woensdag 9 februari 2022

Joris Luyendijk. Het Verlangen te Behagen 5

Typerend aan de mainstream-journalist Joris Luyendijk is dat hij zijn onwetendheid financieel zo goed weet te exploiteren. Zo verbaasde hij zich ruim twee decennia geleden in zijn bestseller Je hebt het niet van mij, maar... over het feit dat rond het pleintje in Den Haag ‘journalistiek en politiek regelmatig elkaar de hand wassen.’ Tijdens het zogeheten ‘Grote Bubbel College' op 27 november 2017 brak Joris met zijn eigen ‘comfortabele wereldbeeld,’ door te beweren dat ‘Niemand’ zag aankomen dat ‘Trump in het Witte Huis’ zou belanden en dat Brexit een feit zou worden. ‘Ook Joris Luyendijk niet.’ In werkelijkheid zijn er genoeg burgers en insiders geweest die deze ontwikkeling hebben voorspeld. Wat betreft de kredietcrisis in 2008, ook daar wist Joris niets van, maar volgens zijn uitgever was ‘Juist omdat hij geen kenner was van de bankenwereld, hij de ideale auteur om te onderzoeken wat er gebeurd is.' Desondanks is hij een populaire journalist die er niet voor terugdeinst in kort bestek zijn visie te etaleren, afgerond door een onjuiste bewering: 

de instellingen die ervoor moeten zorgen dat de economie functioneert, kunnen de wereld in de afgrond storten. En dat gebeurt allemaal met de beste bedoelingen door mensen die precies dezelfde zorgen hebben als u en ik, door mensen die de hypotheek moeten betalen en de kinderen op een goeie school wilden hebben. 


Aldus groeide Luyendijk uit tot een graadmeter van journalistieke integriteit, tenminste voor de oud NRC-journaliste Laura Starink die mij in 2007 het volgende schreef:


U mag mij keihard aanvallen op mijn stupiditeit, u mag mij verwijten dat een journalist beter had moeten weten. Ik kan alleen maar eerlijk zijn. En ik wil u er op wijzen dat wij met M elke maand keihard proberen om de ongelooflijke complexiteit van de wereld in verhalen te vangen. In het volle besef dat journalisten (zie het boek van Joris Luyendijk) niet meer kunnen doen dan hun stinkende best, maar dagelijks falen.

met vriendelijke groeten,

Laura Starink

Zie: https://stanvanhoucke.blogspot.com/2021/07/nrcs-caroline-de-gruyter-en-andere_22.html


Starink trachtte mijn kritiek te omzeilen door net te doen alsof het slechts om journalistieke inzet ging. In werkelijkheid draaide het om de zelfcensuur van de ‘corporate press,’ die noodzakelijk is wil men in dit wereldje kunnen overleven. Het ging tevens over het chronisch gebrek aan kennis van hetgeen goed geïnformeerde critici aandragen op ondermeer internet. En vanzelfsprekend handelde het om de burgerlijke opvattingen die de meeste journalisten van huis uit meekrijgen, zoals Luyendijk’s loopbaan zo helder aantoont. Zijn laatste publicatie, De Zeven Vinkjes. Hoe mannen zoals ik de baas spelen (2022), is opnieuw een demonstratie van hoe zijn journalistiek falen hem geen windeieren oplevert, want de Nederlandse middenklasse wil heus wel van een witte, keurig gekapte, glad sprekende academicus vernemen dat zij een maatschappelijke voorsprong heeft. Maar hetzelfde feit wil diezelfde middenklasse absoluut niet horen van een sociale buitenstaander als het Tweede Kamerlid Sylvana Simons, die dit al jaren vertelt, maar niet gehoord wordt aangezien zij een donkere huidskleur heeft, én ook nog kroeshaar. Dat zit Luyendijk’s witte publiek niet lekker, want  in dat milieu heerst een onderhuids racisme. 

Laura Starink die samen met Hubert Smeets van de Nederlandse staat 294.000 euro toegezegd kreeg voor het opzetten van een anti-Russische website.


Nog interessanter, en even onbespreekbaar, is dat wij nu weten dat de journalist Luyendijk, als exponent van het middenklasse-bewustzijn, tot zijn vijftigste in een ‘politieke en maatschappelijke leegte’ leefde. Deze omschrijving is van de Chileense schrijfster Isabel Allende, die uit de intellectuele upperclass komt, maar wel de brandende ambitie van de middenklasse kent. De ‘leegte’ van Luyendijk bestaat er in dat Joris een halve eeuw lang niet wist dat hij, als witte hoog opgeleide hetero-man uit een bevoorrechte middenklasse milieu, een voorsprong had op minder geprivilegieerde burgers. Het zo langdurig niet willen beseffen dat er in het keiharde kapitalisme een klassenstrijd gaande is, demonstreert hoe blind hij was voor de werkelijkheid, en daarom hoe beperkt zijn journalistieke beeld van de wereld rondom hem bleef. En dit terwijl hij in 2011 tegenover een wit, goed opgeleid middenklasse-publiek in Amsterdam, in het Engels, en met veel bombarie, verkondigde dat de aanwezigen hun ‘learning curve’ met anderen moesten delen, want ‘a growing problem’ is dat ‘the world is becoming ever more interconnected and ever more technologically advanced, and as a result complexity is forever going up.’ Deze openbaring, tenminste voor Joris, stamt uit de tijd dat hij zich nog niet vernederd voelde door de redactie van de Britse Guardian, waardoor — als we hem mogen geloven — zijn ogen ineens opengingen voor het onrecht in de wereld. Veelzeggend is in dit verband dat ‘for most of European history intellectuals seem to have been the only class of people who weren’t capable of imagining that an other world might be brought into being,’ zoals Graeber en Wengrow benadrukken in hun 692 pagina’s tellende studie The Dawn of Everything. A New History Of Humanity (2021). Het is juist dit autisme dat Luyendijk’s journalistiek tot nu toe heeft gekenmerkt. Niet in staat zich een andere wereld voor te stellen dan het neoliberale kapitalisme, waar mannen zoals hij de lakens uitdelen, schreef hij nog in 2020 dat ‘pessimisme voor losers’ is. Dat was ‘niet lang geleden,’ merkte de Volkskrant-interviewster Sara Berkeljon onlangs op. Luyendijk antwoordde gladjes:


Dat geeft aan hoelang ik erover heb gedaan om dit zo scherp te zien. Het is niet voor niks dat ik tweeënhalf jaar aan dit boek heb geschreven. Damn. 


Zijn falen bij The Guardian werd gevolgd door zijn vertrek uit Engeland en zijn conclusie dat hij pro-EU is, maar eveneens ‘pro-Brexit.’ Waarom? ‘Because England is just too arrogant to be in the EU.’ 


Het probleem was niet Joris zelf, maar de Ander, dat kon niet anders, in zijn kleine geboorteland werd hij immers gezegevierd. Door het slachtofferschap te kiezen weet hij de vernederingen die hij er voelde op een typisch kortzichtige, Hollandse manier een plaats te geven. In Nederland is men gek op slachtoffers, zij geven de Nederlander het gevoel dat hij beter is dan de vernederde schlemiel, bovendien gaat  belangstelling voor Joris' gecultiveerde slachtofferschap door voor bewonderenswaardige empathie. Maar in feite getuigt juist Luyendijk's eigen houding van een verregaande arrogantie, zoals die in Nederland voor normaal doorgaat. Deze arrogantie wordt gekenmerkt door de overtuiging dat Nederland een gidsland is, de maat aller dingen, en door een zelfgenoegzame betweterigheid, terwijl in werkelijkheid de normen en waarden alhier gevormd zijn door een geslepen handelsmentaliteit, waarbij de Nederlander voortdurend van rol wisselt, het ene moment is hij/zij een dominee, het volgende een koopman. ‘Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap!’ schreef Johan Huizinga, waarbij het niet ‘valt te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.’ Een eeuw later is de ‘lichte graad’ van ‘bevoorrechting’ inmiddels uitgegroeid tot een mafiose hoogte. Terwijl de tweedeling in Nederland een voldongen feit is, werden de grootste partijen tijdens de laatste parlementsverkiezingen de door en door corrupte VVD en D’66, de partij van het beginselloos opportunisme. 10.462.677 Nederlanders hebben gestemd, en ziedaar het a-sociale resultaat. Inderdaad, ‘Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap!’ En hoe. Kijk naar het publiek van Joris Luyendijk en het antwoord straalt u tegemoet. Het christelijke Nederlands Dagblad stelde hem de volgende vraag:


U stelt aan het einde van uw boek de vraag: ‘Hoe rouwt een mens over de instorting van een zelfbeeld dat hij nooit had moeten hebben?’ Het antwoord op de vraag geeft u niet.

 

Luyendijk antwoordde: 


Die vraag is eigenlijk de kern van het hele boek. De reden dat ik er niet op doorga, is dat ik het echt niet weet. Dit was het moeilijkste boek dat ik tot dusverre schreef, ik kreeg het maar niet goed op papier. Als ik voor niet-bankiers als niet-bankier schrijf over de banken, schrijf ik over een onderwerp waarnaar ik van een afstand kan kijken. 

https://www.nd.nl/cultuur/boeken/1083899/het-wereldbeeld-van-zevenvinkjesman-joris-luyendijk-is-op-losse 

De lezer moet er dus van uit gaan dat Luyendijk zelf ‘de kern van’ zijn hele boek ‘echt niet weet.’ Nog steeds geldt voor hem dat hij in een politiek- en maatschappelijk vacuüm leeft, net als de meeste andere Nederlanders. Vandaar zijn populariteit in de lage landen bij de zee. In grote cultuurlanden wordt zijn humbug daarentegen meteen doorgeprikt. Vandaar dat hij niet wil vertellen wat de ‘de kern’ van zijn boek is. Meer daarover de volgende keer.






 

1 opmerking:

Rene Westermann zei

Ik lees in dit stuk dat de Nederlander een zelfgenoegzame betweter is. U citeert opnieuw Prof. dr. J. Huizinga: ‘Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap!’ schreef Johan Huizinga, waarbij het niet ‘valt te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.

Tijd om het werk van Prof. dr. J. Huizinga te lezen, zodat ik eindelijk de gedachten van een verstandig iemand tot mij kan laten en hij mij wijze lessen leert over Nederland.