vernieuwing, inclusief de bijbehorende risisco’s, waren vanzelfsprekend: in
zo’n overvloedig land wordt ondernemingslust maar al te vaak rijkelijk beloond.
Geert
Mak. Pagina 75 van Reizen zonder John.
Tegenover
deze mainstream-versie staat de werkelijkheid van bijna 45 miljoen Amerikanen die
onder de armoedegrens leeft, en de 1 procent van de rijken die meer dan 40 procent van
de rijkdommen van het land bezit. De armoede loopt als een rode draad door de
geschiedenis van de VS. In 1960 was het aantal armen in ‘het beloofde land’ volgens
de officiele cijfers 39 miljoen. Twee jaar later verscheen de ‘classic
portrait of America’s poor people’ getiteld The Other America. Poverty in the United States van wijlen Michael
Harrington, hoogleraar Politieke Wetenschappen, waarin ‘the seamy side of the Affluent
Society’ werd blootgelegd. Zijn studie was
a shocking
report that covers the whole nation, from New York’s Bowery through Arkasans’s
cotton fields to the lush fruit orchards of the West Coast. Unskilled workers,
the aged, racial minorities – none of the groups that form the country;s economic underworld is
overlooked. But the book’s greatest impact lies in its radical view of ‘the
other America’ as a self-perpetuating culture, a citadel of misery…
In
het hoofdstuk The Invisible Land
schrijft Harrington
There is a
familiar America. It is celebrated in speeches and advertised on television and
in the magazines. It has the highest mass standard of living the world has ever
known.
Het
is het ‘droomland’ waar Geert Mak naar op zoek is. Maar de ‘American Dream’ van
de ‘well-to-do’
kan alleen bestaan door de nachtmerrie van de armen, die volgens
Harrington
are maimed
in body and spirit, existing at levels beneath those necessary for human
decency. If these people are not starving, they are hungry, and sometimes fat
with hunger, fort hat is what cheap foods do. They are without adequate housing
and education and medical care.
En
precies 50 jaar geleden eindigt hij zijn boek met de opmerking dat de
feiten over armoede
should be
read with a sense of outrage. For until these facts shame us, until they stir
us to action, the other America will continue to exist, a monstrous example of
needless suffering in the most advanced society in the world.
Een
vergeefse opmerking, zo moet ook de socialist Michael Harrington hebben beseft, armoede is namelijk onlosmakelijk verbonden met kapitalistische groei.
Vandaar ook dat de armoede in de VS nooit is verdwenen en nu weer toeneemt. Januari
2012 interviewde ik Chris Hedges in
zijn woonplaats, de oude universiteitsstad Princeton, over onder andere de Amerikaanse Droom. Hedges is een
vooraanstaand Amerikaanse journalist en auteur, onderscheiden met de Pulitzer Prijs. Hij werkte lange tijd
als correspondent in verschillende delen van de wereld, waarvan 15 jaar lang
voor de New York Times, en berichtte
uit meer dan 50 landen. Hedges is op dit moment onder andere hoogleraar
Journalistiek aan de Princeton
Universiteit. Hij zei het volgende:
De
Amerikaanse Droom was iets waarin grote aantallen Amerikanen pas geloofden na
het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse geschiedenis voorafgaand
aan de Eerste Wereldoorlog werd gekenmerkt door geweldige Dickensiaanse armoede
in stedelijke krottenwijken en de strijd tegen corrupte magnaten die ten koste
van alles en iedereen snel rijk werden. En tussen twee oorlogen waren er de
jaren twintig die wild waren voor een kleine groep geprivilegieerden, een
tijdperk dat eindigde in de ineenstorting van het kapitalisme. Voor de gewone
man betekende dit een diepe economische depressie, waarbij het inkomen van een
doorsnee Amerikaans gezin met 40 procent daalde en natuurlijk een gigantische
werkloosheid die pas door de Tweede Wereldoorlog verdween. Als gevolg van de
vernietiging van de Europese industrie kon na 1945 de Amerikaanse economie op
volle toeren draaien en konden de vakbonden ervoor zorgen dat de arbeidersklasse
de comfort kreeg van een middenklasse. Een arbeider in een autofabriek in
Detroit kon met zijn loon zijn gezin onderhouden, een bescheiden huis kopen,
geld vrijmaken voor gezondheidszorg en een redelijk pensioen. Hij kon bovendien
zijn kinderen naar de middelbare school sturen. Dat was het moment waarop de
Amerikaanse Droom voor het eerst enige inhoud kreeg. Tegelijkertijd voltrok
zich in de jaren vijftig het hoogtepunt van de heksenjacht tegen alles dat naar
links zweemde, en werden de laatste radicale bewegingen vernietigd, een proces
dat eigenlijk al onder president Woodrow Wilson tijdens de Eerste Wereldoorlog
was begonnen. Bovendien werden de traditionele liberale, progressieve
instituten uitgehold. Die waren een belemmering geweest tegen de alleenheerschappij
van de economische en dus politieke macht. Het gevolg was dat toen de VS in de
jaren zeventig van een imperium van productie in een imperium van consumptie
veranderde, de woorden zijn van de Harvard historicus Charles Maier, wij
Amerikanen begonnen te lenen, zowel de staat als zijn burgers. Op die manier
werden een imperium en een levensstijl gehandhaafd die wij ons absoluut niet
konden permitteren en raakte daardoor de Amerikaanse Droom steeds verder
ondermijnd. Maar pas tamelijk recent is een grote meerderheid van bevolking
zich van dit feit bewust geworden en realiseert zich nu dat de situatie niet
zal verbeteren, niet voor henzelf maar ook niet voor hun kinderen. Dit besef is
betrekkelijk nieuw. Men moet niet vergeten dat over het hele politieke en
culturele spectrum, van Oprah Winfrey tot christelijke rechts en Hollywood, het
idee wordt verkocht dat wij allen kunnen worden wie wij willen zijn. De
realiteit werpt dus geen hindernis op om degene te worden die wij verlangen te
zijn. Het is de kinderlijke overtuiging dat als we maar diep genoeg in onszelf
graven, we ons maar genoeg focussen op geluk, en als we ervan doordrongen raken
dat wij werkelijk buitengewoon zijn, we dan alles kunnen krijgen wat we willen.
Niet de maatschappelijke factoren bepalen wat iemand wordt, maar iemands
persoonlijke inzet. Dit is natuurlijk een soort magisch denken, maar toch heeft
deze doctrine zich diep verankerd in het Amerikaans bewustzijn. We zien nu niet
alleen het failliet van de Amerikaanse Droom zelf, maar ook van de illusie dat
die Droom überhaupt mogelijk is. Het is vanzelfsprekend dat deze ontwikkeling
voor de machthebbers uiterst
bedreigend is vanwege de simpele reden dat de Droom een krachtig mechanisme was
om van burgers consumenten te maken, en ze op die wijze politiek passief te
houden. Nu kunnen ze niet meer worden afgekocht, wat binnen afzienbare tijd
ingrijpende politieke consequenties zal hebben.
Sinds
eind jaren zeventig is het reële inkomen in dit land gestagneerd of zelfs
gedaald. De werkende bevolking heeft dit gecompenseerd door op grote schaal te
gaan lenen, tot in 2008 deze luchtbel tijdens de kredietcrisis uiteen spatte.
En hoewel de VS nu overspoeld wordt door goedkope producten uit de lage
lonenlanden in Azië zijn die goederen toch te duur geworden voor veel
Amerikanen, van wie vandaag de dag een derde op of onder de armoedegrens leeft.
Kortom, het mechanisme waarmee de Amerikaanse bevolking jarenlang tevreden werd
gehouden is opgehouden te bestaan en daardoor groeit vandaag de dag de sociale
onrust die de machtsstructuur ondermijnt.
De
langere versie van het interview met Chris Hedges kunt u lezen in mijn boek De Val van het Amerikaanse Imperium. Of
men nu de foto’s van de Amerikaan Lewis Hine bekijkt van werkende kinderen in fabrieken
en kolenmijnen, of men kijkt naar het fotoboek The Bitter Years Through the Eyes of Edward Steichen over The Great
Depression, wat allereerst opvalt is hoe arm en graatmager en soms zelfs
uitgemergeld miljoenen Amerikaanse arbeiders en boeren waren. Dorothea Lange
fotografeerde de vermoeide gezichten van broodmagere moeders met hun kinderen
op de arm, gevlucht voor de gevolgen van de Dust
Bowl, tegelijkertijd fotografeerde ze voor de Farm Security Administration de propaganda van de rijke National Association of Manufacturers
die met grote reclameborden langs de weg de passanten mededeelden dat
There’s no
way like the American Way. World’s Highest Wages,
een
leugen voor de miljoenen werklozen die wanhopig poogden het hoofd boven water
te houden. Dorothea Lange zag hoe de dagloners in kartonnen hutten leefden
in Californie. Een bord bij een autobanden pomp met de tekst:
‘This is Your Country Dont Let the Big Men Take It Away FROM YOU.’ Wachten.
In een lange rij staan. Oude, kromgetrokken mensen in schamele houten huizen
met niets aan de muur. Twee hobo’s op zoek naar werk, met een tas over de rechter schouder, die over een kaarsrechte ongeplaveide
weg lopen langs een groot reclamebord: 'Next Time Try The Train. Relax. Southern
Pacific.' Met een afbeelding van een gegoede middenklasser die comfortabel op een
feauteuill achterover leunt. Weer een bord, gefotografeerd door Dorethea Lange,
die kon kijken als geen ander: ‘Attention Vagrants conviction means
Hardlabor Ongang.’ Foto’s van gezinnen met al hun bezittingen op een
kinderwagen die lopend op zoek zijn naar werk, van Oklahoma naar Californie. 'Vagrants. Hardlabor.' En ‘There’s no way like the American Way.'General Outdoor Adv. Co.’ Zwarte katoenplukkers in lompen. Een
blanke keuterboer met een houten ploeg en paard. ‘November 1941. Mr. W.H. Holmes,
a renter on the Wry place, plowing sweet potatoes. Green County, Georgia.’
November 1941! Nog geen vijf jaar voor Geert Mak geboren werd en tien jaar
voordat ‘Amerika’ zijn ‘kinderdroom,’ werd. En The Bitter Years zijn weet terug, weer
zijn er al die overtolligen, die ditmaal voorgoed niet meer nodig zijn om de
rijken nog rijker te maken. Alleen zijn er vandaag de dag geen Edward
Steichen’s meer in de commerciele massamedia om ze te laten zien. Geen Dorothea Lange's. Wel
journalisten die een oorlogsmisdadigster als Madeleine Albright ongestoord
propaganda laten maken voor haar boeken. Krom getrokken vrouwen handen. Carl
Sandberg, die dichtte:
The Unemployed
Without a stake in the country
Without jobs or nest eggs
Marching they don’t know where
Marching north south west –
And the deserts
Marching east with dust
Deserts out of howling dust-bowls
Deserts with winds moving them
Marching towar Omaha toward Tulsa –
These lead to no easy pleasant conversation
They Fall
into a dusty disordered poetry.
Duidelijk
is dat voor de overgrote meerderheid van de Amerikanen de ‘Amerikaanse Droom’ een
tamelijk recente werkelijkheid is (geweest). En dat die droom een keerzijde had voor een niet te
veronachtzame deel van de bevolking in de VS. Toch heeft al die jaren de propaganda
goed gewerkt, de illusies bleven lange tijd bestaan. Matthew Frye Jacobson, die
een ‘Ph.D. in
American Civilization’ heeft:
It is one of the strange
throughlines in the history of U.S. nationalism that since at least the
mid-nineteenth century Americans have fancied their country as the savior of
the world’s peoples – redeemer nation, civilizer, beacon of liberty, asylum of
the oppressed – even as they have expressed profound anxiety that the world’s
peoples might ultimately prove the ruin of the republic… Americans erected a
magnificent statue in New York Harbor beckoning the ‘tempest-tost’ and ‘wretched’ refugees of
the Old World through the ‘golden door’
of new hope, and yet developed in succeeding decades an elaborate biological
explanation of the superiority of ‘old-stock’ Americans and the undesirability
of the ‘backward’ or ‘useless’ races who were overrepresented among the
newer immigration… nothing would threaten the republic quite so much as leaving
the golden door ajar.
En
daarom moest de VS de grenzen sluiten voor de ‘inferior people.’ Of zoals president Woodrow Wilson, een
uitgesproken racist, verklaarde:
In the
matter of Chinese and Japanese coolie immigration I stand for the national
policy of exclusion. We cannot make a homogeneous population out of a people
who do not blend with the Caucasian race… Oriental coolieism will give us
another problem to solve and surely we have had our lesson.
En
aan de andere kant van het sociale spectrum was de gewone arbeider fel
tegenstander van Chinese en Mexicaanse ‘wetbacks.’ De Amerikaanse vakbond AFL sprak van:
Cheap labor
at the cost of every ideal cherished in the heart of every member of the white
race, utterly destroyed and buried beneath the greedy ambitions of a few
grasping money gluttons, who would not hesitate to sink the balance of society
to the lowest levels of animalism, if by so doing they can increase their own
bank account.
Bruce
David Baum, die politieke wetenschappen doceert aan de University of British
Columbia, schrijft in The Rise and Fall of
the Caucasian Race dat
By the
1920s, white elites in Europe, North America, Australia, and South Africa
became concerned ‘that the white race was under pressure from more fertile
others.’ Sociologists Robert Park and
Ernest Burgess concluded in 1926 that demographic trends were a major source of
white racial anxieties: ‘The factor of numbers embraces, indeed, the very
crux of the problems arising from contact between races.’
Japans’s
emergence as a global power further fueled a defensive white racial
consciousness and white racism. After Japan’s military victory over Russia in
1905, commentators in the United States and Europe spoke of ‘the Yellow
Peril.’
Kortom,
Mak’s bewering dat
Terwijl
elders ter wereld, zeker in Europa, religie en vrijheid voortdurend met elkaar
op gespannen voet stonden, de Amerikanen deze uiteenlopende principes op een
wonderlijke manier [wisten] te combineren,
spoort
niet met de feiten. De veronderstelling dat een volk een nieuw menstype kan
scheppen is altijd al een misvatting geweest. Daarvoor zitten bepaalde
psychologische drijfveren en instincten te diep verankerd in de menselijke
geest.
Morgen
meer.
3 opmerkingen:
Beste Stan,
ook Ieren werden gediscrimineerd in de VS. Tot in het begin van de 60er jaren van de vorige eeuw, kon je in het zuiden van de VS, op dezelfde borden, waar 'zwarten' mee werden geweerd, de toevoeging vinden, dat Ieren ook ongewenst waren.
Willem wachtmeester.
dat wist ik niet. bedankt. ik ga er achteraan.
Noam Chomsky: The US Intellectual Class Is Morally Degenerate http://www.informationclearinghouse.info/article33336.htm
Een reactie posten