Waarom maakt Luyendijk mij zo boos met zijn zeven vinkjes?
Joris Luyendijk mag zichzelf dan altijd als individu gezien hebben, ik en enkele van mijn hardwerkende vriendinnen wisten natuurlijk wel beter. Zijn soort is die van de golden boy, de groep van goed uitziende, Hollandse, jongensachtige mannen die amper uit de luiers zijn gekropen of ze mogen wekelijks in talkshows de laatste technieuwtjes delen, op hun 26ste uitrukken voor een correspondentschap, Zomergasten presenteren en daar onwetendheid (onvoorbereid het gesprek in gaan) als belangrijke journalistieke methode inzetten. Een club, kortom, die bij mij al jarenlang bipolaire gevoelens losmaakt – van bewondering tot afgunst.
Niet alleen bij mij trouwens. Erdal Balci schreef een vlammend stuk over zijn frustraties als mindervinker; Daniela Hooghiemstra verweet het gouden trio Rutger Bregman, Joris Luyendijk en Sander Schimmelpenninck ‘opiniemarketing’.
De trend onder succesvolle mannen om hun eigen privileges te onderzoeken maakt veel los; reden te meer om mijn gemengde gevoelens nauwkeuriger te onderzoeken. Is het jaloezie, afgunst? Zeker weten. Afgunst, dat is een tikkie erger op de schaal van onredelijkheid, als ik de veelvinkers Aristoteles en Bertrand Russell mag geloven. Bij jaloezie wil je graag hebben wat de ander heeft, bij afgunst zie je de ander liefst verliezen wat die had.
IJverig als ik ben, las ik het boek van Luyendijk en woonde ik een lezing bij om mijn onredelijkheid onder controle te krijgen. Gevolg: méér stoom uit mijn oren. Ik trek de methode van de onwetendheid slecht, iets waarvan Joris Luyendijk overigens zélf ruiterlijk toegeeft dat het iets is wat alleen een zevenvinker zich kan permitteren. Mij stoort het, dat de vele wetenschappers uit de gender en black studies die de norm bestudeerd hebben, nagenoeg onvermeld blijven (hij noemt er slechts twee: Gloria Wekker en Sinan Çankaya). Of dat Luyendijk beweert dat hij de eerste is die zijn soort van binnenuit onderzoekt, terwijl er toch veel mannen zoals Joris Luyendijk zijn die de bubbels van andere zevenvinkers bestudeerden (Jeroen Smit over het bankwezen om er één te noemen).
Maar waarom maakt dit míj boos? Het kwartje viel toen ik Luyendijk de volgende grap hoorde maken: ach, antropologie is een massastudie, dat stelt allemaal niet veel voor. Wat voor zelfrelativering en bescheidenheid moet doorgaan, betekent de kleinering van kennisverwerving waardoor hij – waarschijnlijk onbedoeld – ook mijn diploma’s devalueert, plus de docenten schoffeert. Het gaat bovendien lijnrecht in tegen wat hij maar liefst drie keer op zijn zevenvinkenlijst zet: opleidingsniveau.
Maar het boek bracht mij ook een eye-opener. Niet over mijn eigen vinkjes, maar over die van sleutelfiguren, de mensen die je in je leven een grote kans gunnen. Luyendijk verwijst naar de ‘cloning theory’, wat inhoudt dat mensen diegenen iets gunnen die qua identiteitskenmerken op ze lijken. Ik dacht na over sleutelfiguren in mijn leven, en kwam uit op twee – inderdaad op mij gelijkende – vrouwen (vijfvinkers), en op vier mannen (zevenvinkers).
Een van hen is Pieter Steinz, voormalig chef Boeken van NRC, hij overleed ruim vijf jaar geleden. Hij nam de moeite mij het recensievak te leren, zocht mij op in Limburg („je kent dus niemand nog uit de grachtengordel, dat is fantastisch”). Ik herinner me dat hij zijn tienjarige dochter bij zich had die een boekje zat te lezen. De vier sleutelmannen namen mijn inbreng volstrekt serieus, én ze hadden dochters – misschien dat er ook zoiets bestaat als toekomst-gun-klooneffect?
Hup, weg met die kinderachtige afgunst, ik sluit me aan bij Sylvana Simons en Roos Vonk: als Luyendijk voor meer gevoeligheid onder andere geprivilegieerden kan zorgen, mijzelf incluis, is dat grote winst. Van sommige van de golden boys weet ik trouwens dat zij écht meer doen dan de opiniemarketeer uithangen.
In 2017 maakte ik een aflevering over de eerlijke verdeling van geld voor het jongerenprogramma Denktank (NPO Zapp). We vroegen Sander Schimmelpenninck, toen Quote-hoofdredacteur, of hij mee wilde doen. Wij hadden een paar karikaturale dingen bedacht, namelijk dat hij bij een villa met een groot zwembad moest zitten. Hij vroeg ons (terecht) waarom. Nou ja, het was een beeldend contrast met de voedselbank die erna zou volgen. Hij bewoog vriendelijk mee. Daarna trok hij een zondagmiddag uit om met kinderen met een sociale of leerachterstand van de Weekendschool verder te filosoferen over geld. Ik zag hoe de kinderen genoten, dat Sander Schimmelpenninck ze zág en serieus nam. Ik weet trouwens ook hoeveel geld hij voor zijn inspanning ontving: precies nul euro.
Ik zag die dag opnieuw – precies de kern van die zeven vinkjes van Luyendijk – dat als het gaat om gelijkheid en gelijke kansen, je álle ballen moet zetten op onderwijs.
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.
https://www.nrc.nl/nieuws/2022/02/10/de-belangrijkste-vinkjes-zijn-die-van-het-onderwijs-a4087356
Geen opmerkingen:
Een reactie posten