zondag 6 februari 2022

Joris Luyendijk. Het Verlangen te Behagen 2

De houding van de massamens in de huidige, totalitair functionerende technocratie wordt gekenmerkt door opportunisme, hij beschouwt dit als zijn enige overlevingsstrategie in een chaotische- en daarmee bedreigende wereld, zoals Alberto Moravia in zijn boek Il Conformista (1951) zo helder heeft aangetoond. Zijn protagonist is een man die 'tot elke prijs' streeft 'naar normaliteit; een wil tot aanpassing aan een algemeen aanvaarde norm, een verlangen om gelijk te zijn aan alle anderen, omdat anders-zijn hetzelfde was als schuldig zijn.' Dat pijnlijke verlangen veroorzaakt 'een zucht tot behagen die aan slaafsheid of aan koketterie grensde,' en resulteert in de collaboratie van Moravia's hoofdpersoon met het heersende fascisme, een ideologie waarin de conformist niet gelooft, maar die hem wel een vaste baan geeft, een functie, en zodoende een valse identiteit. Eindelijk hoort hij ergens bij, en hoewel hij een niemand is geworden, heeft de conformist het gevoel juist daardoor iemand te zijn. Door het lenen van een eigentijdse identiteit lijkt de leegte te zijn verdwenen, en kan de conformist onbekommerd zijn rol spelen van moordenaar, beul, verrader, brave burger, of journalist van een zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant.’ Het conformisme stelt hem in staat op elk moment moeiteloos een passende rol aan te nemen. Op de politiek en de prostitutie na zijn er maar weinig beroepen waar de ‘zucht tot behagen’ zo’n belangrijke drijfveer speelt als in de mainstream-journalistiek. Overal en altijd duiken daar de behaagzieke conformisten op.  En nergens wordt de kitsch zo zichtbaar als bij deze drie beroepsgroepen. De auteur Milan Kundera wijst erop dat:

[h]et woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen.


Deze houding is niet zonder ingrijpende consequenties, want zoals Kundera stelt:


Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.


Bovendien, zo waarschuwt Kundera, is het:


niet zo belangrijk dat in de verschillende organen van de media de verschillende politieke belangen tot uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst een en dezelfde geest. Je hoeft de Amerikaanse en Europese opiniebladen maar door te kijken, van rechts zowel als links, van Time tot Der Spiegel: in al die bladen tref je dezelfde kijk op het leven aan, die zich in dezelfde volgorde waarin hun inhoudsopgave is opgebouwd weerspiegelt, in dezelfde rubrieken, dezelfde journalistieke aanpak, dezelfde woordkeus en stijl, in dezelfde artistieke voorkeuren en in dezelfde hiërarchie van wat ze belangrijk en onbeduidend achten. De gemeenschappelijke geestesgesteldheid van de massamedia, die schuilgaat achter hun politieke verscheidenheid is de geest van de tijd.


Eén van de journalisten wiens journalistieke bestaan in het teken van het behagen en de kitsch staat, is Joris Luyendijk, zoals ook hijzelf toegeeft. In een interview met de Volkskrant, gepubliceerd op zaterdag 5 februari 2022, zei hij over het feit dat hij ‘niet lekker lag in de groep,’ te weten de redactieleden van The Guardian, waar hij een contract had:

Ik wist echt niet wat ik meemaakte. Ik veranderde van tandpasta, van kleding, van accent. De eerste dag bij The Guardian had ik een jasje aan, en toen zag ik: bijna niemand draagt een jasje. Nou, de volgende dag geen jasje meer. Daarna viel me op dat ze makkelijke schoenen droegen, terwijl ik juist keurige schoenen droeg. Hup, schoenen eruit. Ik leerde columns uit mijn hoofd om hun Queen’s English beter te beheersen, droeg een boekje bij me waarin ik uitdrukkingen noteerde.


Ondanks alle pogingen zijn Britse collega’s te behagen lukte hem dit niet, waarop de interviewster Sara Berkeljon vraagt: ‘leidde dat tot barsten in je zelfbeeld?’ Luyendijk:


Ja. Ik heb al mijn hele leven een terugkerende, fijne droom, waarin ik een reiger ben, opstijg en rondvlieg. En die droom had ik niet meer, in Londen. Ik werd écht onzeker. Als ik het woord nam in vergaderingen, merkte ik dat mijn stem dun werd. Ik heb veel ervaring met praten in het openbaar, en toch gebeurde dat. Ik begon mezelf klein te maken, onzichtbaar te worden.


Om in de smaak te vallen, om ergens bij te horen, moest Luyendijk zoveel behagen dat hij zelfs bereid was ‘onzichtbaar te worden,’ en dat terwijl volgens hem:


Zichtbaarheid vinden mannen zoals ik héél belangrijk, omdat het voor ons staat voor kwaliteit. Maar zichtbaarheid hangt samen met zelfvertrouwen, ondervond ik bij The Guardian. En dan ben ik nog man, wit en hetero. Wat mijn lichaam betreft had ik alles mee. Maar qua sociale klasse, netwerk en cultuur was ik anders.


De interviewster: ‘Waar werd je zo onzeker van?’


Kleine dingen. Iemand die niet reageert op een e-mail. Ik kon niet peilen of ze het goed vonden wat ik maakte. Bij NRC werk ik samen met mannen zoals ik, en dan heb ik aan een half woord genoeg. Als bij The Guardian iemand zei ‘we should do lunch some time,’ kon dat betekenen dat die persoon mij nooit meer wilde zien, of het kon betekenen dat iemand met me wilde lunchen. 


Ik heb meegemaakt dat twee Guardian-redacteuren een dispuut hadden over iets in het Midden-Oosten. Ik gaf de ene gelijk. Dat vond die andere niet leuk, en die zei: we should do lunch some time. Dus ik dacht: wat een sportieve man! Het vernederende was dat er mensen om mij heen begonnen te grinniken, omdat ze zagen dat ik niet doorhad dat ik werd gedist.


Soms vermoedde ik dat mijn accent werd nagedaan. ‘Jorish from the Netherlands.’ Dat soort grapjes kon ik in Nederland prima hebben, ook omdat het hier in Nederland lastig is om mijn accent belachelijk te maken, want ik praat net zoals Mark Rutte, wat we – en dat is ook heel gek — Algemeen Beschaafd Nederlands noemen. Maar daar raakte het me. 


Ik begon te denken: wie lacht er nog meer om mijn accent? Praten ze over me achter mijn rug? Voor iemand zoals ik was het een ongekende confrontatie met sociale kwetsbaarheid. Daarom was ik tering-ongelukkig. Na dik twee jaar dacht ik: dit is het me werkelijk niet waard. Ik neem liever afscheid van de droom om internationaal de journalistiek te innoveren, dan dat ik dit nog langer meemaak.


Hoe anders waren zijn ervaringen in het kleine provinciale Nederland geweest, want in de polder kunnen mannen ‘zoals ik niet gediscrimineerd worden en hoeven zich nooit aan te passen.’ Sterker nog, daar werd hij als topjournalist gezien, zonder die kwalificatie ooit waar te maken. Dat hoeft ook niet. In zijn geboorteland heerst het poldermodel wat onvermijdelijk tot corrumpering leidt. Niet voor niets schreef de enige Nederlandse historicus van wereldnaam, Johan Huizinga, een eeuw geleden in zijn essay De Nederlandse volksaard dat de bevolking er ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is.’ Huizinga:


Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt. 


Immers: 


De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.


Al in een zeer vroegtijdig stadium beschreef hij de zich snel ontwikkelende consumptiecultuur. In zijn essaybundel Verspreide opstellen over de geschiedenis van Nederland stelde hij ondermeer over de ontstane massamaatschappij:


Het is niet, zoals de stormlopers tegen het intellect menen, de kennis, die schaadt, maar de intellectuele digestie, die hopeloos in de war is, alweer niet uitsluitend door de schuld van hen, die het geestelijk voedsel hebben op te dissen, maar ook door de omstandigheden, die teweegbrengen dat het te haastig en te heet verzwolgen wordt. De werkelijke belangstelling van het grote publiek is niet meer bij de werken des geestes, althans in veel mindere mate dan bijvoorbeeld in de achttiende eeuw, toen het publiek veel kleiner, maar zijn gerichtheid veel intellectueler was. De ernst der massa's wordt tegenwoordig in toenemende mate besteed aan dingen, die een on-vooringenomen cultuurwetenschap slechts als lagere spelvormen (er zijn ook zeer hoge) zou kunnen kwalificeren. Er heerst in de huidige wereld een georganiseerd puerilisme (kinderachtigheid. svh) van mateloze omvang.


Maar deze maatschappelijke ontwikkelingen interesseerde de journalist Luyendijk niet. Wat hem werkelijk bezig hield in Engeland was het volgende: 


het probleem was dat wat ik deed nauwelijks werd opgemerkt. Ik kreeg nooit het voordeel van de twijfel. Gaandeweg begon ik te beseffen hoe vaak in Nederland iemand een risico met mij heeft genomen: hoofdredacteur Pieter Broertjes van de Volkskrant, bijvoorbeeld, die mij als twintiger met één boek op mijn naam als correspondent naar het Midden-Oosten stuurde. 


En waarom nam Peter van Ingen van de VPRO het risico om mij Zomergasten-presentator te maken? Waarom nam mijn eerste uitgever het risico, waarom namen de hoofdredacteuren van NRC en De Standaard het risico?


Ook hoofdredacteur Alan Rusbridger van The Guardian nam natuurlijk een risico, al was dat beperkt: ik kwam niet formeel in dienst, ik mocht een blog bijhouden. Daarna bleven alle deuren dicht. Mijn boek heeft het in Nederland goed gedaan, maar in Engeland helemaal niet. Het is niet eens gerecenseerd door The Guardian. Waardoor men bij de BBC waarschijnlijk heeft gedacht: als zelfs de eigen krant het niet bespreekt, stelt het niet veel voor. En ik kom er niet achter waarom, want er is niemand aan wie ik dat informeel kan vragen.


Natuurlijk werd hij door de naar binnen gekeerde Nederlandse petit bourgeoisie bewonderd, maar in 

grote cultuurlanden spelen naast andere mores,  tevens andere kwaliteitsnormen. Daar zou geen enkele zichzelf respecterende krant of omroep Joris Luyendijk naar één van de meest gewelddadige regio’s ter wereld hebben gestuurd, wetende dat ‘als er geschoten wordt’ hij als verslaggever daar niet naar toe zou gaan, zoals hijzelf publiekelijk verklaarde. Opgegroeid in een beschermd Goois milieu dacht hij kennelijk dat Engeland een soort vergroot Nederland was, en niet een groot cultuurland met een rijke geschiedenis, en daarbij behorende heroïek, wat men daarover ook mag vinden. 


Op 29 oktober 2007 schreef ik op deze weblog:


NRC- en NOS-Journaal correspondent Joris Luyendijk meldde op 18 april 2002 in zijn krant dat 'hoe dan ook het beeld [is] geschapen van een Israëlisch bloedbad bij de gevechten in het vluchtelingenkamp bij Jenin. Of het nu waar is of niet, die slag heeft Israël verloren,' om vervolgens een Israëlische legerwoordvoerder uitgebreid aan het woord te laten. Zelf was Luyendijk niet ter plaatse geweest, noch in een van de andere gebombardeerde en beschoten bevolkingscentra. Eerder had deze journalist laten weten dat als er ergens geschoten wordt hij er niet naar toe gaat. Kennelijk had hij ook niet de talloze rapportages gelezen van Europese en Amerikaanse waarnemers, van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties en vredesgroeperingen, en had hij ook niet de inmiddels vele Palestijnse getuigenverklaringen gehoord. Op 5 april j.l. kreeg de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv een petitie aangeboden ondertekend door 26 Nederlanders, werkzaam in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarin werd concreet melding gemaakt van een reeks ernstige schendingen van het humanitaire recht en werd de Nederlandse regering opgeroepen tot een 'wapenembargo tegen Israël en onmiddellijke opschorting van het EU-Associatieverdrag' met de Joodse staat. Ook daar was Luyendijk niet bij aanwezig, noch enig andere Nederlandse correspondent. Hij was er als verslaggever ook niet bij toen op woensdag 3 april 2002 enkele duizenden Israëlische en westerse vredesactivisten naar Ramallah vertrokken om de belegerde bevolking daar voedsel en medicijnen te overhandigen. Een humanitaire actie die al snel beantwoord werd met geweld van het Israëlisch leger en de politie. Aangekomen bij een militaire wegversperring werden de demonstranten zonder directe aanleiding bestookt met stungrenades en werd er gericht op hen geschoten met gasgranaten. Een groep vrouwen die uit voorzorg als een levende muur tussen de militairen en de demonstranten stond kreeg daarbij de volle laag. Onder hen waren enkele oude joodse dames die het kamp hadden overleefd en nu door de gaswolken heen moesten vluchten. Vervolgens deed de politie een uitval en sloeg de menigte uiteen. Vredesactivisten die bewusteloos op straat liggende gewonden hielpen werden ingesloten en mishandeld. Een scherpschutter die op een militaire wachtpost lag, schoot af en toe over de hoofden van de demonstranten heen. Eén van hen verklaarde naderhand: 'Dit is illustrerend. Als men al zo optreedt tegen de eigen bevolking kun je je voorstellen hoe gewelddadig men tegen de Palestijnen in bezet gebied tekeer gaat.' En ook was Luyendijk niet aanwezig bij een persconferentie van acht internationale mensenrechtenorganisaties die op zondag 7 april in Oost-Jeruzalem een persconferentie gaven, waarbij Amnesty International mede namens Human Rights Watch en de Internationale Commissie van Juristen de wereldgemeenschap opriep de gerapporteerde mensenrechtenschendingen ogenblikkelijk te onderzoeken omdat niet alleen in Jenin maar ook overal elders in belegerd gebied 'burgers onwettig zijn gedood en er berichten zijn over buitengerechtelijke executies… Ambulances zijn beschoten en medisch personeel en journalisten zijn het doelwit… Het Israëlische leger heeft moedwillig huizen vernietigd, auto's en gebouwen… en er zijn berichten over plunderingen. De kantoren van mensenrechtenorganisaties zijn met geweld binnengedrongen door het Israëlische leger dat dossierkasten leeggeroofd heeft en computers heeft stukgeslagen,' aldus Amnesty in een ‘Urgent Action-oproep.’ Twee dagen eerder had het Internationale Rode Kruis laten weten haar werk op de Westbank nagenoeg te moeten staken omdat de Israëlische strijdkrachten op medisch personeel en ambulances schoten. Ambulancepersoneel in Nabloes, Bethlehem en Ramallah was beschoten op het moment dat ze zwaar gewonde Palestijnen op straat probeerden te verzorgen, waardoor de slachtoffers doodbloedden. 16 april berichtte oorlogsverslaggeefster Janine di Giovanni van de Londense Times vanuit het vluchtelingenkamp in Jenin: 'De vluchtelingen die ik de afgelopen dagen heb geïnterviewd terwijl ik probeerde het kamp binnen te komen logen niet. Integendeel, zij onderschatten de slachting en de verschrikking. In meer dan een decennium oorlogsverslaggeving vanuit Bosnië, Tsjetsjenië, Siërra Leone, Kosovo heb ik zelden een dergelijke moedwillige verwoesting, zulk een gebrek aan respect voor het menselijk leven gezien. Dit was niet alleen een stad van vechters, zoals de Israëlische soldaten me vertelden. Het was een stad van vrouwen, kinderen en bejaarden… Amnesty International heeft tot een onmiddellijk onderzoek opgeroepen… daarbij stellend dat cruciaal bewijsmateriaal vernietigd zou kunnen worden aangezien Israël "doorgaat de toegang te verhinderen."' En ook de gerenommeerde buitenlandse media, van de Britse Observer tot de Amerikaanse Washington Post lieten getuigen aan het woord. Maar niets daarover in het interview van Joris Luyendijk vanuit het door Israël zwaar beveiligde, geannexeerde Oost-Jeruzalem. 'Het Israëlische leger mag het verzet in de Palestijnse stad Jenin hebben gebroken en het vluchtelingenkamp controleren, maar de propagandaslag om Jenin heeft het verloren,' is zijn mening. 'Tegen de tijd dat de feiten bovenkomen, is de nieuwscaravaan alweer vertrokken,' meent de correspondent. 'Ook de massaal bekeken Arabische satellietstations presenteren geruchten en beschuldigingen als feit.' Omdat hijzelf niet op zoek ging naar de feiten, bleef Jenin voor hem en daarmee zijn lezers een propagandaslag. Hij sprak ook niet met VN-vertegenwoordigers die tijdens transporten van voedsel en medicijnen door het Israëlische leger werden beschoten.

Hij las kennelijk ook niet de verklaring van Defence for Children International, op 2 april voorgelezen tijdens de 58ste Sessie van de VN-Commissie voor Mensenrechten, waarin het gedocumenteerde feit staat dat sinds september 2000 meer dan 230 Palestijnse kinderen door Israëlische militairen en kolonisten zijn gedood, meer dan 7000 gewond zijn geraakt, en en een onbekend aantal van hen lichamelijk of geestelijk gehandicapt door het leven zullen moeten, meer dan 700 kinderen gearresteerd zijn, sommigen van hen gemarteld worden, en tienduizenden anderen getraumatiseerd zijn door de militaire aanvallen op hun huizen en gemeenschappen. Veel van deze feiten zijn oorlogsmisdaden, aangezien het ernstige schendingen zijn van de Vierde Geneefse Conventie. Ondertussen schildert Joris Luyendijk deze volksopstand in het NOS-Journaal af als een strijd tussen twee oude 'cowboys' die elkaar in een saloon met vuurwapens te lijf gaan. Een merkwaardige vergelijking als we weten dat het op vier na sterkste leger ter wereld met helikopters, F-16's, tanks, artillerie, en bommenwerpers enkele honderden Palestijnse verdedigers met halfautomatische geweren aanvalt. Overigens zijn deze verzetsstrijders volgens het internationaal recht geen terroristen. Elk volk mag zich tegen een agressor verdedigen. Maar het cowboy-verhaal past naadloos in het door Israel verordonneerde clichébeeld. Waar twee vechten zijn twee fout. Deze versimpelde voorstelling van zaken werkt als fastfood voor wie de feiten en de context niet kent.'

Lees verder: http://home.planet.nl/~houck006/israel.html 

Of: http://home.planet.nl/~houck006/Israel.pdf 


We zullen nooit exact weten wat er in Jenin is gebeurd en hoeveel slachtoffers er daadwerkelijk zijn gevallen. De Israeli's verboden een onmiddellijk onderzoek door de VN en waren dagen bezig met het opruimen voordat de wereldpers mocht komen kijken. Waar het omgaat is de journalist Joris Luyendijk, zijn werk niet deed. Ondanks het feit dat er een tiental Nederlandse correspondenten van joodse afkomst vanuit Israel berichtten en hij de enige Nederlandse journalist was die vanuit de Palestijnse gebieden had moeten berichtten, liet hij een Joods-Israelische propagandist aan het woord en liet hij geen enkele Palestijn aan het woord. 


Naar aanleiding van mijn artikel vroeg de Dick Scherpenzeel Stichting mij of men mijn kritiek mocht publiceren in een bundel voor een congres over de verslaggeving vanuit het Midden Oosten. Hoewel Luyendijk meteen een kopie daarvan vroeg, reageerde hij nooit op een email die ik hem stuurde. Want, o eeuwige ironie, mijn vragen aan hem waren: 'Waarom bezitten Nederlandse journalisten, zoals jij, geen kritische houding tegenover de macht? Waarom ben je er niet op uitgetrokken om te zien wat er gebeurde met gewone Palestijnse burgers? Waarom interviewde je Israeli's terwijl de NRC al een Israelische correspondent bezat?' 


Ik denk dat Joris Luyendijk heel goed weet wat het antwoord is op zijn eigen vraag: waarom 'we die kritische houding niet in de Nederlandse journalistiek kennen.' 

http://stanvanhoucke.blogspot.nl/2007/10/joris-luyendijk.html 


In hetzelfde 2007 wierp Luyendijk ‘de vraag op waar de Europese Seymour Hershes toch zijn. Waarom zij er in Israel en Amerika wel zulke scherpe onderzoeksjournalisten, en in Europa niet? Seymour Hersh heeft een journalistieke methode en stijl ontwikkeld die hem in staat stelt om over zaken te berichten die je met klassieke journalistieke methodes nooit in beeld krijgt. Kan deze methode van nut zijn voor de Nederlandse journalistiek, en zo ja, waar is dan de Nederlandse Seymour Hersh?’ Aldus Luyendijk de journalist die mij nooit een antwoord durfde te geven op mijn hierboven gestelde vragen aan hem. En dat kan in Nederland, want hier heerst het corrupte poldermodel, zoals we nu weer zien bij de anti-Rusland hetze. Opportunisme zit diep verankerd in de poldermentaliteit. 







Geen opmerkingen: