De International Herald Tribune, 'The Global Edition of the New York Times,' berichtte gisteren onder de kop 'U.S.-China tensions grow at sea' dat 'Naval test of strength revolves around control of potential of energy source.' Om u de context duidelijk te maken citeer ik verder:
'Superficially, a recent squabble in the South China Sea was over rare corals, clams and sharks that Philippine Navy seamen were trying to seize from a half-dozen Chinese fishing boats -- until two Chinese Marine craft intervened. After tense hours in the tropical waters of the Scarborough Shoal, the Philippine Navy Ship -- a refitted U.S. Coast Guard cutter -- withdrew. But the real stakes were far larger, as the insistent claims of sovereignity over the shoal by the Philippine and Chinese governments since the standoff in April have made clear. The clash intensified longstanding disputes over the strategic and potentially energy-rich area that have become more urgent as the United States and China expand their naval power in the region. "We're just pawns," said Roberto Romulo, a former Philippine foreign secretary who argues that China is flexing its muscles to gain uinimpeded access to vast reserves of natural gas and oil believed to be buried under the South China Sea. "China is testing the United States, that's all it is. And China is eating America's lunch in Southeast Asia." A senior Chinese military officer dismissed any legitimate role for the United States in the South China Sea.'
De Verenigde Staten meent dat het recht heeft op 's werelds grondstoffen en om zo nodig de rest van de wereld te bedreigen of met geweld de eisen van 's werelds enige supermacht af te dwingen. 'From placing American marines in the northern Australian port city of Darwin to increasing military relations with Vietnam -- a county with an uneasy relationship with China -- Washington has signaled its intention to stay. In the latest sign of its resolve, the administration sent Secretary of State Hillary Rodhan Clinton and Defense Secretary Leon E. Panetta to testify last week before the Senate Foreign Relations Committee on the need to ratify a U.N. treaty intended to govern the world's oceans. China is one of the 162 countries that have ratified the Law of the Sea treaty. But the United States has not done so, holding back from formal approval ever since President Ronald Reagan refused to sign it when it was completed in 1982. A major goal of the joint appearance, administration officials said, was to strengthen the legal hand of the United States so that the U.S. Navy can be assured the freedom of navigation that the treaty recognizes beyond any nation's territorial limit of 12 nautical miles, about 14 miles, or 22 kilometers,' aldus het bericht in de Herald Tribune, dat kort samengevat het volgende verzwijgt: 30 jaar lang wilde de VS het verdrag niet ondertekenen omdat het zich daarmee beperkt voelde in de uitoefening van zijn gewelddadige macht, maar nu voelt Washington zich juist door dit verdrag gesterkt om overal met geweld te kunnen ingrijpen, zeker nu 'China argues that freedom of navigation comes into force 200 nautical miles, about 230 miles, or 370 kilometers, from a nation's coast, effectively claiming the South China Sea as its preserve.'
Washington trekt zich hier niets van aan, en laat de Amerikaanse marine China provoceren. 'Yes, we still regularly sell advanced weaponry to a small "break-away" island off China's coast. (Taiwan). We even have a law that mandates it — in so many words. Imagine China doing the same with Cuba, or conducting naval exercises with Venezuela and Mexico in the Gulf, or conducting military spy flights along the California coast. Simply put, we do things in China's front yard that we'd never tolerate from anybody in our own, and if China pushes back at all, we label that provocative... and then sell that many more arms to all of its neighbors — you know, to keep things "balanced."'
Read more: http://www.esquire.com/blogs/politics/us-china-military-relations-6159815#ixzz1wcOyniMH
Ondertussen wordt er door onder andere de zogeheten 'beste krant van de wereld' een al dan niet subtiele perscampagne gevoerd tegen China als opkomende wereldmacht. Zo berichtte 'The Global Edition of the New York Times' vorig weekeinde op de voorpagina: 'Hostility toward foreigners a growing fact of life in China.' Duidelijk is dat na de Sovjet Unie, de Arabische wereld, nu China aan de beurt is om tot de grote vijand te worden gebombardeerd. En wel omdat het de macht van de VS en daarmee het Westen aan banden zal leggen. En dat willen onze machthebbers niet. Vijf eeuwen lang heeft het westerse geweld de wereld kunnen ringeloren en daar mag geen eind aan komen. Onze welvaart, comfort, rijkdommen zijn gebaseerd op ons vermogen maximaal terreur uit te oefenen tegen alles en iedereen die de westerse geopolitieke en daarmee economische belangen inperkt. De Verenigde Staten is slechts de opvolger van het blanke, christelijke, Europese kolonialisme dat rond 1492 begon met de ontdekking van de Nieuwe Wereld. En het ironische is dat het Amerikaanse imperium ruim een eeuw geleden begon met de aanval op de Filippijnen en de grootschalige terreur tegen de Filippijnse bevolking die tegen de Amerikaanse bezetting in opstand kwam.
Tijdens het door Amerikaanse troepen aangerichte bloedblad sprak begin 1900 de invloedrijke republikeinse senator Albert Beveridge het Congres toe over de noodzaak van ‘een Amerikaans Imperium… De Filippijnen zijn voor altijd van ons, “territorium dat eigendom is van de Verenigde Staten,” zoals de Grondwet het noemt. En net voorbij de Filippijnen liggen China’s onmetelijke markten. We zullen ons uit geen van beide terugtrekken.’ Natuurlijk werd dit expansionisme met hoogdravende woorden omkleed. Het was Amerika’s ‘manifest lot’ om over de anderen te heersen, omdat ‘God een glorieuze geschiedenis aan Zijn uitverkoren volk heeft geschonken.’ Bovendien waren gekleurde volkeren volgens Washington niet in staat zichzelf te besturen, getuige de uitspraak van president William Howard Taft dat ‘onze kleine bruine broeders’ tenminste ‘vijftig tot honderd jaar’ onder de directe supervisie van de Amerikaanse elite moesten staan ‘om ook maar iets te kunnen ontwikkelen dat lijkt op de Angelsaksische politieke principes en vaardigheden.’ Maar de ware redenen waren economische, het telkens terugkerende probleem van de overproductie. De toenmalige president McKinley verwoordde dit zonder omwegen toen hij tijdens de grote depressie in de VS aan het eind van de negentiende eeuw verklaarde: ‘Wij hebben goed geld… maar wat we nodig hebben is nieuwe markten,’ omdat, zoals de invloedrijke voorzitter van de Senaats Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen Henry Cabot Lodge, hem nog eens duidelijk had gemaakt, de binnenlandse markten ‘niet voldoende zijn voor onze op volle toeren draaiende industrieën.’ Hoe loffelijk het koloniale streven ook mocht zijn van ‘de oudste democratie ter wereld’ dat ‘begrijpelijkerwijs… kopschuw [is] om zich… met huid en haar te binden aan een internationale rechtsorde,’ (Govert Buijs docent wijsbegeerte en spiritualiteit van de Vrije Universiteit, in het dagblad Trouw) de Filippino's zelf hadden een volstrekt andere opvatting. Ze wilden onafhankelijkheid en een democratie en begrepen niets van de woorden van president Theodore Roosevelt dat ‘piraten en koppensnellers’ geen onafhankelijkheid en democratie nodig hadden en hun land als ‘springplank’ moest dienen voor de Chinese markt met zijn 400 miljoen potentiële klanten. Er brak een drie jaar durende guerrilla oorlog uit, die door de Amerikanen uitgevochten werd onder bevel van generaals die eerder hun sporen hadden verdiend bij het uitroeien van de Indianen en het opsluiten van de enkele overlevenden in reservaten. Een feit dat achteraf door dezelfde Roosevelt gerechtvaardigd werd met de opmerking dat ‘braakliggende ruimtes’ niet ‘gereserveerd moeten worden voor het gebruik van verspreid levende primitieve stammen, wier leven slechts een paar graden minder betekenisloos, smerig, en meedogenloos is dan dat van de wilde beesten met wie ze het gebied delen.’ Gezien Amerika’s ‘christelijke beschavingsoffensief’ in de wereld kon daar natuurlijk geen sprake van zijn. ‘Spreek zachtjes en draag een grote knuppel met je mee; dan kom je heel ver,’ zo vatte president Teddy Roosevelt het uitgangspunt van de Amerikaanse koloniale politiek kort maar krachtig samen. Hoe groot de knuppel was die de VS naar de Filippijnen meenam bleek uit de massale slachtpartij waarop de verovering uitliep. De officiële schattingen lopen uiteen van 200.000 vermoorde ‘kleine bruine broeders’ als gevolg van de directe oorlogshandelingen tot in totaal 1 miljoen dode Filippino’s, die door de onvoorstelbare verwoestingen massaal crepeerden. Tijdens de genocide vroeg Mark Twain zich in een van zijn vele ‘anti-imperialistische’ en na zijn overlijden zwaar gecensureerde essays sarcastisch af of ‘het zo zou kunnen zijn dat er twee soort beschavingen bestaan –één voor binnenlandse consumptie en één voor de heidense markt?’ Slechts één voorbeeld: tijdens de zogeheten ‘pacificatie’ van het eiland Samar kreeg majoor Littletown Waller van generaal Smith opdracht weerloze Filippino’s dood te schieten omdat ‘er geen tijd was om mensen gevangen te nemen,’ en dat van Samar ‘een barre woestenij’ moest worden gemaakt. Toen Waller aan Smith vroeg hoe oud een slachtoffer moest zijn om te kunnen worden gedood, antwoordde de bevelhebber en veteraan van de slachting bij Wounded Knee: ‘Alles boven de tien.”’ De correspondent in Manilla van de Philadelphia Ledger berichtte in november 1901: ‘Onze mannen zijn meedogenloos geweest, hebben… mannen, vrouwen, kinderen en gevangenen uitgeroeid… vanuit het heersende denkbeeld dat de Filippijn als zodanig niet veel beter was dan een hond…Onze soldaten hebben zout water in mannen gepompt om hen te dwingen te praten, en hebben mensen die zich met hun handen omhoog vrijwillig hadden overgegeven gevangen genomen om ze een uur later zonder een flintertje bewijs… op een brug op te stellen en hen één voor één dood te schieten… als voorbeeld voor degenen die hun met kogels doorzeefde lijken zouden vinden.’
Dat de Filippijnen geen op zichzelf staand incident was, maar het begin van het Amerikaanse buitenlands imperialisme blijkt uit de woorden van generaal Smedley Butler, oud bevelhebber van het Amerikaanse Korps Mariniers, die in 1933 na ruim 33 jaar actieve dienst opmerkte: ‘Oorlog is misdaad. Hij wordt gevoerd ten voordele van de zeer weinigen ten koste van de massa. Ik ben heel lang een eersteklas uitsmijter geweest voor het bedrijfsleven. Voor Wall Street en voor de banken. Ik was in feite een misdadiger, een gangster voor het kapitalisme. Ik heb in 1914 Mexico veilig gemaakt voor de Amerikaanse oliebelangen. Ik hielp bij het verkrachten van een half dozijn Midden Amerikaanse republieken voor het profijt van Wall Street. In China heb ik ervoor gezorgd dat Standaard Oil ongestoord zijn weg kon gaan. Al Capone is niet verder gekomen dan drie wijken. Mijn werkterrein omvatte drie continenten.’ Het plegen van grootschalige terreur is een continuïteit in de Amerikaanse geschiedenis. Een decennium geleden vertelde mij een andere ingewijde, de voormalige directeur van het Star Wars programma, luchtmachtkolonel b.d. Robert Bowman: ‘Het Amerikaans imperialisme dateert uit de tijd van de eerste kolonisten. Gewelddadig expansionisme is de rode draad in de geschiedenis van de Verenigde Staten.’
Dat de Filippijnen geen op zichzelf staand incident was, maar het begin van het Amerikaanse buitenlands imperialisme blijkt uit de woorden van generaal Smedley Butler, oud bevelhebber van het Amerikaanse Korps Mariniers, die in 1933 na ruim 33 jaar actieve dienst opmerkte: ‘Oorlog is misdaad. Hij wordt gevoerd ten voordele van de zeer weinigen ten koste van de massa. Ik ben heel lang een eersteklas uitsmijter geweest voor het bedrijfsleven. Voor Wall Street en voor de banken. Ik was in feite een misdadiger, een gangster voor het kapitalisme. Ik heb in 1914 Mexico veilig gemaakt voor de Amerikaanse oliebelangen. Ik hielp bij het verkrachten van een half dozijn Midden Amerikaanse republieken voor het profijt van Wall Street. In China heb ik ervoor gezorgd dat Standaard Oil ongestoord zijn weg kon gaan. Al Capone is niet verder gekomen dan drie wijken. Mijn werkterrein omvatte drie continenten.’ Het plegen van grootschalige terreur is een continuïteit in de Amerikaanse geschiedenis. Een decennium geleden vertelde mij een andere ingewijde, de voormalige directeur van het Star Wars programma, luchtmachtkolonel b.d. Robert Bowman: ‘Het Amerikaans imperialisme dateert uit de tijd van de eerste kolonisten. Gewelddadig expansionisme is de rode draad in de geschiedenis van de Verenigde Staten.’
Meer over de nieuwe wereldoorlog in een volgend stuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten