donderdag 22 juli 2021

NRC's Caroline de Gruyter en Andere Clowns 16

Caroline de Gruyter tracht al geruime tijd haar NRC-lezers te overtuigen dat een militaire confrontatie met Rusland onvermijdelijk is, omdat deze nucleaire grootmacht ‘een vorm van oorlogvoering’ tegen de NAVO zou voeren. Zij heeft daarvoor geen juridische  bewijzen, maar oncontroleerbare beweringen van Amerikaanse inlichtingendiensten, plus haar eigen op hol geslagen fantasie gecombineerd met een suggestieve voorstelling van zaken, waarmee propagandisten het ontbreken van echte argumenten proberen te verdoezelen. Zodoende krijgt haar NRC-publiek de volgende redenering voorgeschoteld:

Rusland opereert met concentrische cirkels. In de binnenste, de buffer rondom het moederland, zitten Oekraïne, Wit-Rusland en Centraal-Aziatische landen. Rusland beschouwt die als de zijne, controleert ze en gebruikt ze. In de volgende cirkel zitten de Kaukasus en Moldavië — iets minder close. De derde cirkel zijn de Baltische landen en in de vierde zitten andere voormalige Warschaupact-landen en de Balkan.


Tot op zekere hoogte heeft De Gruyter gelijk. Net als elke grootmacht tracht ook de Russische Federatie een ‘buffer rondom het moederland’ op te werpen. En gelijk hebben de Russen, gezien het feit dat alleen al in de Tweede Wereldoorlog er 27 miljoen inwoners van de Sovjet-Unie gedood werden na de nazi-inval van 22 juni 1941. Met de zogeheten ‘Operatie Barbarossa’ beoogde Adolf Hitler de ‘Verovering van Lebensraum, het uitschakelen van het communisme, onderwerping van de Slavische volkeren en het uitroeien van de joden.’ Bovendien zou ‘voor de verdere duur van de oorlog voldoende aanvoer van graan, olie en grondstoffen veiligstellen.’ Daarnaast waren nog geen anderhalve eeuw eerder Franse militairen, onder aanvoering van de even genocidale dictator Napoleon Bonaparte, naar Moskou opgerukt. Van ‘het enorme Franse leger van 680.000 soldaten overleefden er slechts 40.000.’ Met ‘Russian casualties estimated at 200,000 killed, 50,000 dispersed or deserting, and 150,000 wounded’ was de inval van Napoleon’s troepen ook voor de Russische bevolking desastreus. Hoewel Caroline de Gruyter het doet voorkomen dat de Russische ‘buffer rondom het moederland’ een ongehoorde daad van agressie is, blijft dit in werkelijkheid een begrijpelijk reflex van een grootmacht die binnen 13 decennia vele miljoenen van zijn burgers en militairen heeft verloren als gevolg van het gewelddadige Europese expansionisme. 


Natuurlijk begrijpt de NRC-columniste dit ook wel, gezien het feit dat zij angstvallig verzwijgt dat de VS meer dan 800 militaire bases bezit, verspreid over de gehele wereld, die als ‘buffer’ fungeren om de geopolitieke belangen van de Amerikaanse elite in Washington en op Wall Street te beschermen. Maar feiten passen niet in haar vanzelfsprekend onlogische propaganda. In elk geval begrijpt zij nu wel dat zij onmogelijk kan beweren dat de Amerikaanse militairen die zijn ingezet ‘in more than 150 countries around the world, with approximately 165,000 of its active-duty personnel stationed outside the United States and its territories’ daar niet zijn gestationeerd om er de ‘democratie’ te verspreiden.  Volgens De Gruyter zelf bestaat namelijk ook in het Westen geen democratie. Bovendien zijn bijna 40.000 Amerikaanse militairen ‘assigned to classified missions in locations that the US government refuses to disclose.’ Niet meegerekend zijn de ‘active combat deployments, which consist of troops in Iraq, Afghanistan, and Syria. The exact number of these troops is currently in flux due to troop withdrawals.’ Al deze militaire bases vormen ‘concentrische cirkels,’ verspreid over de hele wereld, sommige aan de andere kant van de aardbol, tienduizenden kilometers verwijderd van de VS.  Zo bestaan er  de ‘Africa Command, Central Command, Cyber Command, European Command, Indo-Pacific Command, Northern Command, Southern Command, Space Command, Special Operations Command, Strategic Command, Transportation Command,’ in totaal elf cirkels, waarvan één voor de ruimte, ‘Space Command.’

https://www.defense.gov/Our-Story/Combatant-Commands/ 


At least 90% of foreign military bases in the world are U.S. bases. The United States has more than 150,000 military troops deployed outside the United States on more than 800 bases (some estimates are more than 1000) in 160 countries, and all 7 continents. These bases are the central feature of U.S. foreign policy which is one of coercion and threat of military aggression. The United States uses these bases in a tangible way to pre-position troops and weaponry in the event they are 'needed' at a moment’s notice, as a manifestation of U.S. imperialism and global domination, and as a constant implicit threat. Additionally, because of a history of military aggression, countries with U.S. bases are targets for attack.

https://balticword.com/the-closing-of-u-s-military-bases-are-critical-to-the-elimination-of-war/ 



Ook dit verzwijgt Caroline de Gruyter, en wel omdat zij, net als haar collega-opiniemaker Geert Mak, ervan uitgaat dat Rusland niet het recht bezit ‘to start history once more,’ zoals mijn oude vriend Geert dit verwoordde. Volgens hem demonstreren de ‘Russians’ dat voor hen ‘the Western world, including Western values and Western ways of thinking, are no longer paramount.’ Op welke ‘westerse waarden’ hij doelt blijft gissen. In elk geval niet op de illegale NAVO-oorlogen, onder aanvoering van de VS in Irak, Syrië, Libië, en in wezen ook niet die in Afghanistan, de langst durende oorlog die ‘Amerika’ tot nu toe heeft gevoerd. Tijd voor een veelzeggende anecdote: 


Voor mijn boek 11 september. het keerpunt (2001) citeerde ik op dinsdag 4 oktober 2001 het volgende bericht uit de Volkskrant


NAVO-chef dwingt steun aan VS


Nederland heeft dinsdag in de NAVO-raad vergeefs bedenktijd gevraagd om het bewijsmateriaal over de betrokkenheid van Bin Laden bij de aanslagen in de VS te bestuderen. NAVO-ambassadeur Patijn kreeg nul op het rekest. Volgens diplomaten in Brussel beschikken de VS niet over harde bewijzen tegen Bin Laden, hooguit over sterke aanwijzingen... Patijn vroeg dinsdag op verzoek van minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken een uur bedenktijd nadat de Amerikaanse gezant Frank Taylor de NAVO-raad bewijzen had overlegd van de betrokkenheid van Bin Laden bij de terroristische aanslagen. Ook enkele andere landen, waaronder Luxemburg, vroegen om een 'stilteprocedure' […] 


Volgens goed geïnformeerde bronnen wees NAVO-chef Robertson het verzoek meteen af met de woorden dat een NAVO-bondgenoot om onvoorwaardelijk vertrouwen vroeg en dat dit onverwijld gehonoreerd moest worden... Het 'bewijs' tegen Bin Laden dat Taylor de NAVO-raad presenteerde, zou in een rechtszaal nooit standhouden... Dit stellen diplomaten en ambtenaren bij de NAVO en ministers van Buitenlandse Zaken die de presentatie bijwoonden... 


Bij de NAVO brengen diplomaten daar tegenin dat 'we op dit moment geen rechtzaak aan het voeren zijn. Dus juridisch spijkerhard hoeft het ook niet te zijn. We staan voor een politiek besluit, dat politieke argumenten behoeft. En die hebben we voldoende gekregen,' meent een diplomaat... 


Dat is ook het verweer van de Amerikaanse regering. 'Het is niet terecht om een puur juridisch criterium te hanteren,' zegt een Amerikaanse functionaris... 


De Amerikaanse regering wil de beschikbare gegevens niet openbaar maken.

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/navo-chef-dwingt-steun-aan-vs~b301e154/   


Ik voegde er destijds aan toe:


Met andere woorden: om één misdadiger op te hangen of te vergassen moet de VS een 'spijkerhard juridisch bewijs' overleggen van de schuld van de ter dood veroordeelde, maar om een heel land te kunnen bombarderen is 'het niet terecht om een puur juridisch criterium te hanteren.' In één vergadering is de mensheid weer terug bij af en kan het zwaar bevochten internationaal recht moeiteloos terzijde worden geschoven. En men is er nog eerlijk over ook, het argument is domweg dat 'we voor een politiek besluit staan,' en daarbij staat het recht alleen maar in de weg.


Dit schreef ik in dezelfde tijd dat de toenmalige NRC-journaliste Laura Starink, volgens eigen zeggen, ‘de overtuiging’ bezat dat Afghanistan moest worden aangevallen en dat 'de Talibaan... dus maar het veld moesten ruimen.’ Op 25 mei 2007 stelde ik mevrouw Starink dan ook de vraag waar haar ‘overtuiging’ op gebaseerd was? ‘Wist u iets dat die twijfelende diplomaten en kritische journalisten zoals John Pilger, Robert Fisk, ik en miljoenen mediaconsumenten niet wisten? En zo ja: wat dan? Zo nee, wordt het dan niet tijd uw verontschuldigingen aan de NRC-lezer aan te bieden, net zoals The New York Times dit deed in het geval van Irak? Ik bedoel, die 'overtuiging' heeft ertoe geleid dat u als journalist en chef van het magazine vijfeneenhalf jaar lang niet kritisch heeft kunnen berichten over deze oorlog. Bovendien is die ‘overtuiging’ mede de oorzaak van het feit dat vele duizenden onschuldige Afghaanse burgers door de Amerikanen en hun bondgenoten gedood zijn. 


Woorden zijn niet vrijblijvend mevrouw Starink. In de wereld van de macht hebben ze consequenties die dodelijk kunnen zijn. Wat u in een café of thuis zegt is onbelangrijk, maar zodra u als journalist spreekt is het wel degelijk van belang wat u verklaart. Vijfeneenhalf jaar nadat u oordeelde dat Afghanistan moest worden aangevallen schrijft u in uw magazine: ‘Met wie vechten wij eigenlijk in Afghanistan?’ Had u uzelf als journalist die vraag niet moeten stellen toen u ervan overtuigd was dat Afghanistan met geweld moest worden aangepakt? En waarom heeft u dat toen niet gedaan? In al uw onwetendheid stelt u uzelf nu de vraag: ‘Wie zijn toch die mythische Talibaan?’ Vijfeneenhalf jaar te laat. U schrijft: ‘En nu zitten we daar in dat moeras van tribale tegenstellingen, met Nederlandse troepen die namens ons de fictie van een opbouwmissie overeind proberen te houden.’ Namens ons? Geen sprake van, mevrouw Starink, wel namens u, maar zeker niet namens mij en alle anderen die ruim voordat de Amerikaanse agressie begon, waarschuwden voor de gevaren ervan. U ging toen akkoord met het schenden van het internationaal recht door te accepteren dat zonder solide bewijzen een land met grootscheeps geweld werd aangevallen. Waarom respecteerde u het internationaal recht niet?


Nu ik u toch vragen stel, vanochtend (25 mei 2007) berichtte NRC.Next: ‘Uruzgan kost 800.000 euro per dag. De Nederlandse missie in Afghanistan wordt véél duurder dan gedacht... De vraag is wie opdraait voor de stijgende kosten.’ Dat laatste is simpel te beantwoorden: de Nederlandse belastingbetaler. Kortom, al dat extra Nederlandse belastinggeld gaat naar het in het zadel houden van corrupte Afghaanse krijgsheren, die zich verrijken met de heroïnehandel, waardoor die ‘800.000 euro per dag’ natuurlijk niet besteed kunnen worden aan het Nederlandse onderwijs, gezondheidszorg, sociale uitkeringen, enzovoorts. NRC.Next meldt: ‘De kosten van de missie in Uruzgan zijn in tien maanden bijna verdubbeld. Is de missie vooraf bewust goedkoper voorgespiegeld, of heeft iemand zich misrekend?’ Het zijn allemaal consequenties van het feit dat u en de anderen van de polderpers hun controlerende functie niet hebben uitgeoefend. Waarom niet, mevrouw Starink? Wat belette u om uw werk als journalist te doen? Nu zitten we inderdaad met een immens probleem opgezadeld, mede door het mis-functioneren van u en alle andere overtuigden. Trekt u hieruit consequenties? En zo ja welke? De journalistiek is een vak en uit uw bekentenis blijkt dat u nog steeds niet weet ‘met wie wij eigenlijk [vechten] in Afghanistan.’ Tenslotte nog deze vraag: is het toeval dat volgzame mensen zoals u op sleutelposities in de journalistiek terechtkomen?

https://stanvanhoucke.blogspot.com/2007/05/laura-starink.html 


Drie dagen nadat ik mijn kritiek naar Laura Starink had gemaild, op 28 mei 2007, ontving ik een email van haar, waarin zij niet inging op mijn specifieke vragen. Inmiddels is zij bij NRC Handelsblad weg en kreeg zij, samen met Hubert Smeets (NRC-columnist) en Hella Rottenberg (ex-VK), 294.000 euro toegezegd van het voormalige VVD/PVDA-kabinet om de anti-Poetin website Raam op Rusland op te zetten. Starink schreef mij in 2007 wel ondermeer dit:


'Geachte heer Van Houcke, beste Stan,


Ik meen dat wij elkaar weleens ontmoet hebben bij de VPRO, maar uw afstandelijke toon doet anders vermoeden. Hoe dit ook zij: u bent boos op mij omdat ik in M toegeef dat ik destijds voor de aanval in Afghanistan was. De geschiedenis heeft u voor de volle honderd procent gelijk gegeven. Ik had dat natuurlijk kunnen verzwijgen, zoals velen — ik ken er velen die zelfs voor de aanval op Irak waren, en dat waren overigens niet de eersten de besten, er waren midden-oosten-specialisten die voor de volle honderd procent in de dominosteen-theorie geloofden en de verdrijving van Saddam Hussein een absolute noodzaak vonden — achteraf hebben gedaan. Dat leek me laf. U hebt gelijk als u zegt dat ik beter had kunnen weten. Beter is het nooit ergens in te grijpen, dan maak je ook nooit fouten… U mag mij keihard aanvallen op mijn stupiditeit, u mag mij verwijten dat een journalist beter had moeten weten. Ik kan alleen maar eerlijk zijn. En ik wil u er op wijzen dat wij met M elke maand keihard proberen om de ongelooflijke complexiteit van de wereld in verhalen te vangen. In het volle besef dat journalisten (zie het boek van Joris Luyendijk) niet meer kunnen doen dan hun stinkende best, maar dagelijks falen.


met vriendelijke groeten,

Laura Starink'


Ik stuurde de volgende email terug:


'Geachte mevrouw Starink, beste Laura,


Allereerst dank voor de moeite die u heeft gedaan mij te beantwoorden. Ik heb me kennelijk niet helemaal duidelijk genoeg uitgedrukt. Ik spreek u allereerst aan als journalist, die beter had moeten weten. Het zijn vooral journalisten die in een democratische rechtstaat de macht moeten controleren, aangezien de politiek zelf dit onvoldoende doet. Vandaar dat een kritische houding van journalisten doorslaggevend is voor een evenwichtige berichtgeving en het functioneren van een parlementaire democratie. Journalisten die structureel vanuit foutieve veronderstellingen en vooroordelen berichten, zijn een gevaar voor de samenleving. Journalisten die de dichotomie wij goed/zij fout hanteren, belemmeren het inzicht dat noodzakelijk is om de wereld niet in een totale chaos te laten ondergaan. De werkelijkheid is immens veel gecompliceerder dan het gereduceerde beeld dat de overgrote meerderheid van de journalisten ervan geeft. De auteur Milan Kundera omschreef het in zijn Jeruzalem rede in 1985 aldus: 


‘Je kunt je de toekomst wel voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt.’


Kundera waarschuwde ervoor dat we zo de wereld van de kitsch binnentreden, en dat:


‘Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen… Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.’


In het boek ‘Into The Buzzsaw: Leading Journalists Expose The Myth Of A Free Press (2004)’ spreekt onder andere Dan Rather van CBS Evening News over die wereld van de pasklare ideeën, over de houding om, met het oog op oplage- luister- en kijkcijfers, het grootst mogelijke publiek te willen behagen. En over de angst om als journalist gemarginaliseerd te worden, die leidt tot de aanpassing van de pers. Dan Rather zegt daarover: 


‘It’s an obscene comparison — I’m not sure I like it — but there was a time in South Africa when people would put flaming tires around people’s necks if they dissented, and in some ways the fear is that you’ll be necklaced here. You’ll have a flaming tire of lack of patriotism put around your neck. Now it’s that fear that keeps journalists from asking the toughest of the tough questions and to continue to bore in on the tough questions so often. And again, I am humbled to say, I do not except myself from this criticism.’


Journalisten zouden de dissidenten moeten zijn, maar zijn het niet, mevrouw Starink. Ze vleien zich maar al te graag tegen de macht aan, zo weten u en ik uit ervaring. Ik had een aantal vragen aan u gesteld, die u niet beantwoord hebt, zoals deze:


Vijfeneenhalf jaar nadat u ‘overtuiging’ bezat dat Afghanistan moest worden aangevallen schrijft u in uw magazine: ‘Met wie vechten wij eigenlijk in Afghanistan?’ Had u uzelf als journalist die vraag niet moeten stellen toen u vijfeneenhalf jaar geleden ervan overtuigd was dat Afghanistan met geweld moest worden aangepakt? En waarom heeft u dat toen niet gedaan? U ging destijds akkoord met het schenden van het internationaal recht door te accepteren dat zonder juridisch solide bewijzen een land werd aangevallen. Waarom respecteerde u het internationaal recht niet? Op welke feiten was uw ‘overtuiging’ gebaseerd dat Afghanistan moest worden aangevallen, met als gevolg duizenden dode Afghaanse burgers? Ik bedoel, u had een rotsvaste ‘overtuiging,’ die moet toch gebaseerd zijn geweest op onomstotelijke feiten? Welke waren die? En wat is er sindsdien veranderd? Waarom oefende u destijds uw controlerende taak niet uit? Wat belette u? Trekt u consequenties uit uw mis-functioneren? Zo ja, welke?


U schrijft: 


‘De geschiedenis heeft u voor de volle honderd procent gelijk gegeven. Ik had dat natuurlijk kunnen verzwijgen, zoals velen — ik ken er velen die zelfs voor de aanval op Irak waren, en dat waren overigens niet de eersten de besten, er waren midden-oosten-specialisten die voor de volle honderd procent in de dominosteen-theorie geloofden en de verdrijving van Saddam Hussein een absolute noodzaak vonden — achteraf hebben gedaan.’


Welnu, Laura, voor alle duidelijkheid, ook u was voor de aanval op Irak. Drie jaar geleden schreef u in een redactioneel commentaar dat de Amerikanen de dictator Saddam Hoessein hadden verdreven en u suggereerde daarmee dat de Amerikaanse strijdkrachten de democratie in dat land al dan niet belangeloos hadden geïntroduceerd. Ik schreef naar aanleiding daarvan:


Als chef van Het Maandblad van NRC Handelsblad verbaasde Laura Starink zich onlangs over een ‘shi’itisch meisje’ dat in de fotoreportage ‘De bruiden van Bagdad’ in het december nummer van NRC’s glossy bijlage figureerde. Het betrof hier overigens een volwassen vrouw van twintig jaar oud, genaamd Leyla, wier ‘vader is gesneuveld in de oorlog tussen Iran en Irak.’ Ze leeft in de armenwijk van de Iraakse hoofdstad. Starink schreef in een inleidend commentaar over Leyla: ‘Als de vrouw-voor-de-spiegel alleen is met de fotografe werpt zij haar zwarte kleed af. Plots ontluikt een twintigjarige schoonheid. Leyla heeft in het leven maar één droom: ze wil martelares worden. Dat fanatisme is zo intrigerend omdat het zo totaal onbegrijpelijk is… Zij trekt ten strijde tegen de Amerikaanse heidenen die haar dictator hebben verdreven. Leyla is misschien nog wel moeilijker te doorgronden dan de Marokkaan Mohammed B. die Theo van Gogh met messen heeft doorboord om Ayaan Hirsi Ali te treffen.’ Kennelijk weet Laura Starink als adjunct-hoofdredactrice van NRC iets niet wat het ‘shi’itisch meisje’ maar al te goed weet, namelijk dat vóórdat de Amerikaanse strijdkrachten ‘haar dictator’ verdreven de Amerikaanse CIA precies veertig jaar eerder de partij van ‘haar dictator’ via een gewelddadige coup aan de macht had geholpen. Op die manier probeerden ‘de Amerikaanse bevrijders’ de nationalisatie van de Iraakse oliebronnen te voorkomen. Bovendien konden van toen af aan de invloedrijke Iraakse communisten uitgeroeid worden, hetgeen dan ook gebeurde, met als gevolg dat het toenmalige hoofd van de CIA voor het Midden Oosten, James Critchfield, naderhand tevreden kon spreken van ‘een grote overwinning.’


De latere minister van Defensie Donald Rumsfeld toen de VS nog vriendschappelijke banden met Saddam Hoessein onderhield, ten tijde van de Irak-Iran oorlog, waarbij naar schatting rond de één miljoen militaire- en burgerslachtoffers vielen.  



In 1980 profiteerde ‘haar dictator’ nog eens van de aanzienlijke militaire- en financiële steun van de Verenigde Staten toen Saddams troepen het shi’itische Iran binnenvielen en daar honderdduizenden shi’iten om het leven brachten tijdens een bloedbad waarbij — in de woorden van Henry Kissinger — ‘het uiteindelijke Amerikaanse belang… is dat beide partijen zullen verliezen.’ Een ander feit dat Laura Starink kennelijk ontging — maar zeker niet ‘het shi’itische meisje’ — is dat elf jaar later president Bush senior een oproep had gedaan aan ‘de Iraakse militairen en het Iraakse volk om de zaken in eigen hand te nemen en om Saddam Hoessein te dwingen op te stappen.' Maar toen de shi’itiische bevolking in Zuid-Irak in maart 1991 daadwerkelijk in opstand kwam, weigerden de Amerikaanse troepen de rebellen toegang te verlenen tot de Iraakse wapendepots. Ondertussen lieten de Amerikaanse strijdkrachten de meedogenloze Republikeinse Garde hun linies passeren om de opstand de kop in te drukken. Daarbij werd vanuit Iraakse helikopters kerosine gesproeid over grote groepen vluchtende burgers en vervolgens met lichtspoorkogels in brand geschoten, terwijl ‘ik met mijn eigen ogen de Amerikaanse helikopters zag die boven de [Iraakse] helikopters vlogen... Ze namen foto's en ze wisten precies wat er gebeurde,’ aldus een rebellerende brigadier generaal. 


Wat Leyla tevens weet, en Laura niet, is dat de shi’iten zwaar hebben geleden onder de vernietiging van de totale infrastructuur van het land en de jarenlange VN-sancties, die uiteindelijk meer dan een miljoen doden hebben veroorzaakt, aldus de schattingen van de Verenigde Naties zelf. Een mensenoffer die volgens de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright ‘de prijs waard’ was geweest. Daarnaast is Irak twaalf jaar lang gebombardeerd. 13 augustus 1999 berichtte The New York Times: ‘Amerikaanse oorlogsvliegtuigen hebben op een methodische manier en met zo goed als geen publieke discussie Irak aangevallen. In de laatste acht maanden hebben Amerikaanse en Britse piloten meer dan 1100 raketten afgevuurd op 359 doelen in Irak.’ Een maand later vertelden Amerikaanse functionarissen The Wall Street Journal dat er binnen afzienbare tijd geen doelen meer over zouden zijn: ‘Er resteert alleen nog maar een enkel bijgebouwtje.’ Al op 16 juni 2000 schreef Edward Cody, buitenlandredacteur van The Washington Post, dat ‘burgerslachtoffers routine zijn geworden’ in de Amerikaanse bombardement-campagnes die jaarlijks een miljard dollar kostten. Desondanks gingen deze oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid gewoon door. Tegenover The Washington Post verklaarde William Looney, brigadier-generaal van de Amerikaanse luchtmacht die de bombardementen op Irak leidde: 


‘Ze weten dat wij hun land bezitten… wij dicteren de manier waarop zij leven en spreken. En dat is wat Amerika zo groots maakt. Het is een goede zaak, want er zit daar veel olie die we nodig hebben.’


Eerder al had de voormalige VN-coördinator van het ‘Humanitaire Programma in Irak,’ Dennis Halliday, de economische boycot ‘volkerenmoord’ genoemd. Na uit protest te zijn opgestapt zei hij: 


‘Ik had opdracht gekregen om een politiek uit te voeren die voldoet aan de definitie van genocide: een bewust beleid dat in feite meer dan een half miljoen individuen… heeft vermoord. We weten allemaal dat het regime van Saddam Hoessein de prijs voor de economische sancties niet betaalt… Het zijn de gewone mensen die hun kinderen verliezen, of hun ouders… Juist de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties en de Verklaring van de Rechten van de Mens worden opzij geschoven. We voeren een oorlog, via de VN, tegen kinderen en burgers van Irak, en met onvoorstelbare gevolgen: gevolgen die u niet zou verwachten in een oorlog onder de richtlijnen van de Geneefse Conventies. Wij gebruiken burgers als doelwit.’ In een brief schreef hij: ‘Ik treed af omdat de politiek van economische sancties totaal bankroet is. We zijn met een proces bezig waarbij een hele samenleving vernietigd wordt. Het is zo simpel als dat… Vijfduizend kinderen sterven elke maand…. Ik wil niet aan het hoofd staan van een programma dat resulteert in dergelijke cijfers.’ Na een loopbaan van 34 jaar bij de VN waar Halliday uiteindelijk de op één na hoogste functie bekleedde, zei hij tegenover de gerenommeerde onderzoeksjournalist John Pilger: ‘De genocide in Irak is de test voor onze wilskracht. Ieder van ons moet de stilte doorbreken: om degenen die verantwoordelijk zijn in Washington en Londen bewust te maken dat de geschiedenis hen zal vernietigen.’


Maar de westerse terreur tegen de Iraakse burgerbevolking werd doorgaans niet door de westerse mainstream-media serieus geanalyseerd. Er werd gesproken van ‘collateral damage’ en daar bleef het bij. De Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller gaf de volgende verklaring voor het collectief zwijgen: 


‘De gedachte dat de staat krankzinnig is geworden en zoveel onschuldige mensen straft is ontoelaatbaar. En dus moet het bewijs innerlijk ontkend worden.’


Ook op die manier worden de slachtoffers onzichtbaar gemaakt en hun motieven onbegrijpelijk. Maar dat de Westerse massamedia met haar veelgeprezen ‘vrijheid van meningsuiting’ daaraan meedoet is pas echt onbegrijpelijk. Vooral ook omdat de bewijzen voor het oprapen liggen. Zo rechtvaardigde Robert Gates, de Nationale Veiligheids Adviseur van Bush senior, de vernietigingspolitiek publiekelijk met de opmerking: ‘Irakezen zullen de prijs moeten betalen zolang Saddam aan de macht is.’ In 2001 hadden de bombardementen op Irak langer geduurd dan de Amerikaanse terreur-bombardementen in Vietnam. Door al dit geweld was binnen een decennium het gemiddelde inkomen in Irak per hoofd van de bevolking gedaald tot slechts eenzesde van het vooroorlogse bedrag. Het waren vooral de shi’iten, de allerarmste groep, die het slachtoffer werden van het door de NAVO gesteunde geweld. In tegenstelling tot Laura weet Leyla daar uit eigen ervaring alles van. En onder andere die concrete ervaringen met de wrede kant van het Westen hebben haar wereldbeeld meer gevormd dan de westerse propaganda over ‘civil society’ en ‘nation building,’ vermeende mensenrechten en democratie. In de harde praktijk van de dagelijkse werkelijkheid hebben de inwoners van onder andere het Midden Oosten allang geleerd dat het Westen de Verlichtingsidealen alleen predikt zolang deze de eigen economische belangen niet belemmeren.


De woorden van Laura Starink illustreren een schrikbarende onwetendheid. Van een zelfde onwetendheid getuigde NOS-Journaal verslaggever Wouter Kurpershoek in maart 2003 toen hij zich in een reportage verbaasde over het feit dat de Amerikaanse/Britse ‘bevrijders’ in het zuiden van Irak niet door de shi’itische bevolking met gejuich werden ontvangen, maar dat men zelfs ‘negatief’ op hun komst reageerden. Omdat het NOS-Journaal geen eigen correspondent ter plaatse had, was de immer hard werkende, multi-inzetbare Kurpershoek met te weinig achtergrondinformatie afgereisd om het grote wantrouwen van de locale bevolking te kunnen begrijpen. Waar het hier in wezen om gaat is gekweekte onwetendheid; er blijft immers sprake van een bewuste keuze om geen correspondenten te stationeren in één van de belangrijkste en ontvlambaarste gebieden op aarde, waar de meest vitale grondstof ter wereld wordt opgepompt. Maar ook het journalistieke beleid van NRC Handelsblad liet geen ruimte over voor een gedegen continue diepgravende berichtgeving uit de Arabische regio, waarbij de gebeurtenissen in een bredere context werden geplaatst. De krant had jarenlang maar één correspondent voor het hele islamitische gebied, dat zich van Marokko tot Pakistan uitstrekt. De NRC was niet in staat om in de diverse landen zelfstandig onderzoek te verrichten, met als gevolg dat niet alleen de lezers maar ook de adjunct-hoofdredactrice volstrekt verbijsterd zijn zodra de contraterreur toeslaat. Door een gebrek aan kennis en interesse beschikt men over geen enkel aanknopingspunt om de situatie waarin honderden miljoenen anderen leven te kunnen begrijpen. Het is ook opmerkelijk dat de ‘kwaliteitskrant’ al geruime tijd geen eigen correspondent meer in de Arabische wereld heeft. Omdat nagenoeg alle Nederlandse massamedia de slachtoffers in het Midden Oosten grotendeels onzichtbaar hebben gemaakt, blijven hun motieven ‘totaal onbegrijpelijk’ en is hun handelwijze zo moeilijk ‘te doorgronden.’ Men komt niet verder dan een kwalificatie als ‘fanatisme’ tegen de ‘Amerikanen’ die ‘haar dictator hebben verdreven.’ Overigens verzwijgt Laura Starink daarbij dat secretaris-generaal Kofi Annan in september 2004 de Amerikaanse inval ‘illegaal’ heeft genoemd, in strijd met het VN-Handvest en het internationaal recht, waarmee nog eens wordt benadrukt hoe hier in de polder goed en kwaad door elkaar heen lopen. Desondanks zijn in Starink’s visie niet de Amerikanen fanatiek, bezeten van een idee, maar  degenen die zich tegen de illegale bezetting verzetten. In dit simplistische, manicheïsche wereldbeeld wordt een islamitische Nederlander die een andere Nederlander vermoordde, omschreven als een ‘Marokkaan,' die als het ware zomaar pardoes ‘Theo van Gogh met messen heeft doorboord.’ Zijn Marokkaanse achtergrond is evenwel niet de reden van de moord, net zomin als Volkert van der G.’s Nederlandse achtergrond de reden van de moord op Fortuyn was. En ook Mohammed B.’s islamitische achtergrond is niet de drijfveer, net zo min als het ontbreken van een religieuze overtuiging Volkert van der G. motiveerde. Mohammed B. gebruikte de godsdienst als kapstok, net zoals Volkert van der G. een ideologie als kapstok gebruikte en net als op zijn beurt de Amerikaanse president het christendom als kapstok misbruikt voor zijn ‘kruistocht tegen het terrorisme.’


In verband met de lengte stop ik hier met deze anecdote. Volgende keer meer.


Afghanen op weg om poppies te plukken, de grondstof voor opiaten als heroïne die in het Westen illegaal wordt verkocht aan verslaafden. Rechts een Amerikaanse soldaat op zoek naar de Taliban. Meer dan 90 procent van de illegale heroine komt nu uit Afghanistan, daar zorgt de aanwezigheid van ondermeer de Amerikaanse strijdkrachten voor.  De miljarden-winsten worden door gangsters in het Westen belegd en zo wit gewassen. 





Geen opmerkingen: