zondag 21 maart 2021

Geert Mak en het Zieke Nederland

Net als de hoofdpersoon in Robert Musil's scherpzinnige roman  Der Mann Ohne Eigenschaften is Geert Mak 'een willekeurig personage in een willekeurige werkelijkheid,’ een man zonder eigenschappen, die gelijk een bedreigde kameleon van kleur verandert. Al Mak’s maskers vormen de camouflage van een intens onzekere man, hunkerend naar aandacht. 

Dreef Geert Mak in de hervormingsgezinde jaren zestig onvermijdelijk van het christendom af, in de jaren tachtig verloor hij al even onafwendbaar het geloof in zijn pacifistisch-socialistische heilsleer, terwijl mijn oude vriend in de jaren negentig en 2000 meedeinde op de neoliberale stroom die overal ‘moderne en open verhoudingen tussen mannen en vrouwen, chefs en ondergeschikten’ creëerde, zoals hij in zijn bestseller In Europa (2004) suggereerde. In werkelijkheid gebeurde er evenwel iets geheel anders. Alleen een groot schrijver als de joods-Hongaarse auteur Imre Kertész was in staat de gecompliceerde realiteit te beschrijven. Na drie totalitaire systemen aan den lijve te hebben meegemaakt: het nationaal-socialisme, het communisme en tenslotte het neoliberale kapitalisme, schreef de Nobelprijswinnaar Literatuur (2002) in De Verbannen Taal (2004) over de ontheemde westerse intellectueel met diens ideologische kijk op alles:


Als hij zich maar ergens aan vast kan klampen, zodat hij zijn eenzaamheid en sterfelijkheid kan vergeten. Voor dit doel biedt de ideologie hem een complete wereld. 


Wie zijn ideologische ‘hoop’ laat varen, stapt: 


uit deze wereld, verliest zijn thuis. Hij verliest zijn schuilplaats, zijn bedreigde geborgenheid, zijn met prikkeldraad omgeven zekerheid.


Aldus functioneert ‘collaboratie’ als overlevingsstrategie ten koste van de waarheid en schoonheid, en van de samenleving. Opnieuw Kertész: 


Wat moeten we nu geloven? Wat is de werkelijkheid, en waar moeten we ons aan houden? 'Ach, wat hebben wij gemaakt van het woord! In sommige monden voldoet het niet eens meer voor leugens, het is dieper gezonken dan dat, het is weggezakt in betekenisloosheid,' schrijft Denis de Rougemont in zijn boek La part du diable (dit boek van de Zwitserse denker verscheen in 1946. svh). Maar het ressentiment, die troebele drab van driften die onder de woorden borrelt, is echt. Het wordt enerzijds gevoed door angst en bestaansonzekerheid: veel intellectuelen, die hier jaren- en decennialang op hun eigen manier om de vrijheid hebben gevochten (of om datgene wat ze voor vrijheid aanzagen), merkten plotseling dat de grond onder hun voeten werd weggetrokken. In werkelijkheid stortte slechts het waardensysteem in waarin zij een vaste plek hadden. De snelheid waarmee dat gebeurde leek op een vrij val en dat schokte hen. Tegen de tijd dat ze bijkwamen van de dreun van die val en uit de stofwolken van de puinhopen te voorschijn kwamen, sprak de wereld om hen heen inmiddels de taal van beurzen, banken en mafia’s.


Zes jaar vóór het einde van de meest bloedige eeuw in de geschiedenis van de mensheid — in de tijd dat voor Geert Mak ‘het optimisme hoogtij vierde’ — verklaarde Imre Kertész het volgende over ‘De ongelukkige twintigste eeuw’:


Het is een feit dat in deze eeuw alles ontmaskerd is: alles heeft minstens éénmaal zijn ware gezicht laten zien, alles is echter geworden. De militair werd tot beroepsmoordenaar, de politiek tot misdaad, het kapitaal tot mensenvernietigingsindustrie compleet met lijkverbrandingsovens, de wet tot spelregels van het vuile spel, de wereldvrijheid tot gevangenis van de volkeren, het antisemitisme tot Auschwitz, het nationale gevoel tot genocide. Overal schijnt de ware intentie doorheen, alle idealen van onze eeuw zijn doordrenkt van geweld en destructiviteit. Misschien is de situatie zoals de grootste kenner van de ziel van de tijd, Franz Kafka, het verwoordde: ‘Het negatieve te doen is nog onze taak; het positieve is ons al gegeven.’


Na de heerschappij van achtereenvolgens de fascisten, communisten en tenslotte de neoliberale kapitalisten te hebben ondergaan, constateerde hij in De verbannen taal:


Het is in ieder geval een twintigste-eeuws verschijnsel dat politiek en cultuur niet alleen elkaars tegenpolen zijn geworden, maar ook elkaars vijanden. Dit is geen natuurlijke ontwikkeling, en de politiek die losgekomen is van de cultuur en die door haar macht een onbegrensde en gewetenloze alleenheerschappij verwerft, zorgt voor enorme verwoestingen  — zo niet in mensenlevens en materieel goed, dan toch in de psyche van de mensen. Het instrument van de verwoesting heet ideologie. In de twintigste eeuw, dit verschrikkelijke tijdperk van verlies van waarden, werden alle waarden tot ideologie. En het ergste is dat de moderne massa, die nooit deel heeft gehad aan cultuur, deze ideologieën als cultuur in zich heeft opgenomen.

Maar pas de Corona-lockdown doet Geert Mak beseffen dat hij en zijn publiek ‘met open mond [staan] te kijken naar die abrupte stilstand in de wereld, beklemd en vooral verbijsterd,’ aangezien zijn ‘favoriete columnist,’ Maxim Februari van NRC Handelsblad, hem het cliché had geopenbaard dat de ’toekomst niet te voorspellen’ is, en ‘van het weinige wat wel valt te voorspellen wil je de helft niet weten.’ Mak kent zichzelf zo slecht dat hij niet bij machte is te beseffen dat juist hij een schoolvoorbeeld is van het niet willen weten. Het is zelfs kenmerkend voor hem en de massa om ‘de helft’ van de werkelijkheid absoluut ‘niet' te willen 'weten.’ En daar staan zij nu, de propagandisten van de ‘urban elites,’ met lege handen benevens een mond vol tanden, en met een minimum aan kennis ziet deze goed betaalde praatjesmaker alleen nog ‘een gitzwarte horizon,’ die ‘iedere dag dichterbij’ komt, nadat hij decennialang zichzelf en zijn publiek in slaap had gesust met simplistische verpolitiekte opinies. 


De crisis waarin het Westen al sinds de opkomst van de massamaatschappij steeds dieper in wegzonk, is niet in de eerste plaats politiek, maar cultureel. De burger kan politici en opiniemakers niets verwijten, want die heeft deze dwazen zelf gekozen, of op zijn minst geaccepteerd. De elite en haar pleitbezorgers in de politiek en de pers weerspiegelen de diepe culturele crisis waarin het Westen is beland. In zijn tweede boek Drift and Mastery: An Attempt to Diagnose the Current Unrest (1914) waarschuwde de media-ideoloog van de Amerikaanse elite, Walter Lippmann:


The chaos of too much freedom and the weaknesses of democracy are our real problem. The battle for us, in short, does not lie against crusted prejudice, but against the chaos of a new freedom. This chaos is our real problem. So if the younger critics are to meet the issues of their generation they must give their attention, not so much to the evils of authority, as to the weaknesses of democracy.


Dankzij Piketty is bekend dat dankzij de 'democratie' er 'binnen de bovenste 10 procent nog eens de bovenste 5, de bovenste 1 en de bovenste 0,1 procent' bestaat. 'Die zet hij af tegen de onderste 50 procent en de 40 procent daarna. Zo’n indeling laat bijvoorbeeld zien dat het inkomen van de rijkste 0,1 procent van de wereldbevolking sinds 1980 evenveel is gegroeid als dat van de armste 50 procent (tezamen. svh).'


De Amerikaanse politiek theoreticus, wijlen James Burnham, schreef in zijn bekendste boek The Machiavellians: Defenders of Freedom (1943) dat ‘There is no one force, no group, and no class that is the preserver of liberty. Liberty is preserved by those who are against the existing chief power. Oppositions which do not express genuine social forces are as trivial, in relation to entrenched power, as the old court jesters.’  Bovendien wees hij erop dat ‘No theory, no promises, no morality, no amount of good will, no religion will restrain power. Neither priests nor soldiers, neither labor leaders nor businessmen, neither bureaucrats nor feudal lords will differ from each other in the basic use which they will seek to make of power,’ en dat ‘Only power restrains power. That restraining power is expressed in the existence and activity of oppositions,’ met als gevolg dat ‘When all opposition is destroyed, there is no longer any limit to what power may do. A despotism, any kind of despotism, can be benevolent only by accident.’ 

Er zijn weinig mensen die deze waarheden in twijfel trekken. De geschiedenis bevestigt immers keer op keer Burnham’s observaties. De opportunist en de conformist zijn de wegbereiders van de despoot, alleen  de oppositie, en de dissident zijn bereid de macht in te tomen. Met andere woorden, wanneer de liberale opiniemaker Ian Buruma in de NRC van 1 februari 2021 zonder een greintje intellectuele reserve beweert dat de macht, in de figuur van president Biden, ‘de democratie [moet] redden uit de puinhopen van een politieke crisis’ dan demonstreert mijn oude vriend geen enkel benul te hebben van de werkelijkheid. Waarom zou de macht zichzelf aan banden leggen, na zoveel moeite te hebben gedaan om juist die macht te veroveren? Alleen een tegenmacht is daartoe in staat. Om zijn stelling enige geloofwaardigheid te verlenen trekt Buruma een vergelijking tussen de huidige president en Franklin Roosevelt en schrijft hij dat deze leider ‘zeker geen revolutionair [was]. Zijn taak was om het Amerikaanse kapitalisme te redden uit de ravages van de crisistijd.’ Ik vrees dat het streberige Haagse milieu, waarin hij opgroeide, hem opnieuw parten speelt, want Ian is niet in staat het grote milieu-verschil tussen Roosevelt en Biden te begrijpen. Allereerst was het niet Roosevelt’s ‘taak’ om het ‘kapitalisme te redden,’ al was het maar omdat de meeste kapitalisten hem destijds haatten, maar had de president zichzelf deze ‘taak’ opgelegd. En dat voert me meteen naar het volgende punt: Franklin Delano Roosevelt’s ouders waren beiden ‘members of New York’s oldest and wealthiest families,’ voor wie het aloude ‘noblesse oblige’ nog betekenis bezat. Bovendien was de president na de dood van zijn moeder financieel volkomen onafhankelijk. In deze bepalende opzichten verschilde het Roosevelt-milieu wezenlijk van Biden’s achtergrond. Diens vader verkeerde in ‘financiële moeilijkheden’ toen: 


Joe Biden werd geboren. Het gezin leefde meerdere jaren in bij Joe's grootouders aan moederszijde. Gedurende de jaren 1950 geraakte Scranton (een fabrieks- en mijnbouwstadje. svh) in economisch verval en kon Bidens vader geen vast werk vinden. Begin 1953 verhuisde zijn gezin naar een appartement in Claymont, Delaware en later naar een woning in Wilmington, eveneens in Delaware. Aldaar werd Bidens vader een succesvol autoverkoper, waardoor het gezin een levensstijl uit de middenklasse kon behouden.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Joe_Biden


Ook in de VS bestaat er al sinds lange tijd een wereld van verschil tussen de Roosevelt’s oude protestantse aristocratie, die de American Dream niet nodig hebben, en de katholieke arbeidersklasse van Biden, die tot voor kort gedreven werd door de brandende ambitie ooit eens te zullen behoren tot de elite van nouveaux riches, en daardoor afhankelijk blijft van de financiële macht. 


Door de aloude culturele deprivatie van wat voorheen de arbeidersklasse heette, bestaat er nog steeds een alles determinerend verschil in smaak, cultuur en gebruiken tussen de verschillende sociale geledingen. De oude elite besefte altijd dat haar geprivilegieerd bestaan afhankelijk was van de arbeid van het gewone volk, maar door het overhevelen van arbeid naar goedkope lonen landen én de voortgaande automatisering van de dienstensector, zijn vandaag de dag de nieuwe rijken niet meer afhankelijk van de eigen arbeidende bevolking, en menen zij de overtolligen te kunnen negeren. De hedendaagse elite beseft niet dat  deze ontwikkeling een bedreiging voor haarzelf is, zoals onder andere de opkomst van de zogeheten ‘populisten’ heeft aangetoond. 



De nieuwe rijken, mentaal gevormd door de welvaartsstaat, gaan er domweg vanuit dat zij recht hebben op hun almaar toenemende rijkdom, en houden daarom geen rekening met hun overtollige medemensen die de rekening betalen voor het neoliberale kapitalisme. De huidige vermogende elite bewijst met haar autisme hoe gelijk Burnham had toen hij stelde dat ‘geen enkele theorie, geen enkele belofte, geen enkele moraliteit, geen enkele welwillendheid, geen enkele religie de macht in toom zal houden,’ en dat ‘Neither priests nor soldiers, neither labor leaders nor businessmen, neither bureaucrats nor feudal lords will differ from each other in the basic use which they will seek to make of power.’ Nu de staat in handen is gevallen van de obsceen rijke elite handelt zij zoals Burnham al acht decennia geleden beschreef, namelijk ‘wanneer alle oppositie is vernietigd, bestaat er geen enkel limiet meer aan wat de macht kan doen.’  Nog steeds reageren westerse politici en de ‘corporate press’ alsof de ‘democratie’ zou bestaan, zonder zich te realiseren dat zij een volledig geïntegreerd en doorslaggevend onderdeel te zijn van dit corrupte bestel. Een voorbeeld bij uitstek is het alomtegenwoordige orakel uit Jorwerd, Geert Mak, die in september 2013 tijdens de 24ste Abel Herzberglezing opriep het marktdenken van de Europese Unie koste wat kost te steunen, aangezien: 

de EU een markt [is] van bijna een half miljard mensen met de hoogste gemiddelde levensstandaard ter wereld. Alleen al voor Nederland is de Unie goed voor tweederde van onze totale export, eenvijfde van het nationale product. We hebben nu een open toegang tot die markt. 


Volgens Mak moesten ‘we die deur echt’ niet ‘dichtgooien.’ De neoliberale ideologie en haar permanente staat van oorlog met mens en natuur, ging voor hem boven de overleving van de soort. Toch weet ook mijn oude vriend Geert dat zijn betoog een leugen is. Dat bleek een jaar eerder al toen Mak als herboren christen publiekelijk de volgende retorische vraag stelde: 


Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg? Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.



Een opiniemaker die zich in het openbaar moet afvragen of hij en de mainstream-media als ‘chroniquers van het heden’ wel bezig zijn met het ‘uitbannen van onwaarheid’ is een gevaar voor de samenleving, juist ‘op dit moment’ nu zo’n ‘misvorming van de werkelijkheid plaatsvindt.’ Nog absurder wordt het wanneer Mak in de VPRO-gids van 24 tot 30 oktober 2020 met evenveel stelligheid op de vraag ‘De zevende aflevering gaat over de marktwerking en het uithollen van de publieke sector, een probleem waarover u zich in Grote verwachtingen behoorlijk druk maakt’ het volgende antwoord geeft:


Ja, dat wordt een mooie aflevering. Centraal daarin staat mijn Friese buurman Douwe, die jarenlang schoolmeester was. Zo eentje die je ziet in de film être et avoir; de onderwijzer die iedereen voor zijn kind zou willen. Zijn klassen waren klein en divers van samenstelling, maar daar kon hij heel goed mee omgaan. En toen kwam hij opeens in een wereld terecht waarin alles werd gemeten en in cijfertjes werd uitgedrukt. Hij kreeg het aan de stok met het schoolbestuur. Veel van die managers hebben nooit voor de klas gestaan. En omdat ze de inhoud niet kennen willen ze alles kunnen meten, om toch controle te hebben. Het zijn de effecten van neoliberalisme en privatiseren van de publieke sector naar Angelsaksisch model. Dit is in veel landen gebeurd, maar zeker ook in Nederland,


aldus Geert Mak, die zelf zeven jaar eerder het berekenende marktdenken van de EU verheerlijkte, en daarnaast terecht constateerde dat het ‘uitbannen van onwaarheid,’ niet ‘serieus genoeg’ werd genomen door zowel de polderintelligentsia als neoliberale bestsellerauteurs als hijzelf. En toch wordt deze oplichter in Nederland hogelijk bewonderd. Geert Mak is het vleesgeworden corrupte poldermodel, een 'orde' die ertoe heeft geleid dat een a-sociaal kabinet de recente Tweede Kamerverkiezingen met nog meer stemmen heeft gewonnen. Ga zo door, krankzinnig volk.   





Geen opmerkingen: