maandag 17 december 2012

'Deskundigen' 59


Amerikanen zagen zichzelf als uitverkoren volk dat na veel ontberingen eindelijk het ‘beloofde land’ had bereikt… Zelfs mijn oude atheistische vriendin Edith vierde braaf met haar grotendeels joodse familie Thanksgiving Day, het dankfeest van de vrome protestantse Pilgrims na hun eerste oogst in 1621… Terwijl elders ter wereld, zeker in Europa, religie en vrijheid voortdurend met elkaar op gespannen voet stonden, wisten de Amerikanen deze uiteenlopende principes op een wonderlijke manier te combineren. Het gaf de Nieuwe Wereld een ongekende dynamiek.
Geert Mak. Pagina 97 van Reizen zonder John.

Nu de werkelijkheid:

Jewish quota was a percentage that limited the number of Jews in various establishments… Jewish educational quotas could be state-wide law or adopted only in certain institutions, often unofficially. The limitation took the form of total prohibition of Jewish students, or of limiting the number of Jewish students so that their share in the students' population would not be larger than their share in the general population. In some establishments, the Jewish quota placed a limit on growth rather than set a fixed level of participation to be achieved.
According to historian David Oshinsky, on writing about Jonas Salk, ‘Most of the surrounding medical schools (Cornell, Columbia, Pennsylvania, and Yale) had rigid quotas in place. In 1935 Yale accepted 76 applicants from a pool of 501. About 200 of those applicants were Jewish and only five got in.’ He notes that the dean's instructions were remarkably precise: ‘Never admit more than five Jews, take only two Italian Catholics, and take no blacks at all.’ […] One American who fell victim to the Jewish quota was late physicist and Nobel laureate Richard P. Feynman, who was turned away from Columbia College in the 1930s and went to MIT instead.

En:

Through unofficial quotas, Yale administrators kept the Jewish student population to a minimum.
It was not until the 1960s, under the leadership of Dean of Admissions R. Inslee Clark, that the quota was lifted, and the student body was drawn from wider sources such as public schools and urban areas.

Kortom, deze top universiteiten voor de Amerikaanse elite discrimineerden op religie en ras, zelfs nog tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Overigens, joden en Italianen waren niet de enigen die gediscrimineerd werden. Het gold voor elke nieuwe groep immigranten, hetgeen ook nu nog het geval is. In Barbarian Virtues. The United States Encounters Foreign Peoples at Home and Abroad, 1876-1917 schrijft Matthew Frye Jacobson, hoogleraar American Studies & History aan Yale University, hoe de blanke Angelsaksische Amerikanen neerkeken op immigranten uit andere delen van de wereld, inclusief Zuid- en Oost-Europeanen. Over de Amerikaanse protestants christelijke elite en hun vermeende superieure cultuur, schreef hij:

The decaying civilizations of Asia and the Middle East and the semibarbarous societies of Latin America, too, represented peoples frozen in time, bugs in amber displaying the virtues and the vices of an earlier moment in human evolution… The Jews of Jerusalem were but ‘debased, misbegotten… remnants of sin, squalor, and bad living,’ and ‘Africa, ‘as we had been taught, lies in heathen darkness.’ For Teddy Roosevelt many Africans were ‘ape-like naked savages, who dwell in the woods and prey on creatures not much wilder or lower than themselves,’ and much of the continent lay ‘engulfed in the black oblivion of a lower barbarism,’

aldus de Amerikaanse president, die in dit racisme een rechtvaardiging vond om het Amerikaanse rijk uit te breiden. Uitgebreid laat professor Jacobson zien hoe die opvattingen het beeld van ook de doorsnee Angelsaksische Amerikaan beinvloedde ten aanzien van immigranten uit andere delen van de wereld. Jacobson:

Like the marketplaces of Warner’s Egypt or the villages along Stanley’s Congo, immigrant ghettos were populated not by individuals, who might speak for themselves and whose recognizable humanity might make a claim on our sympathies, but by crowds, throngs, masses of unindividuated and unspeakably odd folk whose very numbers overwhelmed the capacity for empathy. Accoridng to Harper’s, ‘The pure type of the Hebrew swarms,’ on the Lower East Side; ‘the variety of street life is perfectly bewildering… the babel of strange tongues… strange business signs in Hebrew characters; venerable Shylocks with long beards and greasy curls.’ […] But more than this, immigrant peoples are not merely exotic; they are fully savage or heathen. News boys and other children of the street, significantly called ‘street arabs,’ seem ‘a set of hardened little scouncdrels, quite beyond the reach of missionary effort.’ The inhabitant of Chinatown likewise seemed well beyond the moral reach of Christian civilization: ‘All attempts to make an effective Christian of John Chinaman will remain abortive in this generation; of the next I have, if anything, less hope. Ages of senseless idolatry, a mere grub-worship, have left without essential qualities for appreciating the gentle teachings of a faith whose motives and unselfish spirit are alike beyond grasp.’ And as for the Jews of the Lower East Side, they stand ‘where the new day that dawned on Calvary left them standing, stubbornly refusing to see the ligt. A visit to a Jewish house of morning is like bridging the gap of two thousand. years.’

De werkelijkheid relativeert en nuanceert Mak’s bewering over ‘een ongekende dynamiek,’ van ‘de Nieuwe Wereld’ (met hoofdletters,) waar ‘de Verlichting’ werd ‘uitgevoerd, als real life experiment.’ De dynamiek kwam niet voort uit tolerantie, want daar was nauwelijks sprake van in een land dat tot voor een halve eeuw nog rassenscheiding kende tussen bank en zwart,  waar joden en Italianen door de top universiteiten grotendeels werden geweerd, en waar nu nog Arabische Amerikanen en ‘Hispanics’ worden gediscrimineerd. De kapitalistische dynamiek kwam juist door het tegenovergestelde: de discriminatie waarbij de netwerken van de eerdere generaties immigranten en zeker ook de elite elkaar onderling bevoordeelden. Door telkens weer nieuwe golven immigranten toe te laten konden de lonen laag worden gehouden, en de invloed van georganiseerde arbeiders worden gebroken, waardoor het kapitalisme kon bloeien. Wat betreft die economische uitbuiting van de nieuwkomers, ook die leek verdacht veel op de ellende van de ‘Oude Wereld.’ Professor Jacobson:

This story of the ghetto, of course, has a moral. In economic terms, such scenes of squalor might have been taken to depict the limits or the human costs of ‘progresss.’ But the lingering attention to the denizens’ foreignness rather than to their economic circumstances and their levels of exploitation tacitly suggest a contrary conclusion: these pockets of poverty in the modern industrial city are explained, not by the ravages of capitalism, but by the innate racial character of their inhabitants. If domestic travel literature began with the bemused discovery of an imported population, it ended – by its exoticizing rhetoric and gaze – in the effective export of human misery and want. Wretchedness, evidently, was never homegrown, but only came ashore with the immigrants themselves. For instance, Italians and Jews, noted Riis, ‘carry their slums with them wherever they go, if allowed to do it’; the Italian immigrant ‘reproduces conditions of destitution and disorder…’

Vooruitgang, vernieuwing, inclusief de bijbehorende risisco’s, waren vanzelfsprekend: in zo’n overvloedig land wordt ondernemingslust maar al te vaak rijkelijk beloond.
Geert Mak. Pagina 75 van Reizen zonder John.

Tegenover deze mainstream-versie staat de werkelijkheid van bijna 45 miljoen Amerikanen die onder de armoedegrens leeft, en de 1 procent van de rijken die meer dan 40 procent van de rijkdommen van het land bezit. De armoede loopt als een rode draad door de geschiedenis van de VS. In 1960 was het aantal armen in ‘het beloofde land’ volgens de officiele cijfers 39 miljoen. Twee jaar later verscheen de ‘classic portrait of America’s poor people’ getiteld The Other America. Poverty in the United States van wijlen Michael Harrington, hoogleraar Politieke Wetenschappen, waarin ‘the seamy side of the Affluent Society’ werd blootgelegd. Zijn studie was

a shocking report that covers the whole nation, from New York’s Bowery through Arkasans’s cotton fields to the lush fruit orchards of the West Coast. Unskilled workers, the aged, racial minorities – none of the groups that form the  country;s economic underworld is overlooked. But the book’s greatest impact lies in its radical view of ‘the other America’ as a self-perpetuating culture, a citadel of misery…

In het hoofdstuk The Invisible Land schrijft Harrington

There is a familiar America. It is celebrated in speeches and advertised on television and in the magazines. It has the highest mass standard of living the world has ever known.

Het is het ‘droomland’ waar Geert Mak naar op zoek is. Maar de ‘American Dream’ van de ‘well-to-do’ kan alleen bestaan door de nachtmerrie van de armen, die volgens Harrington

are maimed in body and spirit, existing at levels beneath those necessary for human decency. If these people are not starving, they are hungry, and sometimes fat with hunger, fort hat is what cheap foods do. They are without adequate housing and education and medical care.

En precies 50 jaar geleden eindigt hij zijn boek met de opmerking dat de feiten over armoede

should be read with a sense of outrage. For until these facts shame us, until they stir us to action, the other America will continue to exist, a monstrous example of needless suffering in the most advanced society in the world.

Een vergeefse opmerking, zo moet ook de socialist Michael Harrington hebben beseft, armoede is namelijk onlosmakelijk verbonden met kapitalistische groei. Vandaar ook dat de armoede in de VS nooit is verdwenen en nu weer toeneemt. Januari 2012 interviewde ik  Chris Hedges in zijn woonplaats, de oude universiteitsstad Princeton, over onder andere de Amerikaanse Droom. Hedges is een vooraanstaand Amerikaanse journalist en auteur, onderscheiden met de Pulitzer Prijs. Hij werkte lange tijd als correspondent in verschillende delen van de wereld, waarvan 15 jaar lang voor de New York Times, en berichtte uit meer dan 50 landen. Hedges is op dit moment onder andere hoogleraar Journalistiek aan de Princeton Universiteit. Hij zei het volgende:

De Amerikaanse Droom was iets waarin grote aantallen Amerikanen pas geloofden na het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse geschiedenis voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog werd gekenmerkt door geweldige Dickensiaanse armoede in stedelijke krottenwijken en de strijd tegen corrupte magnaten die ten koste van alles en iedereen snel rijk werden. En tussen twee oorlogen waren er de jaren twintig die wild waren voor een kleine groep geprivilegieerden, een tijdperk dat eindigde in de ineenstorting van het kapitalisme. Voor de gewone man betekende dit een diepe economische depressie, waarbij het inkomen van een doorsnee Amerikaans gezin met 40 procent daalde en natuurlijk een gigantische werkloosheid die pas door de Tweede Wereldoorlog verdween. Als gevolg van de vernietiging van de Europese industrie kon na 1945 de Amerikaanse economie op volle toeren draaien en konden de vakbonden ervoor zorgen dat de arbeidersklasse de comfort kreeg van een middenklasse. Een arbeider in een autofabriek in Detroit kon met zijn loon zijn gezin onderhouden, een bescheiden huis kopen, geld vrijmaken voor gezondheidszorg en een redelijk pensioen. Hij kon bovendien zijn kinderen naar de middelbare school sturen. Dat was het moment waarop de Amerikaanse Droom voor het eerst enige inhoud kreeg. Tegelijkertijd voltrok zich in de jaren vijftig het hoogtepunt van de heksenjacht tegen alles dat naar links zweemde, en werden de laatste radicale bewegingen vernietigd, een proces dat eigenlijk al onder president Woodrow Wilson tijdens de Eerste Wereldoorlog was begonnen. Bovendien werden de traditionele liberale, progressieve instituten uitgehold. Die waren een belemmering geweest tegen de alleenheerschappij van de economische en dus politieke macht. Het gevolg was dat toen de VS in de jaren zeventig van een imperium van productie in een imperium van consumptie veranderde, de woorden zijn van de Harvard historicus Charles Maier, wij Amerikanen begonnen te lenen, zowel de staat als zijn burgers. Op die manier werden een imperium en een levensstijl gehandhaafd die wij ons absoluut niet konden permitteren en raakte daardoor de Amerikaanse Droom steeds verder ondermijnd. Maar pas tamelijk recent is een grote meerderheid van bevolking zich van dit feit bewust geworden en realiseert zich nu dat de situatie niet zal verbeteren, niet voor henzelf maar ook niet voor hun kinderen. Dit besef is betrekkelijk nieuw. Men moet niet vergeten dat over het hele politieke en culturele spectrum, van Oprah Winfrey tot christelijke rechts en Hollywood, het idee wordt verkocht dat wij allen kunnen worden wie wij willen zijn. De realiteit werpt dus geen hindernis op om degene te worden die wij verlangen te zijn. Het is de kinderlijke overtuiging dat als we maar diep genoeg in onszelf graven, we ons maar genoeg focussen op geluk, en als we ervan doordrongen raken dat wij werkelijk buitengewoon zijn, we dan alles kunnen krijgen wat we willen. Niet de maatschappelijke factoren bepalen wat iemand wordt, maar iemands persoonlijke inzet. Dit is natuurlijk een soort magisch denken, maar toch heeft deze doctrine zich diep verankerd in het Amerikaans bewustzijn. We zien nu niet alleen het failliet van de Amerikaanse Droom zelf, maar ook van de illusie dat die Droom überhaupt mogelijk is. Het is vanzelfsprekend dat deze ontwikkeling voor de machthebbers  uiterst bedreigend is vanwege de simpele reden dat de Droom een krachtig mechanisme was om van burgers consumenten te maken, en ze op die wijze politiek passief te houden. Nu kunnen ze niet meer worden afgekocht, wat binnen afzienbare tijd ingrijpende politieke consequenties zal hebben.
Sinds eind jaren zeventig is het reële inkomen in dit land gestagneerd of zelfs gedaald. De werkende bevolking heeft dit gecompenseerd door op grote schaal te gaan lenen, tot in 2008 deze luchtbel tijdens de kredietcrisis uiteen spatte. En hoewel de VS nu overspoeld wordt door goedkope producten uit de lage lonenlanden in Azië zijn die goederen toch te duur geworden voor veel Amerikanen, van wie vandaag de dag een derde op of onder de armoedegrens leeft. Kortom, het mechanisme waarmee de Amerikaanse bevolking jarenlang tevreden werd gehouden is opgehouden te bestaan en daardoor groeit vandaag de dag de sociale onrust die de machtsstructuur ondermijnt.

De langere versie van het interview met Chris Hedges kunt u lezen in mijn boek De Val van het Amerikaanse Imperium. Of men nu de foto’s van de Amerikaan Lewis Hine bekijkt van werkende kinderen in fabrieken en kolenmijnen, of men kijkt naar het fotoboek The Bitter Years Through the Eyes of Edward Steichen over The Great Depression, wat allereerst opvalt is hoe arm en graatmager en soms zelfs uitgemergeld miljoenen Amerikaanse arbeiders en boeren waren. Dorothea Lange fotografeerde de vermoeide gezichten van broodmagere moeders met hun kinderen op de arm, gevlucht voor de gevolgen van de Dust Bowl, tegelijkertijd fotografeerde ze voor de Farm Security Administration de propaganda van de rijke National Association of Manufacturers die met grote reclameborden langs de weg de passanten mededeelden dat

There’s no way like the American Way. World’s Highest Wages,

een leugen voor de miljoenen werklozen die wanhopig poogden het hoofd boven water te houden. Dorothea Lange zag hoe de dagloners in kartonnen hutten leefden in Californie. Een bord bij een autobanden pomp met de tekst: ‘This is Your Country Dont Let the Big Men Take It Away FROM YOU.’ Wachten. In een lange rij staan. Oude, kromgetrokken mensen in schamele houten huizen met niets aan de muur. Twee hobo’s op zoek naar werk, met een tas over de rechter schouder, die over een kaarsrechte ongeplaveide weg lopen langs een groot reclamebord: 'Next Time Try The Train. Relax. Southern Pacific.' Met een afbeelding van een gegoede middenklasser die comfortabel op een feauteuill achterover leunt. Weer een bord, gefotografeerd door Dorethea Lange, die kon kijken als geen ander: ‘Attention Vagrants conviction means Hardlabor Ongang.’ Foto’s van gezinnen met al hun bezittingen op een kinderwagen die lopend op zoek zijn naar werk, van Oklahoma naar Californie. 'Vagrants. Hardlabor.' En ‘There’s no way like the American Way.'General Outdoor Adv. Co.’ Zwarte katoenplukkers in lompen. Een blanke keuterboer met een houten ploeg en paard. November 1941. Mr. W.H. Holmes, a renter on the Wry place, plowing sweet potatoes. Green County, Georgia.’ November 1941! Nog geen vijf jaar voor Geert Mak geboren werd en tien jaar voordat ‘Amerika’ zijn ‘kinderdroom,’ werd. En The Bitter Years zijn weet terug, weer zijn er al die overtolligen, die ditmaal voorgoed niet meer nodig zijn om de rijken nog rijker te maken. Alleen zijn er vandaag de dag geen Edward Steichen’s meer in de commerciele massamedia om ze te laten zien. Geen Dorothea Lange's. Wel journalisten die een oorlogsmisdadigster als Madeleine Albright ongestoord propaganda laten maken voor haar boeken. Krom getrokken vrouwen handen. Carl Sandberg, die dichtte:

The Unemployed
Without a stake in the country
Without jobs or nest eggs
Marching they don’t know where
Marching north south west –
And the deserts
Marching east with dust
Deserts out of howling dust-bowls
Deserts with winds moving them
Marching towar Omaha toward Tulsa –
These lead to no easy pleasant conversation
They Fall into a dusty disordered poetry.

Duidelijk is dat voor de overgrote meerderheid van de Amerikanen de Amerikaanse Droom’ een tamelijk recente werkelijkheid is (geweest).  En dat die droom een keerzijde had voor een niet te veronachtzame deel van de bevolking in de VS. Toch heeft al die jaren de propaganda goed gewerkt, de illusies bleven lange tijd bestaan. Matthew Frye Jacobson, die een Ph.D. in American Civilization’ heeft:

It is one of the strange throughlines in the history of U.S. nationalism that since at least the mid-nineteenth century Americans have fancied their country as the savior of the world’s peoples – redeemer nation, civilizer, beacon of liberty, asylum of the oppressed – even as they have expressed profound anxiety that the world’s peoples might ultimately prove the ruin of the republic… Americans erected a magnificent statue in New York Harbor beckoning the ‘tempest-tost’ and ‘wretched’ refugees of the Old World through the ‘golden door’ of new hope, and yet developed in succeeding decades an elaborate biological explanation of the superiority of ‘old-stock’ Americans and the undesirability of the ‘backward’ or ‘useless’ races who were overrepresented among the newer immigration… nothing would threaten the republic quite so much as leaving the golden door ajar.

En daarom moest de VS de grenzen sluiten voor de ‘inferior people.’  Of zoals president Woodrow Wilson, een uitgesproken racist, verklaarde:

In the matter of Chinese and Japanese coolie immigration I stand for the national policy of exclusion. We cannot make a homogeneous population out of a people who do not blend with the Caucasian race… Oriental coolieism will give us another problem to solve and surely we have had our lesson.

En aan de andere kant van het sociale spectrum was de gewone arbeider fel tegenstander van Chinese en Mexicaanse ‘wetbacks.’ De Amerikaanse vakbond AFL sprak van:

Cheap labor at the cost of every ideal cherished in the heart of every member of the white race, utterly destroyed and buried beneath the greedy ambitions of a few grasping money gluttons, who would not hesitate to sink the balance of society to the lowest levels of animalism, if by so doing they can increase their own bank account.

Bruce David Baum, die politieke wetenschappen doceert aan de University of British Columbia, schrijft in The Rise and Fall of the Caucasian Race dat

By the 1920s, white elites in Europe, North America, Australia, and South Africa became concerned ‘that the white race was under pressure from more fertile others.’ Sociologists Robert Park and Ernest Burgess concluded in 1926 that demographic trends were a major source of white racial anxieties: ‘The factor of numbers embraces, indeed, the very crux of the problems arising from contact between races.’
Japans’s emergence as a global power further fueled a defensive white racial consciousness and white racism. After Japan’s military victory over Russia in 1905, commentators in the United States and Europe spoke of ‘the Yellow Peril.’

Kortom, Mak’s bewering dat

Terwijl elders ter wereld, zeker in Europa, religie en vrijheid voortdurend met elkaar op gespannen voet stonden, de Amerikanen deze uiteenlopende principes op een wonderlijke manier [wisten] te combineren,

spoort niet met de feiten. De veronderstelling dat een volk een nieuw menstype kan scheppen is altijd al een misvatting geweest. Daarvoor zitten bepaalde psychologische drijfveren en instincten te diep verankerd in de menselijke geest.

Morgen meer. 

3 opmerkingen:

Willem Wachtmeester zei

Beste Stan,

ook Ieren werden gediscrimineerd in de VS. Tot in het begin van de 60er jaren van de vorige eeuw, kon je in het zuiden van de VS, op dezelfde borden, waar 'zwarten' mee werden geweerd, de toevoeging vinden, dat Ieren ook ongewenst waren.

Willem wachtmeester.

stan zei

dat wist ik niet. bedankt. ik ga er achteraan.

Sonja zei

Noam Chomsky: The US Intellectual Class Is Morally Degenerate http://www.informationclearinghouse.info/article33336.htm