zondag 9 mei 2021

Ian Buruma en de Misdadigheid van de Mainstream-Opiniemaker

De wereldberoemde Amerikaans politicoloog, wijlen Samuel Huntington, schreef in zijn boek The Clash of Civilizations (1996):

Much evidence exists in the 1990s for the relevance of the ‘sheer chaos’ paradigm of world affairs: a global breakdown of law and order, failed states and increasing anarchy in many parts of the world, a global crime wave, transnational mafias and drug cartels, increasing drug addiction in many societies, a general weakening of the family, a decline in trust and social solidarity in many countries, ethnic, religious, and civilizational violence and rule by the gun prevalent in much of the world. In city after city — Moscow, Rio de Janeiro, Bangkok, Shanghai, London, Rome, Warsaw, Tokyo, Johannesburg, Delhi, Karachi, Cairo, Bogota, Washington — crime seems to be soaring and basic elements of Civilization fading away. People speak of a global crisis in governance. The rise of transnational corporations producing economic goods is increasingly matched by the rise of transnational criminal mafias, drug cartels, and terrorist gangs violently assaulting Civilization. Law and order is the first prerequisite of Civilization and in much of the world — Africa, Latin America, the former Soviet Union, South Asia, the Middle East — it appears to be evaporating, while also under serious assault in China, Japan, and the West. On a worldwide basis Civilization seems in many respects to be yielding to barbarism, generating the image of an unprecedented phenomenon, a global Dark Ages, possibly descending on humanity.

In the 1950s Lester Pearson (Canadees staatsman, die in 1957 de Nobelprijs voor de Vrede ontving. svh) warned that humans were moving into ‘an age when different civilizations will have to learn to live side by side in peaceful interchange, learning from each other, studying each other’s history and ideals and art and culture, mutually enriching each others’ lives. The alternative, in this overcrowded little world, is misunderstanding, tension, clash, and catastrophe.’ The futures of both peace and Civilization depend upon understanding and cooperation among the political, spiritual, and intellectual leaders of the world’s major civilizations. In the clash of civilizations, Europe and America will hang together or hang separately. In the greater clash, the global ‘real clash,’ between Civilization and barbarism, the world’s great civilizations, with their rich accomplishments in religion, art, literature, philosophy, science, technology, morality, and compassion, will also hang together or hang separately. In the emerging era, clashes of civilizations are the greatest threat to world peace, and an international order based on civilizations is the surest safeguard against world war.


Centraal in Huntington’s betoog staat de stelling dat ‘[z]owel de vooruitzichten op vrede als op beschaving steunen op wederzijds begrip en samenwerking  tussen de politieke, geestelijke en intellectuele leiders van de grote wereldbeschavingen.’ Ook deze waarheid wordt door de westerse elite genegeerd. 



De Amerikaanse hoogleraar Engels, Robert Holton, die zich verdiept in de rol van het conformisme en de vervreemding in de naoorlogse Amerikaanse samenleving waarschuwt in het essay Kerouac Among the Fellahin: On the Road to the Postmodern voor een uiterst gevaarlijk fenomeen:


One has the sense that there is a finite amount of reality in white America and that it is being consumed too rapidly by the culture industry, whose function it is to transcribe reality into depthless signifiers (oppervlakkige betekenissen. svh), simulacra (schijn. svh). Soon, perhaps, reality will be exhausted and only empty signifiers such as Wild West Days will remain to remind people of their relation to a past whose specificity  (bijzonderheid. svh) will have utterly disappeared.


In dat bewustzijn is de realiteit niet meer doorslaggevend, alles neigt tot kitsch, van een politieke toespraak tot de kunsten, niets is meer wat het is, de alledaagse werkelijkheid is entertainment geworden, en entertainment is de dagelijkse werkelijkheid. Deze wereld werd door de Duitse historicus Oswald Spengler al in 1918 voorzien en in 1957 door Kerouac op zijn eigen wijze geïnterpreteerd in On the Road. En wanneer de hoofdpersoon zich vergelijkt met de 'fellahin,' de boeren, het zout der aarde, dan stelt de Amerikaanse hoogleraar Engels, Mark Richardson, dat Kerouac naar het volgende verwijst:


To become a man of the earth is to take on color — to shed the over-civil skin of White cultivation in order to bring to life the essential man (and masculinity) that lie beneath. By this logic, to put on the mask of the Fellahin people of the world is really to take off the mask of the White bourgeois. Movement across the lines of color and class leads Sal Paradise to conclude that the primitive and the (to him) Other are actually what is essentially human: it was with him all along, though Whiteness had alienated him from it.


Het was de negentiende eeuwse Amerikaanse filosoof Ralph Waldo Emerson, opsteller van de zogeheten Intellectual Declaration of Independence, die een soortgelijke observatie deed als Kerouac toen hij in zijn essay Self-Reliance (1841) schreef:


What a contrast between the well-clad, reading, writing, thinking American, with a watch, a pencil, and a bill of exchange in his pocket, and the naked New Zealander, whose property is a club, a spear, a mat, and an undivided twentieth of a shed to sleep under! But compare the health of the two men, and you shall see that the white man has lost his aboriginal strength. If the traveler tells us truly, strike the savage with a broad ax, and in a day or two the flesh shall unite and heal as if you struck the blow into soft pitch, and the same blow shall send the white to his grave.


Richardson stelt dat voor zowel Emerson als Kerouac ‘Whiteness is a condition of decadence — an unsoundness of mind and body.’ Ergens in het onderbewustzijn blijft een onrustig besef dat alles niet is wat het moet zijn, althans, volgens de mythe. Het lukt de nazaten van de Europese kolonisten niet om echt te wortelen, ze blijven lichamelijk en geestelijk gemobiliseerd. Opnieuw professor Richardson:


A certain problem of social and psychological alienation is set forth in these works, a problem associated with a specifically White middle-class culture; and the therapy proposed in each book is a kind of psychosexual pastoral, a return to the earth, to the soil, to sexual vitality, and to color. On the Road and Cane (roman van de Amerikaanse gekleurde auteur Jean Toomer svh) look among the Fellahin for what can 'stir the root life of a withered people,' to borrow Toomer's words.


De vervreemding van 'de witte Amerikaan,’ van hoog tot laag, is een thema van talloze prominente auteurs in de VS. Zo sprak Nobelprijswinnaar John Steinbeck van een ‘nerveuze rusteloosheid, een honger, een dorst,’ onder de Amerikanen van zijn tijd ‘een brandend verlangen naar iets onbekends – misschien wel moraliteit.’ Steinbeck, die al in 1959 in een brief zijn vriend Adlai Stevenson erop attendeerde dat de Amerikaanse Droom failliet was en dat zijn landgenoten:


Having too many THINGS spend their hours and money on the couch searching for a soul. A strange species we are. We can stand anything God and Nature can throw at us save only plenty. If I wanted to destroy a nation, I would give it too much and I would have it on its knees, miserable, greedy and sick,


en hij waarschuwde Stevenson — tot twee keer toe de Democratische presidentskandidaat — dat:


Someone has to reinspect our system and that soon. We can’t expect to raise our children to be good and honorable men when the city, the state, the government, the corporation all offer the highest rewards for chicanery and dishonesty. On all levels it is rigged, Adlai.


Het feit dat Steinbeck al ruim zes decennia geleden zich realiseerde dat de 'Amerikaanse Droom' op 'alle niveau’s gecorrumpeerd' was geraakt, maakte hem volgens Geert Mak een ‘doemdenker,' die ‘zichzelf overschreeuwde.’ Wat de bestsellerauteur van Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika (2012), geenszins begrijpt is dat niet de ‘1960s would break’ Steinbeck, maar de corrumpering van de Amerikaanse samenleving, opgesloten in de Amerikaanse Droom, waarvoor Mak, volgens eigen zeggen, al sinds zijn kinderjaren een geheime liefde’ koestert. In zijn ogen was Jack Kerouac 'een nieuwe trendsettter,' en diens klassieke werk On the Road (1957)veroordeelt hij als:


een los geschreven verslag van een Amerikaanse zwerftocht door twee wilde jongens… Kerouacs boek [was] typerend voor een nieuwe generatie die de nadruk legde op consumeren. Bij Kerouac ging het niet meer om het nut en het doel van de tocht, maar enkel om de reis op zich, om het ontworteld zijn, om het schijt hebben aan alles.


In werkelijkheid is On the Road een complexe roman over het zoeken naar betekenis in een betekenisloze, materialistische, beschaving met haar verstikkende kleinburgerlijkheid. Tegenover Vrij Nederland merkte Mak op: ‘Het egotripperige van Kerouac heeft mij nooit zo aangetrokken,’ niet beseffend wat het thema van On the Road is, een roman waarover Nobelprijswinnaar Literatuur Bob Dylan opmerkte: ‘it changed my life like it changed everyone else's.’  


In een brief aan Dag Hammerskjöld, de toenmalige Zweedse secretaris-generaal van de Verenigde Naties, schreef Steinbeck naar aanleiding van de corruptie op de Amerikaanse televisie: 


It is very hard to raise boys to love and respect virtue and learning when the tools of success are chicanery, treachery, self-interest, laziness and cynicism or when charity is deductible, the courts venal (omkoopbaar. svh), the highest public official placid, vain, slothful and illiterate. 


Deze gevoelens zouden het thema worden van Steinbeck’s laatste novelle The Winter of Our Discontent (1961), die door de auteur Saul Bellow, aldus werd geprezen: ‘John Steinbeck returns to the high standards of The Grapes of Wrath and to the social themes that made his early work so impressive, and so powerful.’ Het thema was ‘the moral degeneration of American culture during the 1950s and 1960s,’ een in het oog lopend feit dat Nederlands ‘populairste geschiedenisleraar’ zelfs een halve eeuw later nog niet zag. Maar niet alleen hij, de Volkskrant-opiniemaker Paul Brill oordeelde dat Reizen zonder John 'een monumentaal boek’ was ‘met prachtige passages en een schat aan informatie,’ en dat Mak ‘qua betrouwbaarheid met gemak’ won van ‘zijn illustere voorganger,’ Nobelprijswinnaar Literatuur John Steinbeck. Het is één van de vele lachwekkende voorbeelden van de kleinburgerlijke, naar binnen gekeerde zelfgenoegzaamheid in het kleine polderland, dat kenmerkend genoeg nooit een Nobelprijswinnaar Literatuur heeft voortgebracht. 


Het heeft heel wat gespartel gekost voordat mijn oude vriend zich genoodzaakt zag om enkele van zijn illusies te laten vallen. Gelukkig voor hem is dit de polderpers niet opgevallen, want Nederland is te klein voor serieuze mediakritiek. Het poldermodel dwingt ook het journaille om zich collectief, met zo min mogelijk wrijving, door dezelfde deuropening te persen. Dit conformistische model heeft een verstikkenintellectueel klimaat gecreëerd, dat dwars tegen de historische werkelijkheid ingaat. Hier gaat nog meer dan elders de observatie op van de Duitse filosoof Jürgen Habermas, uit eind jaren tachtig, dat:


Today, it seems as though utopian energies have been used up, as if they have retreated from historical thought. The horizon of the future has contracted and has changed both the Zeitgeist and politics in fundamental ways.


Hij voegde eraan toe dat de ‘responses of the intellectuals reflect as much bewilderment as those of politicians’ met als gevolg dat ‘What is at stake is Western culture’s confidence in itself.’ 


In deze culturele leegte komen intellectuele lichtgewichten als Geert Mak moeiteloos naar boven drijven. Zijn uitgekiend conformisme verraadt inderdaad de afwezigheid van ‘vertrouwen’ in de geclaimde eigen superioriteit. Dit gebrek manifesteert zich optimaal in het huidige demoniseren van Rusland en in de tamelijk recent gestarte mediahetze tegen China. Die getuigen niet van realiteitszin, maar van een beangstigend gebrek aan realisme van de zelfbenoemde ‘politiek-literaire elite.’ De vervreemding van de zogenaamde ‘stedelijke elites’ is één van de duidelijkste symptomen van de het besmettelijke virus dat de westerse consumptiebeschaving met zich meedraagt, en dat het immuunsysteem van de elite totaal heeft ondermijnd. De dominante drijfveer van de huidige macht is vrijheid zonder verantwoordelijkheid, oftewel, een onverzadigbaar egoïsme dat alles vertrapt wat niet onmiddellijk lucratief lijkt. Dit gedrag leidde al bij F. Scott Fitzgerald, na het rampzalige slot van de ‘roaring twenties,’ tot de hartverscheurende conclusie in zijn postuum uitgegeven The Crack-Up (1945):


that the natural state of the sentient adult is a qualified unhappiness. I think also that in an adult the desire to be finer in grain than you are, ‘a constant striving’ (as those people say who gain their bread by saying it) only adds to this unhappiness in the end — that end that comes to our youth and hope. My own happiness in the past often approached such an ecstasy that I could not share it even with the person dearest to me but had to walk it away in quiet streets and lanes with only fragments of it to distil into little lines in books — and I think that my happiness, or talent for self-delusion or what you will, was an exception. It was not the natural thing but the unnatural — unnatural as the Boom; and my recent experience parallels the wave of despair that swept the nation when the Boom was over.


De lezer van Geert Mak’s Reizen zonder John, het boek waarin hij claimt ‘Op zoek naar naar Amerika’ te zijn, zal vergeefs zoeken naar de naam F. Scott Fitzgerald, maar hij zal wel — typerend genoeg — de naam tegenkomen van de mainstream-opiniemaker Thomas Friedman, bekend vanwege — volgens Mak — ‘optimistische’ uitspraken als kennelijk ook deze: 


The hidden hand of the market will never work without a hidden fist. McDonald's cannot flourish without McDonnell Douglas, the designer of the F-15. And the hidden fist that keeps the world safe for Silicon Valley's technologies to flourish is called the US Army, Air Force, Navy and Marine Corps, 


zo schreef de bekendste opiniemaker van de in het Westen toonaangevende New York Times in zijn krant van 28 maart 1999 onder de niet mis te verstane titel ‘A Manifesto for the Fast World.’ Ook hier is weer sprake van de alles dominerende onverschilligheid van ‘the liberal press,’ die met haar onvoorwaardelijke steun aan het westerse ‘dirty work, zoals Buruma het noemt, het failliet demonstreert van de Verlichtingsideologie met haar Vooruitgangsgeloof. De Amerikaanse auteur Gore Vidal maakte een jaar of vijf voor zijn dood de balans op door te stellen dat:


9/11 proved to be a pretext for getting rid of the old republic, which has not been in very good shape for a long, long time, starting with the national security state, which made us a totally militarized society — that’s Harry Truman. And ever since, we just go further and further along the road toward total war nearly everybody. Now we are in a strange, strange situation. There is nothing in our history to guide us; we've never been in this situation in which one gang basically has seized power… Now we have a dictatorial system, as best personified by the USA Patriot Act, which just removes us of our Bill of Rights. This is the most serious thing that has happened in the history of the United States, and we get out of it is anyone’s guess.


Vidal besefte dat ‘we are all dressed up and nowhere to go, logically speaking,’ want ‘the world  is getting smaller, and we are getting a little bit more tight, due to the shrinkage of the world and the rise of China.’ En ook daarom is het de hoogste tijd dat: 


everybody should take a sober look at the world about us, remember that practically everything we are told about ourselves and our great strength and how much loved we are, forget it. Our strength is there, but it is the kind of strength that blows of your hand while you hold up the grenade; it is a suicidal strength as well as a murderous one,


aldus één van de meest uitgesproken en prominente auteurs van de VS in de interviewbundel Gore Vidal. History Of The National Security State & Vidal on America (2014).


Volgens de weer tot het christendom bekeerde Geert Mak waren Steinbeck's constateringen niets anders dan het directe gevolg van zijn 'sluimerende pessimisme' dat aan het einde van zijn leven 'ongegeneerd naar buiten' brak. Bovendien werd Steinbeck, aldus mijn oude vriend, tijdens ‘zijn reis met Charley (Steinbecks hond. svh) voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn jeugd niet kon loslaten.’ Als deze veroordeling ook maar één ding aantoont, dan is het Mak’s absolute onvermogen de grootsheid van Steinbeck te zien, de domineeszoon snapt werkelijk niet hoe profetisch de voorspellingen zijn geweest. Voor hem geldt alleen de relatieve materiële rijkdom van de jaren zestig als graadmeter voor de onjuistheid van Steinbeck’s visie, met als gevolg Mak’s pedante bewering dat John Steinbeck ‘en zijn pessimistische geestverwanten,’ in de jaren zestig met ‘hun sombere voorspellingen de plank mis[sloegen].’ 


Kort samengevat: On the Road is een complexe roman over de al even complexe Amerikaanse civilisatie, waarvan de intelligentsia wel degelijk zichzelf in alle eerlijkheid durft te analyseren. Mak heeft hier geen belangstelling voor, zelf is hij het vlees geworden prototype van de Nederlander, betweterig en zelfgenoegzaam, een wezen dat een buitengewoon laag intellectueel niveau heeft geschapen, en in stand houdt. Ook gezien het feit dat Mak zich afficheert als 'Amerika-deskundige' moet worden geconcludeerd dat hij een representant is van wat Amerikanen een ‘con man’ betitelen, een oplichter die met bedrog zijn publiek geld uit de zak klopt.


Een ander voorbeeld van hoe laag het intellectuele niveau blijft in de lage landen bij de zee geeft de Faculteit van de Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Daar worden de ‘humanities’ niet gedoceerd als ‘subversief’ maar juist als gezagsgetrouw. De geesteswetenschappen dienen er de macht die steeds totalitairdere aspecten bezit, een feit waarvoor bijna alle grote denkers sinds de negentiende eeuw gewaarschuwd hebben. Zo mocht Marianne van Leeuwen, destijds medewerkster van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), er als bijzonder hoogleraar ‘Moderne Trans-Atlantische Betrekkingen,’ namens de aan de NAVO gelieerde Atlantische Commissie, aan de UvA ‘waardevrije wetenschappen’ doceren, en professor Richard Rogers voor minister Ollongren, onder wie de AIVD valt, in 2019 een rapport schreef om haar een al even waardevrije ‘wetenschappelijke’ onderbouwing te geven in haar strijd tegen de meningsvrijheid op de sociale media. Een ander voorbeeld van de immer ‘waardevrije’ Faculteit der Wetenschappen van de UvA is dat dr. Ruud van Dijk die er zijn studenten indoctrineert met politieke dogma’s als:


Washington [streeft] nog altijd naar een wereld waarin individuele vrijheden — fundamentele rechten van de mens — de norm zijn. Voor ons in de EU is het niet anders.


En  dat ‘Amerika nog steeds de onmisbare natie’ is, waardoor:


één ‘van de belangrijkste doelstellingen van het Europese en Nederlandse beleid moet zijn te voorkomen dat Amerika niet langer verantwoordelijk wil zijn voor het functioneren van het internationale systeem. Voor ons in Europa is een constructieve, activistische Amerikaanse rol intussen essentieel.


Angstvallig verzwijgt hij daarbij dat ‘het internationale systeem’ van Washington en Wall Street alleen al in de VS heeft geleid tot wat oud president Jimmy Carter een ‘oligarchy’ betitelt:


in which ‘unlimited political bribery’ has created ‘a complete subversion of our political system as a payoff to major contributors.’ Both Democrats and Republicans, Carter said, ‘look upon this unlimited money as a great benefit to themselves.’ 

https://theintercept.com/2015/07/30/jimmy-carter-u-s-oligarchy-unlimited-political-bribery/ 


Waarom Europa moet vrezen dat de agressieve Amerikaanse ‘oligarchie’  niet ‘langer verantwoordelijk wil zijn voor het functioneren van het internationale systeem,’ maakt Van Dijk niet duidelijk. Dat is alleen te verklaren wanneer men weet dat de Amerikaanse elite ervoor heeft gezorgd dat de nu zwaarst bewapende natie in de geschiedenis der mensheid, 93 procent van haar bestaan sinds 1776 in oorlog is geweest en nog steeds is, om zodoende allereerst de geopolitieke- en economische belangen van de elite te behartigen. De vraag is dan ook waarom een dergelijke ideologisch gemotiveerde docent op de Faculteit der Geesteswetenschappen van de UvA zijn geenszins wetenschappelijke maar alleszins politieke visie mag uitdragen? Is deze propaganda het beste wat de Universiteit van Amsterdam te bieden heeft? De intellectuele corruptie verklaart mede waarom de UvA pas op de 62ste plaats staat van The World University Rankings 2020, 49 plaatsen lager dan de Zwitserse ETH Zurich, die ‘now considered’ wordt als één van ‘world's most prestigious universities in science and technology,’ een universiteit die ‘has produced over 20 Nobel Prize Laureates, including the father of modern physics and the inventor of the general theory of relativity Albert Einstein.’ Ook in dit opzicht steekt de UvA hier pover bij af, zeker vergeleken met de universiteit in Zurich, Zwitserland, een natie die slechts 8 miljoen inwoners kent, minder dan de helft van Nederland. Hetgeen nogmaals bewijst dat ideologie en wetenschap elkaar niet verdragen. Kortom, hoe is het te verklaren dat de Faculteit der Geesteswetenschappen van de UvA zo ideologisch georiënteerd is geraakt? 


Vanzelfsprekend is het griezelig maar geenszins onbegrijpelijk dat de ‘humanities’ van de UvA zo gezagsgetrouw zijn. De gedéreguleerde ‘corporate state’ verkeert — zeker sinds de opkomst van het neoliberalisme, eind jaren zeventig — in ‘oorlog’ met ‘het kritische denken, en in het bijzonder met de geesteswetenschappen,’ en wel: 


omdat de geesteswetenschappen op zijn best mensen leren hoe na te denken, in plaats van wat men moet denken. Zij leren mensen veronderstellingen en structuren ter discussie te stellen,


waardoor de ‘geesteswetenschappen subversief zijn, en behoren te zijn,’ aldus de Amerikaanse oud-correspondent van The New York Times, Chris Hedges. Daarentegen staat het poldermodel voor een pedanterie die tot een corrupte levenshouding heeft geleid, zonder dat de Nederlander zich hier aan stoort. Na de hervormingsgezinde jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw, wisten de Nederlandse regenten, die kortstondig de greep op de vernieuwingen waren kwijtgeraakt, de macht te heroveren. De overgrote meerderheid van mijn collega’s in de journalistiek conformeerde zich onmiddellijk aan de veranderende tijdgeest, uit angst hun pas verworven privileges te verliezen. Aldus wisselde mijn oude vriend Geert Mak zijn pacifisme in voor een bellicose houding tegenover de Russen, en stapte ook de NRC-opiniemaakster Elsbeth Etty moeiteloos over van het communisme naar het neoliberalisme, om — in verband met de lengte — slechts twee van de  honderden voorbeelden, te geven. De intellectuele corrumpering die zich voor mijn ogen voltrok, was even verbijsterend als onvermijdelijk. Binnen die context is het extreme opportunisme te verklaren van de Faculteit der Geesteswetenschappen van de UvA. De nieuwe realiteit kent verregaande en levensgevaarlijke consequenties, zoals de huidige hetze tegen de nucleaire grootmachten Rusland en China aantoont. De politiek van de ‘vreedzame coëxistentie’ is volledig verdwenen. Om dit toe te lichten, citeer ik een fragment uit Henry Kissinger’s boek Over China dat in 2011 ook in een Nederlandse vertaling verscheen bij uitgeverij De Bezige Bij. Over president Richard Nixon’s optreden in Beijing schreef Kissinger als diens minister van Buitenlandse Zaken:


Hoe diepgeworteld zijn negatieve mening over communisme als regeringsvorm ook was, hij was niet naar China gekomen om de leiders ervan te bekeren tot de Amerikaanse beginselen van democratic en vrij ondernemerschap. Dat achtte hij zinloos. Wat Nixon tijdens de hele Koude Oorlog nastreefde, was een stabiele internationale orde in een wereld die volgepakt was met kernwapens. In zijn eerste ontmoeting met Zhou (Zhou Enlai, Chinese premier. svh) bewees Nixon ook eer aan de oprechtheid van de revolutionairen wier succes hij eerder een gruwelijke mislukking van het Amerikaanse beleid had genoemd: ‘We weten dat u oprecht gelooft in uw principes en wij op onze beurt zijn diep overtuigd van onze principes. Wij vragen u niet om uw principes geweld aan te doen, net als dat u ons niet zou vragen onze principes geweld aan te doen.’ 


Nixon erkende dat zijn principes hem er vroeger toe hadden gebracht om net als veel van zijn landgenoten voorstander te zijn van tegen de Chinezen gericht beleid. Maar de wereld was veranderd en nu vereiste het Amerikaanse belang dat Washington zich aan deze veranderingen aanpaste: 


‘Mijn denkbeelden waren destijds, omdat ik in de regering-Eisenhower zat, hetzelfde als die van Dulles (John Foster Dulles, reactionaire Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. svh). Maar de wereld is sinds die tijd veranderd en ook de relatie tussen de Volksrepubliek en de Verenigde Staten moet veranderen. Zoals de premier al heeft gezegd in een gesprek met dr. Kissinger moet de roerganger de golfslag volgen omdat de golven anders over hem heen zullen slaan.’ 


Nixon stelde voor om het buitenlandbeleid te baseren op het verzoenen van belangen. Als het nationale belang duidelijk was gemarkeerd en er rekening werd gehouden met het wederzijdse belang bij stabiliteit, zou dat voorspelbaarheid brengen in de Chinees-Amerikaanse betrekkingen: 


‘Nu we hier zitten te praten weten de premier en ik beiden dat vriendschap, die naar mijn gevoel op persoonlijk niveau bestaat, niet het fundament kan zijn waarop een nieuw gecreëerde relatie kan berusten. […] Als vrienden. zouden we het eens kunnen worden over mooie woorden, maar tenzij het in ons nationale belang is om overeenkomsten uit te voeren die zijn opgesteld in die mooie woorden zou dat bijzonder weinig betekenen.’


Bij deze aanpak was openhartigheid een eerste voorwaarde voor echte samenwerking. Zoals Nixon tegen Zhou zei: ‘Het is belangrijk dat we volledig openhartig zijn, in het besef dat we geen van beiden iets doen tenzij dat in ons belang is.’ 


Kissinger benadrukt in zijn boek dat ‘president Nixon in Beijing vol[hield] dat geopolitieke verplichtingen ideologie overstegen. Alleen al zijn aanwezigheid in Beijing was daar een bewijs van.’ Zowel Kissinger en Nixon als Zhou Enlai en Mao Zedong handelden hier als ‘Realpolitiker,’ dat wil zeggen: als staatslieden die op ‘een nuchtere manier de kosten en de baten van een bepaald beleid bekeken,’ waarbij ‘ideologie, politiek-filosofische overwegingen of ethiek achterwege werden gelaten.’ 


Dankzij het beleid van ‘vreedzame coëxistentie’ wisten geleidelijk aan tijdens de Eerste Koude Oorlog beide partijen wat zij aan elkaar hadden, waardoor ressentimenten geen doorslaggevende rol konden spelen. Het spreekt voor zich dat juist deze politiek in een tijdperk van massavernietigingswapens een allereerste vereiste is om een nucleair Armageddon te vermijden. Of zoals de Amerikaanse architect van de Containment Politiek, George Kennan in 1960 over de ‘vreedzame coëxistentie’ schreef:


In the article under his name, published in the last issue of Foreign Affairs, Mr. Khrushchev has given us an interesting definition of what he understands by this term. Peaceful coexistence, he says, signifies in essence the repudiation of war as a means of solving controversial issues. It presupposes an obligation to refrain from every form of violation of the territorial integrity and sovereignty of another state. It implies renunciation of interference in the internal affairs of other countries. It means that political and economic relations must be put on a basis of complete equality and mutual benefit. It involves, he says, the elimination of the very threat of war. It is something which ‘should develop into peaceful competition for the purpose of satisfying man's needs in the best possible way.’


Dit was dan ook de reden dat William Perry, van 1994 tot 1997 de Amerikaanse minister van Defensie, midden januari 2019 tegenover journalisten liet weten dat:


he was less worried about the number of nuclear warheads left in the world than by the return of cold war talk about such weapons being ‘usable.’


en:


‘The belief that there might be tactical advantage using nuclear weapons — which I haven’t heard that being openly discussed in the United States or in Russia for a good many years — is happening now in those countries which I think is extremely distressing,’ Perry said. ‘That’s a very dangerous belief.’

https://www.theguardian.com/world/2019/jan/28/us-nuclear-weapons-first-low-yield-warheads-roll-off-the-production-line 


In zijn boek met de veelzeggende titel My Journey at the Nuclear Brink (2015) waarschuwt Perry, als vurig pleitbezorger van ‘arms control,’ voor het gevaar van een nucleair Armageddon. Onder de kop ‘A Stark Nuclear Warning’ schreef de voormalige Gouverneur van Californië Jerry Brown over deze publicatie in een recensie voor The New York Review of Books van 14 juli 2016 dat:


Since the book’s publication, the dangers identified by de Amerikaanse  have only intensified (dus onder Obama. svh): the latest US defense budget proposes spending $1 trillion on nuclear modernization over the next several decades. This modernization plan contemplates a complete update of our nuclear triad, including new cruise missiles, nuclear submarines, ICBM’s (intercontinentale raketten uitgerust met meervoudige kernkoppen. svh), and bombers.


And, just this month, as the US broke ground on a future missile defense site in Poland and formally activated a missile defense site in Romania, Putin warned: ‘Now after the placement of these missile defense elements, we have to think how to neutralize the threats for the security of the Russian Federation…’


No one I have known, or have even heard of, has the management experience and the technical knowledge that William Perry brings to the subject of nuclear danger. Few have his wisdom and integrity. So why isn’t anyone paying attention to him? Why is fear of a nuclear catastrophe far from the minds of most Americans? And why does almost all of official Washington disagree with him and live in nuclear denial? Perry himself may provide the answer:


‘Our chief peril is that the poised nuclear doom, much of it hidden beneath the seas and in remote badlands, is too far out of the global public consciousness. Passivity shows broadly. Perhaps this is a matter of defeatism and its cohort, distraction. Perhaps for some it is largely a most primal human fear of facing the “unthinkable.” For others, it might be a welcoming of the illusion that there is or might be an acceptable missile defense against a nuclear attack. And for many it would seem to be the keeping of faith that nuclear deterrence will hold indefinitely — that leaders will always have accurate enough instantaneous knowledge, know the true context of events, and enjoy the good luck to avoid the most tragic of military miscalculations.’

https://www.nybooks.com/articles/2016/07/14/a-stark-nuclear-warning/


Intussen blijft de belangrijkste reden van de collectieve lethargie ten aanzien van massavernietigingswapens het domme feit dat de commerciële massamedia ‘the subject of nuclear danger’ niet echt serieus nemen, en er daarom geen structurele aandacht aan besteden. Mijn oude vriend Ian Buruma mag dan wel stellen dat ‘Dictators and demagogues have always tapped the consuming resentments of people who feel that life has treated them badly,’ maar daarmee dépolitiseert hij alleen maar de huidige politiek, die na de Eerste Wereldoorlog haar definitieve vorm kreeg. In zijn boek A History Of Bombing (2001) wijst de auteur en voormalig Zweeds cultureel attaché in China, Sven Lindqvist, op het feit dat, zodra het erop aankomt, de macht niet voor het belang van de eigen bevolking kiest. Lindqvist schreef: 


1918. Several months later when the war was over, a demand was made that the German pilots who had bombed London be brought to trial as war criminals. The British Air Ministry protested. Trials of that sort 'would be placing a noose round the necks of our airmen in future wars.' Since the aim of the British air attacks against German cities had been 'to weaken the morale of civilian inhabitants (and thereby their 'will to win') by persistent bomb attacks which would both destroy life (civilian and otherwise) and if possible originate a conflagration which should reduce to ashes the whole town,' the application of the Hague Convention in these cases would defeat the very purpose of bombardment. 


This was top secret. Publicly the air force continued to say something quite different, just as the navy had done throughout the 19th century. This was the best tack to take, wrote the air staff in 1921: 'It may be thought better, in view of the allegations of the of the “barbarity” of air attacks, to preserve appearances by formulating milder rules and by still nominally confining bombardment to targets which are strictly military in character... to avoid emphasizing the truth that air warfare has made such restrictions obsolete and impossible.' 


Deze door de ‘corporate press’ angstvallig verzwegen strategie is nog steeds van kracht. De officiële houding van de macht in zelfs een — formeel gesproken — democratie is daarom zonder overdrijven extremistisch te noemen, namelijk totalitair, terroristisch, crimineel, als men de definitie hanteert van het Amerikaanse Leger Handboek, waarin terrorisme omschreven staat als 'het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.' Het bombarderen van de burgerbevolking heeft sinds de Eerstee Wereldoorlog tot doel, ik citeer de betrokken Britse autoriteiten: 


om het moreel van de burgerbevolking te verzwakken (en daarmee de ‘wil te winnen’) door aanhoudende bomaanvallen die zowel het leven vernietigen (van burgers en anderen), en zo mogelijk een vuurzee veroorzaken die een hele stad in as zal leggen. 


Het is niet overdreven te stellen dat wij allen geregeerd worden door psychopaten die bereid zijn het voortbestaan van de mensheid op spel te zetten. En het beleid van deze ernstig gestoorde individuen wordt gerechtvaardigd door de huidige opiniemakers als Geert Mak, Ian Buruma, Hubert Smeets, Bas Heijne en alle andere, even psychisch gestoorde, narcisten. Niet voor niets waarschuwde Huntington in The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order dat:


The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.


En als het aan de misdadige westerse mainstream-media ligt zal dit zo blijven, tot het einde der dagen, dat, zo valt te vrezen, snel nadert.





Geen opmerkingen:

"Israel is burning children alive"

Khalissee @Kahlissee "Israel is burning children alive" "You are destroying this country shame on all of you" Ex U.S. ...