De reden dat ik mij de afgelopen twee weken Geert Mak’s zoektocht naar zijn ‘Amerika’ analyseer, is dat zijn opvattingen zo typerend zijn voor de plooibaarheid van de ‘Nederlandse
volksaard.’ Geert is de redelijkheid zelve, het vlees geworden
poldermodel, de burger die de controverse mijdt. Zijn levenshouding wordt
gekenmerkt door ‘burgerlijke gemoedelijkheid,’ die ‘een lichte graad van knoeierij
of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt,’ om de grote
historicus Johan Huizinga andermaal te citeren. Dat blijkt ook uit de
betweterigheid van de kleinburger in dit kleine ‘gidsland.’ Met verbazingwekkende naieviteit en wereldvreemdheid kan de Hollander zich niet voorstellen hoe cynisch het
bewustzijn van de ware machthebbers werkt. De Nederlander denkt dat als de rest
van de wereld nu maar ons poldermodel overneemt, alle problemen op aarde kunnen
worden verholpen. Een kwestie van een beetje geven en nemen, dan komen we er
met z’n allen wel uit. Ook al is men half geinformeerd, dan nog weerhoudt dit
de Nederlander er niet van om met grote stelligheid gekoesterde cliche’s te verkondigen.
Mak’s reisboek weerspiegelt deze mentaliteit.
Op pagina 293 van schrijft Geert Mak:
Volgens de historicus Frederick Jackson Turner was the
end of the frontier een omslagpunt in de Amerikaanse geschiedenis. De
frontier-ervaring had individualisme en democratie gebracht, en immigranten uit
alle delen van Europa hadden gemeenschappelijk lief en leed gedeeld. Nu deze
fase voorbij was zou, zo vreesde hij, democratie vervangen worden door
privilege en hierarchie, individualisme
door conformisme, etnische harmonie door een toren van Babel. Zijn
theorie vond veel weerklank, tot op de dag van vandaag.
Als Mak het werk van Jackson Turner zou hebben
gelezen, wat hij volgens zijn literatuurlijst niet heeft gedaan, dan had hij
geweten dat zijn weergave van de gedachtewereld van
deze vooraanstaande Amerikaanse historicus onjuist is. Ik ga wat dieper op dit onderwerp
in omdat het zo doorslaggevend is voor een beter begrip van de drijfveren
achter de politiek van de Amerikaanse plutocratie. Het expansionisme van de VS
kent namelijk een continuiteit die tot vandaag de dag doorgaat. De Amerikaanse
historicus Richard Drinnon over het werk van Turner:
In 1896 he returned to his theme with ‘The Problem of
the West’ and repeated that expansion
of the frontier was the key factor in the growth of the American economy and
society: ‘For nearly three centuries the dominant fact in American life has
been expansion,’ he observed in words Theodore Roosevelt was to adopt as a
refrain in the campaign of 1900. Though expansion had been checked at the
Pacific coast, Turner wrote, the current call for a vigorous foreign policy, an
inter-oceanic canal, and enhanced sea power, ‘and for the extension of American
influence to outlying islands and adjoining countries, are indications the
movement will continue.’ The historian might have been laying out the course of
our own odyssey… Turner surely
anticipated the gist of countless expressions of U.S. foreign policy, from John
Hay’s Open Door Notes to and beyond Richard M. Nixon’s 1967 statement on
Indochina: ‘Both our interests and our ideals propel us westward across the
Pacific.’ […] Turner saw clearly the direction the empire was headed in and
even foresaw the inner identities of the New Frontier and the old, long before
John F. Kennedy so christened the former.
Kort samengevat: de ‘de frontier-ervaring’ was
volgens Turner geenszins 'voorbij,’ zoals
Mak stelt, aangezien ‘extension of American influence to
outlying islands and adjoining countries… will continue.’ Het is van
doorslaggevend belang om de continuiteit te beseffen, en wel omdat ze een verklaring
geeft voor zowel het voortdurende expansionisme van de VS als de talloze gewelddadige Amerikaanse interventies overal ter wereld. Het voortdurend gemobiliseerd zijn,
‘de
frontier-ervaring’ heeft het mens- en wereldbeeld van allereerst het establishment
in de Verenigde Staten gevormd. Het is de kern ervan, waar al het andere
logisch uit voortvloeit.
Mak doorziet dit niet en kan daardoor tegenover Vrij
Nederland zonder enige terughoudendheid het volgende beweren over president Lyndon
Johnson:
De grote tragedie blijft wel dat hij zich heeft laten
verstrikken in de Vietnamoorlog.
‘Laten verstrikken?’ Alsof er geen ideologie aan ten grondslag lag, alsof dit
bloedbad waarbij meer dan 3.4 miljoen Zuidoost Aziaten gedood werden en nog
meer miljoenen gewond of zwaar gehandicapt raakten, een persoonlijke fout is
geweest van een of andere president, en niet het logische gevolg was van de
expansie-ideologie en de daaruit ontstane domino-theorie en alsof er geen
militair industrieel complex bestond, waarvoor eerder al president Eisenhower had
gewaarschuwd omdat
The total influence -- economic, political, even spiritual -- is felt in
every city, every State house, every office of the Federal government… Our
toil, resources and livelihood are all involved; so is the very structure of
our society. In the councils of government, we must guard against the
acquisition of unwarranted influence, whether sought or unsought, by the
military industrial complex. The potential for the disastrous rise of misplaced
power exists and will persist.
Voor Mak geldt kennelijk ook niet de
werkelijkheid van de Koude Oorlog,
waarover Noam Chomsky in zijn national
bestseller getiteld Deterring
Democracy schreef:
For the United States, the Cold War
has been a history of world-wide subversion, aggression and state terrorism,
with examples too numerous to mention. The domestic counterpart has been the
entrenchment of Eisenhower's "military-industrial complex," in
essence, a welfare state for the rich with a national security ideology for
population control (to borrow some counterinsurgency jargon), following the
prescriptions of NSC 68. The major institutional mechanism is a system of
state-corporate industrial management to sustain high technology industry,
relying on the taxpayer to fund research and development and provide a
guaranteed market for waste production, with the private sector taking over
when there are profits to be made. This crucial gift to the corporate manager
has been the domestic function of the Pentagon system (including NASA and the
Department of Energy, which controls nuclear weapons production); benefits
extend to the computer industry, electronics generally, and other sectors of
the advanced industrial economy.18
In such ways, the Cold War has provided a large part of the underpinnings for
the system of public subsidy, private profit, that is proudly called Free
Enterprise.
Maar omdat Mak het werk van Chomsky niet
gelezen heeft, weet hij dit alles niet. Trouwens, hij heeft ook Robert McNama’s
onthullende boek In Retrospect: The
Tragedy and Lessons of Vietnam niet gelezen,
waarin deze voormalige minister van Defensie In 1995 schreef dat als gevolg van het Vietnam-beleid van
‘de regeringen Kennedy, Johnson en
Nixon… verschrikkelijk leed’ was toegebracht aan
miljoenen mensen, omdat ‘wij de macht onderschatten van het nationalisme
teneinde een volk te motiveren… om te vechten en te sterven voor hun
overtuigingen en waarden- en we blijven dat vandaag de dag nog steeds doen in
vele delen van de wereld,’ terwijl ‘wij niet het door God gegeven
recht hebben om elke natie naar ons eigen beeld te scheppen.’
Geen woord van McNamara in Mak’s reisboek. En ook de volgende informatie
over de genadeloosheid van elk imperium ontbreekt:
In the documentary Fog of War, Former Secretary of Defense
Robert McNamara talks about how, as a lieutenant colonel advising Colonel
Curtis LeMay during World War II, he helped plan the firebombing of Tokyo. As
McNamara’s eyes fill with tears, he talks about the final days of the war: ‘In a single night we burned to death 100,000 Japanese
civilians in Tokyo — men, women and children.’ The documentary shows the US audience the level of decimation through
a comparison of Japanese and US cities. McNamara talks about the
event to advocate proportionality in
war.
‘Killing 50-90% of the people in 67 Japanese cities and then bombing them with two nuclear bombs is not proportional, in the minds of some people, to the objectives we were trying to achieve.’
But as I see the film,
McNamara unintentionally undermines the legitimacy of war crimes jurisprudence
as the scene comes to a close.
‘What makes it immoral if you
lose but not if you win?’
McNamara never comes to grip
with the answer: nothing — war is war. Victors
judge right and wrong, decide who is a war criminal, and write the history
books (mentioned here and here; or see Marmot on the subject here and here). As horrible as the firebombing was,
as horrible as Japan’s war in East Asia was, when it comes to war, the victors
must fight total war until surrender. Ceasefires and conditional surrenders
frequently perpetuate conflict. That is the result of
war between great powers.
Which gets to my problem with
war crimes. McNamara admits that ‘[Lemay],
and I’d say I, were behaving as war criminals.’ But the two never went before court to answer for their actions — they
were treated as heros when they returned home victorious. In fact, the threat
of war crimes trials could even encourage violence, or a stubborn refusal to
surrender, if the leaders know they will be tried, executed, and relegated to
perpetual historical infamy if they lose.
Generaal Curtis LeMay, die
opklom tot stafchef van de Amerikaanse luchtmacht, vatte de Amerikaanse
strategie als volgt samen:
There is no such thing as an
innocent civilian.
En over de Vietnamezen zei hij
tijdens de Vietnam Oorlog:
We will bomb them back to the
Stone Age.
Ik vermeld dit om aan te geven
hoe ook een zogenaamde democratie totalitaire doelen kan nastreven en genadeloos kan zijn. Geert Mak’s veronderstelling dat een president de ideologie en koers van een
imperium fundamenteel kan veranderen is nonsens. Zijn bewering dat er sprake is
van ‘de
principiele democratische houding van de Amerikanen’ is in dit verband
een vertekening van de werkelijkheid. Telkens weer suggereert Mak dat ‘Amerika’
een functionerende ‘democratie’ is, en dat ‘de
Amerikanen… hele optimistische mensen’ zijn en ‘blijven.’ En iedereen
die daaraan niet voldoet wordt door hem gediskwalificeerd. Totaan John
Steinbeck toe, die volgens Mak een ‘ongegeneerde… doemdenker’ was, 'een oudere man die zichzelf overschreeuwde,' wiens meesterwerk Cannery Row ‘één grote ode aan het doelloze bestaan’
was ‘het
leven omwille van het leven – en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen een
buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek [was].’ Cannery Row als 'afwijzing van Grootse Levensdoelen,' voor de wanhopig naar 'hoop' zoekende Nederlander Geert Mak, die een ‘geheime liefde’ voor ‘Amerika’
koestert met al ‘die
vrije, eigenwijze Amerikanen die ik tijdens dit project tegen het lijf liep,
van Teddy Roosevelt tot de mannen van Al’s Diner…’ waarbij tevens de
vraag opduikt waar en wanneer Geert president Teddy Roosevelt, die in 1919
stierf, ‘tegen het lijf’ liep? Een
andere ‘misschien zelfs anti-Amerikaanse’ auteur is de Amerikaanse
dichter Robinson Jeffers die het volgende schreef:
These tourists have eyes, the hundred watching the dance, white Americans
hungrily too, with reverence, not laughter;
Pilgrims from civilization, anxiously seeking beauty, religion, poetry;
pilgrims from the vacuum.
People from cities, anxious to be human again. Poor show how they suck
you empty! The Indians are emptied,
And certainly there was never religion enough, nor beauty nor poetry here
… to fill Americans.
Robinson Jeffers. New Mexican Mountain. Uit Thurso’s Landing (1930-31)
Waarom ik juist deze ‘onbeschaamde doemdenker’ citeer vertel ik de volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten