Ooit zei de
criticus Michaël Zeeman in zijn VPRO-boekenprogramma over Geert Mak’s De
eeuw van mijn vader dat het boek ‘iets in de trant van voer voor debielen’ was. Toen ik Zeeman ongeveer een jaar voor zijn dood tegenkwam, vroeg ik wat hij
daarmee had bedoeld. Hij verklaarde dat de stijl en de inhoud dermate simplistisch was dat het een belediging voor het intellect was. ‘Het boek mist diepgang,’ aldus
deze criticus.
Ik moest hieraan denken
toen ik aan Geert Mak’s Reizen zonder
John begon. Een voorbeeld. Op pagina 409 schrijft Mak:
Monterey vormt een
definitieve breuk in Travels with Charley. Steinbecks eeuwig sluimerende
pessimisme breekt nu ongegeneerd naar buiten… De dagen van het pure Amerikaanse
optimisme zijn nu voorbij. Ook Steinbeck was een doemdenker… zijn zorgen over
de Amerikaanse samenleving zou menig hedendaags conservatief herkennen… De
manier waarop zijn zijn oude Monterey was omgebouwd tot een consumptiepark was
tekenend voor alles wat hij tijdens zijn reis door Amerika had waargenomen: de
onttakeling van het politieke debat, de rusteloosheid van de Amerikanen, hun
consumptiedrift, hun blindheid voor alle verkwisting, hun verspeelde idealen.
Ook hier is weer sprake
van de bekende Makiaanse tegenstrijdigheid. Waarom is een Amerikaanse auteur
een doemdenker wanneer hij de werkelijkheid beschrijft? Dat lijkt paradoxaal,
maar is het niet in het mens- en wereldbeeld van Mak. De kern van de zaak zit
in zijn karakterisering van Steinbeck’s werk, in het negatieve bijvoeglijk
naamwoord ’ongegeneerd.’ Volgens Mak is de beschrijving van de betreffende werkelijkheid niets anders dan ‘pessimisme’ en dat is schaamteloos. ‘Steinbeck was een doemdenker,’ wiens mentaliteit ‘ongegeneerd’
in strijd was met de ‘Amerikaanse’ volksaard,
want ‘de Amerikanen… zijn hele optimistische mensen,’ aldus Geert Mak. Aan
welk schaamteloos pessimisme had Steinbeck zich schuldig gemaakt? Wel, zoals ik
eerder al in De Val van het Amerikaanse Imperium noteerde, schreef Steinbeck
in een brief aan Adlai Stevenson, de Amerikaanse topdiplomaat en tot tweemaal
toe Democratisch presidentskandidaat, over het:
‘alles doordringende zenuwgas van immoraliteit die in
de kleuterklas begint en niet stopt voordat het de hoogste posten heeft
bereikt, zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid.’
Steinbeck wees zijn vriend erop dat de VS gekenmerkt
werd door:
het geweld, de wreedheid en hypocrisie, symptomatisch
voor een bevolking dat te veel heeft, en tenslotte is er de norse
slechtgehumeurdheid die zich alleen manifesteert bij mensen wanneer die bang
zijn.
In dezelfde brief beschreef hij zijn en Stevenson’s
landgenoten als mensen die:
teveel
DINGEN bezittend hun uren op de bank doorbrengen en hun geld besteden aan het
zoeken naar een ziel. Een vreemde soort zijn wij. We kunnen alles weerstaan
waarmee God en de Natuur ons bekogeld behalve overvloed. Als ik een natie zou
willen vernietigen zou ik het te veel geven en ik zou het op haar knieën
krijgen, miserabel, vol begeerte en ziek.
De grote schrijver merkte tenslotte op dat:
iemand
ons systeem opnieuw moet onderzoeken, en dat snel. Wij kunnen niet verwachten
onze kinderen te leren goede en achtenswaardige mensen te worden wanneer de
stad, de staat, de regering, het bedrijfsleven, alle de hoogste beloningen
geven voor bedrog en oneerlijkheid. Op elk niveau is de zaak gecorrumpeerd,
Adlai.
De scherpzinnige Steinbeck’s zag de
nerveuze rusteloosheid, een honger, een dorst, een
brandend verlangen naar iets onbekends – misschien wel moraliteit.
Al
een eeuw eerder had het opperhoofd Seattle de blanke kolonist op hetzelfde gewezen toen hij sprak over de onverzadigbare begeerte en daarmee gekoppelde vervreemding van de blanke die daardoor nooit zou kunnen wortelen in het nieuwe continent:
Wij
weten dat de witte man onze manieren niet begrijpt. Eén deel van het land is
voor hem hetzelfde als het andere, want hij is een vreemdeling die in de nacht
aankomt en alles van het land neemt dat hij nodig heeft. De aarde is niet zijn
broeder, maar zijn vijand – en zodra hij het veroverd heeft, trekt hij verder.
Hij laat het graf van zijn vader achter en het geboorterecht van zijn kinderen
wordt vergeten.
En de laatste van de grote Indiaanse opperhoofden, Chief Luther Standing
Bear, beschreef aan het begin van de twintigste eeuw deze stoornis als volgt:
De witte man wordt nog steeds gekweld door primitieve angsten; nog
steeds draagt hij in zijn bewustzijn de grote angsten mee van dit gekoloniseerd
continent, waarvan sommige delen zich nog steeds niet hebben overgeleverd aan
zijn onderzoekende voetstappen en zijn vorsende ogen… De man uit Europa is nog
steeds een buitenlander en een vreemdeling… De mens moet worden geboren en
herboren om zich ergens thuis te kunnen voelen.
Als eersten ondervonden de Indianen wat de expansionistische blanke beschaving in de praktijk betekende. Terwijl de Europese kolonisten druk doende
waren de christelijke beschaving met ultiem geweld op te leggen, zei Luther Standing
Bear:
Mij wordt sinds de dagen van het reservaat “civilisatie” opgedrongen, en
zij heeft geen greintje toegevoegd aan mijn gevoel voor rechtvaardigheid, aan
mijn eerbied voor de rechten van het leven, aan mijn liefde voor de waarheid, eerlijkheid, en edelmoedigheid, of
aan mijn geloof in Wakan Tanka, God van de Lakota’s.
En de gedachte dat Luther Standing Bear voor inmiddels honderden miljoenen anderen
sprak, is geenszins ver gezocht. ‘Yankee
Go Home,’ is de profetische leuze die al in mijn jeugd, een halve eeuw
geleden, overal ter wereld te horen was. ‘Yankee
Go Home.’ Maar dat is nu juist het probleem, de inwoners van de VS worden
permanent geestelijk zowel als lichamelijk via angst en commercie gemobiliseerd
gehouden. In feite heeft hij geen thuis. Hij was sinds hij Europa had verlaten
almaar op zoek geweest naar een beloofd land dat zijn droom zou verwezenlijken.
Vergeefs, voor velen. Zonder economisch en militair expansionisme zou het Amerikaanse
systeem snel ineenstorten. Daarom blijft ook nu nog de Amerikaanse plutocratie een beroep doen op de ‘civiliserende
onderwerping van de wilde door de Angelsaksische democraat,’ een feit waaraan de
Amerikaanse historicus William Appleman William toevoegde dat ‘exporteurs van katoen, kapitaal, en kerosine allen eisten dat de
overheid de deur opende naar consumenten in de hele wereld,’ en vooral ook
in Azië met zijn miljarden tellende bevolking. ‘Gebruik economische en
militaire macht om de kolonisatiegrens van de Verenigde Staten westwaarts te
laten expanderen naar het binnenland van China.’ Dit is het centrale
uitgangspunt van het Amerikaanse buitenlandse politieke beleid. Het westerse
concern, geschoold in het bijeenbrengen van kapitaal, technologische kennis, en
management, was het ideale instituut om de geglobaliseerde wereld onder de
heerschappij te brengen van het Amerikaans imperium. Al een eeuw geleden
verklaarde president Woodrow Wilson dat ‘alles wat
ik ooit geschreven heb over het onderwerp van hem kwam,’ daarbij verwijzend
naar de opvattingen van de invloedrijke Amerikaanse historicus Jackson Turner.
Volgens hem was dat de voornaamste taak van de VS ‘om democratische instituten en
idealen in stand te houden’ om zo binnenlandse spanningen te vermijden,
de Amerikaanse rijkdom almaar te vergroten, en om de interne tegenstellingen
van het kapitalisme zo lang mogelijk te neutraliseren. Na de desastreuze
beurskrach van 1929 formuleerde Franklin Delano Roosevelt de noodzaak van
globalisering aldus:
Onze laatste kolonisatiegrens is al lang geleden bereikt. Er bestaat
geen veiligheidsklep meer in de vorm van een westerse prairie… gelijkheid van
mogelijkheden zoals we die gekend hebben bestaat niet langer… Onze taak is nu
het ontdekken of exploiteren van natuurlijke hulpbronnen, of het
noodzakelijkerwijs produceren van meer goederen. Het is de… minder dramatische
zaak van het beheren van hulpbronnen en materieel die al in onze handen zijn,
het herstellen van buitenlandse markten voor onze geproduceerde overschotten.
Het achterliggende idee is dat de staat al zijn macht moet inzetten om
de economische expansie mogelijk te maken. Opmerkelijk is dat pas toen de VS
aan de Tweede Wereldoorlog ging meedoen de Amerikaanse economie uit de al meer
dan een decennium durende depressie geraakte. Het was de invloedrijke Amerikaanse historicus Charles A. Beard,
die aantoonde dat de ideologie van het expansionisme telkens weer zou uitlopen op
grootscheeps geweld:
In een eindige wereld zou de poging om de nationale grens almaar te
laten expanderen, of dit nu in ideologisch, politiek, of economisch opzicht
was, leiden tot oorlog en tirannie. De democratie zou worden vernietigd.
In de ogen van Geert Mak is dit ‘ongegeneerd… doemdenken,’ benevens 'conservatief.' En
waarom? Omdat hij de werkelijkheid geen plaats kan geven. Of zoals hij mij in
januari van dit jaar schreef:
Het probleem met jou is dat je verdomd vaak gelijk hebt, en dat het vaak
geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt… Jij ziet veel dingen
scherper en eerder, maar…' zo schreef Mak: 'Ik kan
niet zonder hoop, Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch
zo.'
Nu naderen we de essentie van zijn wereldbeeld.
Geert Mak ziet de beschrijving van de werkelijkheid als ‘het koesteren van uiterst sombere voorspellingen,’ zoals Van
Dale’s uitleg van ‘doemdenken’
is, overigens een typisch Nederlandse kwalificatie. Met andere woorden: omdat hij ‘niet zonder hoop’ kan, slaagt hij er niet in
de realiteit te accepteren voor wat die is, zelfs niet als hij weet dat anderen 'veel dingen scherper en eerder' zien, hetgeen hij niet als zijn probleem ziet, maar 'het probleem' van de ander die 'verdomd vaak gelijk' heeft. Er is voor hem maar 1 conclusie mogelijk: Steinbeck is een 'ongegeneerde doemdenker,' hoe gelijk hij ook mag hebben. Met andere woorden: in tegenstelling tot de Amerikaanse schrijver John Steinbeck kan de Nederlandse reiziger Geert Mak de werkelijkheid niet beschrijven. Hij ziet die realiteit wel, het kwartje valt alleen niet. En omdat een schrijver de realiteit niet
volledig kan negeren en dus wel degelijk af en toe ook de andere kant van de munt moet tonen, heeft Mak een onevenwichtig boek geschreven vol
vaagheden en tegenstrijdigheden, een chaos van relevante en triviale anecdotes is. Het gaat hem niet om de werkelijkheid, maar om de
positieve boodschap die hij als zoon van een dominee het grote publiek wil
geven. Vandaar dat hij zich opwerpt als éminence grise van de polder intelligentsia. Overigens zit hier een positive kant
aan, aangezien Mak ‘op zijn manier ook een soort held’ is, om in de terminologie
van Geert te blijven. Hij is een fatsoenlijke burger met een
sociaaldemocratisch wereldbeeld. De vraag is alleen: ‘welke hoop kan een miljonair,’ als
Mak
‘zich permitteren?’ Maar juist op die
vraag van mij heeft hij nooit geantwoord. Ik kom hierop terug.
1 opmerking:
http://www.youtube.com/watch?v=EuP3WJOLoQI
The Antichrist Orders 1 Million CIA Officers to Start The Flood of Sins!!
Corrie
Een reactie posten