maandag 7 februari 2022

Joris Luyendijk. Het Verlangen te Behagen 3

De belangstelling van de polderpers voor Joris Luyendijk’s nieuwe publicatie De Zeven Vinkjes is wederom overweldigend. Volgens de advertentie op Bol.com handelt het 200 pagina’s tellende drukwerk over het volgende:


Stel: je kunt niet gediscrimineerd worden en je hoeft je nooit ergens aan te passen, omdat iedereen zich altijd aanpast aan jou. Stel dat je vervolgens ook nog de meest prestigieuze opleiding van het land hebt, zodat je ook daarop niet gepakt kunt worden. Dan kun je dus niet weten hoe kwetsbaarheid voelt. Maar omdat je alles mee hebt en niks tegen, is de kans wel maximaal dat je het ver brengt in de samenleving. Joris Luyendijk behoort tot deze groep van ondiscrimineerbare en sociaal onkwetsbare Nederlanders: een witte autochtone heteroman uit een ‘goed nest’ met aan de muur diploma’s van het Gemeentelijk Gymnasium te Hilversum en de Universiteit van Amsterdam. In De zeven vinkjes probeert Luyendijk te begrijpen wat zijn uitgangspositie heeft gedaan met zijn zelf-, mens- en maatschappijbeeld. En wat doet het met een land, wanneer mannen zoals hij er de dienst uitmaken? Want op ontzettend veel plekken helemaal bovenin de politiek, de serieuze media, het openbaar bestuur en het bedrijfsleven wordt de baas gespeeld door een man zoals Joris Luyendijk.

https://www.bol.com/nl/nl/p/de-zeven-vinkjes/9300000060953293/?Referrer=ADVNLGOO002008J-G-128180341170-S-1599014432306-9300000060953293&gclid=CjwKCAiAo4OQBhBBEiwA5KWu_8AcF2PEutMRLiJchAxjeRHuQfmx6utj49OYMKP7dL0CXnxQnQ6sZBoC9PQQAvD_BwE 

Met andere woorden: het heeft Luyendijk 50 jaar gekost voordat het tot hem doordrong dat ‘een witte autochtone heteroman uit een “goed nest” met aan de muur diploma’s van het Gemeentelijk Gymnasium te Hilversum en de Universiteit van Amsterdam’ in het Westen, en zeker in Nederland een doorgaans onoverbrugbare voorsprong heeft. Vraag: waarom heeft het zo lang geduurd voordat hij dit besefte? Ik bedoel: het betreft hier een journalist die in het Midden-Oosten correspondent was voor NRC en NOS. Ik als 74-jarige besefte al op mijn zestiende  hoe geprivilegieerd ik was toen ik mij verdiepte in de jarenlange Amerikaanse terreur in Zuid-Oost Azië. Dit inzicht, nog eens bekrachtigd door de reizen die ik op jonge leeftijd naar onder andere Turkije en Noord-Afrika maakte, is altijd mijn richtsnoer gebleven vanaf de eerste dag dat ik journalistiek bedreef. Ik durf te stellen dat een witte journalist wiens bewustzijn niet doordrenkt is van deze overtuiging onmogelijk zijn vak naar behoren kan uitoefenen.Vandaar ook dat ik nooit een hoge pet ophad van de opvattingen van de in Nederland zo populaire Joris L. En ook nu verbaasd mij zijn naïviteit meer dan dat het enige bewondering oproept. Het is een gotspe dat men in Nederland kan doorgaan voor een bewonderenswaardige journalist en tegelijkertijd zo weinig kennis van de wereld bezit. De Limburgse academicus Sylvia Stuurman kwalificeerde op Facebook een Volkskrant-vraaggesprek met Luyendijk als voor ‘Het grootste deel: erg goed interview.’ Of zij de interviewster Sara Berkeljon erg goed vindt, dan wel dat zij de uitspraken van de geïnterviewde ‘erg goed’ beschouwt, is niet helemaal duidelijk, maar gezien het feit dat zij het hele interview citeert, ga ik van het laatste uit. Als interviewer acht ik juist Berkeljon ‘erg goed,’ want zonder het zelf te beseffen toont Luyendijk zich precies zoals hij is, een tamelijk oppervlakkige journalist die alles eraan deed om bij The Guardian-redactie in de smaak te vallen, maar vanwege zijn provinciale voorkomen en al even onnozele opvattingen daar niet in slaagde. Berkeljon wist Luyendijk ondermeer het volgende te ontlokken:


‘Tering-ongelukkig,’ was Joris Luyendijk (50) toen hij in Londen woonde en voor The Guardian onderzoek deed naar de bankencrisis. Het boek dat er in 2015 uit voortkwam, Dit kan niet waar zijn, werd in Nederland een bestseller, maar toch: tering-ongelukkig.


De reden: hij ‘klikte’ niet met de redacteuren in Londen. Hij speelde, schrijft hij in zijn nieuwe boek De zeven vinkjes, voor het eerst in zijn leven een uitwedstrijd en die verloor hij met grote cijfers. ‘Ik had een journalistieke methode bedacht waarbij je niet je conclusies deelt, maar de lezer meeneemt op je zoektocht. Ik begon bij mijn eigen onwetendheid. 


Voor NRC deed ik op die manier een onderzoek naar elektrische auto’s, en zo zou ik het nu, bij The Guardian, gaan doen met het bankwezen. En daarna, als iedereen zou hebben kennisgemaakt met mijn methode, zou ik die wereldwijd gaan toepassen. Ja, ik denk groot. Ik hoopte dat men zou zeggen: wauw, het is Joris gelukt om tweehonderd bankiers te spreken! 


Daarna zou ik dezelfde soort onderzoeken kunnen gaan doen naar, bijvoorbeeld, klimaat, privacy, de EU, noem maar op. Ik dacht: The Guardian stuurt mij straks met een team van vijf man naar Brussel en dan leggen we die héle EU open.’


Interviewster: Maar zo ging het niet.


Luyendijk: ‘Nee. Het probleem was niet dat ik geen kansen kreeg, het probleem was dat wat ik deed nauwelijks werd opgemerkt… Mijn boek heeft het in Nederland goed gedaan, maar in Engeland helemaal niet. Het is niet eens gerecenseerd door The Guardian. Waardoor men bij de BBC waarschijnlijk heeft gedacht: als zelfs de eigen krant het niet bespreekt, stelt het niet veel voor. En ik kom er niet achter waarom, want er is niemand aan wie ik dat informeel kan vragen.’


Interviewster: Omdat je niet lekker lag in de groep.

Luyendijk: 


'Ik wist echt niet wat ik meemaakte. Ik veranderde van tandpasta, van kleding, van accent.'     


Dit alles zou voor een pedante journalist genoeg kunnen zijn om in een diepe midlifecrisis te verzanden. Misschien is dat ook het geval bij Luyendijk, maar hij kocht geen Harley om jonge meiden te imponeren, en zo van zijn minderwaardigheidsgevoelens af te komen, want:


Na dik twee jaar dacht ik: dit is het me werkelijk niet waard. Ik neem liever afscheid van de droom om internationaal de journalistiek te innoveren, dan dat ik dit nog langer meemaak.

Ook deze uitspraak getuigt van zijn onvermogen in te zien dat zijn provincialisme in de wereld van de internationale journalistiek wordt weggehoond, zoals bij The Guardian dan ook gebeurde. De man met ‘de droom’ om wereldwijd de mainstream ‘journalistiek te innoveren’ kon er niet meer tegen belachelijk te worden gemaakt, en keerde met de staart tussen de benen terug naar Holland, de kleine randstad met grote pretenties, nog steeds niet beseffend dat Amsterdam geen metropool is, maar een betrekkelijk kleine hoofdstad van nog geen één miljoen inwoners. En hier zou hij zijn licht laten schijnen over het onrecht dat weliswaar allang bekend is, maar waarover hij tot nu toe braaf gezwegen had. Maar dat speelt geen rol in de vaderlandse commerciële pers die voor hem letterlijk en figuurlijk de rode loper uitrollen. Meer over onze behaagzieke Joris Luyendijk de volgende keer.




  

Geen opmerkingen: