dinsdag 8 februari 2022

Joris Luyendijk. Het Verlangen te Behagen 4

Tegenover de Volkskrant verklaarde onlangs de journalist Joris Luyendijk dat hij in 2017 Engeland was ontvlucht omdat hij daar bij de redactie van The Guardian geen aansluiting vond. Hij zei letterlijk:

Ik begon te denken: wie lacht er nog meer om mijn accent? Praten ze over me achter mijn rug? Voor iemand zoals ik was het een ongekende confrontatie met sociale kwetsbaarheid. Daarom was ik tering-ongelukkig.


Hoe anders waren zijn ervaringen geweest in het kleine provinciale Nederland, want in de polder kunnen mannen ‘zoals ik niet gediscrimineerd worden en hoeven zich nooit aan te passen.’ Sterker nog, hier werd hij een topjournalist beschouwd, zonder die kwalificatie ooit waar te maken. Dat hoeft ook niet. Hier heerst het poldermodel wat onvermijdelijk tot corrumpering leidt. Niet voor niets schreef de enige Nederlandse historicus van wereldnaam, Johan Huizinga, een eeuw geleden in zijn essay De Nederlandse volksaard dat de bevolking in Nederland ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is.’ Huizinga:


Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt. 


Immers: 


De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.


Al in een zeer vroegtijdig stadium beschreef hij de zich snel ontwikkelende consumptiecultuur in zijn essaybundel Verspreide opstellen over de geschiedenis van Nederland. Zo merkte hij op:


Het is niet, zoals de stormlopers tegen het intellect menen, de kennis, die schaadt, maar de intellectuele digestie, die hopeloos in de war is, alweer niet uitsluitend door de schuld van hen, die het geestelijk voedsel hebben op te dissen, maar ook door de omstandigheden, die teweegbrengen dat het te haastig en te heet verzwolgen wordt. De werkelijke belangstelling van het grote publiek is niet meer bij de werken des geestes, althans in veel mindere mate dan bijvoorbeeld in de achttiende eeuw, toen het publiek veel kleiner, maar zijn gerichtheid veel intellectueler was. De ernst der massa's wordt tegenwoordig in toenemende mate besteed aan dingen, die een on-vooringenomen cultuurwetenschap slechts als lagere spelvormen (er zijn ook zeer hoge) zou kunnen kwalificeren. Er heerst in de huidige wereld een georganiseerd puerilisme (kinderachtigheid. svh) van mateloze omvang.

Kortom, nagenoeg elk lichtgewicht drijft hier als vanzelf naar boven. Maar dit feit interesseerde de journalist Luyendijk niet. Wat hem werkelijk bezig hield in Engeland was het volgende: 


het probleem was dat wat ik deed nauwelijks werd opgemerkt. Ik kreeg nooit het voordeel van de twijfel. Gaandeweg begon ik te beseffen hoe vaak in Nederland iemand een risico met mij heeft genomen: hoofdredacteur Pieter Broertjes van de Volkskrant, bijvoorbeeld, die mij als twintiger met één boek op mijn naam als correspondent naar het Midden-Oosten stuurde. 


En waarom nam Peter van Ingen van de VPRO het risico om mij Zomergasten-presentator te maken? Waarom nam mijn eerste uitgever het risico, waarom namen de hoofdredacteuren van NRC en De Standaard het risico?


Ook hoofdredacteur Alan Rusbridger van The Guardian nam natuurlijk een risico, al was dat beperkt: ik kwam niet formeel in dienst, ik mocht een blog bijhouden. Daarna bleven alle deuren dicht. Mijn boek heeft het in Nederland goed gedaan, maar in Engeland helemaal niet. Het is niet eens gerecenseerd door The Guardian. Waardoor men bij de BBC waarschijnlijk heeft gedacht: als zelfs de eigen krant het niet bespreekt, stelt het niet veel voor. En ik kom er niet achter waarom, want er is niemand aan wie ik dat informeel kan vragen.


Als journalist bleek hij opnieuw niet in staat te zijn in het buitenland contact te maken. Natuurlijk werd hij door de naar binnen gekeerde Nederlandse petit bourgeoisie bewonderd, maar in grote cultuurlanden spelen niet alleen andere mores, maar tevens  kwaliteitsnormen. Daar zou geen enkele zichzelf respecterende krant of omroep Joris Luyendijk naar één van de meest gewelddadige regio’s ter wereld hebben gestuurd, wetende dat ‘als er geschoten wordt’ hij als journalist daar niet naar toe zou gaan, zoals hijzelf publiekelijk verklaarde. Opgegroeid in een beschermd Goois milieu dacht hij kennelijk dat Engeland een soort Nederland was, en niet een groot cultuurland met een maatschappelijk betrokken intelligentsia, en een rijke geschiedenis, wat men daar ook over mag vinden. Het is eveneens niet vreemd dat Luyendijk terugkeerde naar Nederland, eerder al was hij ook als correspondent in het Midden Oosten mislukt. Daarover schreef ik in oktober 2007:


NRC- en NOS-Journaal correspondent Joris Luyendijk meldde op 18 april 2002 in zijn krant dat 'hoe dan ook het beeld [is] geschapen van een Israëlisch bloedbad bij de gevechten in het vluchtelingenkamp bij Jenin. Of het nu waar is of niet, die slag heeft Israël verloren,' om vervolgens een Israëlische legerwoordvoerder uitgebreid aan het woord te laten. Zelf was Luyendijk niet ter plaatse geweest, noch in een van de andere gebombardeerde en beschoten bevolkingscentra. Eerder had deze journalist laten weten dat als er ergens geschoten wordt hij er niet naar toe gaat. Kennelijk had hij ook niet de talloze rapportages gelezen van Europese en Amerikaanse waarnemers, van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties en vredesgroeperingen, en had hij ook niet de inmiddels vele Palestijnse getuigenverklaringen gehoord. Op 5 april j.l. kreeg de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv een petitie aangeboden ondertekend door 26 Nederlanders, werkzaam in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarin werd concreet melding gemaakt van een reeks ernstige schendingen van het humanitaire recht en werd de Nederlandse regering opgeroepen tot een 'wapenembargo tegen Israël en onmiddellijke opschorting van het EU-Associatieverdrag' met de Joodse staat. Ook daar was Luyendijk niet bij aanwezig, noch enig andere Nederlandse correspondent. Hij was er als verslaggever ook niet bij toen op woensdag 3 april 2002 enkele duizenden Israëlische en westerse vredesactivisten naar Ramallah vertrokken om de belegerde bevolking daar voedsel en medicijnen te overhandigen. Een humanitaire actie die al snel beantwoord werd met geweld van het Israëlisch leger en de politie. Aangekomen bij een militaire wegversperring werden de demonstranten zonder directe aanleiding bestookt met stungrenades en werd er gericht op hen geschoten met gasgranaten. Een groep vrouwen die uit voorzorg als een levende muur tussen de militairen en de demonstranten stond kreeg daarbij de volle laag. Onder hen waren enkele oude joodse dames die het kamp hadden overleefd en nu door de gaswolken heen moesten vluchten. Vervolgens deed de politie een uitval en sloeg de menigte uiteen. Vredesactivisten die bewusteloos op straat liggende gewonden hielpen werden ingesloten en mishandeld. Een scherpschutter die op een militaire wachtpost lag, schoot af en toe over de hoofden van de demonstranten heen. Eén van hen verklaarde naderhand: 'Dit is illustrerend. Als men al zo optreedt tegen de eigen bevolking kun je je voorstellen hoe gewelddadig men tegen de Palestijnen in bezet gebied tekeer gaat.' En ook was Luyendijk niet aanwezig bij een persconferentie van acht internationale mensenrechtenorganisaties die op zondag 7 april in Oost-Jeruzalem een persconferentie gaven, waarbij Amnesty International mede namens Human Rights Watch en de Internationale Commissie van Juristen de wereldgemeenschap opriep de gerapporteerde mensenrechtenschendingen ogenblikkelijk te onderzoeken omdat niet alleen in Jenin maar ook overal elders in belegerd gebied 'burgers onwettig zijn gedood en er berichten zijn over buitengerechtelijke executies… Ambulances zijn beschoten en medisch personeel en journalisten zijn het doelwit… Het Israëlische leger heeft moedwillig huizen vernietigd, auto's en gebouwen… en er zijn berichten over plunderingen. De kantoren van mensenrechtenorganisaties zijn met geweld binnengedrongen door het Israëlische leger dat dossierkasten leeggeroofd heeft en computers heeft stukgeslagen,' aldus Amnesty International in een ‘Urgent Action-oproep.’ Twee dagen eerder had het Internationale Rode Kruis laten weten haar werk op de Westbank nagenoeg te moeten staken omdat de Israëlische strijdkrachten op medisch personeel en ambulances schoten. Ambulancepersoneel in Nabloes, Bethlehem en Ramallah was beschoten op het moment dat ze zwaar gewonde Palestijnen op straat probeerden te verzorgen, waardoor de slachtoffers doodbloedden. 16 april berichtte oorlogsverslaggeefster Janine di Giovanni van de Londense Times vanuit het vluchtelingenkamp in Jenin: 'De vluchtelingen die ik de afgelopen dagen heb geïnterviewd terwijl ik probeerde het kamp binnen te komen logen niet. Integendeel, zij onderschatten de slachting en de verschrikking. In meer dan een decennium oorlogsverslaggeving vanuit Bosnië, Tsjetsjenië, Siërra Leone, Kosovo heb ik zelden een dergelijke moedwillige verwoesting, zulk een gebrek aan respect voor het menselijk leven gezien. Dit was niet alleen een stad van vechters, zoals de Israëlische soldaten me vertelden. Het was een stad van vrouwen, kinderen en bejaarden… Amnesty International heeft tot een onmiddellijk onderzoek opgeroepen… daarbij stellend dat cruciaal bewijsmateriaal vernietigd zou kunnen worden aangezien Israël "doorgaat de toegang te verhinderen."' 

Ook de mainstream-media, van de Britse Observer tot de Amerikaanse Washington Post lieten getuigen aan het woord. Maar niets daarover in het interview van Joris Luyendijk vanuit het door Israël zwaar beveiligde, geannexeerde, Oost-Jeruzalem. 'Het Israëlische leger mag het verzet in de Palestijnse stad Jenin hebben gebroken en het vluchtelingenkamp controleren, maar de propagandaslag om Jenin heeft het verloren,' is zijn mening. 'Tegen de tijd dat de feiten bovenkomen, is de nieuwscaravaan alweer vertrokken,' meent de correspondent. 'Ook de massaal bekeken Arabische satellietstations presenteren geruchten en beschuldigingen als feit.' Maar omdat hijzelf niet op zoek ging naar de feiten, bleef Jenin voor hem en daarmee zijn lezers een propagandaslag. Hij sprak ook niet met VN-vertegenwoordigers die tijdens transporten van voedsel en medicijnen door het Israëlische leger werden beschoten. En hij las kennelijk ook niet de verklaring van Defence for Children International, op 2 april voorgelezen tijdens de 58ste Sessie van de VN-Commissie voor Mensenrechten, waarin het gedocumenteerde feit staat dat sinds september 2000 meer dan 230 Palestijnse kinderen door Israëlische militairen en kolonisten zijn gedood, meer dan 7000 gewond zijn geraakt, en en een onbekend aantal van hen lichamelijk of geestelijk gehandicapt door het leven zullen moeten, meer dan 700 kinderen gearresteerd zijn, sommigen van hen gemarteld worden, en tienduizenden anderen getraumatiseerd zijn door de militaire aanvallen op hun huizen en gemeenschappen. Veel van deze feiten zijn oorlogsmisdaden, aangezien het ernstige schendingen zijn van de Vierde Geneefse Conventie. Ondertussen schildert Joris Luyendijk deze volksopstand in het NOS-Journaal af als een strijd tussen twee oude 'cowboys' die elkaar in een saloon met vuurwapens te lijf gaan. Een merkwaardige vergelijking als we weten dat het op vier na sterkste militaire apparaat ter wereld met helikopters, F-16's, tanks, artillerie, en bommenwerpers enkele honderden Palestijnse verdedigers met halfautomatische geweren aanvalt. Overigens zijn deze verzetsstrijders volgens het internationaal recht geen terroristen. Elk volk mag zich tegen een agressor verdedigen. Maar het cowboy-verhaal past naadloos in het door Israel verordonneerde clichébeeld. Waar twee vechten zijn twee fout. Deze versimpelde voorstelling van zaken werkt als fastfood voor wie de feiten en de context niet kent.

Lees verder: http://home.planet.nl/~houck006/israel.html 

Of: http://home.planet.nl/~houck006/Israel.pdf 


Naar aanleiding van mijn artikel vroeg de Dick Scherpenzeel Stichting mij of men mijn kritiek mocht publiceren in een bundel voor een congres over de verslaggeving vanuit het Midden Oosten. Hoewel Luyendijk meteen een kopie daarvan vroeg, reageerde hij nooit op een email die ik hem stuurde. Want, o eeuwige ironie, mijn vragen aan hem waren: 'Waarom bezitten Nederlandse journalisten, zoals jij, geen kritische houding tegenover de macht? Waarom ben je er niet op uitgetrokken om te zien wat er gebeurde met gewone Palestijnse burgers? Waarom interviewde je Israeli's terwijl de NRC al een Israelische correspondent bezat?' 


Ik denk dat Joris Luyendijk heel goed weet wat het antwoord is op zijn eigen vraag: waarom 'we die kritische houding niet in de Nederlandse journalistiek kennen.' 

http://stanvanhoucke.blogspot.nl/2007/10/joris-luyendijk.html 


Ook toen verviel hij in de slachtofferrol; de Arabieren deugden niet, hij wel. In hetzelfde 2007 wierp Luyendijk ‘de vraag op waar de Europese Seymour Hershes toch zijn. Waarom zij er in Israel en Amerika wel zulke scherpe onderzoeksjournalisten, en in Europa niet? Seymour Hersh heeft een journalistieke methode en stijl ontwikkeld die hem in staat stelt om over zaken te berichten die je met klassieke journalistieke methodes nooit in beeld krijgt. Kan deze methode van nut zijn voor de Nederlandse journalistiek, en zo ja, waar is dan de Nederlandse Seymour Hersh?’ zo sprak Luyendijk, de journalist die mij nooit een antwoord durfde te geven op mijn hierboven gestelde vragen aan hem. En dat kan in Nederland, want hier heerst het corrupte poldermodel, zoals we nu weer zien bij de anti-Rusland hetze.


Desondanks is de belangstelling van de polderpers voor Joris Luyendijk’s nieuwe publicatie De Zeven Vinkjes wederom overweldigend. Volgens de advertentie op bol.com handelt Joris’ 200 pagina’s tellende drukwerk over het volgende:


Stel: je kunt niet gediscrimineerd worden en je hoeft je nooit ergens aan te passen, omdat iedereen zich altijd aanpast aan jou. Stel dat je vervolgens ook nog de meest prestigieuze opleiding van het land hebt, zodat je ook daarop niet gepakt kunt worden. Dan kun je dus niet weten hoe kwetsbaarheid voelt. Maar omdat je alles mee hebt en niks tegen, is de kans wel maximaal dat je het ver brengt in de samenleving. Joris Luyendijk behoort tot deze groep van ondiscrimineerbare en sociaal onkwetsbare Nederlanders: een witte autochtone heteroman uit een ‘goed nest’ met aan de muur diploma’s van het Gemeentelijk Gymnasium te Hilversum en de Universiteit van Amsterdam. In De zeven vinkjes probeert Luyendijk te begrijpen wat zijn uitgangspositie heeft gedaan met zijn zelf-, mens- en maatschappijbeeld. En wat doet het met een land, wanneer mannen zoals hij er de dienst uitmaken? Want op ontzettend veel plekken helemaal bovenin de politiek, de serieuze media, het openbaar bestuur en het bedrijfsleven wordt de baas gespeeld door een man zoals Joris Luyendijk.

https://www.bol.com/nl/nl/p/de-zeven-vinkjes/9300000060953293/?Referrer=ADVNLGOO002008J-G-128180341170-S-1599014432306-9300000060953293&gclid=CjwKCAiAo4OQBhBBEiwA5KWu_8AcF2PEutMRLiJchAxjeRHuQfmx6utj49OYMKP7dL0CXnxQnQ6sZBoC9PQQAvD_BwE 

Joris Luyendijk: wereldberoemd in Nederland.


Met andere woorden: het heeft Luyendijk 50 jaar gekost voordat het tot hem doordrong dat ‘een witte autochtone heteroman uit een “goed nest” met aan de muur diploma’s van het Gemeentelijk Gymnasium te Hilversum en de Universiteit van Amsterdam’ in het Westen een doorgaans onoverbrugbare voorsprong heeft. Vraag: waarom heeft het zo lang geduurd voordat de bevoorrechte Luyendijk dit besefte? Ik bedoel: het betreft hier een journalist die in het Midden-Oosten correspondent was voor NRC en NOS. Ik, als 74-jarige besefte al op mijn zestiende hoe geprivilegieerd ik was toen ik mij verdiepte in onder andere de jarenlange Amerikaanse terreur in Zuid-Oost Azië. Dit inzicht, nog eens bekrachtigd door de reizen die ik op jonge leeftijd door Turkije en Noord-Afrika maakte, is mijn richtsnoer geweest vanaf de eerste dag dat ik journalistiek bedreef. Ik durf te stellen dat een witte journalist wiens bewustzijn niet doordrenkt is van dit besef onmogelijk zijn vak naar behoren kan uitoefenen.Vandaar ook dat ik nooit een hoge pet heb opgehad van de opvattingen van de in Nederland zo populaire Joris L., wiens naïviteit zijn journalistieke bluf evenaart.  


Het is typerend dat in Nederland kan doorgaan voor een top-journalist terwijl hij of zij zo weinig kennis van de wereld bezit. De Limburgse academica Sylvia Stuurman kwalificeerde op Facebook het Volkskrant-vraaggesprek met Luyendijk als voor ‘Het grootste deel: erg goed interview.’ Of zij de interviewster Sara Berkeljon als erg goed beschouwt, dan wel dat zij de uitspraken van de geïnterviewde ‘erg goed’ vindt, is niet helemaal duidelijk, maar gezien het feit dat zij het hele interview citeert, ga ik van het laatste uit. Als interviewer acht ik juist Berkeljon ‘erg goed,’ want zonder het zelf te beseffen toont Luyendijk zich precies zoals hij is, een tamelijk oppervlakkige man van middelbare leeftijd die alles eraan deed om bij The Guardian-redactie in de smaak te vallen, maar vanwege zijn provinciale voorkomen en al even onnozele opvattingen daar niet in slaagde. Berkeljon wist Luyendijk ondermeer het volgende te ontlokken:


‘Tering-ongelukkig,’ was Joris Luyendijk (50) toen hij in Londen woonde en voor The Guardian onderzoek deed naar de bankencrisis. Het boek dat er in 2015 uit voortkwam, Dit kan niet waar zijn, werd in Nederland een bestseller, maar toch: tering-ongelukkig.


De reden: hij ‘klikte’ niet met de redacteuren in Londen. Hij speelde, schrijft hij in zijn nieuwe boek De zeven vinkjes, voor het eerst in zijn leven een uitwedstrijd en die verloor hij met grote cijfers. ‘Ik had een journalistieke methode bedacht waarbij je niet je conclusies deelt, maar de lezer meeneemt op je zoektocht. Ik begon bij mijn eigen onwetendheid. 


Voor NRC deed ik op die manier een onderzoek naar elektrische auto’s, en zo zou ik het nu, bij The Guardian, gaan doen met het bankwezen. En daarna, als iedereen zou hebben kennisgemaakt met mijn methode, zou ik die wereldwijd gaan toepassen. Ja, ik denk groot. Ik hoopte dat men zou zeggen: wauw, het is Joris gelukt om tweehonderd bankiers te spreken! 


Daarna zou ik dezelfde soort onderzoeken kunnen gaan doen naar, bijvoorbeeld, klimaat, privacy, de EU, noem maar op. Ik dacht: The Guardian stuurt mij straks met een team van vijf man naar Brussel en dan leggen we die héle EU open.’


Interviewster: Maar zo ging het niet.


Luyendijk: ‘Nee. Het probleem was niet dat ik geen kansen kreeg, het probleem was dat wat ik deed nauwelijks werd opgemerkt… Mijn boek heeft het in Nederland goed gedaan, maar in Engeland helemaal niet. Het is niet eens gerecenseerd door The Guardian. Waardoor men bij de BBC waarschijnlijk heeft gedacht: als zelfs de eigen krant het niet bespreekt, stelt het niet veel voor. En ik kom er niet achter waarom, want er is niemand aan wie ik dat informeel kan vragen.’


Interviewster: Omdat je niet lekker lag in de groep.


Luyendijk: ‘Ik wist echt niet wat ik meemaakte. Ik veranderde van tandpasta, van kleding, van accent.’     


Dit alles zou voor een pedante journalist genoeg kunnen zijn om in een diepe midlifecrisis te belanden. Misschien is dat ook het geval geweest bij Luyendijk, maar hij kocht, voor zover ik weet, geen Harley Davidson om in elk geval nog jonge meiden te imponeren, en zo van zijn minderwaardigheidsgevoelens af te komen, want:


Na dik twee jaar dacht ik: dit is het me werkelijk niet waard. Ik neem liever afscheid van de droom om internationaal de journalistiek te innoveren, dan dat ik dit nog langer meemaak.


Ook deze uitspreek getuigt van zijn onvermogen in te zien dat zijn provincialisme in de wereld van de internationale journalistiek wordt weggelachen, zoals bij The Guardian dan ook gebeurde. De man met ‘de droom’ om wereldwijd de mainstream ‘journalistiek te innoveren’ kon er niet meer tegen belachelijk te worden gemaakt, en keerde met de staart tussen de benen ‘back to Holland,’ terug naar de kleinsteedse Randstad met zijn grote pretenties, niet beseffend dat Amsterdam geen metropool is, maar een tamelijk kleine stad van nog geen één miljoen inwoners. En hier zou hij zijn licht laten schijnen over het onrecht dat weliswaar allang bekend is, maar waarover hij tot nu toe angstvallig gezwegen had. Meer over onze Joris Luyendijk de volgende keer.





1 opmerking:

Rene Westermann zei

Als ik naar de eerste foto van Joris Luyendijk kijk, moet ik denken aan een uitzending van 'jonge helden' naar een televisie serie gemaakt door Daan & Willem Ekkel, op de toenmalige VPRO zondagavond, en wel de aflevering 'Een punk die tot de pinksterbeweging toetrad', eind november 1987. Hier is iets vergelijkbaars aan de gang: 'Een progressieve, oppervlakkige journalist die zich tot het neoliberale geloof heeft bekeerd', zoals de foto hierboven, waar hij met gelukzalige lach, die veel fundamentele gelovigen eigen is, zijn prijs laat zien. Halleluja, ik heb de Mammon en de Duisternis tot mij laten komen....