donderdag 8 november 2012

'Deskundigen' 25




Ooit zei de criticus Michaël Zeeman in zijn VPRO-boekenprogramma over Geert Mak’s De eeuw van mijn vader dat het boek ‘iets in de trant van voer voor debielen’ was. Toen ik Zeeman ongeveer een jaar voor zijn dood tegenkwam, vroeg ik wat hij daarmee had bedoeld. Hij verklaarde dat de stijl en de inhoud dermate simplistisch was dat het een belediging voor het intellect was. ‘Het boek mist diepgang,’ aldus deze criticus.

Ik moest hieraan denken toen ik aan Geert Mak’s Reizen zonder John begon. Een voorbeeld. Op pagina 409 schrijft Mak:

Monterey vormt een definitieve breuk in Travels with Charley. Steinbecks eeuwig sluimerende pessimisme breekt nu ongegeneerd naar buiten… De dagen van het pure Amerikaanse optimisme zijn nu voorbij. Ook Steinbeck was een doemdenker… zijn zorgen over de Amerikaanse samenleving zou menig hedendaags conservatief herkennen… De manier waarop zijn zijn oude Monterey was omgebouwd tot een consumptiepark was tekenend voor alles wat hij tijdens zijn reis door Amerika had waargenomen: de onttakeling van het politieke debat, de rusteloosheid van de Amerikanen, hun consumptiedrift, hun blindheid voor alle verkwisting, hun verspeelde idealen.

Ook hier is weer sprake van de bekende Makiaanse tegenstrijdigheid. Waarom is een Amerikaanse auteur een doemdenker wanneer hij de werkelijkheid beschrijft? Dat lijkt paradoxaal, maar is het niet in het mens- en wereldbeeld van Mak. De kern van de zaak zit in zijn karakterisering van Steinbeck’s werk, in het negatieve bijvoeglijk naamwoord ’ongegeneerd.’ Volgens Mak is de beschrijving van de betreffende werkelijkheid niets anders dan ‘pessimisme’ en dat is schaamteloos. ‘Steinbeck was een doemdenker,’ wiens mentaliteit ‘ongegeneerd’ in strijd was met de ‘Amerikaanse’ volksaard, want ‘de Amerikanen… zijn hele optimistische mensen,’ aldus Geert Mak. Aan welk schaamteloos pessimisme had Steinbeck zich schuldig gemaakt? Wel, zoals ik eerder al in De Val van het Amerikaanse Imperium noteerde, schreef Steinbeck in een brief aan Adlai Stevenson, de Amerikaanse topdiplomaat en tot tweemaal toe Democratisch presidentskandidaat, over het:

‘alles doordringende zenuwgas van immoraliteit die in de kleuterklas begint en niet stopt voordat het de hoogste posten heeft bereikt, zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid.’

Steinbeck wees zijn vriend erop dat de VS gekenmerkt werd door:

het geweld, de wreedheid en hypocrisie, symptomatisch voor een bevolking dat te veel heeft, en tenslotte is er de norse slechtgehumeurdheid die zich alleen manifesteert bij mensen wanneer die bang zijn.

In dezelfde brief beschreef hij zijn en Stevenson’s landgenoten als mensen die:

teveel DINGEN bezittend hun uren op de bank doorbrengen en hun geld besteden aan het zoeken naar een ziel. Een vreemde soort zijn wij. We kunnen alles weerstaan waarmee God en de Natuur ons bekogeld behalve overvloed. Als ik een natie zou willen vernietigen zou ik het te veel geven en ik zou het op haar knieën krijgen, miserabel, vol begeerte en ziek.

De grote schrijver merkte tenslotte op dat:

iemand ons systeem opnieuw moet onderzoeken, en dat snel. Wij kunnen niet verwachten onze kinderen te leren goede en achtenswaardige mensen te worden wanneer de stad, de staat, de regering, het bedrijfsleven, alle de hoogste beloningen geven voor bedrog en oneerlijkheid. Op elk niveau is de zaak gecorrumpeerd, Adlai. 

De scherpzinnige Steinbeck’s zag de

nerveuze rusteloosheid, een honger, een dorst, een brandend verlangen naar iets onbekends – misschien wel moraliteit.

Al een eeuw eerder had het opperhoofd Seattle de blanke kolonist op hetzelfde gewezen toen hij sprak over de onverzadigbare begeerte en daarmee gekoppelde vervreemding van de blanke die daardoor nooit zou kunnen wortelen in het nieuwe continent:

Wij weten dat de witte man onze manieren niet begrijpt. Eén deel van het land is voor hem hetzelfde als het andere, want hij is een vreemdeling die in de nacht aankomt en alles van het land neemt dat hij nodig heeft. De aarde is niet zijn broeder, maar zijn vijand – en zodra hij het veroverd heeft, trekt hij verder. Hij laat het graf van zijn vader achter en het geboorterecht van zijn kinderen wordt vergeten.

En de laatste van de grote Indiaanse opperhoofden, Chief Luther Standing Bear, beschreef aan het begin van de twintigste eeuw deze stoornis als volgt:

De witte man wordt nog steeds gekweld door primitieve angsten; nog steeds draagt hij in zijn bewustzijn de grote angsten mee van dit gekoloniseerd continent, waarvan sommige delen zich nog steeds niet hebben overgeleverd aan zijn onderzoekende voetstappen en zijn vorsende ogen… De man uit Europa is nog steeds een buitenlander en een vreemdeling… De mens moet worden geboren en herboren om zich ergens thuis te kunnen voelen.

Als eersten ondervonden de Indianen wat de expansionistische blanke beschaving in de praktijk betekende. Terwijl de Europese kolonisten druk doende waren de christelijke beschaving met ultiem geweld op te leggen, zei Luther Standing Bear:

Mij wordt sinds de dagen van het reservaat “civilisatie” opgedrongen, en zij heeft geen greintje toegevoegd aan mijn gevoel voor rechtvaardigheid, aan mijn eerbied voor de rechten van het leven, aan mijn  liefde voor de waarheid, eerlijkheid, en edelmoedigheid, of aan mijn geloof in Wakan Tanka, God van de Lakota’s.

En de gedachte dat Luther Standing Bear voor inmiddels honderden miljoenen anderen sprak, is geenszins ver gezocht. ‘Yankee Go Home,’ is de profetische leuze die al in mijn jeugd, een halve eeuw geleden, overal ter wereld te horen was. ‘Yankee Go Home.’  Maar dat is nu juist het probleem, de inwoners van de VS worden permanent geestelijk zowel als lichamelijk via angst en commercie gemobiliseerd gehouden. In feite heeft hij geen thuis. Hij was sinds hij Europa had verlaten almaar op zoek geweest naar een beloofd land dat zijn droom zou verwezenlijken. Vergeefs, voor velen. Zonder economisch en militair expansionisme zou het Amerikaanse systeem snel ineenstorten. Daarom blijft ook nu nog de Amerikaanse plutocratie een beroep doen op de ‘civiliserende onderwerping van de wilde door de Angelsaksische democraat,’ een feit waaraan de Amerikaanse historicus William Appleman William toevoegde dat ‘exporteurs van katoen, kapitaal, en kerosine allen eisten dat de overheid de deur opende naar consumenten in de hele wereld,’ en vooral ook in Azië met zijn miljarden tellende bevolking. ‘Gebruik economische en militaire macht om de kolonisatiegrens van de Verenigde Staten westwaarts te laten expanderen naar het binnenland van China.’ Dit is het centrale uitgangspunt van het Amerikaanse buitenlandse politieke beleid. Het westerse concern, geschoold in het bijeenbrengen van kapitaal, technologische kennis, en management, was het ideale instituut om de geglobaliseerde wereld onder de heerschappij te brengen van het Amerikaans imperium. Al een eeuw geleden verklaarde president Woodrow Wilson dat ‘alles wat ik ooit geschreven heb over het onderwerp van hem kwam,’ daarbij verwijzend naar de opvattingen van de invloedrijke Amerikaanse historicus Jackson Turner. Volgens hem was dat de voornaamste taak van de VS ‘om democratische instituten en idealen in stand te houden’ om zo binnenlandse spanningen te vermijden, de Amerikaanse rijkdom almaar te vergroten, en om de interne tegenstellingen van het kapitalisme zo lang mogelijk te neutraliseren. Na de desastreuze beurskrach van 1929 formuleerde Franklin Delano Roosevelt de noodzaak van globalisering aldus:

Onze laatste kolonisatiegrens is al lang geleden bereikt. Er bestaat geen veiligheidsklep meer in de vorm van een westerse prairie… gelijkheid van mogelijkheden zoals we die gekend hebben bestaat niet langer… Onze taak is nu het ontdekken of exploiteren van natuurlijke hulpbronnen, of het noodzakelijkerwijs produceren van meer goederen. Het is de… minder dramatische zaak van het beheren van hulpbronnen en materieel die al in onze handen zijn, het herstellen van buitenlandse markten voor onze geproduceerde overschotten.

Het achterliggende idee is dat de staat al zijn macht moet inzetten om de economische expansie mogelijk te maken. Opmerkelijk is dat pas toen de VS aan de Tweede Wereldoorlog ging meedoen de Amerikaanse economie uit de al meer dan een decennium durende depressie geraakte. Het was de invloedrijke Amerikaanse historicus Charles A. Beard, die aantoonde dat de ideologie van het expansionisme telkens weer zou uitlopen op grootscheeps geweld:

In een eindige wereld zou de poging om de nationale grens almaar te laten expanderen, of dit nu in ideologisch, politiek, of economisch opzicht was, leiden tot oorlog en tirannie. De democratie zou worden vernietigd.


In de ogen van Geert Mak is dit ‘ongegeneerd… doemdenken,’ benevens 'conservatief.' En waarom? Omdat hij de werkelijkheid geen plaats kan geven. Of zoals hij mij in januari van dit jaar schreef:

Het probleem met jou is dat je verdomd vaak gelijk hebt, en dat het vaak geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt… Jij ziet veel dingen scherper en eerder, maar…' zo schreef Mak: 'Ik kan niet zonder hoop, Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo.'

Nu naderen we de essentie van zijn wereldbeeld. Geert Mak ziet de beschrijving van de werkelijkheid als ‘het koesteren van uiterst sombere voorspellingen,’ zoals Van Dale’s uitleg van ‘doemdenken’ is, overigens een typisch Nederlandse kwalificatie. Met andere woorden: omdat hij ‘niet zonder hoop’ kan, slaagt hij er niet in de realiteit te accepteren voor wat die is, zelfs niet als hij weet dat anderen 'veel dingen scherper en eerder' zien, hetgeen hij niet als zijn probleem ziet, maar 'het probleem' van de ander die 'verdomd vaak gelijk' heeft. Er is voor hem maar 1 conclusie mogelijk: Steinbeck is een 'ongegeneerde doemdenker,'  hoe gelijk hij ook mag hebben. Met andere woorden: in tegenstelling tot de Amerikaanse schrijver John Steinbeck kan de Nederlandse reiziger Geert Mak de werkelijkheid niet beschrijven. Hij ziet die realiteit wel, het kwartje valt alleen niet. En omdat een schrijver de realiteit niet volledig kan negeren en dus wel degelijk af en toe ook de andere kant van de munt moet tonen, heeft Mak een onevenwichtig boek geschreven vol vaagheden en tegenstrijdigheden, een chaos van relevante en triviale anecdotes is. Het gaat hem niet om de werkelijkheid, maar om de positieve boodschap die hij als zoon van een dominee het grote publiek wil geven. Vandaar dat hij zich opwerpt als éminence grise van de polder intelligentsia. Overigens zit hier een positive kant aan, aangezien Mak op zijn manier ook een soort held’ is, om in de terminologie van Geert te blijven. Hij is een fatsoenlijke burger met een sociaaldemocratisch wereldbeeld. De vraag is alleen: welke hoop kan een miljonair,’ als Mak ‘zich permitteren?’ Maar juist op die vraag van mij heeft hij nooit geantwoord. Ik kom hierop terug.



1 opmerking:

Anoniem zei

http://www.youtube.com/watch?v=EuP3WJOLoQI
The Antichrist Orders 1 Million CIA Officers to Start The Flood of Sins!!

Corrie