zondag 3 april 2016

Vluchtelingenstroom 87


Op de Amerikaanse website Truthdig — ‘drilling beneath the headlines’ — van 27 maart 2016, stelt de Amerikaanse journalist en bestseller-auteur Chris Hedges, die 15 jaar lang buitenland-correspondent van de New York Times is geweest in de meest conflictueuze regio’s, dat

Revenge is the psychological engine of war. Victims are the blood currency. Their corpses are used to sanctify acts of indiscriminate murder. Those defined as the enemy and targeted for slaughter are rendered inhuman. They are not worthy of empathy or justice. Pity and grief are felt exclusively for our own. We vow to eradicate a dehumanized mass that embodies absolute evil. The maimed and dead in Brussels or Paris and the maimed and dead in Raqqa or Sirte perpetuate the same dark lusts. We all are Islamic State.

‘From violence only violence is born,’ Primo Levi wrote, ‘following a pendular action that, as time goes by, rather than dying down, becomes more frenzied.’

The tit-for-tat (oog om oog. svh) game of killing will not end until exhaustion, until the culture of death breaks us emotionally and physically. We use our drones, warplanes, missiles and artillery to rip apart walls and ceilings, blow out windows and kill or wound those inside. Our enemies pack peroxide-based explosives in suitcases or suicide vests and walk into airport terminals, concert halls, cafes or subways and blow us up, often along with themselves. If they had our technology of death they would do it more efficiently. But they do not. Their tactics are cruder, but morally they are the same as us. T.E. Lawrence (Lawrence of Arabia. svh) called this cycle of violence ‘the rings of sorrow.’

The Christian religion embraces the concept of ‘holy war’ as fanatically as Islam does. Our Crusades are matched by the concept of jihad. Once religion is used to sanctify murder there are no rules. It is a battle between light and dark, good and evil, Satan and God. Rational discourse is banished. And ‘The sleep of reason,’ as Goya said, ‘brings forth monsters.’

Flags, patriotic songs, a deification of the warrior and sentimental drivel (gewauwel. svh) drown out reality. We communicate in empty clichés and mindless, patriotic absurdities. Mass culture is used to reinforce the lie that we are the true victims. It re-creates the past to conform to the national heroic myth. We alone are said to possess virtue and courage. We alone have the right to revenge. We are hypnotized into a communal somnolence (lethargie. svh), a state-induced blindness.

Those we fight, lacking our industrial machines of death, kill up close. But killing remotely does not make us less morally deformed. Long-distance killing, epitomized by drone operators at Air Force bases within the United States who go home for dinner, is as depraved (pervers. svh). These technicians make the vast machinery of death operate with a terrifying clinical sterility. They depersonalize industrial war. They are the ‘little Eichmanns.’ This organized bureaucracy of killing is the most enduring legacy of the Holocaust.

‘The mechanized, rational, impersonal, and sustained mass destruction of human beings, organized and administered by states, legitimized and set into motion by scientists and jurists, sanctioned and popularized by academics and intellectuals, has become a staple of our civilization, the last, perilous, and often repressed heritage of the millennium,’ Omer Bartov wrote in ‘Murder in Our Midst: The Holocaust, Industrial Killing and Representation.’ 

We torture kidnapped captives, many held for years, in black sites. We carry out ‘targeted assassinations’ of so-called high-value targets. We abolish civil liberties. We drive millions of families from their homes. Those who oppose us do the same. They torture and behead — replicating the execution style of the Christian Crusaders — with their own brand of savagery. They rule as despots. Pain for pain. Blood for blood. Horror for horror. There is a fearsome symmetry to the madness. It is justified by the same religious perversion. It is the same abandonment of what it means to be humane and just.

As psychologist Rollo May wrote:

‘At the outset of every war… we hastily transform our enemy into the image of the daimonic; and then, since it is the devil we are fighting, we can shift onto a war footing without asking ourselves all the troublesome and spiritual questions that the war arouses. We no longer have to face the realization that those we are killing are persons like ourselves.’

The killing and torture, the more they endure, contaminate the perpetrators and the society that condones their actions. They sever the professional inquisitors and killers from the capacity to feel. They feed the death instinct. They expand the moral injury of war.

Twenty-two veterans of U.S. military service commit suicide every day. They do it without an explosives belt. But they share, with suicide bombers, the overpowering urge to be rid of the world and the sordid role they had in it.  

‘It is better to suffer certain injustices than to commit them,’ Albert Camus, like Immanuel Kant, understood. But the politicians, pundits and mass culture dismiss such wisdom as weakness. Those who speak with sanity, like Euripides when he produced his anti-war masterpiece ‘The Trojan Women,’ are reviled (beschimpt. svh) and banished.

Hoewel het een waarheid als een koe blijft dat de wereld complex is, demonstreert de vloedgolf aan simplistische propaganda dat dit truïsme maar niet wil doordringen tot mijn mainstream-collega’s. Het is één van de belangrijke redenen waarom de westerling elke dag weer door de media wordt meegesleurd in de contextloze waan van de dag. Zodoende kunnen de ‘kleine Eichmannen’ in de Westerse politiek, bureaucratie en de massamedia ongestoord als ‘Schreibtischmörder’ hun oorlogsmisdaden blijven organiseren, propageren, sanctioneren en uitvoeren, met een ‘schrikbarende klinische steriliteit.’  Men dient niet alleen een groot journalist te zijn om de werkelijkheid te kunnen beschrijven zoals Chris Hedges dit doet, maar tevens een groot mens die empathie kan opbrengen voor willekeurig welk slachtoffer van terreur dan ook, waar ook ter wereld, dus eveneens voor de slachtoffers van de westerse terreur. Vergeleken met Hedges is een Nederlander als Fouad Laroui een intellectuele tuinkabouter. Deze docent Frans aan de Universiteit van Amsterdam typeerde in De Groene Amsterdammer van 23 maart 2016 de plegers van terroristische aanslagen als ‘Psychopaten met een bomgordel.’ Weliswaar past hij als academicus naadloos in de manicheïsche cultuur van de mainstream-media en het slaperige universitaire wereldje in de polder, maar Leroui blijft een hypocriete opportunist, want hij weet beter. Een gearabiseerde Berber uit Noord-Afrika kan het niet anders dan dat hij op de hoogte is van de minachting waarmee de Derde Wereld-bewoner eeuwenlang door de westerling is behandeld. Ik ga er zelfs vanuit dat hij Frantz Fanon’s boek Black Skin, White Masks heeft gelezen, een ‘sociological study of the psychology of the racism and dehumanization inherent in situations of colonial domination.’ Daarin beschreef de in Algerije werkende zwarte psychiater Fanon de intense behoefte van de mens met een gekleurde huid om als gelijke te worden behandeld. Daarom moet, volgens hem, de ‘zwarte’ — in zijn optiek alle niet-witte mensen — allereerst ‘nee’ zeggen tegen de ontelbare manifestaties van de witte overheersing, want pas dan kan  de zwarte mens zijn vrijheid gaan opbouwen. Fanon:

No to degrading treatment. No to exploitation of man. No to the butchery of what is most human in man: freedom. No to those who attempt to define him.

Met andere woorden: het kolonialisme dat het Westen heeft rijk gemaakt en het geglobaliseerde neoliberalisme dat het Westen rijk houdt, leiden tot ‘degrading treatment,’ de ‘uitbuiting van de mens,’ en de ‘vernietiging’ van de ‘vrijheid,’ terwijl toch één van de  belangrijkste geloofsartikelen van de westerling is dat ‘all men are created equal,’ en ‘that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the Pursuit of Happiness.’ Hoe kan evenwel het westers bestel deze claim waar maken wanneer het tegelijkertijd 62 miljardairs zo rijk heeft gemaakt dat ze nu evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen? Het geglobaliseerde westerse neoliberalisme is in werkelijkheid permanent in staat van oorlog met de mensenrechten, zoals die in 1948 door de Verenigde Naties zijn aangenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en die ondermeer vastleggen dat [e]en ieder het recht [heeft] op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.’ Terwijl elke dag opnieuw miljarden worden verspild aan het militair-industrieel complex om de bestaande machtsverhoudingen, inclusief de groeiende kloof tussen rijk en arm, te consolideren, lijden meer dan 900 miljoen aardbewoners elke dag weer honger. Zijn of haar ‘recht op leven’ wordt iedere minuut geschonden, zijn of haar ‘vrijheid’ is vernietigd, en de ‘onschendbaarheid van zijn persoon’ is een fictie. Life, Liberty and the Pursuit of Happiness,’ wordt overal ter wereld elk moment verkracht om de rijken rijk te maken en te houden. Ondanks de wereldwijd groeiende kloof tussen arm en rijk, ondanks internet met zijn ontelbare informatiebronnen in alle uithoeken op aarde, ondanks het feit dat als alle wereldbewoners even welvarend zouden zijn als westerse kleinburgers er dan vier aardes nodig zijn en het neoliberale kapitalisme dus een leugen is, ondanks het massale westerse geweld om de status quo te handhaven, ondanks de gigantische chaos die de NAVOonder aanvoering van de VS in het Midden-Oosten en de Maghreb heeft veroorzaakt, doen praatjesmakers als Laroui het nog steeds voorkomen alsof terreur slechts ‘labiele psychopaten met een bomgordel’ betreft,  krankzinnigen zonder motief. Ook hier wordt de realiteit onzichtbaar gemaakt, en het politieke gedepolitiseerd door een voormalige Derde Wereldbewoner die pretendeert niet beter te weten. Natuurlijk weet Leroui wel beter, maar zoals de zwarte intellectueel, de dichter en schrijver Aimé Césaire, een decennium na Auschwitz en Hiroshima -- producten van de Verlichting -- vaststelde:

One cannot say that the petty bourgeois has never read anything. On the contrary, he read everything, devoured everything. Only, his brain functions after the fashion of certain elementary types of digestive systems. It filters. And the filter lets through only what can nourish the thick skin of the bourgeois’s clear conscious.

Dit ‘filter’ is een onmisbaar instrument voor de carrièrist, maar daardoor zijn mensen als Laroui ziende blind. Hoewel de ‘politiek-literaire elite’ in de polder met haar 'zuivere geweten' er zich niet of nauwelijks van bewust is, wordt De Gekleurde Ander voortdurend geconfronteerd met het onderhuids racisme van de behaagzieke mainstream journalistiek en haar publiek publiek. Césaire:

From the historians and novelists of civilization (it’s the same thing) – not from this one or that one, but from all of them, or almost all – their false objectivity, their chauvinism, their sly racism, their depraved passion for refusing to acknowledge any merit in the non-white races, especially the black-skinned races, their obsession with monopolizing all glory for their own race…

Wat degenen die doorgaan voor de polder-intelligentsia negeren is hun eurocentrisme dat onvermijdelijk niet alleen tot racisme leidt, maar tevens tot zelfvernietiging zoals Césaire in zijn hele werk zo duidelijk heeft gemaakt:

The Indians massacred, the Moslem world drained of itself, the Chinese world defiled and perverted for a good century; the Negro world disqualified; mighty voices stilled forever; homes scattered to the wind; all this wreckage, all this waste, humanity reduced to a monologue, and you think all that does not have its price? The truth is that this policy cannot but bring about the ruin of Europe itself, and that Europe, if it is not careful, will perish from the void it has created around itself. 

In zijn essay Discourse on Colonialism (1950) zet Césaire uiteen dat het superioriteitsgevoel van de kolonisten en ‘their sense of mission as the world civilizers, depends on turning the Other into a barbarian.’ Het is een oude kolonialistische wetmatigheid. Hij benadrukte

that colonization, I repeat, dehumanizes even the most civilized man; that colonial activity, colonial enterprise, colonial conquest, which is based on contempt for the native and justified by that contempt, inevitably tends to change him who undertakes it; that the colonizer, who in order to ease his conscience gets into the habit of seeing the other man as an animal, accustoms himself to treating him like an animal, and tends objectively to transform himself into an animal. 

Dit nu de kern van de westerse tragedie. Hier geldt dat er geen overwinnaars kunnen zijn omdat de winnaar tegelijkertijd zijn eigen ondergang bewerkstelligt, allereerst zijn morele ondergang en als dat eenmaal is gebeurd volgt als van nature de politieke ondergang, zo leert de geschiedenis. De mens ‘is not the measure of all things but the thing measured and found wanting,’ zoals de Amerikaanse dichter Robert Fagles schreef in een inleiding van een Engelse vertaling van de Griekse tragedie Oedipus Rex. Nogmaals Aimé Césaire over de klasse die het kolonialisme zijn moderne vorm gaf:

Whether one likes it or not, the bourgeoisie, as a class, is condemned to take responsibility for all barbarism of history, the tortures of the Middle Ages and the Inquisition, warmongering and the appeal to the raison d’état, racism and slavery, in short everything against which it protested in unforgettable terms at the time when, as the attacking class, it was the incarnation of human progress.

The moralists can do nothing about it. There is a law of progressive dehumanization in accordance with which henceforth on the agenda of the bourgeoisie there is -- there can be -- nothing but violence, corruption, and barbarism.

Let op alle Laroui’s in de polder, de zwarte Amerikaanse hoogleraar Amerikaanse Geschiedenis Robin Kelley schrijft over de in Martinique geboren Césaire: 

In light of recent events—genocide in East Africa, the collapse of democracy throughout the continent, the isolation of Cuba, the overthrow of progressive movements throughout the so-called third world—some might argue that the moment of truth has already passed, that Césaire and Fanon’s predictions proved false. We’re facing an era where fools are calling for a renewal of colonialism, where descriptions of violence and instability draw on the very colonial language of ‘barbarism’ and ‘backwardness’ that Césaire critiques in Discourse. But this is all a mystification; the fact is, while colonialism in its formal sense might have been dismantled, the colonial state has not. Many of the problems of democracy are products of the old colonial state whose primary difference is the presence of black faces. It has to do with the rise of a new ruling class—the class Fanon warned us about—who are content with mimicking the colonial masters, whether they are the old-school British or French officers, the new jack U.S. corporate rulers, or the Stalinists whose sympathy for the ‘backward’ countries often mirrored the very colonial discourse Césaire exposes.

As the true radicals of postcolonial theory will tell you, we are hardly in a ‘postcolonial’ moment. The official apparatus might have been removed, but the political, economic, and cultural links established by colonial domination still remain with some alterations. Discourse is less concerned with the specifics of political economy than with a way of thinking. The lesson here is that colonial domination required a whole way of thinking, a discourse in which everything that is advanced, good, and civilized, is defined and measured in European terms. Discourse calls on the world to move forward as rapidly as possible, and yet calls for the overthrow of a master class’s ideology of progress, one built on violence, destruction, genocide. Both Fanon and Césaire warn the colored world not to follow Europe’s footsteps, and not to go back to the ancient way, but to carve out a new direction altogether. What we’ve been witnessing, however (and here I must include Césaire’s own beloved Martinique, where he still holds forth as mayor of Fort-de-France) hardly reflects the imagination and vision captured in the brief pages of Discourse. The same old political parties, the same armies, the same methods of labor exploitation, the same education, the same tactics of incarceration, exiling, snuffing out artists and intellectuals who dare to imagine a radically different way of living, who dare to invent the marvelous before our very eyes.

In the end, Discourse was never intended to be a road map or a blueprint for revolution. It is poetry and therefore revolt. It is an act of insurrection, drawn from Césaire’s own miraculous weapons, molded and shaped by his work with Tropiques and their challenge to the Vichy regime, by his imbibing of European culture and his sense of alienation from both France and his native land. It is a rising, a blow to the master who appears as owner and ruler, teacher and comrade. It is revolutionary graffiti painted in bold strokes across the great texts of Western Civilization; it is a hand grenade tossed with deadly accuracy, clearing the field so that we might write a new history with what’s left standing. Discourse is hardly a dead document about a dead order. If anything, it is a call for us to plumb the depths of the imagination for a different way forward. Just as Césaire drew on Comte de Lautréamont’s Chants de Maldoror to illuminate the cannibalistic nature of capitalism and the power of poetic knowledge, Discourse offers new insights into the consequences of colonialism and a model for dreaming a way out of our postcolonial predicament. While we still need to overthrow all vestiges of the old colonial order, destroying the old is just half the battle.


Vandaag, al 66 jaar geleden, wees Césaire in zijn Discourse op het volgende: 

First we must study how colonization works to decivilize the colonizer, to brutalize him in the true sense of the word, to degrade him, to awaken him to buried instincts, to covetousness, violence, race hatred, and moral relativism; and we must show that each time a head is cut off or an eye put out in Vietnam and in France they accept the fact, each time a Madagascan is tortured and in France they accept the fact, civilization acquires another dead weight, a universal regression takes place, a gangrene sets in, a center of infection begins to spread; and that at the end of all these treaties that have been violated, all these lies that have been propagated, all these prisoners who have been tied up and ‘interrogate,’ all these patriots who have been tortured, at the end of all the racial pride that has been encouraged, all the boastfulness that has been displayed, a poison has been distilled into the veins of Europe and, slowly but surely, the continent proceeds toward savagery.

Desondanks wordt meer dan zes decennia na Auschwitz en Hiroshima in De Groene Amsterdammer gesproken van ‘Labiele psychopaten met een bomgordel.’ Tegelijkertijd ziet De Groene Amsterdammer, het tijdschrift van de zelfbenoemde ‘politiek-literaire elite,’ zich als een bastion der beschaving. Maar wat voor een beschaving? In 1961 beschreef Harry Mulisch die cultuur als volgt in zijn boek De Zaak 40/61:

Eichmann is definitief geschiedenis geworden. Waar praat ik nog over? Mensen bedreigen mensen met een vernietiging, waarnaast de jodenmoord een bagatel zal worden, een herinnering uit de goede oude tijd. En geen Amerikaan of Rus die, komt het bevel, zal weigeren de bommen in het zachte vlees van hele volkeren te werpen -- zo min als Eichmann weigerde. Wat hebben wij eigenlijk over Eichmann te beweren? Wij, die zelfs de ongeborenen bedreigen: en die oorlog tegen ons nageslacht is al (sinds Hiroshima) zestien jaar aan de gang! Maar zoiets heet geen 'oorlog' meer, dat heet een vervloeking. Hier vervloekt de mens zichzelf, zijn eigen kindskinderen, hieruit spreekt een haat zo fundamenteel, dat wij wel moeten vrezen, de mens nog altijd overschat te hebben.

Laroui mag dan wel achter de dijken succesvol zijn geïntegreerd, maar waarin precies? In wat voor een cultuur? Hijzelf weet het kennelijk niet. Daarom opnieuw Césaire: 

the colonizer, who in order to ease his conscience gets into the habit of seeing the other man as an animal, accustoms himself to treating him like an animal, and tends objectively to transform himself into an animal... They thought they were only slaughtering Indians, or Hindus, or South Sea Islanders, or Africans. They have in fact overthrown, one after another, the ramparts behind which European civilization could have developed freely.

Gisteren overleed de joods Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur (2002), Imre Kertész, zo vernam ik gisteravond. Kertész is voor mij één van de allergrootste auteurs geweest van na de Tweede Wereldoorlog. Als overlevende van de nazi-vernietigingskampen Auschwitz en Buchenwald schreef hij met een scherpzinnigheid die weinigen hebben geëvenaard, en niemand heeft overtroffen. In 1994 beschreef hij de situatie in het Avondland als volgt:

De vraag is terecht: waarom nemen in onze tijd zelfs vreugdevolle gebeurtenissen een onheilspellende kleur aan, waarom mobiliseren ze meteen de duisterste krachten, en waarom doemen ze in het beste geval als lastige en onoplosbare problemen aan de horizon? [...]

Nu de vruchten van veertig jaar strijd zijn gerijpt en ook het tweede totalitaire rijk is gevallen (de Sovjet Unie svh), domineert een algemeen gevoel van ineenstorting, wrevel en machteloosheid. Alsof een katterige sfeer door Europa waart, alsof het op een grijze ochtend bij het wakker worden gemerkt heeft dat het in plaats van twee mogelijke werelden nog maar één werkelijke wereld over heeft, de triomferende wereld van het economisme, het kapitalisme, het ideaalloze pragmatisme, zonder transcendentie en zonder alternatief, waaruit geen doorgang mogelijk is naar de vervloekte of het beloofde land -- naar keuze... dat geluidloze ineenzakken (dat ook de fluwelen revolutie wordt genoemd) lijkt iets in de mensen kapotgemaakt te hebben, onduidelijk wat: de ethiek van het verzet, die een bepaalde stevigheid gaf in een bestaansvorm, of een soort van hoop, die misschien nooit echte hoop is geweest, maar ongetwijfeld eveneens houvast bood -- in ieder geval heeft het een einde gemaakt aan de relativiteit van de vergelijking. En hier staan we nu als overwinnaars, leeg, moe en ontgoocheld.

In zijn essaybundel (2005) constateerde hij dat

de eeuw zich ziek [ligt] te wentelen in haar cel, te worstelen met zichzelf, met de vraag of ze haar eigen bestaan, haar zijnsvorm, haar bewustzijn zal aanvaarden of verwerpen, en terwijl ze daar ligt, gekweld door de pijn, wordt ze afwisselend overvallen door koortsaanvallen van agressie, verlammend schuldbesef, razend verzet en depressieve machteloosheid. Ze heeft geen helder besef van haar bestaan, ze kent haar doel, haar levenstaak niet, ze heeft haar creatieve plezier en haar verheffende rouw verloren, evenals haar vruchtbaarheid -- kortom: ze is ongelukkig.

Ik haal mijn hart op aan de wijsheid van Imre Kertesz, wanneer hij zegt dat

De mens niet [wordt] geboren om als een afgedankt onderdeel in de geschiedenis te verdwijnen, maar om zijn lot te begrijpen, zijn sterfelijkheid onder ogen te zien en -- nu zult u een tamelijk ouderwetse wending van me horen -- zijn ziel te redden. Het geluk van de mens in hogere zin ligt buiten zijn historisch bestaan -- maar niet in de vermijding van de historische ervaring, integendeel, in het doorleven, in bezit nemen van die ervaring en in de tragische identificatie daarmee. De mens kan uitsluitend door kennis boven de geschiedenis worden verheven, tijdens de demoraliserende aanwezigheid van de totale geschiedenis is kennis de enige waardige toevlucht, het enige wat goed is. Slechts in het licht van die doorleefde wetenschap kunnen we de vraag stellen of alles wat we hebben begaan en ondergaan iets van waarde tot stand kan brengen -- om het preciezer te formuleren: of we onze eigen leven waarde toekennen of het vergeten als amnesiepatienten of misschien van ons afwerpen als zelfmoordenaars.

Tijdens een toespraak in Hamburg in het jaar 1994 merkte hij op:

Eén ding weet ik echter zeker: een beschaving die haar waarden niet duidelijk uitspreekt, of die haar verklaarde waarden laat vallen, gaat de weg op van het verval, van de aftakeling. Dan zullen anderen deze waarden uitspreken, en in de mond van die anderen zullen het geen waarden meer zijn maar evenzovele excuses voor onbeperkte macht en onbeperkte vernietiging. Velen hebben het tegenwoordig over een 'nieuwe barbarij': we moeten niet vergeten dat Rome, toen het door de barbaren werd overspoeld, allang zelf barbaars was geworden.

Tussen dit complexe inzicht en het simplisme van kwalificaties als ‘labiele psychopaten’ ligt een onoverbrugbare kloof. Voor de onzorgvuldige lezer: ik probeer hier niet het terrorisme te verdedigen, geenszins, ik ben een uitgesproken tegenstander van elke vorm van terreur, zowel die van het christelijke Westen als die van sommige islamitische jongeren. Maar van een geschoold mens moet verwacht worden dat hij allereerst probeert te begrijpen  in plaats van te veroordelen, en wanneer hij toch wil veroordelen dan zal hij zich tegen elke vorm van terrorisme moeten keren, ook die van zijn eigen groep. Alleen daardoor weet de ontwikkelde mens zich te onderscheiden van het crapuul in de politiek en de pers dat er alleen maar op los wil meppen. 

U allen, die zo vrijzinnig en zo humaan zijn, die zo’n overdreven bewondering hebben voor cultuur dat het grenst aan aanstellerij, u doet het voorkomen te zijn vergeten dat u wingewesten bezit en dat daar mensen in uw naam worden uitgeroeid,

zo waarschuwde Jean Paul Sartre in het voorwoord van de Engelse vertaling van Les damnés de la terre (1961) van Frantz Fanon over de verworpenen op aarde, de armen en berooiden, de onderdrukten en verdoemden, de gezichtlozen die al eeuwenlang de ‘collateral damage’ zijn van het westers economisch, politiek en militair geweld. 


Fouad Laroui met achter zich zijn boekenkast, waar naast de grote Verlaine, Laroui zelf zichtbaar prijkt. Maar het inzicht van deze academicus rijkt niet verder dan veroordelingen als 'labiele psychopaten met een bomgordel.'


Geen opmerkingen:

Natascha van Weezel en de Palestijnse Genocide

Met betrekking tot het genocidale Israel stelde Parool -columniste  Natascha van Weezel op 23 december 2024.  ‘Toch dwing ik mezelf om de si...