vrijdag 24 juni 2022

Hoe Oekraïense- en Amerikaanse 'Hofjoden' Gebruikt Worden 22

Remember, democracy never lasts long. It soon wastes, exhausts, and murders itself. There never was a democracy yet that did not commit suicide.

— John Adams. De eerste vice president onder president George Washington, en de tweede president van de Verenigde Staten van 1797 tot 1801. 


De Franse filosoof Alain Badiou, hoogleraar filosofie aan de École normale supérieure en aan de European Graduate School in Saas-Fee, Zwitserland, wierp in zijn Philosophy For Militantes (2021) de vraag op:


What, indeed, is our situation today — I mean, the situation of the people who are comfortable enough to call themselves ‘Westerners’? The price to be paid for our cherished liberty, here in the Western world, is that of monstrous inequality, first within our own countries but hen, above all, abroad. From a philosophical point of view, there exits no justice whatsoever in the contemporary world. From this point of view, we are entirely without virtue in the sense given to this word by our great ancestors the Jacobins (hervormingsgezinde beweging, die zich tijdens Franse Revolutie  inzette voor meer sociale rechtvaardigheid en volkssoevereiniteit. svh). But we also flatter ourselves for not being terrorists either. Now, again,  Saint-Just also asked: ‘What do the people want who want neither virtue nor terror?’ And his answer to this question was: they want corruption. There is indeed a desire for us to wallow (zich rondwentelen. svh) in corruption without looking any further. Here, what I call ‘corruption’ refers not so much to the shameful trafficking, the exchanges between banditry and ‘decent society,’ the embezzlements of all kinds, for which we know that the capitalist economy serves as the support. By ‘corruption’ I mean, above all, the mental corruption which leads to a world that, while being so evidently devoid of any principle, presents itself as, and is assumed by the majority of those who benefit from it to be, the best of all possible worlds. This reaches the point where, in the name of this corrupt world, people tolerate the waging of wars against those who would revolt against such disgusting self-satisfaction — and, within our borders, our persecution of those who are badly ‘integrated,’ do not unconditionally profess the self-proclaimed superiority of capitalo-parlementarianism. 


Met dit laatste doelt Badiou op de combinatie van economische overheersing van Kapitaal en een politiek systeem waarin de functie van de diverse partijen erop gericht is om besluiten te sanctioneren die al door de elite zijn genomen. Nogmaals Badiou:


Brought up in a world whose thinking is corrupt, and in which injustice is a principle both secret and supremely sacred, rising up against this corruption with all the means available, philosophers should not be surprised to see that they have to live in a paradoxical situation. Democracy is a condition for philosophy, but philosophy has no direct relation to justice. Justice rather presents itself, at the farthest remove from the democratic and corrupt delights of individual liberty, as the contingent alliance between virtue and terror. Now, justice is the philosophical name of truth in the domain of politics. Thus, the knot (knooppunt. svh) of the three terms — philosophy, democracy and politics — remains an obscure one.


Het spreekt voor zich dat met betrekking tot het begrip rechtvaardigheid gelijkheid veel belangrijker is dan vrijheid, en universaliteit veel belangrijker dan bezit, identiteit of individualiteit.  In de praktijk van alledag staat het begrip samenleving lijnrecht tegenover het hedendaags individualisme, met als gevolg de almaar breder en dieper wordende kloof in de hele wereld tussen rijk en arm, en waarin tegelijkertijd de positie van de westerse middenklasse, waarop de democratie berust, steeds verder wordt uitgehold. Rechtvaardigheid en vrijheid sluiten elkaar uit, zoals het neoliberale kapitalisme de afgelopen vier decennia heeft aangetoond. Dit is tevens de voornaamste reden dat het neoliberalisme permanent in staat van oorlog verkeert met mens en natuur. Alleen ideologen en uiterst naïeve burgers menen dat dit proces oneindig door kan gaan, alle anderen realiseren zich dat het huidige bestel zich in een gevaarlijke systeemcrisis bevindt. Niet voor niets wijst Alain Badiou erop dat aangezien wij:


opgroeiden in een wereld waarin het denken corrupt is geraakt, en waarin onrechtvaardigheid een principe blijft dat zowel geheim als buitengewoon heilig is, het met alle beschikbare middelen in opstand komen tegen deze corruptie, filosofen niet verbaasd moeten zijn te beseffen dat zij in een paradoxale situatie leven,


terwijl, zeker, de doorsnee Nederlandse burger zich genoodzaakt ziet permanent te blijven wisselen tussen de rol van dominee en die van koopman. Deze hypocrisie staat al eeuwenlang centraal in de levensfilosofie van de poldermens. Ik pik speciaal mijn oude vriend Geert Mak eruit omdat ik hem al ruim vier decennia van nabij ken, en omdat hij zich opwerpt als het geweten van de lage landen bij de zee. 


Toen hij, na ruim een decennium neoliberalisme, in de laatste tiental jaren van de twintigste eeuw ineens van zijn pacifistisch-socialistisch geloof viel, bekeerde hij zich wederom tot het christelijke geloof van zijn vader, de gereformeerde evangelisatie-predikant Catrinus Mak, die voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog op Sumatra was gestationeerd, waar in het noordelijke Atjeh enkele decennia daarvoor de troepen van generaal Heutsz de moslims met een schrikbewind dusdanig hadden geterroriseerd dat zij zich weer plooiden naar de wensen van de witte toean, gesteund door zijn al even witte God. In 2005 verklaarde Mak tegenover het 'feministische' maandblad Opzij dat hij sinds enige tijd zich wederom ‘gelovig, christelijk’ beschouwde. Ter verduidelijking zei hij voortaan te geloven in:


een genadige God. Dat is heel belangrijk: een milde, liefdevolle God. En dat je die genade overbrengt op je medemensen, dat je deel uitmaakt van een gemeenschap die de hele wereld omvat, dat er lijnen lopen tussen andere mensen en jou en tussen jou en God. Dat geeft soms troost, soms ordening, soms een gevoel van verantwoording. Het geeft lijn aan je handel en wandel. Als je vraagt wat mijn godsbeeld is: een vriendelijke, vaderlijke God, een milde man, die mensen doorziet in hun zwakheid. 


Kortom, wij hebben te maken met de zoon van een koloniale dominee die na de Tweede Wereldoorlog als militair deelnam aan het oorlogsgeweld tegen de naar bevrijding strevende Indonesische bevolking. De strijd die, zo weet het Hollandse publiek pas sinds betrekkelijk kort, ging gepaard met ‘vele misdaden,’ waardoor volgens De Groene Amsterdammer in 2019 de ‘vraag niet’ is ‘of we “het” wisten, maar waarom we het niet wilden weten.’ Deze vraag die het weekblad voor de polderintelligentsia zich niet had gesteld toen Mak er nog een redacteur was, en die Geert ook niet had opgeworpen in zijn bestseller De eeuw van mijn vader (1999) om een mogelijke controverse te vermijden die de verkoopcijfers negatief kon beïnvloeden. De doorsnee Nederlander wenst nu eenmaal niet aangesproken te worden op de eigen verantwoordelijkheid, en al helemaal niet zodra het om massale oorlogsmisdaden gaat. Dit geldt zeker voor mijn oude vriend Geert wanneer hij ondermeer met zijn ‘denken in quota,’ een definitieve punt achter de geschiedenis wil zetten, nu de consequenties van het christelijke koloniale verleden door het grote publiek als overbodig, want gedateerd, worden beschouwd. Mak’s christelijk opperwezen mag dan wel ‘een genadige, milde, liefdevolle God’ zijn, maar dan met name voor christelijke Europeanen, en niet voor bijvoorbeeld de naar schatting 900 miljoen aardbewoners die dagelijks honger lijden, en de ‘9% of the world population – around 697 million people’ die ‘are severely food insecure.’ Daarom moet ‘asiel aanvragen gebeuren in het land van herkomst,’ zodat wij in het rijke Nederland er zo min mogelijk last van hebben.  Dus ‘Daar selecteren wie mag komen en wie niet. Anders wordt immigratie een golf die over je spoelt,’ aldus Geert Mak die tegenover een grijsharig publiek zo gepassioneerd wist te vertellen dat ‘[o]nze lezers, onze studenten, onze leerlingen, om duiding [smeken],’ om ‘in deze chaos weer lijnen uit te zetten en om iets van die vaak ongrijpbare waarheid weer te heroveren op de wereld van de mythe en de aperte leugen.’ Nu het grote woord gevallen is, lijkt mij het nodig om iets dieper in te gaan op het begrip ‘waarheid.’ Hoewel Geert daar graag over oreert, blijven zijn betogen toch, hoe formuleer ik dit zo keurig mogelijk, wel… ins Blauwe hinein. Oordeelt u zelf. 



Vrijdag 2 november 2012 sprak de zelfbenoemde 'historicus' Mak een volle zaal toe met de woorden:


Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is – en ik volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs – in de eerste plaats ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’ 


Geschiedschrijving kan, zo betoogde hij, nooit:


objectief’ zijn zoals de exacte wetenschappen — en dat betekent dat geschiedenis geen gespecialiseerde methoden kent en geen eigen specifieke taal. Woorden zijn voor de historicus dan ook meer dan de verpakking van feiten: het gaat minstens zozeer om de formulering, om de associaties die ze opwekken, ja, om het verhaal… Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid’, serieus genoeg.  Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.


Dit kan in Nederland onweersproken worden verklaard, dus zonder dat dit leidt tot vanzelfsprekende vragen als: waarom, meneer Mak, neemt uw collega's als 'chroniqueurs van het heden en verleden' uw 'taak,' het 'uitbannen van onwaarheid' niet 'serieus genoeg'? Wat weerhoudt u en uw vlijtige Nederlandse collega's ervan om de waarheid te vertellen? En waarom zwijgt u niet, wanneer u zelf weet dat u niet alles op alles zet om  de 'onwaarheid' uit te bannen? Waarom wilt u voortdurend gehoord worden, terwijl u zelf constateert dat op 'dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft'? Is het, gezien alle bedreigingen van de gehele mensheid, niet misdadig om uw publiek keer op keer op het verkeerde been te zetten? Wat weerhoudt de gecorrumpeerde, academisch geschoolde kliek in Nederland om de ‘onwaarheid' te dienen?


Het is natuurlijk een waarheid als een koe dat ‘God’s wegen ondoorgrondelijk zijn, en zelden aangenaam,’  maar wanneer er bij Geert Mak ‘lijnen lopen tussen’ hem en zijn ‘God’ die de bestsellerauteur, volgens eigen zeggen, ‘soms troost, soms ordening, soms een gevoel van verantwoording’ geven, en zelfs zijn ‘handel en wandel’ beïnvloeden, dan is het geenszins absurd me af te vragen welke verantwoordelijkheid hij zichzelf toedicht. Duidelijk is in elk geval dat het ‘denken in quota’s’ om een waterkering op te werpen tegen een tsunami van armen, hongerigen, en vervolgden een ernstige schending is van het tweede gebod dat ‘U uw naasten [zult] liefhebben als uzelf.’ Mak’s houding is in strijd met de wil van zijn ‘genadige God,’ zijn ‘milde, liefdevolle God.’ Hier demonstreert mijn oude vriend hoe weinig hij bij machte is om ‘in deze chaos weer lijnen uit te zetten en om iets van die vaak ongrijpbare waarheid weer te heroveren.’ Sterker nog: zijn bestaan is een ode aan ‘de wereld van de mythe en de aperte leugen,’ die hij zegt te verfoeien. Afkomstig uit een christelijk milieu dat eeuwenlang ondermeer ‘Ons-Indië’ plunderde, kan Mak zijn historische verantwoordelijkheid niet afdoen met ‘Je kunt best genereus zijn’ door te ‘denken in quota.’ Als miljonair die in de christelijke luchtgod gelooft is dit alles een ontkenning van zowel het geloof als van hemzelf. Kent hij dan geen enkel zelfrespect? Nee! Geert is een man die wil behagen, hij wil voortdurend aardig gevonden worden, bevestigd worden door de ander. Zelfrespect speelt daarbij geen rol van betekenis. Deze hang naar erkenning maakt de massamedia ook zo gevaarlijk. Individuen die daarentegen wel zelfrespect kennen, zo typeerde de Amerikaanse  schrijfster Joan Didion ‘exhibit a certain toughness, a kind of moral nerve; they display what was once called character,’ waaraan zij in haar weergaloze essay ‘Self-respect: Its Source, Its Power’ toevoegde dat ‘character — the willingness to accept responsibility for one's own life — is the source from which self-respect springs.’ Een karakterloos leven zonder ‘zelfrespect’ betekent volgens Didion ‘counting up the sins of commission and omission, the trusts betrayed, the promises subtly broken, the gifts irrevocably wasted through sloth or cowardice or carelessness. However long we postpone it, we eventually lie down alone in that notoriously uncomfortable bed, the one we make ourselves. Whether or not we sleep in it depends, of course, on whether or not we respect ourselves.’ Joan Didion stelt terecht dat ‘To have that sense of one's intrinsic worth which, for better or for worse, constitutes self-respect, is potentially to have everything: the ability to discriminate, to love and to remain indifferent,’ terwijl ‘We flatter ourselves by thinking this compulsion to please others an attractive trait: a gift for imaginative empathy, evidence of our willingness to give.’ Didion noemde het gebrek aan zelfrespect ‘alienation from self,’ aangezien ‘Without it, one eventually discovers the final turn of the screw: one runs away to find oneself, and finds no one at home.’ 


Een schrijver is allereerst en bovenal een mens die vanuit zelfrespect zijn eigen moraliteit verdedigt, en dus vanzelfsprekend geen propagandist kan zijn. Nogmaals Didion: 


The dismal fact is that self-respect has nothing to do with the approval of others — who are, after all, deceived easily enough; has nothing to do with reputation, which, as Rhett Butler told Scarlett O’Hara (in de klassieke film Gone with the Wind. svh), is something people with courage can do without.


Die ‘bereidheid om de verantwoordelijkheid voor het eigen leven te accepteren’ is zeker in Nederland zwak ontwikkeld. Huizinga merkte op dat de gezapige bevolking er ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is,’ waardoor ‘Hypocrisie en farizeïsme hier individu en gemeenschap [belagen]!' De corruptie is hier als het ware geïnstitutionasliseerd in het poldermodel. Daarentegen is volgens Didion Self-respect a discipline, a habit of mind that can never be faked but can be developed, trained, coaxed forth.’ 


Juist datgene wat Didion een groot auteur maakt, ontbreekt bij politici, broodschrijvers, journalisten, opiniemakers, die hun opdrachtgevers en hun publiek moeten behagen. Dit geldt vooral in een klein land, met een klein publiek van kleinburgers zonder moed. Sterker nog, in dit land herkent men het beschamende gebrek aan heroïek niet, de pathologische behaagzucht. En het gevolg is bijvoorbeeld een bespreking op 8 november 2019 in de Volkskrant van Geert Mak’s nieuwe boek Grote verwachtingen in Europa 1999-2019 met opmerkingen als deze:


Het kan dus niemand zijn ontgaan dat Grote verwachtingen gaat over Grote Teleurstellingen. Geert Mak is van zijn geloof gevallen. Zijn optimisme van na de val van de Muur is weg, over de zegeningen van de immigratie, over de Derde Weg van links, en over de overwinning van de liberale democratie.


Geert heeft de steven gewend en dat is landelijk nieuws. In Nederland bestaat meningsvorming immers niet zozeer uit wat je zegt maar uit wie het zegt. Ik heb die interviews plus het boek doorgenomen en was prettig verrast. Mak gaat de vervelende werkelijkheid niet uit de weg. Om te beginnen heeft hij het zogeheten plan-Azmani omarmd. Asiel aanvragen moet gebeuren in het land van herkomst, zegt hij. ‘Daar selecteren wie mag komen en wie niet. Anders wordt immigratie een golf die over je spoelt. Je kunt best genereus zijn en denken in quota.’


De betrokken recensent is de neo-conservatieve mainstream-opiniemaker Martin Sommer die ‘prettig verrast’ was dat de voormalige sociaal-democraat Mak nu een VVD-plan omarmde, dat ‘best genereus’ kan zijn over ‘quota.’ Het selecteren in ‘het land van herkomst,’ waaruit mensen hebben moeten vluchten, is kennelijk niet in strijd met de logica. Veelzeggend is dat ‘Geert Mak van zijn geloof [is] gevallen,’ zo concludeerde de Volkskrant-opiniemaker. Maar in plaats van te onderzoeken wat de oorzaken zijn van het feit dat deze populaire miljonair in betrekkelijk korte tijd twee bestsellers kon schrijven die elkaar fundamenteel tegenspreken, vond Sommer het belangrijker zijn publiek te laten weten dat hij ‘prettig verrast’ was dat Mak even reactionair was geworden als hijzelf. Feiten spelen geen doorslaggevende rol bij de polderpers, meningen zijn bij haar van ultieme importantie. Het is hier allemaal te klein, te corrupt en te respectloos om feiten interessant te vinden. Niet voor niets kwalificeerde de cultuurcriticus, wijlen Michaël Zeeman in zijn VPRO-boekenprogramma het in 2000 tot ‘beste boek’ van het jaar uitgeroepen De eeuw van mijn vader als ‘voer voor debielen,’ en stoorde hij zich aan het 'weke sentiment' in Mak's andere boeken. Dit kleffe ‘sentiment’ kenmerkt een pijnlijk gebrek aan ‘zelfrespect’ waarover Joan Didion zo treffend schreef. Het ‘onomstotelijke feit is’ namelijk ‘dat zelf-respect niets te doen heeft met de goedkeuring van anderen’ maar met ‘een bepaalde onverzettelijkheid, een soort morele kracht,’ die ooit eens ‘karakter werd genoemd.’ 


Laat ik proberen het nog duidelijker te maken. Wanneer Mak betwijfelt dat ‘wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het “uitbannen van onwaarheid,” serieus genoeg’ nemen, terwijl toch op ‘dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft,’ dan is hier sprake van een publiek beleden weerzinwekkende lafheid. Maar zeer weinigen in Nederland durven Mak zijn masker af te trekken, terwijl hijzelf wel talloze mogelijkheden heeft verschaft om dit te doen. Omdat hijzelf maar al te goed weet hoe en wanneer hij de kluit belazerd, ‘verspreekt’ hij zichzelf regelmatig. Een tamelijk willekeurig voorbeeld. Tegenover, opnieuw, een grijsharige publiek, dat hem op handen draagt als ware hij een postmoderne profeet, verkondigde mijn oude vriend het volgende: 


Een goede elite kenmerkt zich door kwaliteit, zeker, maar ook door empathie en courage. Een goede elite erkent dat ze een elite is, en dat ‘noblesse oblige,’ in de breedste zin van het woord. Een goede elite luistert en kijkt met duizend ogen en oren. Een goede elite ligt dwars. Een goede elite durft het idee los te laten dat politiek alleen maar een vorm is van publiek management, durft luidop te dromen, durft ook onaangename waarheden onder ogen te zien en uit te spreken. Een goede elite durft te verliezen en klappen te krijgen. Een goede elite vecht voor het ambt, als trotse dienaren van de publieke zaak. Een goede elite gedraagt zich niet als burgers, maar als citoyens, elke dag. Kwaliteit, empathie en courage, ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.



Deze fraai klinkende woorden kennen evenwel één onoverkomelijk probleem, ze werden door Geert Mak uitgesproken, en men kan veel over mijn oude vriend beweren, maar niet dat hij een exemplarisch voorbeeld is van een ‘goede elite’ die  ‘dwars’ ligt. Integendeel zelfs, net als zijn vader zal Mak junior alles in het werk stellen om zijn broodheren — onder wie zijn publiek — zo lang mogelijk te behagen, met als gevolg dat zijn bestseller Grote Verwachtingen moeiteloos een complete weerlegging kan zijn van zijn bestseller In Europa. De tijdgeest was veranderd, en dus werden de eerder door Mak aangevoerde feiten en stellige conclusies vervangen door een pakket nog niet eerder door hem ontdekte al even 'onwankelbare' feiten en dito conclusies. Wat voorheen door hem gepresenteerd werd als keiharde bewijzen van de voortdurende Vooruitgang, werd in zijn nieuwe boek met één kordate beweging als nonsens van tafel geveegd, zonder dat zijn fans zich afvroegen: wat is voor Geert nu echt waar of niet waar, wat is voor hem onomstotelijk en wat niet? Bij elk nieuw boek moeten zijn lezers weer met een schone lei beginnen omdat het voorafgaande opnieuw een miskleun bleek te zijn. Dus zijn 'Noblesse Oblige’ en 'Kwaliteit, empathie en courage' bleken al snel op nonsens te berusten, opgetikt door een knollen-voor-citroenen-verkoper, die vanuit Jorwerd — waar  Mak’s God was verdwenen om plaats te maken voor Geert zelf —   propaganda voor de NAVO en de Europese Unie blijft verspreiden. Aldus keer ik terug naar Alain Badiou's analyse over de huidige 'mentale corruptie die leidt tot een wereld zo duidelijk verstoken van welk principe dan ook, maar die door de meerderheid van degenen die ervan profiteert, wordt gezien als het beste van alle mogelijke werelden.' In dit op elkaar aangewezen inteeltwereldje hebben de macht en de opiniemakers in hun gezamelijk geschapen virtuele en mutualistische werkelijkheid elkaar broodnodig om te kunnen overleven. En aangezien Nederland nauwelijks tot geen kritische intelligentsia bezit die zich publiekelijk uitspreekt, kan ‘onze nationale historicus’ ongestoord door blijven kakelen tot zijn Gereformeerde God hem bij zich roept om, zoals de christenen menen, de eindrekening op te maken. Meer de volgende keer. 






1 opmerking:

Bauke Jan Douma zei

Je zou dit artikel eens moeten vertalen naar het Engels, en dan aanbieden aan bijv. The Saker.