Afgelopen zondag bezocht ik het Roots Festival in het Amsterdamse Oosterpark en zag dit wat u op de foto's ziet. Wat zag ik precies? Roots. Roots. Roots! Ik zag mooie zwarte mannen en vrouwen die hun roots niet waren kwijt geraakt. Nederlanders, die vrij dansten en drumden, ieder op zijn/haar eigen ritme en met zijn/haar eigen persoonlijkheid, de een verstild, de ander explosief, de vrouwen zoals alleeen vrouwen kunnen dansen, met een trots en waardigheid die gebaseerd zijn op weten, op overtuiging, op zelfkennis. Wanneer kinderen begonnen te dansen dansten de ouderen mee, uit liefde, om hen de nuances van het ritme te leren. De drummers volgden elkaar met verschillende ritmes, oneindig veel nuances, de een gaf aan, de ander volgde en voegde er iets aan toe, een democratische taal. De dansers volgden, zoals water in een stroom. Ze delen iets gemeenschappelijks, iets wat hen tot een gemeenschap maakt, tot een samenleving, waar iedereen een plaats heeft en gerespecteerd wordt.
Roots, deze mensen bezitten iets wat de blanke is kwijt geraakt. De blanke is krampachtig op zoek naar zijn roots, naar zijn eigen identiteit in de moderne consumptiemaatschappij die hem van kindsbeen af gedresseerd heeft. Steedes wanhopiger en rancuneuzer is de blanke op zoek naar zijn eigenheid. De ironie is dat hij die eigenheid niet zal vinden bij Wilders, maar juist bij deze mooie zwarte mannen en vrouwen. Die kunnen de blanke helpen om het spoor terug te vinden. De blanken in het Oosterpark keken dan ook geboeid naar de dansers en beseften dat zijzelf iets wezenlijks waren kwijt geraakt. Geen een van hen durfde mee te dansen. Die wereld hebben ze om zeep geholpen. Niet eens bewust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten